direct naar inhoud van 5.2 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten
Plan: Colmschate e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D117-OH01

5.2 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

In het westelijke en centrale deel van het bestemmingsplangebied heeft in de loop der jaren een groot aantal opgravingen plaatsgevonden. Hierdoor is veel duidelijk geworden over de bewoningsgeschiedenis van dit deel van het bestemmingsplangebied. In het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied hebben geen archeologische onderzoeken plaatsgevonden.

Hieronder wordt per periode ingegaan op de resultaten van de uitgevoerde opgravingen.

Vervolgens wordt aangegeven wat de huidige verwachtingen zijn en waar een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' wenselijk is.

5.2.1.2 Prehistorie

Bij opgravingen in het bestemmingsplangebied zijn archeologische resten vanaf het laat neolithicum tot en met de Romeinse tijd tevoorschijn gekomen.

In het westelijke deel van het bestemmingsplangebied, ter hoogte van de knoop met de Siemelinksweg, de N348 en de spoorlijnen heeft een aantal opgravingen plaatsgevonden die resten uit met name de ijzertijd en Romeinse tijd hebben opgeleverd (project 133, 208, 209, 215, 265). Uit deze perioden werden nederzettingsresten aangetroffen in de vorm van voorraad- en afvalkuilen en aanwijzingen voor een grafveld uit de vroege ijzertijd. Mogelijk horen de nederzettingsresten uit de ijzertijd bij een erf dat is opgegraven buiten het bestemmingsplangebied bij de voormalige kruising van de Blauwenoordsweg en de Holterweg (project 241).

Het centrale deel van het bestemmingsplangebied: het terrein van de Scheg (inclusief parkeerterreinen), het braakliggend terrein ten westen van de Scheg en het tracé van de Holterweg, is intensief archeologisch onderzocht (project 97, 137, 206, 217, 256, 269, 276, 282, 1002). In dit gebied is een uitgestrekt nederzettingsareaal opgegraven dat vanaf de late bronstijd tot de laat Romeinse tijd in gebruik gebleven is.

Daarnaast werden een kuil met aardewerk uit het laat neolithicum gevonden en voorraad- en afvalkuilen uit de midden bronstijd. In deze perioden was het gebied minder intensief in gebruik dan in de late bronstijd/vroege ijzertijd en late ijzertijd/Romeinse tijd.

Van de late bronstijd tot het begin van de Romeinse tijd verplaatst de kern van de bewoning zich langs de Holterweg. De Holterweg is ook dan al als route in gebruik. In het gebied daaromheen is tegelijkertijd een aantal verspreide erven in gebruik. In de midden Romeinse tijd blijven de erven steeds meer op één plaats liggen en zijn op die locatie meerdere erven tegelijkertijd in gebruik. De erven lijken zich te concentreren rond het huidige terrein van de Scheg. Uit late bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd zijn ook de grafvelden bekend, deze bevinden zich buiten het bestemmingsplangebied, met name op de zuidelijke flank van de dekzandrug. In de Romeinse tijd is ook sprake van ijzerproductie in de directe omgeving van de nederzetting: langs de Holterweg werden de resten van vier ijzerovens en houtskoolmeilers gevonden (project 269).

In het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied is nauwelijks archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit gebied zijn twee archeologische waarnemingen bekend van losse vondsten: de vondst van een bijl uit de bronstijd aan de Colmschaterstraatweg en een vuursteenvindplaats uit het mesolithicum aan de Nieuwe Dijk.

Op basis van de relatieve hoogte kan het prehistorische bewoningsgebied dat in het centrale deel van het bestemmingsplangebied is opgegraven, zich ook ten noorden van de Holterweg hebben uitgestrekt tot de kerk van Colmschate. Een deel van het oostelijke plangebied heeft een relatief lagere ligging dan het centrale deel van het bestemmingsplangebied. Mogelijk maakte dit gebied geen deel uit van de centrale rug, maar bestond dit gebied in de vroegere prehistorie echter uit kleinere zandopduikingen in een dekzandlaagte. In dat geval kan dit gebied een aantrekkelijke locaties hebben geboden in het mesolithicum en mogelijk neolithicum. Een aanwijzing hiervoor is de vondst van mesolithisch vuursteen materiaal aan de Nieuwe Dijk (project 1120).

5.2.1.3 Vroege middeleeuwen

In het westelijke deel van het bestemmingsplangebied, ter hoogte van de spoortunnel bij de Siemelinksweg, hebben een aantal opgravingen plaatsgevonden die resten uit de 4de tot en met de 6de eeuw, de volksverhuizingstijd, hebben opgeleverd (project 116, 231, 265). De resten van boerderijen, bijgebouwen, waterputten en omheiningen zijn opgegraven. Het lijkt te gaan om een kleine nederzetting uit de 5de tot de 7de eeuw, waar één of twee boerderijen tegelijkertijd in gebruik waren. De bewoning van de Colmschater Enk, de grote dekzandrug, lijkt zich in deze periode te concentreren in het westelijke deel van het bestemmingsplangebied, in het gebied van de spoortunnel tussen de Siemelinksweg/Holterweg en bedrijventerrein Kloosterlanden. Vanaf de 7de eeuw verplaatst de bewoning zich buiten het bestemmingsplangebied richting het huidige bedrijventerrein Kloosterlanden.

In de omgeving van de nederzetting uit de 5de tot de 7de eeuw werd een waterput uit de 9deeeuw aangetroffen (project 231). Vermoedelijk heeft de bijbehorende nederzetting ook op de westelijke flank van de dekzandrug gelegen.

5.2.1.4 Late middeleeuwen en nieuwe tijd

Onder het tracé van de Holterweg zijn sporen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd tevoorschijn gekomen. Onder vrijwel het gehele onderzochte tracé van de Holterweg werd een dik karrensporenpakket waargenomen, waarvan de oudste teruggaan tot de 13de eeuw. Naast de sporen van de weg werden ook sporen van de bermgreppels en van secundaire wegen opgegraven, zoals de oude Blauwenoordsweg.

In de late middeleeuwen was de Colmschater Enk in gebruik als akkergebied. De boerderijen lagen verspreid om de Enk heen, op de flanken en de lagere delen naast de dekzandrug. De hoogte van Enk of de es, werd door het opbrengen van mest en plaggen op de akkers versterkt. De meeste van de boerderijen liggen dan ook buiten het bestemmingsplangebied en in het oostelijke deel, waar zich relatief lager gelegen gebieden bevinden. Een aantal erven is (gedeeltelijk) opgegraven, maar deze liggen ten zuiden van het bestemmingsplangebied. De vroegste van de door archeologisch onderzoek opgegraven erven dateren uit de 11de of 12deeeuw. Sporen uit de 8ste, 9de (behalve de bovengenoemde waterput) en 10de eeuw zijn op de Colmschater Enk archeologisch nog niet aangetoond.

In de onderstaande tabel staan de historische boerderijen weergegeven die in het bestemmingsplangebied gelegen hebben. Rond historische boerderijen is een bufferzone van 100 m aangegeven, waarin oudere voorgangers en randverschijnselen van het erf worden verwacht. De bufferzones van historische boerderijen die dateren voor 1800 hebben een middelhoge archeologische verwachting. De bufferzones van jongere boerderijen hebben de verwachting die het gebied op basis van de relatieve hoogte heeft, omdat van deze boerderijen geen oudere voorganger meer wordt verwacht. In de tabel staan ook boerderijen waarvan het historisch bekende hoofdgebouw buiten het bestemmingsplangebied ligt, maar waarvan de bufferzone binnen het bestemmingsplangebied ligt.

Historische boerderijen  
Naam   Eerste vermelding   Ter hoogte van adres  
Brinkman-Markes   1660   Titus Brandsmaplein 2  
De Hulle School   1601   Colmschaterstraatweg 84  
Huis de Achterhoek   1779   Colmschaterstraatweg 9  
Erve de Achterhoek   1601   Stationsweg 32  
Harmsen   1870   Stationsweg 34  
Buitenkamp   1399   Stationsweg 35  
Veldpape   1660   Holterweg 86  
Dorahof   1891   Holterweg 101  
Haarman – Slokkert   1725   Smeenkhof 25  

Het buitengoed de Achterhoek bestond uit een herenhuis, Huis de Achterhoek, en de erven Achterhoek en Buitenkamp. De eerste vermelding van de buitenplaats dateert uit 1779, wanneer melding wordt gemaakt van een spijker op de Achterhoek.

De (Nederlands Hervormde) kerk van Colmschate werd als waterstaatskerk gebouwd in 1842. Voor die tijd gingen de bewoners van Colmschate te kerk in Diepenveen en Deventer. Vier keer per jaar werd avondmaal gevierd en werden kinderen gedoopt in boerderij De Hulle School. Het huidige kerkgebouw dateert van vlak voor de Tweede Wereldoorlog.

5.2.1.5 Verwachting, selectie

Het westelijke deel van het bestemmingsplangebied heeft een gedeeltelijk lage, matige en middelhoge archeologische verwachting. Het centrale deel van het bestemmingsplangebied heeft een hoge en middelhoge verwachting en het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied heeft een grotendeels lage verwachting, de flanken van de dekzandrug en kleine kopjes hebben een matige en middelhoge verwachting. Ook ligt in het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied een aantal boerderijbuffers met een middelhoge verwachting.

In de gebieden waar archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, zijn de archeologische resten door het onderzoek volledig of grotendeels verstoord. Daarom hebben deze gebieden geen archeologische verwachting meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D117-OH01_0013.jpg"

5.2.1.6 Hoge of middelhoge archeologische verwachting

In de gebieden binnen het bestemmingsplangebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachting, kunnen resten uit alle perioden verwacht worden. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, zijn in dit bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels, Artikel 25.

In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 50 cm of meer en een oppervlakte groter dan 100 m2 een archeologisch rapport kan worden verlangd.

De diepte van 50 cm is gekozen, omdat dit in de meeste gevallen de diepte van de bouwvoor is. De bouwvoor is de bovenste, veel bewerkte laag van de grond. Door deze grondbewerkingen is in de meeste gevallen de bodem in de bouwvoor volledig verstoord.

In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens. Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. In Deventer wordt deze ondergrens van 100 m2 gezien als een redelijke grens en wordt daarom in de meeste gevallen gehanteerd. In een ontgraving met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 is de waarneembaarheid van archeologische sporen in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg. Ook zijn uit de waargenomen sporen lastig structuren aan te wijzen. Daardoor wegen de kosten van archeologisch onderzoek niet op tegen de informatie die uit de ontgraving te halen is. In ontgravingen vanaf 100 m2 zijn sporen en structuren duidelijker waarneembaar en kan relatief meer informatie worden gedocumenteerd. Door de ondergrens op 100 m2 te leggen, worden vooral kleine particuliere initiatieven ontzien.

In de meeste gevallen zal ook bij een oppervlakte van 100-200 m2 geen archeologisch onderzoek worden gevraagd. Alleen wanneer de ingreep zal plaatsvinden in de buffer van een historische boerderij of in de directe omgeving van een archeologische vindplaats, zal enige vorm van archeologisch onderzoek worden gevraagd. Doordat het om een bekende vindplaats of historisch erf gaat, is de kans op het aantreffen van relevante sporen groter. Daarnaast geldt, dat wanneer steeds kleine uitbreidingen worden toegestaan, in de loop van de jaren het historische erf of de archeologische vindplaats steeds stukje voor stukje verstoord wordt, zonder dat hierbij archeologische resten gedocumenteerd zijn. Hierdoor zouden de vindplaats of de archeologische resten van het erf ongezien kunnen verdwijnen.

De informatiedichtheid en –waarde zijn ten opzichte van de kosten van een volledig archeologisch onderzoek te klein om voor oppervlakten van 100-200 m2 een volledig onderzoek te eisen. Daarom zal geen volledig archeologisch onderzoek worden opgezet, maar kan worden volstaan met een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd.

Wanneer een oppervlakte van 200 m2 of meer zal worden verstoord zal in de meeste gevallen wel een volledig archeologisch onderzoek worden opgezet.

5.2.1.7 Lage of matige archeologische waarde

In de delen van het bestemmingsplangebied die een lage of een matige archeologische verwachting hebben, is de kans op het aantreffen van archeologische resten minder groot. In deze gebieden is het daarom niet nodig een archeologische dubbelbestemming op te nemen.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Buitenplaats 'De Achterhoek'

In 1779 werd voor het eerst melding gemaakt van een spijker (een voorraadschuur waar graan opgeslagen wordt) op 'De Achterhoek'. Het herenhuis dateert vermoedelijk in oorsprong uit de 18e eeuw. Een in de gevel aangebrachte gevelsteen met de inscriptie 1816 duidt waarschijnlijk op een verbouwing in dat jaar. De kleinschalige tuin- en parkaanleg (in de vroege landschapsstijl) van de buitenplaats is waarschijnlijk rond 1830 ontstaan. In 1891 werd het buitengoed, bestaande uit het herenhuis en de erven Achterhoek (Stationsweg 32) en Buitenkamp (Stationsweg 35, nu gesloopt) geveild.

Rondom het hoofdgebouw en koetshuis kenmerkt de tuin- en parkaanleg zich door een gesloten karakter. Ten noorden en oosten van het hoofdgebouw ligt een open gebied met weiden en bouwland, bewust vrijgelaten bij het ontwerp van de deelwijk Op den Haar in 1997.

5.2.2.2 Cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren

Cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren zijn belangrijke aspecten van stad en landschap. Ze dragen bij aan de herkenbaarheid en de leesbaarheid van de omgeving, ze vormen oriëntatiepunten en ze dragen ertoe bij dat bewoners zich met hun omgeving kunnen identificeren. De ontstaansgeschiedenis van een plek wordt daarmee zichtbaar.

In het plangebied Colmschate e.o. zijn diverse cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren te benoemen:

  • Het Overijssels kanaal, ter breedte van kanaal, wegen en houtwallen.
  • De oude landwegen met boombeplanting: de Stationsweg en de Colmschaterstraatweg. Om deze karakteristieke wegen te beschermen is binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. Hiermee dienen het bestaande tracé en de profilering van de historische landwegen behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D117-OH01_0014.jpg"

Zicht vanaf de Colmschaterstraatweg op de Stationsweg

  • Stationsweg 18: de voormalige melkfabriek wordt rond 1900 gebouwd. Rond 1960 wordt deze uitgebreid en deels herbouwd. De oorspronkelijke detaillering van de ramen is niet meer aanwezig. De oude fabrieksschoorsteen is beeldbepalend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D117-OH01_0015.jpg"

Beeldbepalende schoorsteen Stationsweg 18

  • Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
    • 1. Holterweg 95 en 101, voormalige boerderijen van ca. 1900;
    • 2. Colmschaterstraatweg 84, de Hulle School, eerste vermelding 1601. Tot omstreeks 1830 werd in deze boerderij school en kerk gehouden. Na het overlijden van de eigenaar van de Hulle in 1810 werd de boerderij onder andere als timmerwerkplaats gebruikt;
    • 3. Stationsweg 34, voormalige boerderij, eerste vermelding 1870.
5.2.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

In het plangebied zijn een aantal monumenten aanwezig. Deze objecten worden beschermd door de monumentenwetgeving. In het bestemmingsplan worden deze objecten daarom niet specifiek aangeduid of bestemd.

Het gaat om de volgende objecten:

  • Colmschaterstraatweg 9 is aangewezen als complex: historische buitenplaats 'de Achterhoek'. Het hele gebied tussen Stationsweg, Colmschaterstraatweg, Leonard Springerlaan en David Wijnveldtweg (kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nummers 2034, 2035, 2036 en 2037) is beschermd als Rijksmonument;
  • Colmschaterstraatweg 9: hoofdgebouw van de historische buitenplaats 'de Achterhoek';
  • Colmschaterstraatweg bij 9: koetshuis historische buitenplaats 'de Achterhoek';
  • Stationsweg 32: Erve De Achterhoek: boerderij onder rieten schilddak met wolfeind aan voorzijde en een onderschoer aan de achterzijde.