direct naar inhoud van Artikel 6 Groen
Plan: Spijkvoorderenk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D126-VG01

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. voet- en rijwielpaden, verhardingen, in- en uitritten;
  • c. parkeervoorzieningen, uitsluitend indien ontheffing is verleend met toepassing van artikel 6.4.1;
  • d. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en infiltratievoorzieningen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen e.d. ;
  • f. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien ontheffing is verleend met toepassing van artikel 6.3.1;
  • g. het beheer, herstel en instandhouding van de houtwal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
  • h. een ontsluiting ten behoeve van een calamiteitenroute, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • i. bouwverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-tijdelijke bouwweg';
  • j. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • k. een grond- en bouwdepot.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 mag bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en wegverlichting mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2onder a en toestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
6.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie
  • f. de sociale veiligheid.
6.3.3 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit omtrent een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

6.4 Ontheffing van de gebruiksregels
6.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in artikel 6.1 onder c en toestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van parkeervoorzieningen.

6.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde ontheffing kan slechts worden verleend:

  • a. indien de noodzaak hiervan is aangetoond;
  • b. mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de groenstructuur.
6.4.3 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit omtrent een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

6.5 Aanlegvergunning
6.5.1 Aanlegvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in 6.5.2 is het ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanwezige boombeplanting te verwijderen en/of aan te tasten, en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben ;
  • b. de gronden op te hogen en/of af te graven;
  • c. (half)verhardingen aan te brengen.
6.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een aanlegvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen aanlegvergunning vereist was;
  • d. werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • e. werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-tijdelijke bouwweg'.
6.5.3 Toepassingsvoorwaarden
  • a. Werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. de betreffende boom in een zodanige staat verkeert dat het voortbestaan niet mogelijk is en/of het historisch ruimtelijk beeld van het betreffende gebied niet onevenredig wordt aangetast.
    • 2. hierdoor geen onevenredig gevaar voor het voortbestaan van de houtwal ontstaat.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming conform het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen teneinde de aanduiding 'specifieke vorm van groen-tijdelijke bouwweg' te verwijderen indien burgemeester en wethouders het gebruik als tijdelijke bouwweg niet meer noodzakelijk achten.