direct naar inhoud van 5.8 Geurhinder
Plan: Bergweide, Kloosterlanden - Hanzepark, Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D119-VG04

5.8 Geurhinder

Op het bedrijventerrein zijn bedrijven gevestigd die geur emitteren afkomstig van uiteenlopende bedrijfsprocessen. Bekende geuremittenten van bedrijven die regelmatig waarneembaar zijn buiten het plangebied zijn opgenomen in onderstaande tabel.

  bedrijf   adres   aard van het bedrijf  
1   Akzo Nobel   Zutphenseweg 10   chemisch bedrijf  
2   Asfaltcentrale Stedendriehoek   Dordrechtweg   asfaltcentrale  
3   Bonar Plastics   Zweedsestraat 10   Kunststof-
verwerkend-
bedrijf  
4   ForFarmers (vh. ABCTA)   Roermondstraat 10   Mengvoeder-
bedrijf  
5   Haust BV (vh.J.B. Bussink)   Hanzeweg   koekfabriek  
6   Hendrix UTD   Roermondstraat 4   Mengvoeder-
bedrijf  
7   Impress   Zweedsestraat 12   Metaal-
verwerkend bedrijf  
8   K. ten Have Koffiebranderij en theepakkerij bv   Rostockstraat 6   koffiebranderij  
9   Meester Stegeman   Rigastraat 17   Vlees-
verwerkend-
bedrijf  
10   Roto Smeets
Deventer  
Hunneperkade 4   diepdrukkerij  

De geurbelasting in de woonomgeving (vooral in het ten oosten gelegen stadsdeel Colmschate Zuid en in de ten noorden gelegen Rivierenwijk) veroorzaakt door deze bedrijven, levert een door de jaren heen wisselend klachtenbeeld op. De geurbelasting in de omgeving is een optelsom van de individuele geuremissies.

De geursituatie
Een graadmeter voor de trend in geurhinder vormen de geregistreerde gegevens met betrekking tot geurklachten. Geurklachten geven een duidelijk signaal van hinder, maar geven slechts ten dele een beeld van de werkelijke hindersituatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D119-VG04_0018.png"
geregistreerde geurklachten gemeente Deventer (1996-2006)

Hoewel de geregistreerde geurklachten de gehele gemeente Deventer beslaan, blijkt het merendeel van de klachten betrekking te hebben op geuremissie afkomstig van het bedrijventerrein Bergweide, Kloosterlanden, Hanzepark en Veenoord. Na een gestage toename van de klachten in de periode 1996-2001 lijkt daarna een daling van het aantal klachten te zijn ingezet. Wel heeft in de afgelopen jaren bij enkele relatief grote bronnen een geursanering plaatsgevonden, door maatregelen en ook door het beëindigen van bedrijfsactiviteiten. Daarmee is de totale, cumulatieve geurbelasting naar een lager niveau teruggedrongen. In 2001 bleek het aantal (ernstig) gehinderden afhankelijk van de woonwijk te variëren tussen ca. 25 en 50%. Grofweg is dat percentage in de daarop volgende jaren gehalveerd. Ingezette geursaneringen bij in de tabel genoemde bedrijven (op grond van de Wet milieubeheer of door sluiting) zullen het aantal geurgehinderden verder doen dalen. Na deze saneringen resteert een acceptabel hinderniveau in de omliggende woonwijken.

Geurbeleid
De nationale doelstelling voor geurhinder is in 2000 landelijk maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstig geurgehinderden in 2010. Sinds de wijziging van het Rijksbeleid voor geur in 1995 is het uitgangspunt dat (nieuwe)hinder voorkomen moet worden (Brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer inzake de uitkomst algemeen overleg Minister van VROM met vaste commissies VROM, EZ en LNV over het stankbeleid, kenmerk LE/LV/AJS95, 16B, juni 1995).Deze brief is integraal overgenomen in de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR).

Eén van de uitgangspunten van het Rijksbeleid is dat als er geen hinder is, maatregelen om emissies te voorkomen niet nodig zijn. Als er wel sprake is van hinder, geldt dat de uitworp van geur dient te worden voorkomen, dan wel zoveel als redelijkerwijs mogelijk te worden beperkt (zie NeR).

De mate van hinder die acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd bestuursorgaan. Daarbij wordt het effect van mogelijke hinderbestrijdingsmaatregelen afgewogen tegen de mate van resulterende resthinder en de aan de maatregelen verbonden kosten. Indien een bedrijfstakstudie is uitgevoerd, dient het bevoegd bestuursorgaan met de resultaten hiervan, zoals weergegeven in de Bijzondere Regelingen van de NeR, rekening te houden. In de Bijzondere Regelingen is op basis van overleg tussen de Rijksoverheid en het bedrijfsleven op brancheniveau aangegeven welk effect met specifieke maatregelen kan worden bewerkstelligd.

Conclusie
Gezien het beeld van de thans ondervonden geurhinder en de verbetering door de ingezette saneringen, wordt de toekomstige situatie als acceptabel gekenmerkt. Er mag daarom geen verslechtering optreden. Aan de andere kant dienen de bestaande rechten van de bedrijven gerespecteerd te worden. Dit betekent dat voor de bedrijven op Bergweide, Kloosterlanden, Hanzepark en Veenoord voor wat betreft de geurbelasting het 'stand-still' principe wordt gehanteerd. De geurbelasting na saneringen wordt daarmee als bovenwaarde gedefinieerd. De geurbelasting mag als gevolg van nieuwe ontwikkelingen niet toenemen.

Dat betekent ook dat er beperkingen worden gesteld aan het ontwikkelen van geurgevoelige bestemmingen zie NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht) op en in de omgeving van het bedrijventerrein. Het voorkomen van nieuwe hinder betekent immers tevens dat geen geurgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd op locaties waar onacceptabele geurhinder kan worden verwacht.