direct naar inhoud van 2.2 De ontstaansgeschiedenis
Plan: Buitengracht-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D114-OH01

2.2 De ontstaansgeschiedenis


Het plangebied maakt onderdeel uit van de Grachtengordel van Deventer. Het Grachtengordelgebied ligt als een schil rondom het oostelijk deel van de binnenstad en strekt zich grofweg uit van de IJssel tot aan het Centraal Station.

Knutteldorp
Knutteldorp is door de Vereniging tot Verbetering van de Woontoestand in de Gemeente Deventer gebouwd. De gemeente Deventer was verknoopt met (het bestuur van) de VtV: de stadsarchitect zat in het bestuur en later was een wethouder (H.F. de Boer) voorzitter. De bekende Deventer architect ir. W.P.C. Knuttel heeft in 1919 het ontwerp voltooid. Het plan heette oorspronkelijk 'Buiten het Pothoofd', maar de bevolking doopte de wijk al snel Knutteldorp, dit werd later de ook de officiële naam.

De architect ontwierp een plan van 324 woningen, het grootste complex dat tot dan toe in Deventer tot stand was gebracht. Het geheel was opgezet volgens de tuinstadgedachte, waarvan Knuttel een aanhanger was. Het uitgangspunt daarbij was te komen tot goede woningbouw in een groene, harmonieuze omgeving. Door middel van poortgebouwen, waarvan één ingericht zou worden als vergaderruimte, kreeg de wijk een besloten karakter. Het ontwerp vertoonde ook elementen van een andere architectonische stroming uit deze tijd: Het Nieuwe Bouwen. Dat kwam onder meer naar voren in de rationele aanleg van het complex en de heldere straten en pleinenstructuur.

(J. ten Hove KVtV 1895-1995 pag. 50.)

Raambuurt
De Raambuurt in Deventer maakte deel uit van de historische vestingstad. De treffende combinatie van wonen en werken in deze buurt als gevolg van de industriële ontwikkeling vanaf het eind van de vorige eeuw, is nog duidelijk aanwezig, zij het minder dan voor de grote renovatie van het eerste decennium van deze eeuw. Ook de structuur van het gebied, bepaald door de vesting en de locaties van de diverse, deels voormalige fabriekscomplexen, is nog gaaf. De geschiedenis van het gebied begint bij de havenbedrijvigheid en loopt via de stichting van de molen, de vollersactiviteiten, de gasfabricage en de eerste grootschaligere nijverheid, de omvangrijke fabriek van de ijzergieterij Nering Bögel, tot de tegenwoordige industrie over een periode van meer dan zeshonderd jaar. Omstreeks 1900 bereikte de buurt zijn meest harmonische situatie. De IJssel, de Oude Haven en het Overijssels kanaal vormden een samenhangend systeem van waterwegen. Aan het Pothoofd en in de haven meerden de grotere schepen af, kleinere bevoeren het kanaal en meerden ook af in het gedeelte van het kanaal oostelijk van de Pothoofdsluis. Bedrijven en woningen vormden een harmonieus maar toch ook divers beeld. De bedrijven profiteerden van de ligging nabij het water, maar ook van de tramverbinding over het Pothoofd. Deze situatie beperkte zich niet tot het Sluiskwartier maar was ook karakteristiek voor andere delen van de Raambuurt zoals de Bergsingel en het gebied rond de Bergpoortstraat.

In de zuidzijde van de begrenzing van het gebied is nog duidelijk de omtrek van de voormalige vesting te herkennen, in de noordzijde de contourlijn van de voormalige haven. Met name de Bergsingel en de Raamstraat (zuidzijde) zijn qua sfeer, de gebouwen en de bestrating een uniek document van een industriële straat, met gebouwen van het eind van de negentiende eeuw tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. Nering Bögel ging in 1932 failliet. Door de ontmanteling van het bedrijf ontstond ruimte voor woningbouw aan de Emmastraat, de Gieterijstraat, Sluisstraat en Raamstraat (noordzijde), waar ook nu nog voornamelijk de karakteristieke woningen uit de jaren dertig staan. De uitgebreide sanering van dit gebied in de jaren negentig heeft hier niet veel aan veranderd.

'Het betreffende gebied is zeker van regionaal industrieelarcheologisch belang. Het feit, dat het een vroeg - vóór de ontmanteling- en binnen de buitengracht tot stand gekomen gebied is, verhoogt nog dat belang.' (Y. Attema, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 1990).

(deels naar: Bureau Bouwwerk, 'Het Sluiskwartier in Deventer Holten 2007)

Pothoofd
Ten zuiden van het centrum, ingeklemd tussen de IJssel, de Raambuurt en Knutteldorp, ligt de buurt het Pothoofd. Vroeger een overslagkade, nu staan er zes appartementenflats van de Belgische architect Jo Crepain. Het stratenpatroon is flink veranderd. Grote kranen en silo's hebben hier ooit gestaan en er was een spooremplacement. Stoomtrams vertrokken er naar Zutphen, Borculo en Emmerich. Het stationsgebouw, nu het wijkgebouw van Speeltuinvereniging 'Wijk16', is één van de weinige plekken die nog 'houvast' geven naar de bedrijvigheid van toen. Op dit terrein is in de 18e eeuw - door de scheepvaart op Amerika en de overslag van graan op de kade van het Pothoofd - als adventiefplant de Kleine teunisbloem terecht gekomen. In Deventer werd deze bloem daarom Pothoofdplant genoemd. Sindsdien kennen we in de biologie de naam Pothoofdplant voor onopzettelijk van elders aangevoerde planten.
Ter plaatse van de Pothoofdkade is - met behoud van het zeventiende-eeuwse verdedigingswerk en een aansluitend deel van de kade - een nieuwe kade ontworpen. Het aansluitende deel van de oude kade, ongeveer 40 meter, verdwijnt achter de nieuwe kade, de rest van de kade verdwijnt door sloop.

(deels naar: Bureau Bouwwerk, 'Het Sluiskwartier in Deventer Holten 2007)