direct naar inhoud van 4.2 Locatiekeuze
Plan: Bedrijvenpark A1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D124-OH01

4.2 Locatiekeuze


Proces
In het in 2003 in procedure gebrachte MER voor het Bedrijvenpark A1 (Oranjewoud, 2002) is, conform de Richtlijnen (gemeente Deventer, 2000), een verantwoording van de locatiekeuze van het Bedrijvenpark A1 opgenomen. Deze verantwoording betrof een samenvatting van het achtergronddocument "Probleem- en doelstelling bedrijventerrein en voetbalstadion" ten behoeve van de milieu-effectrapportages bedrijventerrein Linderveld en Bedrijventerrein A1 (Oranjewoud, 2002). Dit achtergronddocument heeft tezamen met het MER Bedrijvenpark A1 ter inzage gelegen. Zoals eerder gezegd is de context van dit achtergronddocument voor wat betreft het Bedrijvenpark A1 nog steeds actueel.

Aangezien er in het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieu-effectrapportage (d.d. 5 januari 2004) geen opmerkingen zijn gemaakt op deze locatieverantwoording, wordt voor een beschrijving van en toelichting op de locatieafweging verwezen naar het bovengenoemde achtergrondrapport. In deze paragraaf wordt volstaan met een beknopte toelichting op de keuze van de gemeente Deventer om de locatie Bedrijvenpark A1 verder uit te werken. In navolgend kader zijn de onderzochte locaties benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D124-OH01_0008.png"
Bron: MER 2008, Arcadis

De bovenstaande locaties zijn getoetst aan criteria op het gebied van ruimtelijke ordening, mobiliteit en bereikbaarheid, woon- en leefmilieu, landschap, cultuurhistorie en archeologie, water, bodem, ecologie en economie en beschikbaarheid.

Locatiekeuze
Op basis van de locatievergelijking en beoordeling heeft de gemeente Deventer aanvankelijk gekozen voor het uitwerken van de locatie van het Bedrijvenpark A15 en van Linderveld. In het structuurplan van de gemeente Deventer (2004) is het Bedrijvenpark A1 aangemerkt als Bedrijventerrein in ontwikkeling. Ook in de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (mei 2007) is de ontwikkeling van het Bedrijvenpark A1 als autonome ontwikkeling meegenomen. Begin 2006 heeft de Raad van State het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Linderveld in Deventer vernietigd. Dit nieuwe feit kan gevolgen hebben voor de locaties voor bedrijventerreinen en/of woningbouw in de Stedendriehoek, maar welke gevolgen dat zijn, is nu nog niet zeker. Als het andere geplande bedrijventerrein in Deventer, Bedrijvenpark A1 dat nu nog in procedure is, wel doorgang vindt, wordt Linderveld niet als bedrijventerrein, maar als woningbouwlocatie ontwikkeld. Het Bedrijvenpark A1 is echter niet voldoende groot om alle vraag naar bedrijventerreinen in Deventer in de toekomst op te vangen. Een nieuwe grote locatie moet worden gevonden in het regionale verband van de Stedendriehoek. Ook binnen de gemeente Deventer wordt gekeken op welke plaatsen er nog extra ruimte kan worden gevonden voor bedrijvigheid.

De realisatie van Bedrijvenpark A1 betekent een duidelijke versterking van de stedelijke structuur van Deventer. Door de aanwezigheid van bestaande en aanleg van nieuwe infrastructuur is de ontsluiting per auto, fiets en OV goed te organiseren. Door de ligging grenzend aan de rijksweg A1 biedt de locatie verder goede mogelijkheden tot het aantrekken van de gewenste bedrijvigheid. De locatie ligt bovendien geheel binnen de gemeentegrenzen van Deventer. Ook heeft de gemeente een aantal percelen in eigendom, waardoor het terrein in relatief kort tijdsbestek kan worden ontwikkeld.

Op het terrein van 'milieu' scoort het Bedrijvenpark A1 minder gunstig dan de overige onderzochte locaties. De gemeente Deventer is echter van mening dat de genoemde milieugevolgen kunnen worden beperkt wanneer bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan nadrukkelijk rekening wordt gehouden met het milieu. In het plan zal daarom onder meer ruimte gereserveerd worden voor een bufferzone tussen het bedrijventerrein en de woonbebouwing van Epse. Daarnaast zal rekening worden gehouden met de aanwezige "natte" en "droge" ecologische verbindingszones en de benodigde watervoorzieningen voor retentie (wateropslag), inundatie (onder water staan) en bergingscapaciteit. Ook het behoud van in het plangebied aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden vormt een belangrijke randvoorwaarde voor het ruimtelijk ontwerp.