direct naar inhoud van 5.2 Waterhuishouding
Plan: Spijkvoorderenk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D126-VG01

5.2 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

5.2.1 Beleidskader

Alle waterbeheerders in Nederland hebben nieuwe waterbeheerplannen voor de periode 2010 - 2015 opgesteld. Deze plannen zijn op 1 januari 2010 in werking getreden. Op grond van de nieuwe Waterwet (2009) hebben de waterbeheerplannen een looptijd van zes jaar.

Het plan houdt rekening met de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water en Waterbeleid 21e eeuw. Het Waterbeheersplan rust op vier pijlers, te weten:

  • veilige dijken;
  • ruimte voor water;
  • schoon water;
  • genieten van water.

In het Waterbeheerplan is ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen aangegeven dat het waterschap bij het maken van plannen voor de inrichting van het stedelijk en landelijk gebied aangeeft waar vanuit het watersysteem (bekeken) het beste kan worden gebouwd, landbouw het beste kan plaatsvinden en waar natuur die afhankelijk is van (grond)water zich het beste kan ontwikkelen. Om inzicht te geven in de beperkingen die vanuit het watersysteem aan functies worden opgelegd, is aan het waterbeheersplan een watervisiekaart toegevoegd.

Een afname van de aanwezige ruimte voor waterberging ten gevolge van de uitvoering van ruimtelijke maatregelen moet worden gecompenseerd. In eerste instantie moet deze compensatie binnen het plangebied worden gerealiseerd. Ook moet binnenstedelijke gebieden voldaan worden aan de stedelijke wateropgave.

Het waterschap Groot Salland hanteert de driestapsstrategieën vasthouden-bergen-afvoeren (kwantiteit) en schoonhouden-scheiden-zuiveren (kwaliteit). Het waterschap hanteert als uitgangspunt het afkoppelen van hemelwater van de riolering als de waterkwaliteit dit toelaat. Hierbij geldt oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem als eerste voorkeur. Als dat niet mogelijk is kan water (in eerste instantie via een bodempassage) worden geloosd op oppervlaktewater.

5.2.2 Bodemopbouw

Witteveen en Bos heeft een uitwerking voor de waterhuishouding in het plangebied (nr. DV737-11, d.d. 29 januari 2010) gemaakt.

Volgens de bodemkaart van Nederland komen voornamelijk lemige, leemarme en zwaklemige veldpodzolgronden (Hn23 en Hn21) en lemige beekeerdgronden (Zg23) voor. Ten zuiden van het gebied komen hogere gelegen zwarte enkeerdgronden gelegen op dekzandruggen voor. Uit veldonderzoek in 1994 en 2001 volgt dat de ondiepe bodem (tot 2 m diepte) bestaat uit fijn zand met enkele klei en leemlaagjes.

Tabel Geohydrologische opbouw

Pakket   Diepte m
t.o.v. NAP  
Geologische formaties   Geohydrologische parameter*  
Eerste watervoerend pakket   ca. +6 tot -3   Twente en Kreftenheye   kD = 300 m2/d  
Scheidende laag (kan plaatselijk ontbreken)   ca. -3 tot -5   Eem   c= 10 tot 500 d  
Tweede watervoerend pakket   ca. -5 tot -35   Kreftenheye   k = 2000 m2/d  
Geohydrologische basis   ca. -35 tot -75   Drente   c > 1000 d  

*c = weerstand vertikale grondwaterstroming en kD = doorlaatvermogen

Voor Spijkvoorderenk is een matige doorlatendheid van 0,44 tot 1,47 m/dag afgeleid uit omgekeerde Hooghoudtmetingen. Voor de eventuele toepassing van infiltratie-voorzieningen zal gerekend worden met een doorlatendheid van 0,5 m/dag.

5.2.3 Grondwater

Volgens de bodemkaart worden ter plaatse van de veldpodzolgronden grondwater-trappen V en VI aangetroffen. Ter plaatse van de beekeerdgronden in het oosten van Spijkvoorderenk komt grondwatertrap III voor. De grondwaterstroming in Spijkvoorderenk is noordwestelijk gericht.

grondwatertrap   III   V   VI  
GHG cm - mv   < 40   < 40   40 - 80  
GLG cm - mv   80 – 120   >120   >120  

Tabel: Grondwatertrappen

In de gemeentelijke peilbuizen in de buurt van Spijkvoorderenk is de grondwaterstand gemeten in de periode 1983-2007, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126-VG01_0011.jpg"

Ligging peilbuizen in en om het plangebied (nr's 037, 038, 046/ 047 en 048)

In onderstaande afbeelding zijn de hoogste en laagste grondwaterstanden over deze periode gegeven. De laagste grondwaterstanden in de drie putten verschillen niet veel van elkaar. Langs de Gooikersdijk, ten zuiden van het plangebied, zijn de hoogste grondwaterstanden hoger (meer dan 100 cm) dan langs het Overijssels kanaal en langs de Oerdijk in het studiegebied. De hoogst waargenomen grondwaterstand blijkt sinds 2001 alleen veranderd in peilbuis 48 (Gooikersdijk) van NAP+6,75 m(1998) naar NAP+6,93 m (2002). In de putten 36 en 37 is in de afgelopen 25 jaar slechts zeven keer een hogere grondwaterstand dan 5,5 m waargenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126-VG01_0012.png"

Hoogste en laagste grondwaterstanden t.o.v. NAP in periode 1983-2007 in de omgeving van Spijkvoorderenk

In de studie 'Hydrologisch onderzoek Linderveld' is met behulp van MODFLOW de grondwaterhuishouding van een groter gebied rond de Vijfhoek in kaart gebracht. De berekende grondwaterstanden in Fetlaer / Spijkvoorderenk lopen van NAP +5,0 m langs het Overijssels Kanaal tot NAP +5,25 m in het oostelijk deel. Deze waarden komen goed overeen met de grondwaterstanden uit de gemeentelijke peilbuizen. In die studie is ook het effect van het uitbaggeren van het Overijssels Kanaal op de lokale grondwaterstanden onderzocht. Dit is gedaan voor een deel van het Overijssels Kanaal dat ten noorden van de Vijfhoek ligt. Daar wordt een verhoging van de grondwaterstand van 10 cm nabij het kanaal en van 5 cm op 500 m vanaf het kanaal voorspeld. De verwachting is dat ook in Spijkvoorderenk het effect in dezelfde orde van grootte zal liggen.

Om grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen geldt voor de aanleg van wegen een ontwateringseis van 0,8 m beneden het wegpeil. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen de maximale grondwaterstand en de maaiveldhoogte. Over het algemeen wordt geëist dat de grondwaterstand maximaal eenmaal per jaar de ontwateringsdiepte bereikt. Het wegpeil wordt zodoende geadviseerd op minimaal NAP +6,3 m. Het vloerpeil van woningen met kruipruimte wordt bij voorkeur 20 cm boven het wegpeil aangelegd (minimaal NAP+6,5 m).

De huidige maaiveldhoogte varieert van ongeveer NAP+ 5,9 m in het zuidwesten tot NAP +6,5 m in het noorden en noordoosten van het gebied met enkele uitschieters naar NAP +7,0 m.

5.2.4 Oppervlaktewater

In de huidige situatie watert Spijkvoorderenk af richting de Zandwetering. Het theoretische zomerpeil in de Zandwetering is NAP+5,7 m in het oosten en NAP +5,0 m in het westen. Ter hoogte van Spijkvoorderenk is het theoretische zomerpeil NAP +5,0 m. Het oppervlaktewaterpeil in Spijkvoorderenk ligt op NAP +5,1 tot +5,2 m. Ten westen van Spijkvoorderenk ligt het Overijssels kanaal. Het zomer en winterpeil ligt hier op NAP +5,8 m.

5.2.5 Hemelwater

In het kader van de nota Waterbeheer 21e eeuw, moet worden gestreefd het hemelwater dat afkomstig is van verharde oppervlakken niet aan te sluiten op de aan te leggen riolering. Centraal hierbij staat dat afwenteling moet worden voorkomen door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden - bergen - afvoeren".

Als uitgangspunt van de gemeente en het waterschap voor nieuwe woongebieden wordt een stelsel gehanteerd waarbij het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd via het rioolstelsel en het regenwater van verharde oppervlakken wordt geïnfiltreerd of geborgen in bijvoorbeeld een vijver of ondergrondse infiltratievoorziening. Bij nieuwbouw en/of herstructurering moet ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater voldoende berging worden gerealiseerd.

Er zijn verschillende mogelijkheden voor de hemelwaterafvoer in het plangebied. In het oorspronkelijke plan zou een deel van het gebied via een verbeterd gescheiden stelsel afwateren en een deel via molgoten en greppels naar een wadi in het noorden en naar een infiltratieriool in het zuiden. Een verbeterd gescheiden stelsel past niet binnen het huidige inzicht van het waterschap. Het nieuwe stedenbouwkundig plan wordt aangegrepen voor het opstellen van een duurzame waterhuishouding voor Spijkvoorderenk.

Ter indicatie geldt dat ongeveer 4.650 m3 water aan berging noodzakelijk is. Er zijn voldoende mogelijkheden voor de realisatie van infiltratievoorzieningen. Om vervuiling van water en bodem te voorkomen, moet het gebruik van uitlogende materialen vermeden worden.

5.2.6 Afvalwater

In 1994 is voor de Vijfhoek een rioleringsstructuurplan opgesteld. In de oorspronkelijke opzet zou de gehele Vijfhoek worden voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelstel. Dit rioleringsstructuurplan is de leidraad voor alle te realiseren deelgebieden, waarbij de navolgende hoofdzaken zijn aan te geven:

Het DWA-stelsel van de Vijfhoek bestaat uit een hoofdriool onder de rondweg (Leonard Springerlaan) met een diameter Ø 400 en Ø 500 mm en een buisverhang 1:500/1:600. De grootste afstand tot het gemaal is circa 1.500 m. Het diepste punt bij het gemaal bedraagt ongeveer 5 m beneden maaiveld.

Het DWA-stelsel van Spijkvoorderenk zal worden aangesloten op het bestaande stelsel van het Fetlaer nabij de Willem Witsenstraat en vanaf daar afvoeren via de Leonard Springerlaan naar het hoofdgemaal in de Vijfhoek.

5.2.7 Toekomstige situatie

Het plangebied Spijkvoorderenk is in de huidige situatie in gebruik door de landbouw. Het gebied zal ingericht worden als woongebied met voorzieningen. Door de ontwikkeling van Spijkvoorderenk zal het percentage verhard oppervlak in het gebied toenemen. Voor het centrale deel is 10% extra verhard oppervlak gerekend voor opritten en dergelijke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126-VG01_0013.png"

Toekomstige situatie   West   Zuid   Centraal   Totaal  
bebouwing   13.400   4.400   12.000   29.800  
wegen en trottoirs   18.800   5.200   21.000   45.000  
onverhard   44.500   11.500   78.200   134.200  
totaal   76.700   21.100   111.200   209.000  
5.2.7.1 Toekomstige maaiveldhoogte

Om grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen geldt voor de aanleg van wegen een ontwateringseis van 0,8 m beneden het wegpeil. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen de maximale grondwaterstand en de maaiveldhoogte. Over het algemeen wordt geëist dat de grondwaterstand maximaal eenmaal per jaar de ontwateringsdiepte bereikt. Het wegpeil wordt zodoende geadviseerd op NAP +6,3 m. Het vloerpeil van woningen met kruipruimte wordt bij voorkeur 20 cm boven het wegpeil aangelegd (NAP +6,5 m). De huidige maaiveldhoogte varieert van ongeveer NAP +5,9 m in het zuidwesten tot NAP +6,5 m in het noorden en noordoosten van het gebied met enkele uitschieters naar NAP +7,0 m.

Geadviseerd wordt het huidige maaiveld ter plaatse van toekomstige woningen en wegen waar nodig op te hogen tot NAP +6,3 tot +6,5 m. Voor groenstroken en tuinen is een maaiveldniveau van NAP +6,0 m voldoende. Vrijkomende grond uit wegcunetten en wadi’s kan daarvoor gebruikt worden.

5.2.7.2 Benodigde waterberging

Omdat de huidige landbouwgrond wordt omgevormd tot woningbouw neemt het percentage verhard oppervlak toe. Berging moet gerealiseerd worden om de neerslag die op het verharde oppervlak valt op te kunnen vangen. Van het verhard oppervlak zal 100% worden afgekoppeld om te voldoen aan de huidige uitgangspunten van Waterschap Groot Salland. De benodigde waterberging is indicatief berekend met een standaardbui met een herhalingstijd van 2, 10 en 100 jaar. Bij de indicatieve berekening is uitgegaan van:

  • een initiële berging van 2 mm;
  • 10% extra neerslag als gevolg klimaatverandering;
  • afvoer uit het plangebied 1,1 l/s/ha.

In het nieuwe Gemeentelijk RioleringsPlan 2010 - 2015 van de gemeente is als beleid opgenomen dat er bij nieuwbouw 10 mm neerslag op het eigen terrein geborgen moet worden in een infiltratievoorziening. Vanwege de lastige inpasbaarheid bij dichte bebouwing wordt voorgeschreven dat hier de achterzijde van de woning afvoert op een infiltratievoorziening van 20 mm. Zodoende hoeft geen aansluiting op de riolering gerealiseerd te worden. De voorzijde van rijenbebouwing voert af naar de straat. In totaal moet circa 300 m3 infiltratievoorziening op eigen terrein uitgevoerd worden.

Naast de verplichte infiltratie op eigen terrein zijn aanvullende voorzieningen op openbaar terrein nodig om voldoende waterberging te realiseren. In deze voorzieningen vindt ook infiltratie plaats. Uitgaande van een doorlatendheid van 0,5 m/dag en het opgenomen infiltratieoppervlak is nog 3.390 m3 waterberging nodig in openbare bergingsvoorzieningen.

In onderstaande afbeelding is aangegeven wat de mogelijkheden zijn voor hemelwaterberging en afvoer. Naast de vereiste particuliere infiltratie moeten er aanvullende voorzieningen in het openbaar gebied aangelegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126-VG01_0014.png"

5.2.7.3 Hemelwaterafvoer en berging

De berging van het hemelwater tijdens een extreme bui (T=100 jaar) is van belang voor een robuust watersysteem. Voor het plangebied biedt naast de verplichte particuliere infiltratie de combinatie van infiltratieriolering en wadi’s niet voldoende berging. In het kader van beheer en onderhoud en kosten is het gebruik van meerdere systemen niet gewenst, zoals de combinatie van infiltratieriolering, waterpasserende bestrating en wadi’s. Er wordt hier dan ook geadviseerd om een systeem aan te leggen van waterpasserende bestrating met overloop naar wadi’s in groenstroken en de vereiste particuliere infiltratie-units. In de fundering van de waterpasserende bestrating kan een drain aangelegd worden voor de afvoer naar de wadi’s.

De woningen zullen waar mogelijk bovengronds aangesloten worden op de hemelwatervoorzieningen. De achterkant van woning is een aandachtspunt, maar zal hier aangesloten worden op particuliere infiltratievoorzieningen.

In de contracten met aannemers en andere partijen en in de koopcontracten moet de particuliere infiltratievoorzieningen opgenomen worden. Voorlichting over de particuliere en openbare infiltratievoorzieningen aan (toekomstige bewoners) is gewenst.

5.2.8 Overleg waterbeheerders

Het waterschap Groot Salland is in dit geval de relevante waterbeheerder. Met het betreffende waterschap is overleg gevoerd tijdens de voorbereiding op dit bestemmingsplan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen van het voorontwerp-bestemmingsplan.