direct naar inhoud van 5.3 Milieu-aspecten
Plan: Colmschate e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D117-OH01

5.3 Milieu-aspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
5.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Dit bestemmingsplan bevat o.b.v. van deze uitgave een Staat van bedrijfsactiviteiten, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

De reeds aanwezige bedrijven in het winkelcentrum De Flora worden met dit plan conserverend bestemd. Ook de bestaande bedrijven op bedrijventerrein De Smeenkhof krijgen een conserverende bedrijfsbestemming (max. categorie 2). Daarnaast bevindt zich binnen het plangebied sportcomplex De Achterhoek en ook de Scheg krijgt een sportbestemming. Verder zijn verspreid liggend over het plangebied enkele horeca en detailhandelsbedrijven gevestigd. Deze krijgen een maatbestemming. Dit soorten bedrijven zijn veelal ingedeeld in milieucategorie 1 en 2, waarbij een beperkte invloed geldt voor de directe woonomgeving. Mogelijke overlast wordt voldoende beperkt door de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer.

5.3.2 Geluid
5.3.2.1 Inleiding

Onderzoek is gedaan naar het geluid, afkomstig van de zoneplichtige wegen Siemelinksweg / N348, De Knoop, Holterweg, Oostriklaan. Daarnaast is onderzoek gedaan naar het geluid vanwege de spoorlijnen Deventer – Almelo en Deventer – Zutphen. Ten slotte is onderzoek gedaan naar het geluid, afkomstig van het gezoneerde bedrijventerrein Kloosterlanden / Bergweide.

5.3.2.2 Wettelijk kader

De gewijzigde Wet geluidhinder (hierna te noemen: Wgh) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Uitzondering hierop zijn de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

Nieuwe situaties

Volgens de Wgh dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Gezien het feit dat het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat wordt dit onderdeel verder buiten beschouwing gelaten.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

5.3.2.3 Onderzoek en resultaten

Wegverkeergeluid

In het conserverend bestemmingsplan Colmschate e.o. wordt niet voorzien in de bouw van nieuwe woningen. In het plangebied lopen een aantal buurtstraten. De buurtstraten hebben een snelheidsregime van 30 km/u en zijn daarmee formeel niet zoneplichtig in de zin van de Wgh. Om in het kader van zorgvuldige planvorming tot een goed onderbouwd besluit te komen zijn de geluidscontouren van de wegen met een snelheid van 30 km/u eveneens in beeld gebracht.

De geluidsbelastingen van de betrokken zoneplichtige wegen zijn ontleend aan de informatie zoals die in de verkeersmilieukaart (VMK) is opgenomen.

Met gebruikmaking van standaardrekenmethode I zijn de geluidsniveaus (in vrije veld situatie) berekend. Voor de berekeningen is uitgegaan van een wegdekverharding van dicht asfaltbeton. De geluidsbelastingen zijn gereduceerd met 5 dB ex artikel 110g Wgh.

Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (i.c. nieuwe woningen, scholen, etc.) mogelijk maakt die binnen de wettelijke onderzoekszone van de voornoemde wegen zijn geprojecteerd, zijn op dit punt geen akoestisch relevante zaken te melden.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de spoorlijnen Deventer - Almelo en Deventer - Zutphen. Het bestemmingsplan Colmschate e.o. maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk die binnen de wettelijke onderzoekszone zijn geprojecteerd. Akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Zoals eerder aangegeven hoeven bestaande situaties bij het vaststellen van een bestemmingsplan niet getoetst te worden.

Industrielawaai

De geluidzone rond het industrieterrein Kloosterlanden / Bergweide ligt voor een klein deel binnen het plangebied. Deze geluidszone is op de verbeelding weergegeven met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie'. Buiten deze geluidszone bedraagt de geluidbelasting vanwege het industrieterrein in ieder geval niet meer dan 50 dB(A).

5.3.3 Bodem
5.3.3.1 Verdachte activiteiten

Op basis van historische gegevens is bekend dat er in het plangebied 'Colmschate e.o.' vergunningen zijn verleend en verdachte locaties aanwezig zijn. Informatie over historische gegevens is te raadplegen via de milieuatlas van de gemeente Deventer (http://www.deventer.nl/bewoners/leefomgeving/milieu/milieuatlas-1).

5.3.3.2 Bodemonderzoeken

Op de locatie Stationsweg 16 is in een enkel controlemonster een verhoogd gehalte aan DDT achtergebleven. Het gehalte overschrijdt de huidige interventiewaarde. Naar verwachting is de omvang van de restverontreiniging beperkt.

Ter plaatse van de Holterweg 85 is sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Op deze locatie is een beschikking Wet bodembescherming met vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan afgegeven. In de beschikking staat een omschrijving van de verontreinigingen en op de kadastrale kaart is aangegeven waar op de locatie de verontreinigingen zich bevinden. De verontreiniging op deellocatie 1, nabij de Holterweg, is gesaneerd. De overige verontreinigingen zijn niet gesaneerd.

Op de locatie Holterweg 43 en 57-61, Vliegend Hert (Kanaaldijk Oost 2-4), en het huidige tracé van de N348 waren verontreinigingen met olie en asbest aanwezig. De verontreinigingen zijn volgens saneringsplan gesaneerd. Op deze locaties zijn na sanering maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond.

Verspreid over het hele plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd voor bouwvergunningen, grondtransacties, milieuvergunningen en bij verdachte locaties. Hierbij zijn in de grond licht verhoogde gehalten aangetoond en lokaal matig verhoogde gehalten aan koper, lood, zink en/of PAK en op een enkele locatie een sterk verhoogd gehalte met arseen aangetoond. Het verhoogde gehalte aan arseen is naar verwachting van nature aanwezig. De overig verhoogde gehalten zijn naar verwachting het gevolg van historische activiteiten in het plangebied.

5.3.3.3 Conclusie

De algemene kwaliteit van de vaste bodem en het grondwater binnen het gebied 'Colmschate e.o.' vormen geen belemmering voor de huidige bestemming.

5.3.3.4 Nieuwe ontwikkelingen

Bij nieuwe ontwikkelingen is minimaal een historisch onderzoek nodig. Indien een locatie van functie wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, is een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Uit het onderzoek blijkt of de locatie geschikt is voor het toekomstige gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn. Voorafgaand aan nieuwbouw kan in het kader van het Bouwbesluit nodig zijn om een onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren.

5.3.4 Luchtkwaliteit

In het kader van het actualiseren van het bestemmingsplan Colmschate e.o. heeft een kort onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

5.3.4.1 Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriele regelingen. Het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' , de Regeling Saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit zijn hiermee vervangen.

Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Om deze reden zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit

Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10(50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.

Voor de toetsing van het plan aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk de volgende normen van toepassing:

  • jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m3);
  • jaargemiddelde concentratie PM10 (40 µg/m3);
  • plandrempel jaargemiddelde concentratie NO2 (44 µg/m3);
  • aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m3 (maximaal 35 dagen per jaar).

Nieuwe ontwikkelingen

Bij planvorming voor nieuwe ontwikkelingen dient te worden onderzocht of deze ontwikkelingen nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben. Hierbij kan gedacht worden aan ontwikkelingen/activiteiten met een extra verkeersaantrekkende werking. Gezien het feit dat het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat wordt dit onderdeel verder niet behandeld.

5.3.4.2 Onderzoek en resultaten

Om te kunnen vaststellen of wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet luchtkwaliteit is de Verkeersmilieukaart (VMK) geraadpleegd. Met dit rekeninstrument worden de effecten van het gemotoriseerd verkeer op de geluids- en luchtkwaliteit langs de wegen vastgesteld.

De luchtkwaliteit is berekend op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2011 en 2022, de emissieparameters en achtergrondprognoses zoals opgenomen in het CAR II-model. De resultaten zijn vervolgens getoetst aan de grenswaarden zoals die nu en vanaf 2010 gelden.

De berekeningen naar de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) zijn uitgevoerd op 10 meter uit de kant van de weg. In de resultaten van het onderzoek zijn de concentraties - verdeeld in verschillende klassen - opgenomen.

Voor het planjaar 2022 zijn de concentraties eveneens in beeld gebracht.

Naar aanleiding van de rekenresultaten kan voor het bestemmingsplan Colmschate e.o. het volgende worden opgemerkt.

Resultaten stikstofdioxide (NO2): Uit de rekenresultaten blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt dat de jaargemiddelde concentratie in de onderzochte prognosejaren beneden de grenswaarde van 40 µg/m3 blijft.

Resultaten fijn stof(PM10): Uit de berekeningsresultaten blijkt dat langs geen van de onderzochte wegen de grenswaarde voor het jaargemiddelde van de concentratie van 40 µg/m3wordt overschreden. Het aantal dagen dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het uurgemiddelde van 50 µg/m3 blijft ruim beneden de grenswaarde van 35 dagen per jaar.

5.3.4.3 Conclusie

In het kader van het actualiseren van het bestemmingsplan Colmschate e.o. heeft een kort onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De concentraties van voornoemde stoffen in het conserverend bestemmingsplan Colmschate e.o. blijven ruim beneden de grenswaarden zoals die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen.

Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit wordt voldaan aan de normen.

5.3.5 Externe veiligheid

In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op de externe veiligheid binnen het plangebied. Aangezien er sprake is van een conserverend bestemmingsplan wordt het niet nodig geacht om risicoberekeningen uit te voeren.

In het plangebied bevinden zich vier risicobronnen. Het betreft de ammoniakkoelinstallatie bij sportcentrum de Scheg, de doorgaande sporen naar Almelo en naar Zutphen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, een hogedrukaardgasbuisleiding die zich naast het Overijssels kanaal bevindt en de provinciale weg N348 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

5.3.5.1 Wettelijk kader

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag, gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor inrichtingen zoals De Scheg geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor transportassen zoals de N348 en het spoor geldt de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Voor de hogedrukaardgasbuisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

5.3.5.2 Toetsing ammoniakkoelinstallatie De Scheg aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

De binnen het sportcentrum aanwezige ammoniakkoelinstallatie heeft een voorraadvat met een inhoud van 1600 kilogram ammoniak. Het ammoniakvat is opgeslagen in een luchtdicht af te sluiten bunker. In de machinekamer is tevens een ammoniakgaswasinstallatie opgesteld. Deze installatie voorkomt het vrijkomen van ammoniak in de omgeving bij een calamiteit. De gehele installatie voldoet aan de veiligheidsrichtlijn PGS 13. Het ammoniakvoerende gedeelte is behoudens de koeltoren, volledig inpandig opgesteld. De werktemperatuur van de installatie ligt tussen -11 en -13 graden Celsius. De koudedrager waarmee de ijsbaan wordt gekoeld is glycol. Volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen bezit dit type installatie door de veiligheidsvoorzieningen, opstelwijze en werktemperatuur niet over een PR 10-6 risicocontour en is er ook geen sprake van een groepsrisico. Het groepsrisico behoeft van deze installatie dan ook niet verantwoord te worden.

5.3.5.3 Toetsing spoorvervoer aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

De risico's van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Deventer – Zutphen en Deventer - Almelo zijn berekend in het rapport “Risico inventarisatie spoor gemeente Deventer“ van maart 2007. Deze berekeningen zijn gebaseerd op het vervoersprognose voor het jaar 2010. Er wordt geen 10-6 PR contour berekend en de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. In een aanvullende notitie is de vervoersprognose voor het jaar 2020 uitgerekend. Deze prognose laat hogere vervoersaantallen zien. Bij die berekening wordt geen 10-6 PR contour berekend, maar laat wel een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico zien. Dit past nog binnen de ambitie voor “Ruimte voor ontwikkeling”, een zone van 200 meter langs het spoor waaraan het berekende groepsrisico getoetst moet worden. Indien nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn binnen deze zone, moeten deze voldoen aan een optimaal planontwerp. Aangezien dit een consoliderend bestemmingsplan is, zijn nieuwe ontwikkelingen niet aan de orde.

Momenteel worden het landelijke Basisnet spoor voorbereid. Het Basisnet dient ertoe om een duurzaam evenwicht te creëren tussen vervoer, veiligheid en ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe worden vervoersplafonds gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting wordt het Basisnet spoor in 2012 vastgesteld. Voor het Basisnet spoor is tevens de vervoersprognose voor 2020 doorgerekend. In het kader van het Basisnet spoor worden afspraken gemaakt met vervoerders en aanvullende veiligheidsmaatregelen getroffen wat leidt tot een lager groepsrisico, zover nu bekend voor dit plangebied tot onder de oriënterende waarde.

5.3.5.4 Toetsing wegvervoer aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

In het plangebied ligt een deel van de route voor vervoer van gevaarlijke stoffen N348 van Deventer naar Raalte. Deze route is per besluit d.d. 31 mei 2006 in de Raad vastgesteld. In het rapport “Risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen over de N348” is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend van de “alternatieve route”. Dat is de huidige route gevaarlijke stoffen. Het risico is laag. Er is geen PR 10-6 contour berekend, wel een PR 10-8. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriënterende waarde. De recentere tellingen van de Adviesdienst verkeer en vervoer uit 2006 en 2007 betreffende vervoer van gevaarlijke stoffen voor het wegvak afrit A1 Deventer Oost tot de knoop N348 laten deze conclusie ongewijzigd.

5.3.5.5 Toetsing hogedrukaardgasbuisleiding aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het plan ligt in het invloedsgebied van een hogedrukaardgasbuisleiding met nummer N-551-20-KR met een druk van 40 bar en een diameter van 168,3 mm. Het plaatsgebonden risico van de leiding is berekend in het rapport “Risicocontouren hogedruk aardgasleidingen gemeente Deventer” d.d. 5 september 2011, rapportnummer 112090. Er wordt binnen het plangebied geen PR 10-6 berekend. Binnen het plangebied bevinden zicht geen woningen of andere kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de leiding. Een groepsrisicoberekening is daarom achterwege gelaten.

5.3.5.6 Zelfredzaamheid

De sirenedekking is in dit plangebied voldoende.

5.3.5.7 Conclusie

Gezien bovenstaande vormt de externe veiligheid geen belemmering in het bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen zal altijd het aspect externe veiligheid opnieuw beoordeeld moeten worden.

5.3.6 Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving zijn een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Ook is het niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland. Voor een deel is onbekend welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Wel is gebleken dat zich een roekenkolonie bevindt in de bomen rond het landgoed aan de Stationsweg (hoek Colmschaterstraatweg –Stationsweg).

Uit eerdere onderzoeken is ook gebleken dat de Wezel en de Bunzing holen hebben in de spoordijk. Mogelijk maken beide soorten gebruik van de groenstructuren in het Oostrik. Deze groenstructuren worden tevens gebruikt door vogels en kleine zoogdieren. De waterpartijen dienen wellicht nog als leef- en voortplantingsgebied voor amfibieën en vissen. De spoordijk wordt door veel soorten gebruikt als leefgebied en als verbindingsmogelijkheid naar andere delen van Deventer. Gezien het stedelijke karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden verder redelijk beperkt zijn.

Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied dienen te allen tijde getoetst te worden aan de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen dient dan ook een inventarisatie van beschermde dier- en plantensoorten plaats te vinden, om duidelijkheid te verkrijgen in het voorkomen van de beschermde soorten.

5.3.7 Duurzaamheid

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het plangebied 'Colmschate e.o.' geen ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft er in het bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.