direct naar inhoud van 5.1 Grondgebruik, bodemgesteldheid en geomorfologie
Plan: Rivierenwijk en Snippeling
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D110-OH01

5.1 Grondgebruik, bodemgesteldheid en geomorfologie

Tot de aanleg van de Snipperlingsdijk rond 1345 stond het grootste deel van het gebied onder directe invloed van het water van de IJssel. De huidige Rivierenwijk maakte deel uit van de uiterwaarden aan de oostkant van de IJssel, de Veenen. Waarschijnlijk liepen lokale beeklopen door dit gebied, die afwaterden in de IJssel. Hierdoor zal het een moerasachtig gebied geweest zijn. In dit drassige gebied lagen zandopduikingen uit het laat-Pleistoceen of vroeg Holoceen. Deze zandopduikingen zullen voor de aanleg van de dijk de weinige relatief droge plaatsen in het gebied geweest zijn.

Het buurtschap Snippeling ontstond in de 18de eeuw op een zandopduiking langs de Koerhuisbeek. Voor de aanleg van de dijk om de stadsweiden, stond dit gebied onder invloed van de IJssel en de lokale beken. Alleen de zandopduiking zal relatief droog en daarom geschikt zijn geweest voor bewoning.

In het oosten van het plangebied, het buurtschap Snippeling, zijn op de zandopduikingen hoge enkeerdgronden ontstaan. De overige delen van het plangebied zijn niet gekarteerd op de bodemkaart. In de negentiende eeuw werd het Overijssels Kanaal aangelegd.

Het gebied kent veel recente verstoringen in de vorm van woningbouw en infrastructuur. Bij archeologisch onderzoek in het plangebied is echter gebleken dat de aanleg van infrastructuur het bodemarchief niet altijd verstoord heeft. Woningbouw zal de bodem vooral verstoord hebben als er ook kelders zijn aangelegd.