direct naar inhoud van Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D111-VG01

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen openbaar vervoerstation': voorzieningen ten behoeve van een openbaar vervoerstation, waaronder perrons, horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 3 Categorie-indeling Horeca zijn aangeduid als categorie 2b of 3a, detailhandel, dienstverlening, onderhoud en beheer, fietsenstalling met aan de stallingsfunctie gerelateerde en ondergeschikte functies;
  • c. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' ten behoeve van wegen, voet- en rijwielpaden;

en de daarbij behorende:

  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. kunstwerken;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen en (fietsen)stallingen;
  • h. verblijfsvoorzieningen, waaronder perrons.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen alleen worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

21.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot een bouwhoogte van ten minste 3 m niet worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van viaducten en bruggen gemeten vanaf de bovenste spoorstaaf mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer, mag niet meer dan 15 m gemeten vanaf de bovenste spoorstaaf, bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublidĀ 21.2.2 onder a in die zin dat gebouwen ten behoeve van spoorwegdoeleinden buiten de ter plaatse aangegeven aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, mits:

  • a. de bouwhoogte van de buiten de aanduiding 'bouwvlak' gebouwde gebouwen ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de uitbreiding ten hoogste 5% van de gezamenlijke oppervlakte van de binnen de aanduidingen 'bouwvlak' gebouwde gebouwen mag bedragen.
21.3.2 Toepassingsvoorwaarden

Het bepaalde in het vorige lid kan slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie
  • f. de sociale veiligheid.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen.