direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
3.2.1.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie geeft de provinciale visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving tot 2030 weer. De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld. Verdere, bindende regels zijn opgenomen in de Omgevingsverordening.

De leidende thema's die in de Omgevingsvisie aan bod komen zijn 'duurzaamheid' en 'ruimtelijke kwaliteit'. De keuze voor duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in grote aandacht voor zuinig ruimtegebruik, de wateropgave en de bijdrage aan de reductie van broeikasgassen. Wat betreft ruimtelijke kwaliteit gaat het erom dat elke ontwikkeling iets bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit moet versterkt worden door essentiële gebiedskenmerken te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen.

3.2.1.1.1 Uitvoeringsmodel

De provincie stuurt op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit door middel van het uitvoeringsmodel. Op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie wordt duidelijk gemaakt "of", "waar" en "hoe" een ruimtelijke ontwikkeling kan worden gerealiseerd. Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het kader van dit bestemmignsplan is dus geen toetsing aan het uitvoeringsmodel nodig.

3.2.1.1.2 Recreatie

De provincie wil ruimte bieden aan ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van de bestaande verblijfsaccommodaties, onder voorwaarden van het generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan. Ondernemers krijgen de ruimte om toeristisch-recreatieve voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan differentiatie van het aanbod en toeristische structuurversterking. Ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie zal geen medewerking verlenen aan het toekennen van een woonbestemming aan permanent bewoonde recreatiewoningen.

3.2.1.1.3 Ontwikkelingsperspectieven

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan (nieuwe) ontwikkelingen en initiatieven. De volgende perspectieven zijn voor dit bestemmingsplan van toepassing:

  • Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte
    Dit zijn gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie, zorg, natuur, water) en bijzonder woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

  • Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur
    EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.

Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan deze ontwikkelingsperspectieven.

Conclusie: dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen buiten de bestaande terreinen mogelijk. Het betreft een bestemmingsplan voor de bestaande terreinen in de huidige omvang, waarbij binnen deze terreinen ruimte is voor een flexibelere invulling dan in de geldende bestemmingsplannen.

3.2.1.1.4 Gebiedskenmerken

Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen dienen te passen binnen de ambities voor de gebiedskenmerken.

Conclusie: Met het voorliggend bestemmingsplan blijven de aanwezige gebiedskwaliteiten in stand. Aangezien het plan geen nieuwe ontwikkelingen buiten de bestaande terreinen mogelijk maakt, is het niet nodig nader in te gaan op de vier-lagen-benadering en kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven die voor het plangebied gelden. Het bestemmingsplan gaat bovendien vergezeld van een beeldkwaliteitsplan waarin per terrein een aantal kwaliteitseisen is opgenomen.

3.2.1.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld.

3.2.1.2.1 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

In artikel 2.1.6 is een regeling getroffen voor de beoogde Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Het plangebied valt in de Groene Omgeving (buitengebied). Ontwikkelingen in de Groene Omgeving die gaan over nieuwvestiging, verplaatsing of significante uitbreidingen van 'rode' functies vallen onder de zogenaamde Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Tegenover de nieuwe ontwikkeling moet dan een kwaliteitsimpuls staan, deze heeft betrekking op landschap en ecologie.

Conclusie: Het opnieuw bestemmen van bestaande verblijfsrecreatieve terreinen, zonder een uitbreiding van de oppervlakte, valt niet onder deze Kwaliteitsimpuls.

3.2.1.2.2 Verblijfsrecreatie

In de verordening is het principe vastgelegd dat recreatiewoningen die op enig moment als zodanig zijn gebouwd, beschikbaar moeten blijven voor recreatief gebruik door een breed publiek. Conform het Rijksbeleid wordt ruimte gelaten voor een persoonsgebonden overgangsrecht/gedoogbeschikking/ontheffing voor die gevallen waarin vóór 31 oktober 2003 sprake was van permanente bewoning die sindsdien onafgebroken is voortgezet. Waar gemeenten op het moment van inwerkingtreding van de verordening een objectgebonden overgangsrecht hebben toegekend, wordt dit als een bestaand recht gerespecteerd.

In artikel 2.12.4 wordt het volgende gesteld over de mogelijkheid van het geven van een woonbestemming aan een permanent bewoond park met recreatiewoningen:

1: Bestemmingsplannen voorzien niet in wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op enig moment als zodanig is gebouwd, een woonbestemming wordt toegekend.

2: In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan aan recreatiewoningen een woonbestemming worden toegekend voor zover deze recreatiewoningen al vóór of op 31 oktober 2003 permanent bewoond werden en deze permanente bewoning sindsdien onafgebroken is voortgezet voor zover:

  • a. voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor (bestaande) reguliere woningen;
  • b. voldaan wordt aan relevante milieuwet- en regelgeving;
  • c. de recreatiewoningen staan in stads- en dorpsrandgebieden voor zover het niet gaat om gebieden die zijn aangewezen als EHS en Nationaal Landschap.

Conclusie: De meeste verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van Gerner) liggen niet in een dorpsrandgebied, maar wel deels in de EHS. De gemeente kan, ondanks het feit dat op een deel van de terreinen permanente bewoning plaatsvindt, geen recreatiebestemmingen wijzigen in woonbestemmingen. Bestaande gevallen van permanente bewoning (met een al verleende objectgebonden gedoogbeschikking) zijn toegestaan binnen de verblijfsrecreatieve bestemming.

Persoonsgebonden omgevingsvergunningen worden buiten het bestemmingsplan om op grond van de Wabo geregeld.

3.2.1.2.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bestaat uit bestaande natuur, beheersgebieden en nieuwe (al dan niet gerealiseerde) natuur. De EHS is aangewezen door GS. Momenteel (juni 2012) loopt er een heroverweging over de begrenzing van de EHS. De gemeente Dalfsen heeft daarbij verzocht de bedrijfsmatig geexploiteerde recreatieterreinen uit de EHS te laten. Terreinen met niet-bedrijfsmatig geexploiteerde recreatiewoningen kunnen wel in de EHS vallen. De omgevingsverordening regelt hiervoor dat bestaande rechten en ontwikkelingsmogelijkheden met betrekking tot bebouwing of terreinverharding van bestaande functies niet beperkt worden.

In artikel 2.7.3. onder 2 van de verordening zijn de relevante regels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS opgenomen:

"2: bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen:

  • a. strekken uitsluitend tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscatgorieen bestaande natuur en nieuwe gerealiseerde natuur;
  • b. strekken mede tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieen nieuwe, nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied
  • c. wijzen geen bestemming of stellen geen regels die activiteiten mogelijk maken die significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden zullen of kunnen hebben.
  • d. stellen regels ter bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden.

3: De verplichtingen die voortvloeien uit het tweede lid houden in ieder geval behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van de betrokken gebieden.

4: De verplichtingen die voortvloeien uit het tweede lid beperken niet rechten en ontwikkelingsmogelijkheden, en leiden niet tot wijziging van de regels ter zake van bebouwing of terreinverharding die aan bestaande functies toekomen ingevolge de bestemming die geldt ten tijde van het van kracht worden van deze titel"

Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Overijssel is in paragraaf 2.7.3 lid 4 opgenomen dat de bestemmingsregels vanuit de EHS (bescherming herstel en behoud waarden natuur) niet gelden voor bebouwing of terreinverharding die aan bestaande functies toekomen ingevolge de bestemming die geldt ten tijde van het van kracht worden van de regels in deze titel (de EHS bepalingen in de omgevingsverordening).

Met andere woorden ook de bestaande bestemde mogelijkheden van recreatiewoningen mogen blijven bestaan, ook in nieuwe bestemmingsplannen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan moet een onderbouwing ten aanzien van de bovenstaande punten worden opgenomen. Belangrijk punt hierbij is dat bestaande rechten ten aanzien van bebouwing en verharding gerespecteerd moeten worden.

Conclusie: met de nieuwe voorgestelde begrenzing voor de verblijfsrecreatieterreinen komen de bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen buiten de EHS te liggen. De terreinen met de recreatiewoningen die niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd liggen met deze nieuwe begrenzing wel in de EHS. Omdat het bestemmingsplan geen uitbreidingen van de bestaande terreinen zelf mogelijk maken wordt het areaal EHS niet aangetast. Voor de niet-bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen met recreatiewoningen geldt dat de bestaande rechten en ontwikkelingsmogelijkheden niet beperkt mogen worden. Voor deze recreatiewoningen geldt dat in de nog geldende bestemmingsplannen vaak een kleinere recreatiewoning (in m3) is toegestaan, maar dat daarbij de kelders en bijgebouwen niet meetelden. In dit nieuwe bestemmingsplan telt een eventuele onderkeldering en bijgebouw wel mee bij de vaak wat ruimere inhoud. Per saldo blijft daarmee de toegestane maximale inhoud gelijk.

Uit de MER-beoordeling blijkt dat het opnemen van de 300 m3 norm voor recreatiewoningen nauwelijks effecten heeft op natuurgebieden. Alleen uit een oogpunt van archeologie en water kunnen effecten optreden als de woning wordt onderkelderd. Omdat er per saldo geen milieueffecten zijn mitigerende en compenserende maatregelen niet van toepassing op deze mogelijke activiteiten.