direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Hoornwerk 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D120-OH01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gesteld in artikel 13.2;
  • b. zorgwoningen, uitsluitend conform het gestelde in artikel 7.4.1;

met de daarbij behorende

  • c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeervoorzieningen, onder andere in de vorm van een parkeergarage en ontsluitingsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per woning dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform het gestelde in artikel 12.3, met inachtneming van het volgende:
    • 1. binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakelde woning' dient ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd te worden;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
7.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a mogen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m, dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning, bedragen;
  • b. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat deze ten minste 1,5 m is gelegen onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op percelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage binnen een bouwperceel niet meer dan 60% mag bedragen;
    • 2. op percelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1000 m2, niet meer dan 100 m2bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage binnen een bouwperceel niet meer dan 60% mag bedragen;
    • 3. op percelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, niet meer dan 150 m2bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage binnen een bouwperceel niet meer dan 60% mag bedragen;
  • f. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • g. indien een aanbouw en/of uitbouw gebouwd wordt aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag de diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. onder- en bovengrondse vuilcontainers zijn toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 2,5 m en een bebouwingsoppervlakte die niet meer mag bedragen dan 5 m²;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.4 onder b en worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag worden verhoogd tot 2 m.

7.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie;
  • e. de sociale veiligheid.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 en worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

7.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.