direct naar inhoud van 7.4 Toekomstige situatie
Plan: Buitengebied Deventer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D125-VG02

7.4 Toekomstige situatie

Algemeen

Op het gebied van waterbeheer spelen 2 soorten ontwikkelingen:

  • 1. ontwikkelingen die van 'derden' die van invloed zijn op het waterbeheer;
  • 2. ontwikkelingen die van invloed zijn op het waterbeheer en die door het Waterschap worden geïnitieerd.

Wat betreft de eerste groep ontwikkelingen, kan worden gesteld dat het bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard is. Er worden geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk gemaakt. Wel bestaat de mogelijkheid tot het vergroten van het bouwvlak en worden kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij deze toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren.

Dat betekent dat in de primaire watergebieden het waterbelang nadrukkelijk een rol speelt bij de afweging of agrarische bouwvlakken kunnen worden vergroot. Onderdeel van de primaire watergebieden zijn de bergingsgebieden. Volgens de Waterwet zijn dit voor waterstaatkundige doeleinden bestemde gebieden, op grond van de Wro, die dienen ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en die ook als bergingsgebieden op de Legger zijn opgenomen.

In de Omgevingsvisie heeft de provincie een aantal primaire watergebieden opgenomen. Een aantal van deze gebieden is in de omgevingsvisie concreet begrenst en langs een aantal waterlopen in Deventer zijn de primaire watergebieden in de Omgevingsvisie indicatief vastgelegd. In het bestemmingsplan is de definitieve begrenzing in overleg tussen gemeente en Waterschap vastgesteld. De primaire watergebieden bevatten de laaggelegen gronden langs de watergangen in de omgeving van stedelijk gebied die, na invoering van het WB21-beleid, eens in de 100 jaar onder water lopen. Deze gebieden zijn in het bestemmingsplan vertaald door ze op te nemen in de verbeelding en er regels aan te koppelen die regelen dat het waterbergend vermogen niet wordt aangetast en de waterafvoer niet wordt beperkt.

In de Omgevingsverordening zijn de Schipbeek en het Overijssels Kanaal aangeduid als essentiële waterloop. Dit is een waterloop met een afwateringsfunctie voor een gebied groter dan 5.000 ha. Langs deze zone dient bij nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing binnen een zone van 100 m rekening gehouden worden met de huidige en toekomstige functie van waterafvoer. Bij een ruimtelijke wijziging in dit gebied dient afstemming plaats te vinden met het Waterschap om de functie van het gebied voor waterberging te kunnen waarborgen.

Tot de tweede groep behoren initiatieven van het Waterschap om tot een duurzamer waterbeheer te komen. Onderdeel hiervan is de aanleg van natuurvriendelijke oevers, de aanleg van waterbergingsgebieden, aanleg van vistrappen en dergelijke. Indien deze ingrepen passen binnen de bestemming, dan zijn deze ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt (bijvoorbeeld aanleg van natuurvriendelijke oevers binnen de bestemming Water). Als aan de realisatie eerst een nadere afweging dient plaats te vinden, dan zijn dergelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld aanleg van definitieve waterbergingen).

Het waterbeheer kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd, conform waterschapsbeleid. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-Houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

Volgens beleid van de waterschappen zijn ontwikkelingen die lijden tot een verslechtering van de waterveiligheid niet toegestaan. Het gaat hier om onder andere om activiteiten binnen de keurzone van waterkeringen en om waterbergingsgebieden.

Met het oog op het overstromingsrisico dient voor dijkringgebieden 52 en 53 in principe een overstromingsrisicoparagraaf te worden opgesteld. In een dergelijke paragraaf moet duidelijk worden gemaakt welke voorwaarden in het bestemmingsplan worden opgenomen om de veiligheid op lange termijn voldoende te waarborgen. Dergelijke voorwaarden zijn van toepassing indien in het bestemmingsplan grootschalige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan Buitengebied maakt echter geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het opnemen van een overstromingsrisicoparagraaf is daarom niet aan de orde.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In paragraaf 4.8 is de relatie tussen water en waterstaat en het bestemmingsplan beschreven.