direct naar inhoud van 5.1 Waterhuishouding
Plan: Bergweide, Kloosterlanden - Hanzepark, Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D119-VG04

5.1 Waterhuishouding

Het gemeentelijk beleid is gestoeld op de uitvoering van het Regionaal Bestuursakkoord Water (RBW) voor West Overijssel. Dit akkoord is een uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Daarnaast is het waterbeleid van de gemeente ook vastgelegd in het Waterplan Deventer en het Gemeentelijk Rioleringsplan.
Om dit waterbeleid te effectueren is één van de te nemen maatregelen: schoon regenwater niet af te voeren naar de riolering, maar te infiltreren, dan te bergen en vervolgens pas af te voeren naar het oppervlaktewater door middel van een bodempassage volgens de landelijke afvoer. Om mogelijkheden tot afkoppeling en infiltratie ter plaatse van het plangebied te onderzoeken moet een infiltratieonderzoek worden uitgevoerd.

Hemelwater
In de huidige situatie wordt het hemelwater dat afkomstig is van de verharde oppervlakken afgevoerd via het gemengde rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het kader van de nota Waterbeheer 21e eeuw, moet worden gestreefd naar afkoppeling van het hemelwater dat afkomstig is van verharde oppervlakken. Centraal hierbij staat dat afwenteling moet worden voorkomen door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden - bergen - afvoeren".
Er mogen geen uitlogende materialen voor verharde oppervlakken worden gebruikt.
Onderzocht moet worden of schoon hemelwater locaal kan worden geïnfiltreerd in de bodem. Uitgangspunt is dat de opvang van het hemelwater van de verharde oppervlakken op eigen terrein wordt gerealiseerd. Infiltratie kan plaatsvinden door gebruik te maken van bijvoorbeeld infiltratiekratten. De inhoud van de infiltratievoorziening kan worden bepaald op 10 mm van het aan te sluiten verharde oppervlak. Alle buien tot 10 mm worden dan volledig geïnfiltreerd in de bodem. Van alle zwaardere buien wordt eveneens 10 mm direct in de bodem geïnfiltreerd, terwijl het overige water via een afwateringsvoorziening wordt afgevoerd en opgevangen in een retentievoorziening.

Vuilwater
Het rioolstelsel in Veenoord en Bergweide is een zogenaamd gemengd systeem, dat wil zeggen dat het afvalwater en het hemelwater via één buizenstelsel worden afgevoerd. Zowel het afvalwater als het hemelwater wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) afgevoerd. Omdat er via het afvalwaterriool ook hemelwater wordt afgevoerd kan het riool dit niet altijd aan en wordt bij zeer hevige regenval overgestort op oppervlaktewater. Mede om het overstorten van afvalwater te beperken wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk schoon hemelwater af te koppelen door dit ter plaatse te infiltreren in de bodem.
Het rioolstelsel in Kloosterlanden is een zogenaamd gescheiden systeem, dat wil zeggen dat het afvalwater en het hemelwater via aparte buizenstelsels worden afgevoerd. Het afvalwater naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) en het hemelwater naar het oppervlaktewater.
Bij verandering van het gescheiden rioolstelsel kan worden bekeken of er een verbeterd gescheiden rioolstelsel kan worden aangelegd. Het Hanzepark heeft momenteel al de beschikking over een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Grondwater
In stedelijk gebied is sprake van vergroting van verhard oppervlak in vergelijking met het landelijke gebied zoals het was voordat er gebouwd werd. Afhankelijk van het afvoer- en bufferingsysteem voor het hemelwater leidt dit tot wijziging (verlaging) van de grondwaterstand in het gebied door verminderde aanvulling en mogelijk versnelde afvoer. Mede hierom wordt ernaar gestreefd het hemelwater ter plaatse te infiltreren.
Stedelijk gebied vereist een grotere ontwateringsdiepte (afstand tussen maaiveld en grondwater) dan een terrein met agrarische bestemming of natuurgebied. Voor stedelijk gebied wordt uitgegaan van een minimale ontwateringsdiepte van 1 meter onder het vloerpeil van de gebouwen, dit betekent ca. 80 cm onder de wegen.
De hoogte van de grondwaterstand in Veenoord fluctueert met de waterstand van de IJssel. Het maaiveld van het terrein is ca. 6,60 +NAP. Dit betekent dat de drooglegging van het terrein niet onder alle omstandigheden is verzekerd.
De hoogte van de grondwaterstand in Bergweide is ca. NAP + 5,25 m. Het maaiveld van het terrein is ca. 6,50 +NAP. Dit betekent dat de drooglegging van het terrein is verzekerd.
De hoogte van de grondwaterstand in Kloosterlanden is ca. NAP + 3,50 m. Het maaiveld van het terrein is ca. 6,50 +NAP. Dit betekent dat de drooglegging van het terrein is verzekerd.

Drinkwaterwinning
In het gebied van Veenoord ligt aan de Zutphenseweg een drinkwaterwingebied. Bij deze winning wordt grondwater onttrokken onder een (ca. 50 m) dikke kleilaag van de formatie van Drenthe (ouderdom 1000 tot > 10.000 jaar) In combinatie met de ligging in stedelijk gebied zijn mede hierdoor geen effecten op terrestrische en aquatische natuur, en is er geen sprake van landbouwdroogteschade.
Het beschermingsrisico is niet noemenswaardig door de aanwezigheid van de beschermende kleilaag. Indien de aanwezige kleilaag echter niet homogeen aaneengesloten is of door grondboringen "lek" raakt, kunnen bodemverontreinigingen een ernstig risico vormen voor de drinkwatervoorziening.

Naast het algemene (beschermings)beleid is het volgende voor de waterwinning van belang. In de Provinciale omgevingsvisie en de Provinciale omgevingsverordening is voor deze winning een boringvrije zone aangewezen zodat de drinkwaterwinning niet in gevaar komt. Dit betekent dat er naast een verbod op boringen vanaf 50 meter onder het maaiveld ook de mogelijkheid tot ontheffing bestaat. Hierdoor wordt voorkomen dat de beschermende eemkleilaag wordt doorbroken.
Zowel in het gebied van Bergweide en Kloosterlanden ligt geen drinkwaterwingebied. Hiervoor behoeven geen bijzondere maatregelen te worden genomen.

Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de grenzen van een grondwaterbeschermingsgebied. Grondwaterbeschermingsgebieden liggen rondom de waterwingebieden, waarbinnen de pompputten zijn gelegen. Deze grondwaterbeschermingsgebieden zijn door de provincie Overijssel aangewezen ter bescherming van de winning van grondwater voor drinkwaterdoeleinden. Het Milieubeleidsplan Overijssel en de Verordening Fysieke Leefomgeving Overijssel regelt de bescherming van het drinkwater en geeft de mogelijkheid ontheffing te geven voor het verbod op allerlei activiteiten die in grondwaterbeschermingsgebieden verboden zijn.

Waterkeringen
Voor de waterkeringen en voor de daarbij behorende beschermingszone gelden de aan de bestemming gerelateerde regels. Op grond van de Keur van de waterschappen Rijn en IJssel en Groot Salland gelden op de waterkeringen verbodsbepalingen met betrekking tot de gronden gelegen binnen de beschermingszone van de waterkering. De waterkeringbeheerders, zijnde het Waterschap Rijn en IJssel en waterschap Groot Salland, kunnen afhankelijk van de situatie ter plaatse en de aard van de werkzaamheden onder voorwaarden ontheffing verlenen.

Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van de waterschappen noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het betreffende waterschap . De beschermingsonze van de waterkering is op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering'.

Beschermingszones langs watergangen

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang. De functie van deze watergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszones van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het betreffende waterschap. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Overstromingsrisico
Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). Deze overstromingsrisicoparagraaf gaat in op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Het betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddelde overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer onderzoekt de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied en stelt hiervoor beleid op.

Voor 2015 worden in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.