direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDlfshz4-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplan herziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

1.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is de uitwerking van het beleid voor Plattelandswoningen dat op 16 december 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Dalfsen. Zie Beleidsnota Plattelandswoningen

1.2 Aanleiding

Op 1 januari 2013 is de ‘Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake de planologische status van gronden alsmede aanpassingen van plattelandswoningen’ in werking getreden (hierna; Wet plattelandswoningen). In de beleidsnota Plattelandswoningen is de manier waarop de gemeente Dalfsen invulling aan deze regeling gaat geven opgenomen.

Om in te kunnen spelen op (toekomstige) aanvragen, moet planologisch geregeld worden dat een bedrijfswoning door een derde die geen functionele binding heeft met het agrarisch bedrijf in gebruik mag worden genomen.

Met deze herziening worden een aantal concrete gevallen planologisch geregeld en wordt voor nieuwe gevallen een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij toetsing van de concrete gevallen zijn voor een aantal percelen ook nog onjuistheden in de bestemming geconstateerd. Deze onjuistheden worden met dit bestemmingsplan gerepareerd.

Verder heeft de Raad van State op 9 juli 2014 uitspraak gedaan over de beroepen tegen het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen. Zie: Uitspraak 9 juli 2014 Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen . Hierbij is voor het perceel Hessenweg 20a/22a de bestemming 'Agrarisch Glastuinbouw' vernietigd. Hierbij is opgedragen om binnen 16 weken met in achtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deels was reparatie voor dit perceel al opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan, maar is naar aanleiding van vernietiging van de onderliggende bestemming ook specifiek opgenomen in deze herziening.

1.3 De bij het plan behorende stukken

De 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen bestaat uit de volgende stukken:

  • a. Toelichting;
  • b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz4-vs01
  • c. Regels.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Europees

2.1.1 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.

Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.

2.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Door Natura 2000-netwerk worden de gebieden (natuurlijke habitatten) en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten beschermd. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet.

2.2 Nationaal

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking. De SVIR heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die waren benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is aangegeven dat voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, het roer om moet in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te kunnen veranderen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet').

Buiten deze dertien belangen hebben gemeenten en provincies beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat gemeenten en provincies zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het dertiende nationale belang zoals genoemd in de SVIR is relevant voor deze ontwikkeling. Het dertiende belang is de zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Hieraan voldoet dit bestemmingsplan.

2.2.2 Nationaal Waterplan

De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.

2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.

2.2.4 Natuurbeschermingswet 1998

Sinds 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. Hierin zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder deze wet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en wetlands.

2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur

De Natuurbeschermingswet 1998 is de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Delen van het plangebied zijn aangewezen als behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur een samenhangend netwerk gaan vormen van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur is op provinciaal niveau nader uitgewerkt en begrensd.

2.2.6 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel

De Omgevingsvisie richt zich op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. In de volgende hoofdstukken is te lezen dat de plannen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft aansluiten bij de Omgevingsvisie.

In de Omgevingsvisie zijn gebiedskenmerken verwoord. Deze gebiedskenmerken zijn uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken. De Omgevingsverordening verankerd dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gebiedskenmerken. Verder moet in het bestemmingsplan onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat ook in de Omgevingsvisie is opgenomen. Met name van belang zijn de normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus gedaan worden.

2.3.2 Plattelandswoningen in het buitengebied van Dalfsen
2.3.2.1 Ontwikkelingsperspectief

Deze herziening heeft betrekking op alle agrarische bedrijven, met een agrarische bestemming in het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Hiervoor gelden de volgende verschillende ontwikkelingsperspectieven.

  • Schoonheid van de moderne landbouw

Dit ontwikkelingsperspectief ziet op open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Dit ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.

  • Mixlandschap

Dit ontwikkelingsperspectief ziet op gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met ander functies (recreatie, zorg , natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatie milieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Hierbij staat de kwaliteitsambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop.

  • Zone ondernemen met natuur en water (buiten de EHS)

Dit ontwikkelingsperspectief ziet op het behouden en ontwikkelen van natuur- en landschapskwaliteiten en het watersysteem, in samenhang met economische ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan een kwaliteitsimpuls voor natuur, landschap en water, waarmee tevens het samenhangend stelsel van natuurgebieden en de regionale economie worden versterkt. Voor de landbouw, maar ook voor andere functies, is er even veel ontwikkelingsruimte als elders in het landelijk gebied.

Deze herziening gaat over het gebruik van bestaande bedrijfswoningen bij bestaande agrarische bedrijven. De herziening voldoet aan het ontwikkelingsperspectief omdat het de agrarische bedrijvigheid of andere functies in de omgeving niet belemmerd. Ook past het om agrarische bedrijven ruimte te geven, functies naast elkaar toe te staan en bebouwing duurzaam te benutten.

2.3.2.2 Gebiedskenmerken

De gebiedskenmerken zoals opgenomen in de catalogus gebiedskenmerken meegenomen in de Structuurvisie Buitengebied gemeente Dalfsen en ook in het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen. Nu er wat betreft bouwmogelijkheden met deze herziening geen aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan worden gedaan voldoet deze herziening aan de gebiedskenmerken en in toetsing van de specifieke locaties niet noodzakelijk.

2.3.3 Generiek beleid Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie introduceert de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Ontwikkelingen in de Groene omgeving gaan hierdoor samen met een impuls in kwaliteit. Bestemmingsplannen voor de groene omgeving die een in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, alleen als hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er aangetoond is dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Met deze herziening worden geen nieuwvestiging of grootschalige uitbreidingen van functies toegestaan alleen het gebruiken van bestaande bedrijfswoningen door derden mogelijk wordt. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is daarom niet van toepassing op deze herziening.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Buitengebied Gemeente Dalfsen
2.4.1.1 Algemeen

De gemeente Dalfsen heeft een structuurvisie voor het Buitengebied opgesteld. Het doel van deze structuurvisie is om een integraal beleidskader te krijgen voor diverse ontwikkelingen in het buitengebied. Voorzover ontwikkelingen voorspelbaar en te sturen zijn, zijn deze opgenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn alleen ook ontwikkelingen die niet op voorhand kunnen worden bedacht. Om voor deze initiatieven een goede afweging te kunnen maken is de structuurvisie Buitengebied opgesteld. De ontwikkelingsrichting, economische, sociale en ecologische duurzaamheid is onderverdeeld in de acht landschapstypen die in het plangebied aanwezig zijn.

In de structuurvisie wordt 20 jaar vooruitgekeken, de focus ligt op 2030. Wat betreft de vervulling van het beleid kiest de gemeente voor de benadering kwaliteit door maatwerk.

Dalfsen is een plattelandsgemeente bij uitstek. In de richting van 2030 spreekt de gemeente de ambitie uit, die eerder al eens verwoord is in de (inmiddels vervallen) Plattelandsvisie: de gemeente streeft naar een landelijk gebied waar het goed werken en wonen is, waar de plattelandseconomie voldoende perspectief heeft op een duurzaam voortbestaan en waar de landschappelijke kwaliteiten zo hoog zijn dat het gebied ook voor de langere termijn een belangrijke recreatieve aantrekkingskracht heeft ontwikkeld.

2.4.1.2 Structuurvisie Buitengebied en Plattelandswoningen

In zijn algemeenheid is het buitengebied steeds minder het domein van de agrarische bedrijven en is steeds meer sprake van een mix van functies. Het gemeentelijke beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Buitengebied Gemeente Dalfsen is er op gericht om ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector te behouden.

Vooral in het Deelgebied Jonge Heideontginning Noord heeft de landbouw nog ontwikkelingsmogelijkheden. Hier zitten ook in de huidige situatie de meest kansrijke en grote bedrijven. Hier zouden ook neven locaties ontwikkeld kunnen worden waarbij bijvoorbeeld alleen het bedrijfsdeel van het agrarische bedrijf wordt aangekocht en de oorspronkelijke bewoner wel in de bedrijfswoning (als burger) blijft wonen. Ook in andere deelgebieden is dit een mogelijkheid om bedrijven te ontwikkelen.

In het deelgebied Jonge heideontginningen (noord) zijn misschien nog kansen voor hervestiging van agrarische bedrijven. Bij hervestiging moet er ook met de bestaande bedrijfswoningen al rekening worden gehouden. Het toekennen van plattelandswoningen geeft dus geen extra wettelijke belemmeringen om hervestiging mogelijk te maken. Alleen kan bij hervestiging het woon- en leefklimaat van de plattelandswoning meer onder druk komen te staan wat tot meer maatschappelijke discussie kan leiden.

Er zijn reden zijn om terughoudender te zijn met plattelandswoningen, om het gebied echt landbouw gericht te houden. Maar er zijn ook reden om ruimhartig met plattelandswoningen te zijn omdat door de toekenning van de status plattelandswoning milieubelemmeringen opgeheven worden. Juist bestaande agrarische percelen en bebouwing in het gebied kunnen beter benut worden. Schuren kunnen los van de (voormalige) bedrijfswoning gebruikt worden. Dit kan voorkomen dat relatief goede stallen leegstaan, terwijl er elders weer nieuw moet worden gebouwd.

Daarom en omdat de ruimtelijke gevolgen van het toekennen van de status plattelandswoning beperkt zijn wordt geen ruimtelijke differentiatie aangebracht. Een bewoner van een plattelandswoning weet en moet accepteren dat er geen hoger (milieu)beschermingsniveau geldt dan voor een wel aan het bedrijf gebonden bewoner van de bedrijfswoning. Het toekennen van de status plattelandswoning is dus in het gehele buitengebied van de gemeente Dalfsen mogelijk.

2.4.2 Landschapsontwikkelingsplan

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een visie op het landschap in het buitengebied van Dalfsen uitgewerkt in wensen en projecten. Het LOP is een gemeente dekkende visie op de landschappelijke ontwikkeling van zeven verschillende deelgebieden. In het LOP is per deelgebied een beschrijving van het landschap gegeven. Ook is aangegeven wat de karakteristieken van landschap in het betreffende deelgebied zijn en welke ontwikkelingen en welke kansen en bedreigingen er zijn. De gemeente kiest in het LOP voor de strategie ‘Selectief ontwikkelen’. Dit betekent dat in principe wordt ingezet op en toename van kwaliteit en het herstel van verloren gegane kwaliteiten, maar dat met name de thema's ‘recreatie’ en ‘natuur’ gebiedsgewijs worden genuanceerd.

De ruimtelijke gevolgen van het toekennen van de status plattelandswoning worden ingeschat als beperkt. Er verandert niets aan de bouw- en gebruiksregels (agrarische bestemming blijft van toepassing). Alleen het gebruik van de al aanwezige (voormalige) bedrijfswoning door personen die geen binding hebben met het agrarische bedrijf wordt mogelijk gemaakt.

Het kan gaan voor komen dat de voormalige bedrijfswoning zich ruimtelijk gaat afscheiden van de rest van het agrarische bedrijf (door bijvoorbeeld plaatsen schuttingen, eigen oprit e.d.). Sturing hierop zou kunnen met een erfinrichtingsplan en deze dan ook te handhaven. Enige afscheiding tussen twee bedrijfswoningen is vaak ook al aanwezig uit privacy overwegingen en ook vergunningvrij zijn er mogelijkheden om toch, ondanks afspraken in een erfinrichtingsplan, te bouwen. Het verplichten van een erfinrichtingsplan bij deze relatief kleine wijziging in gebruik lijkt daarom niet effectief in relatie tot de kosten en onmogelijkheden die handhaving hiervan met zich mee zullen brengen. Om die reden wordt daarvan af gezien.

Wel is voorwaarde dat gebruik moet wordt gemaakt van bestaande inrit(ten) en er dus geen nieuwe inrit naar de “plattelandswoning” komt. Daarmee wordt voor een deel voorkomen dat de “plattelandswoning' zich niet veel verder afsplitst van het agrarische bedrijf.

2.4.3 Externe veiligheidsbeleid
2.4.3.1 Wat is externe veiligheid?

Externe veiligheid gaat over veiligheid van bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten en de risico's die zij vormen voor hun omgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan LPG-tankstations. Bewoners en werknemers, recreanten en publiek lopen risico's bij het betreden van het publieke domein en gebouwen. Thema's als brandveiligheid en milieurisico's zijn de laatste jaren sterk onder de aandacht gekomen, mede naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Enschede en Volendam.

Bij externe veiligheid spelen twee termen een grote rol: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is 'de kans, dat zich op een bepaalde plaats over een periode van één jaar een dodelijk ongeluk voordoet, als direct gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen, als zich op die plaats 24 uur per dag en onbeschermd een persoon zou bevinden.' Het is hierbij niet van belang of zich op die plaats daadwerkelijk een persoon bevindt. Het plaatsgebonden risico is een abstracte grootheid. Personen die daadwerkelijk op die plaats zouden verblijven, lopen dat risico. De norm voor het plaatsgebonden risico in Nederland is in beginsel een kans van 1 op de miljoen per jaar (ofwel 10-6 per jaar).

Groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep personen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, overlijdt vanwege een ongeval met gevaarlijke stoffen. Met de grootheid groepsrisico is getracht een maat voor maatschappelijke ontwrichting te creëren. Bij het groepsrisico gaat het om de werkelijk aanwezige bevolking in de omgeving van een activiteit met gevaarlijke stoffen en de spreiding van de bevolking in dat gebied.

2.4.3.2 Externe veiligheidsbeleid

Op landelijk niveau is afgesproken dat iedere gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren. Daarom heeft de gemeenteraad op 26 maart 2007 de Externe veiligheidsvisie gemeente Dalfsen vastgesteld.

De doelstelling van het nieuwe beleid is om samen met alle veiligheidspartners de huidige veilige woon- en leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Met het nieuwe beleid wordt ernaar gestreefd dat alle generaties bewoners van de gemeente Dalfsen zich veilig (blijven) voelen in hun leefomgeving. In de gemeente Dalfsen maakt externe veiligheid onderdeel uit van het integrale veiligheidsbeleid.

Uit een inventarisatie is gebleken dat binnen de gemeente een aantal risicobronnen aanwezig zijn. Naast 5 LPG-tankstations en een ammoniak koelinstallatie zijn ook vuurwerkopslagen en propaantanks aanwezig. Ook transporten van gevaarlijke stoffen zijn van belang. Met name het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en via buisleidingen (aardgas).

In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd als de veiligheids-contour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.

Ten aanzien van het groepsrisico is in het beleid aangegeven dat het bestuur van de gemeente Dalfsen verantwoordt of een bepaalde situatie aanvaardbaar wordt geacht. Een beslissing op het wel of niet aanvaardbaar zijn van een bepaald risico is in de regel niet eenvoudig, in verband met de verschillende belangen die hierin spelen. Naast het veiligheidsbelang speelt vanzelfsprekend ook een economische belangenafweging.

2.4.3.3 Plattelandswoningen

Ten aanzien van externe veiligheid moet vooraf toetsing plaatsvinden.

Binnen de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico zijn geen nieuwe kwetsbare functies toegestaan, met uitzondering van beperkt kwetsbare objecten; hiervoor geldt een richtwaarde. Een bedrijfswoning is een beperkt kwetsbaar object en een woning een kwetsbaar object.

Voor toetsing van het groepsrisico gaat het er vooral om of het aantal aanwezigen toeneemt. Daarbij speelt het onderscheid tussen een woning die als bedrijfswoning gebruikt wordt of door derden geen rol. In beide gevallen wordt er gewoond.

De in deze herziening opgenomen bedrijfswoningen zijn getoetst. Er is per locatie gekeken naar de specifieke situatie. De gemeente Dalfsen hanteert een 'aandachtsgebieden kaart voor externe veiligheid'. Het grootste deel van de plattelandswoningen ligt buiten de aangegeven aandachtsgebieden. Hieronder is een overzicht opgenomen.

Plattelandswoning   In aandachtsgebied externe veiligheid?  
Hessenweg 20a   Ja, zone groepsrisico door route gevaarlijke stoffen  
Brandweg 13a   Nee  
Hoevenweg 6   Nee  
De Brandt 12a   Nee  
Langsweg 43   Nee  
Brouwersweg 3   Nee  
Vossersteeg 70   Nee  
Zandwijkallee 6   Nee  
Dommelerdijk 6   Nee  
Brandweg 3a   Nee  
Marsweg 11   Nee  
Vlierhoekweg 10   Nee  
Dalmsholterweg 10   Nee  
Waterinkweg 57   Ja, zone groepsrisico door aardgastransportleiding  
Tolhuisweg 13   Nee  
Vennenbergweg 5a   Nee  
Schapendrift 9   Nee  
Schapendrift 11   Nee  
Korenweg 5a   Ja, zone groepsrisico door aardgastransportleiding  
Moezenbeltweg 3   Nee  
Westeinde 192a   Nee  
Ruitenveen 34a   Nee  
Lemelerveldseweg 103   Nee  
Langsweg 34A   Nee  
Strenkhaarsweg 7A   Nee  
Kreuleweg 8   Nee  
Dalmsholterweg 2   Nee  
Slagweg 6   Nee  
Lemelerveldseweg 44   Nee  

Geen enkele plattelandswoning ligt in een zone voor plaatsgebonden risico. Dit betekent dat er vanuit de plaatsgebonden risico geen beperkingen zijn voor het veranderen van de agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoningen.

Drie locaties liggen in een zone voor groepsrisico. Omdat het aantal en de aanwezigheid van personen gelijk is tussen een bedrijfswoning en plattelandswoning, verandert de personendichtheid niet. Groepsrisico speelt daardoor ook geen rol bij deze locaties.

Als voorwaarde voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen dat de milieu hinder ter plaatse van de door derden te bewonen woning niet onevenredig zal zijn. Ook is opgenomen dat belangen van derden niet onevenredig geschaad mogen worden. Daarmee wordt voordat medewerking kan worden gegeven aan de afwijking de toetsing van externe veiligheid op die specifieke locatie ook vastgelegd en geborgd. Als er sprake is van een externe veiligheidsrisico's zullen deze bij de medewerking aan de afwijking betrokken en afgewogen worden.

2.4.4 Beleidsnota Plattelandswoningen

Op 16 december 2013 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Plattelandswoningen vastgesteld. (zie Bijlage 1). Hierin zijn de voorwaarden voor het geven van de status "plattelandswoning" aan een agrarische bedrijfswoning vastgelegd. Deze voorwaarden zijn:

Voorwaarden

  • 1. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf. De bestemming van de gronden van de bedrijfswoning is 'Agrarisch' (al dan niet met waarden). Illegaal tot stand gekomen situaties zoals tot woning verbouwde schuren worden niet gelegaliseerd door het bestemmen van een plattelandswoning.
  • 2. Er wordt aangetoond dat het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering van het bijbehorend agrarisch bedrijf niet meer noodzakelijk is;
  • 3. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit(ten),
  • 4. Er bestaat niet langer recht op een nieuwe (of tweede) bedrijfswoning voor het voormalige agrarische bedrijf, indien deze behoefte ontstaat dient de plattelandswoning zelf weer in gebruik te worden genomen;
  • 5. De 'plattelandswoningen' behouden de agrarische bestemming, met bijbehorende bouw- en gebruiksregels (planologisch blijft sprake van een agrarische bedrijfswoning). Er kunnen ook geen bedrijfsgebouwen worden opgericht bij een plattelandswoning (geen extra bedrijf).
  • 6. Er zijn geen onevenredige nadelige effecten voor omliggende functies of bedrijven (o.a. externe veiligheid.)
  • 7. De agrariër en de (toekomstige) bewoner van de plattelandswoning stemmen in met de aanwijzingen als plattelandswoning. Bij conflictsituaties heeft de gemeente wel de mogelijkheid om de situatie op een goede planologische manier te regelen.

Verder is besloten om de regeling van de "plattelandswoning" opnemen te nemen in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan en de huidige gevallen op te nemen in de benodigde herziening bestemmingsplan. In deze herziening zijn deze beide zaken opgenomen.

2.4.5 Bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Dalfsen"

Op 24 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen vastgesteld. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan is aangegeven dat er in 2013 nog een voorstel zou komen over hoe deze wetswijziging in de gemeente Dalfsen toegepast wordt en wat daarvoor de randvoorwaarden zijn. Met de Beleidsnota Plattelandswoningen is daaraan voldaan.

Deze herziening is dus een aanvulling op het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen waarmee de "plattelandswoningen" geregeld worden. Ook worden een aantal onjuistheden ten aanzien van de zoekgebieden van betreffende agrarische bedrijven en de regeling van het aantal bedrijfswoningen nu meegenomen in deze herziening. Alle overige regels van het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen blijven gelden.

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke toetsing

3.1 Beschrijving van de huidige situatie

3.1.1 bewoning bedrijfswoning door derden in strijd met bestemmingsplan

Agrarische bedrijven hebben vrijwel allemaal één of meerdere bedrijfswoningen. Deze woningen zijn in het verleden mogelijk gemaakt, omdat eigenaren en/of medewerkers van het bedrijf direct bij het bedrijf moesten wonen om toezicht te houden op het vee en/of het bedrijf. Door de automatisering in de agrarische sector en andere manieren van toezicht is een aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden. Deze woningen zijn of worden vervolgens verkocht of verhuurt aan personen die niet werkzaam zijn op of verbonden zijn met het agrarische bedrijf. Daarnaast zijn situaties ontstaan waarbij het agrarisch bedrijf aan een derde is verkocht, terwijl de voormalige boer is blijven wonen in de bedrijfswoning. Het gevolg hiervan is dat (bedrijfs)woningen in sommige gevallen zijn afgesplitst van het agrarische bedrijf en ondanks dat dit planologisch niet is toegestaan feitelijk als burgerwoning worden gebruikt. Het gevolg is dat het eigen agrarische bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden werd beperkt, omdat via de milieuwetgeving het feitelijk gebruik leidend was, in plaats van het planologisch toegestane gebruik. Een (voormalige) bedrijfswoning ligt immers veelal direct bij het agrarische bedrijf.

De milieuwetgeving ging in dit geval boven de planologische situatie, zodat het eigen agrarisch bedrijf op deze manier direct in zijn bedrijfsvoering werd belemmert. Uitspraken van de Raad van State (o.a. over Haarweg 27 in Lemelerveld nr. 200905744/1/M2) hadden hierin al verandering gebracht. Daarin ging de Raad van State er al vanuit dat de planologische situatie uitgangspunt was.

In beginsel moest er nog wel handhavend opgetreden worden omdat het gebruik van de woning door derden niet past in het bestemmingsplan. Dit zou betekenen dat het gebruik als woning door derden moet worden gestaakt of de bedrijfswoning buiten gebruik moet worden gesteld of gesloopt zou moeten worden, omdat deze niet meer ten dienste staat van het bedrijf. In de praktijk zou dit ingrijpende consequenties hebben. Legalisatie behoort in deze gevallen niet tot de mogelijkheden, aangezien geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening omdat er geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en het agrarisch bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt.

Met deze herziening wordt het mogelijk gemaakt om in het bestemmingsplan te regelen dat een bedrijfswoning wordt aangemerkt als plattelandswoning en daarmee door derden mag worden bewoond.

3.2 De plattelandswoning

De Wet plattelandswoning zorgt ervoor dat bestaande agrarische bedrijfswoningen, ook als deze woningen door derden worden bewoond, worden beschouwd als een onderdeel van het betreffende (agrarische) bedrijf waarvoor milieuvergunning wordt gevraagd. Bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Met de wet is wettelijk vastgelegd dat planologisch regime (de agrarische bestemming) bepalend voor de bescherming van de woning en niet langer het feitelijk gebruik als burgerwoning. De wet plattelandswoningen biedt ook geen oplossing voor eventuele beperkingen en belemmeringen die een bedrijf van derden heeft van een (voormalige) bedrijfswoning van de buren.

3.2.1 woon- en leefklimaat

De wet plattelandswoningen gaat in principe uit van eigen verantwoordelijkheid. De bewoner van de plattelandswoning weet dat hij bij een agrarisch bedrijf woont en niet beschermd wordt tegen de hinder vanuit dit bedrijf. Tegelijkertijd is er, bijvoorbeeld bij de intensieve veehouderij, volop discussie over het beter scheiden van functies, waarbij met name het volksgezondheidsaspect (zoönosen, Q-koorts, MRSA e.d.) een rol speelt.

De toekenning van de status plattelandswoning biedt geen oplossing voor milieuhinder, nu of in de toekomst. In veel gevallen kan een plattelandswoning niet voldoen aan de normen waaraan een normale woning wordt getoetst. Ook als het (voormalige) eigen bedrijf in de toekomst doorontwikkeld, bestaat er geen recht op milieubescherming. Het leefklimaat van de agrarische ondernemer blijft basis en wordt bij de “plattelandswoning' beschouwd als aanvaardbaar. Een belangrijk verschil is wel dat de bewoner van de plattelandswoning geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf. De bewoner van een “plattelandswoning” is geheel overgeleverd aan de bereidheid van de ondernemer om de milieubelasting op de 'plattelandswoning” binnen de perken te houden.

Toekomstige ontwikkelingen van het agrarische bedrijf zijn lastig te voorspellen en kan hiermee nagenoeg geen rekening worden gehouden bij de beoordeling of een plattelandswoning aanvaardbaar is of niet. Er zouden regels gesteld kunnen worden aan de afstand van nieuwe bedrijfsgebouwen ten opzichte van de plattelandswoning. Bijvoorbeeld dat deze niet op minder dan 25 meter mogen komen, of niet dichterbij dan de bestaande schuren nu al staan. Dit geeft wel weer een beperking in de agrarische bedrijfsvoering en kan ruimtelijk gezien juist leiden tot een duidelijke scheiding tussen het agrarische bedrijf en de plattelandswoning, wat vanuit beeldkwaliteit juist weer niet wenselijk is.

Ten aanzien van volksgezondheid in relatie tot agrarische bedrijven zijn geen duidelijke normen te geven. Het kan hierbij gaan om gezondheidsaspecten die relatie houden met veehouderij, maar bijvoorbeeld ook met 'spuitzones' en gebruik van bestrijdingsmiddelen bij akkerbouw en kwekerij bedrijven.

De discussie over risico's ten aanzien van volksgezondheid en veehouderij lijken vooral te liggen bij de intensieve veehouderij en geitenhouderij, maar ook bijvoorbeeld MKZ bij rundvee kan risico's geven. Het stellen van eisen aan technieken (bijv. luchtwasser waardoor stof uitstoot beperkt wordt wat positieve effecten heeft) of ruimtelijke eisen (toegang woning niet langs stallen e.d.) kunnen overwogen worden, maar geven ook weer beperkingen in bedrijfsvoering en een onderscheid in bedrijfstypen en maatregelen die mogelijk zijn.

Ook zonder de status van plattelandswoning wordt er ook gewoond in de bedrijfswoning (alleen niet door derden) en de wetswijziging had nu juist als doel om agrarische bedrijven niet/minder te beperken.

3.3 Gevolgen van de plattelandswoning op de omgeving

3.3.1 gevolgen voor omliggende bedrijven

De wet richt zich uitsluitend op het (voormalige) eigen bedrijf. Een (agrarisch) bedrijf van derden komt door het toekennen van de status plattelandswoning milieutechnisch niet in een nadeligere positie te zitten. Bij het beoordelen van een uitbreiding van een bedrijf van derden zal worden gekeken of die uitbreiding onevenredige milieuhinder tot gevolg heeft op basis van wettelijke normen. Deze beoordeling is na toekenning van de status plattelandswoning aan een nabij gelegen agrarische bedrijfswoning niet anders.

Zo wordt bijvoorbeeld de beoordeling van het aspect geur, veelal de meest belemmerende factor, niet gewijzigd door de status als plattelandswoning toe te kennen ten opzichte van een gewone bedrijfswoning. Het gebruik als plattelandswoning geeft onder de huidige wetgeving geen gewijzigd beschermingsniveau ten opzichte van bedrijven van derden. Geen extra belemmeringen maar ook geen voordelen voor omliggende bedrijven.

3.4 Overige thema's

Voor een aantal verschillende thema's wordt gekeken waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren of belangen van de gronden door de uitvoering van deze herziening kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.

De effecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zijn in het "Bestemmingsplan buitengebied gemeente Dalfsen” reeds aan de orde geweest. Dit bestemmingsplan voorziet in een verandering van de bestemming. Voor aanvullende onderdelen wordt verwezen naar het “Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen”.

3.4.1 Archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Omdat deze planherziening geen extra fysieke ingrepen mogelijk maakt en de overige regels van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen van toepassing blijven is er geen invloed op de archeologische waarden te verwachten.

3.4.2 Bodem

De herziening maakt geen extra (woon)-bebouwing mogelijk dan het huidige bestemmingsplan toestaat. De feitelijke functies wijzigen niet, bij de bouw van de aangeduide bedrijfswoningen is de bodemkwaliteit al beoordeeld in het kader van de bouw- en/of omgevingsvergunning.

3.4.3 Duurzaamheid

De gemeente Dalfsen zet in op een "duurzaam Dalfsen", met als doelstelling een CO2-neutrale gemeente in 2025.

Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan.

Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:

  • 1. ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
  • 2. economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
  • 3. sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.

Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.

De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.

De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:

  • energie en klimaat;
  • veilige en gezonde leefomgeving;
  • duurzaam ondernemen;
  • biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
  • innoveren in duurzaamheid;
  • voorlichting en educatie.

In de ruimtelijke onderbouwing van ruimtelijke plannen zal aan de uitgangspunten uit dit convenant aandacht worden besteed, voor zover dat ruimtelijk relevant is voor dat bestemmingsplan. In de plantoelichting zullen de mogelijkheden volgens de genoemde drie verschijningsvormen van duurzaamheid worden benoemd om de duurzaamheidsgedachte uit te dragen. De nadruk wordt gelegd op energiezuinig bouwen.

Met de toepassing van de Wet Plattelandswoningen wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling van het buitengebied doordat bedrijfswoningen die niet meer noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf wel bewoond kunnen worden. Nog goede en bruikbare woningen kunnen daarmee in gebruik blijven. Ook sociaal gezien heeft bewoning in het buitengebied een meerwaarde voor het leefbaar houden van het buitengebied.

3.4.4 Ecologie
3.4.4.1 Natura 2000

Ter bescherming van ecologische waarden dient er bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.

Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitats die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijk habitats en bescherming van wilde flora en fauna.

3.4.4.2 Flora en faunawet

In de Flora- en faunawet wordt het volgende gesteld: “eenieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving”. Dit betekent dat onderzocht dient te worden of middels de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

3.4.4.3 Conclusie

Fysiek zal er door deze herziening niets wijzigen. Er is dan ook geen invloed op beschermde gebieden of soorten te verwachten.

De zorgplicht blijft wel altijd van toepassing.Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. De zorgplicht blijft, ongeacht de status van de soorten, wel van kracht.

3.4.5 Geluid

Het feitelijk gebruik van de bedrijfswoningen wordt niet anders een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk .

De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder geluidhinder. Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswoning niet beschermd tegen geluid vanuit het eigen agrarische bedrijf.

3.4.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, als:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake als zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan bevat geen mogelijkheden tot nieuwbouw of een feitelijke verandering van gebruik. Een bedrijfswoning wordt nu bewoond en zal dat straks nog steeds worden, alleen door iemand die geen binding meer heeft met het agrarische bedrijf. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Aan het bepaalde omtrent luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.

De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder luchtkwaliteit (fijn stof). Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswoning niet beschermd tegen fijnstof vanuit het eigen agrarische bedrijf.

3.4.7 Geur

De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder geurhinder. Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswonign niet beschermd tegen geur vanuit het eigen agrarische bedrijf. En blijft de status "bedrijfswoning" houden voor toetsing van omliggende bedrijven.

3.4.8 Politiekeurmerk Veilig Wonen
3.4.8.1 Algemeen

Het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw bestaat uit eisen verdeeld over drie categorieën:

  • woning (W-eisen);
  • complex (C-eisen);
  • omgeving (O-eisen).

Aan elke categorie is een eisenpakket en een certificaat verbonden.

Wat is het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaande bouw?

Met het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw, weten bewoners dat ze in een veilig huis in een veilige, leefbare wijk wonen. Woningen, gebouwen of wijken die aan de eisen van het keurmerk voldoen, ontvangen afzonderlijk een certificaat. De drie certificaten bij elkaar vormen het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw.

Met een paar maatregelen en afspraken regelt het keurmerk veiligheid in en rond het huis. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat veel partijen samenwerken. Het keurmerk gaat namelijk niet alleen om een goed slot op de deur. Het keurmerk gaat ook om goede straatverlichting en goed onderhouden groenvoorzieningen. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk.

Integraal veiligheidsinstrument

Het keurmerk is een integraal veiligheidsinstrument. Dat maakt het keurmerk zo bijzonder. Het is niet slechts een ‘middel’ tegen inbraken. Het is een instrument dat ook andere vormen van criminaliteit tegengaat, zoals fietsendiefstal en vandalisme. Daarnaast zorgt het keurmerk ervoor dat iemand op tijd wordt gewaarschuwd als er brand uitbreekt. En, aanpassingen in en rond de wijk en afspraken over het beheer van de buurt, zorgen ervoor dat mensen in een veilige, leefbare buurt wonen. Een buurt waar ze zich nauwelijks zorgen hoeven maken over criminaliteit en gevaarlijke situaties. Een keurmerkwijk is meer dan een wijk waar nauwelijks ingebroken wordt. Het is een wijk waarin bewoners, woningcorporaties, politie, bedrijven en gemeente samen zorgen voor een leefbare plek.

Verschil nieuwbouw - bestaande bouw

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen® kent twee eisenpakketten: één voor de nieuwbouw en één voor bestaande wijken. Voor deze twee aandachtsgebieden is gekozen omdat in nieuwbouwgebieden alles nog mogelijk is. De wijk bestaat alleen op papier en ingrepen in woning of omgeving zijn eenvoudig te realiseren. Bij bestaande bouw is deze aanpak lastig. De inrichting van deze wijken is langer geleden bepaald: de wijk staat al jaren. Ingrepen zijn kostbaar. Daarnaast is de zeggenschap over de verantwoordelijkheid voor woning, complex, beheer en omgeving, versnipperd. Een bewoner heeft bijvoorbeeld wel iets te zeggen over zijn huis, maar lang niet altijd over zijn omgeving. Daar gaat de gemeente meestal over. Daarom is het werk in de bestaande bouw verdeeld over drie certificaten. Dit in tegenstelling tot in de nieuwbouw.

Certificaat Veilige Woning

Individuele woningen komen in aanmerking voor het certificaat Veilige Woning. Dit kunnen eengezinswoningen zijn, maar ook woningen die deel uitmaken van een appartementengebouw of flat. Voor individuele woningen geldt dat ‘de schil’ beveiligd moet zijn. Het gaat dan om voor, zij-, achtergevel en het dak. Het gaat zowel om dichte als om bewegende delen (ramen en deuren). Het gaat om de beveiliging van alle delen die toegang verschaffen tot de woning. Maar, het gaat ook om verlichting en een rookmelder. Bewoners die in bijzondere omstandigheden verkeren - de waarde van hun inboedel is hoog - kunnen ‘bovenop’ het certificaat Veilige Woning andere beveiligingsmaatregelen treffen zoals het aanleggen van een alarminstallatie. Verzekeringsmaatschappijen kunnen hierover informatie verstrekken.

3.4.8.2 Planinformatie

Deze herziening maakt geen nieuwe woningen mogelijk maar regelt uitsluitend het gebruik van bestaande agrarisch bedrijfswoningen in het buitengebied door derden. Het politiekeurmerk heeft daarom geen directe relatie met deze herziening van het bestemmingsplan.

3.4.9 Verkeerssituatie

Met de planherziening zal de verkeerssituaties niet wijzigen. Het aantal ontsluitingen van het het agrarische bedrijf mag door de 'plattelandswoning' niet wijzigen. Ook het aantal (bedrijfs-) woningen neemt niet toe waardoor er niet meer verkeersbewegingen komen ten opzichte van de huidige planologische situatie.

3.4.10 Water
3.4.10.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets verplicht bij gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. De watertoets is een procesinstrument, waarbij het waterschap en de initiatiefnemer (gemeente) onderlinge afstemming zoeken.

3.4.10.2 Relevant beleid

Er zijn veel beleidstukken over water vastgesteld. Zowel de provincie, het waterschap als de gemeente stellen waterbeleid vast. De belangrijkste kaders zijn de Omgevingsverordening en –visie van de provincie Overijssel, het Waterbeheersplan 2010 – 2015 van het waterschap Groot Salland, het gemeentelijk rioleringsplan en het Waterplan van de gemeente Dalfsen.

3.4.10.3 Invloed op de waterhuishouding

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er is ook geen spraken van toename van het verharde oppervlak. Deze herziening heeft dan ook geen invloed op de waterhuishouding.

Bij nieuwe bouwwerken is de minimale ontwateringsdiepte een belangrijk aandachtspunt. De minimale ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Veiligheid   Nee   Het betreft bestaande bedrijfswoningen  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   idem, er is geen sprake van nieuwbouw  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   er worden geen extra bebouwingsmogelijkheden toegestaan.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   idem  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Volksgezondheid   N.v.t.   Geen risico's voor de volksgezondheid.  
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Natte natuur   Nee   Agrarische bedrijfswoningen liggen niet in de ecologisch hoofdstructuur of verbindingszone  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.    
Recreatie   N.v.t.    
Cultuurhistorie   N.v.t.    

3.4.10.4 Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Er is geen sprake van een nieuwbouwsituatie waardoor de bestaande eisen voor hemel- en afvalwater van toepassing blijven. De situatie voor hemelwater en afvalwater blijven ongewijzigd.

3.4.10.5 Watertoetsproces

Waterschap Groot Salland is op 10 maart 2014 geïnformeerd over het plan.

3.4.10.6 Overstromingsrisicoparagraaf

Quickscan

Het plangebied is gelegen binnen dijkring 9 en 53. Voor bestemmingsplannen in deze dijkring is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

In de Omgevingsverordening (artikel 2.14.3 en 2.14.4) wordt uitgegaan van twee overstromingsrisicozones: diep en snel (dijkring 10 en 11) en minder snel en ondiep (overige dijkringen). Dijkring 9 en 53 vallen in de laatste categorie: minder snel en ondiep.

Risico-inventarisatie en conclusie
Voor de keringen van dijkring 9 en 53 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar. De overschrijdingskans is klener dan 1/1250e per jaar. Omdat het gaat om bestaande woningen (die al aanwezig zijn) wordt het risico of het aantal getroffenen bij een overstroming door deze herziening niet groter. Het bestemmingsplan is daarmee aanvaardbaar.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk zal worden aangegeven op welke wijze de 'plattelandswoning' in het bestemmingsplan worden geregeld.

4.2 Beschrijving gewenste situatie

Er heeft een inventarisatie ronde plaatsgevonden van situaties die mogelijk in aanmerking kunnen komen om als 'plattelandswoning aangemerkt te kunnen worden. Men kon zich voor 17 februari 2014 aanmelden. In totaal zijn er 28 aanmeldingen binnen gekomen. Eén aanmelding had geen betrekking op een woning met een agrarische bestemming en is daarom niet opgenomen. De overige aanmeldingen voldoen aan de voorwaarden.

Verder waren er twee gevallen die al aangegeven waren in een zienswijze voor het bestemmingsplan Buitengebied. Deze zijn ook getoetst.

Uiteindelijk krijgen de onderstaande bedrijfswoningen de aanduiding 'plattelandswoning'. In de kolom bijzonderheden zijn tevens een aantal geconstateerde onjuistheden aangegeven die met deze herziening ook gerepareerd worden ten aanzien van deze adressen.

Adres plattelandswoning   Bedrijfswoning bij agrarisch bedrijf   Bestemming   Bijzonderheden  
Hessenweg 20A   Hessenweg 22A   Agrarisch -glastuinbouw   Beroep en zienswijze bp buitengebied zie uitspraak( Rvst Uitspraak 201307936/1/R1)
Zie nadere toelichting paragraaf 4.3 De gehele bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is op de plankaart opgenomen.  
Brandweg 13A   Brandweg 13   Agrarisch   Zienswijze bp buitengebied en handhavingsverzoek ( RvSt Uitspraak 201303355/1/A1)  
Hoevenweg 6   Hoevenweg 8   Agrarisch   geen  
De Brandt 12a   De Brandt 12   Agrarisch   geen  
Langsweg 43   Langsweg 45   Agrarisch   geen  
Brouwerweg 3   Brouwersweg 5   Agrarisch   geen  
Vossersteeg 70   Vossersteeg 70a   Agrarisch   geen  
Zandwijkallee 6   Zandwijkallee 6a   Agrarisch   inwoonsituatie, gehele woning wordt aangemerkt als plattelandswoning  
Dommelerdijk 6   Dommelerdijk 8   Agrarisch   nieuwe situatie zoekgebied na vernieuwing door brand wordt hierbij vastgelegd  
Brandweg 3a   Brandweg 3   Agrarisch   geen  
Marsweg 11   Marsweg 11A   Agrarisch met Waarden   geen  
Vlierhoekweg 10   Vlierhoekweg 8   Agrarisch   geen  
Dalmsholterweg 10   Dalmsholterweg 8   Agrarisch   geen  
Waterinkweg 57   Migaweg 2   Agrarisch   geen  
Tolhuisweg 13   Tolhuisweg 11   Agrarisch met Waarden   geen  
Vennenbergweg 5a   Vennenbergweg 5   Agrarisch   bedrijf heeft 1 bedrijfswoning zoekgebied wordt aangpast, woning ligt nu voor een klein deel er buiten.  
Schapendrift 9   Schapendrift 7a   Agrarisch   geen  
Schapendrift 11   Schapendrift 7a   Agrarisch   geen  
Korenweg 5a   Korenweg 7   Agrarisch   geen  
Moezenbeltweg 3   Moezenbeltweg 1   Agrarisch met waarden   geen  
Westeinde 192A   Westeinde 194   Agrarisch   bedrijfwoningen liggen buiten huidige zoekgebied, het zoekgebied wordt hierop aangepast.  
Ruitenveen 34A   Ruitenveen 36   Agrarisch   geen  
Lemelerveldseweg 103   Lemelerveldseweg 103A   Agrarisch   geen  
Langsweg 34A   Langsweg 34   Agrarisch   geen  
Strenkhaarsweg 7a   Strenkhaarsweg 7   Agrarisch met Waarden   geen  
Kreuleweg 8   Kreuleweg 6   Agrarisch   geen  
Dalmsholterweg 2   Dalmsholterweg 2a   Agrarisch   geen  
Slagweg 6   Slagweg 8   Agrarisch   geen  
Lemelerveldseweg 44a   Lemelerveldsweg 44   Agrarisch met waarden   geen  

Om in de toekomst met een omgevingsvergunning een bedrijfswoning aan te merken als een 'plattelandswoning' is in de agrarische bestemmingen een afwijkingsbevoegdheid voor dit gebruik opgenomen.

Verder wordt in Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw opgenomen dat het aantal bedrijfswoningen zoals aangegeven met de aanduiding "aantal" aanwezig mag zijn. Dit betreft een reparatie van artikel 4.2.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen waarin dit niet goed in de regels was opgenomen terwijl er wel een aanduiding 'aantal' op de verbeelding aanwezig is.

Ten aanzien van het aantal aanwezige bedrijfswoningen binnen de agrarische bestemmingen is geconstateerd dat er in een heel aantal gevallen niet het juiste aantal op de verbeelding is aangegeven. Dit wordt nu met een aanvulling in de regels opgenomen door toe te voegen, " danwel het aantal bestaande bedrijfswoningen " . Bestaand is in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen opgenomen als begripsomschrijving en geldt ook ten aanzien van het aantal aanwezige bedrijfswoningen:

Bestaand: 

  • met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

Er zal bij toekomstige vergunningverlening in die gevallen altijd gaan om aantoonbaar legale bedrijfswoningen die als zelfstandige woonruimte vergund zijn. Bij situaties van inwoning is geen sprake van meerdere bedrijfswoningen.

4.3 Reparatie bestemming Hessenweg 20a/22a

In het ontwerp van dit bestemmingsplan waren zoals in paragraaf 4.2 is opgenomen al enkele wijzigingen met betrekking tot het perceel Hessenweg 20a/22a en de bestemming "Agrarisch Glastuinbouw" opgenomen. In de uitspraak van 9 juli 2014 is de gehele bestemming "Agrarisch - glastuinbouw" vernietigd voor het perceel Hessenweg 20a/22a.

Op dit perceel is een glastuinbouw bedrijf gevestigd met daar bij 2 bedrijfswoningen. Nummer 20a was in het ontwerp van de 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen al aangeduid als "plattelandswoning". Het opnemen van dezelfde bestemming Agrarisch- Glastuinbouw, met de aanduiding "plattelandswoning" op de bedrijfswoning Hessenweg 20a is daarom opgenomen.

Verder wordt de maatvoeringsaanduiding aantal "2" weer opgenomen. De regels van de bestemming "Agrarisch Glastuinbouw" worden aangevuld. Dit zoals al was opgenomen in het ontwerp 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen 

Er zijn hiermee bij recht twee bedrijfswoningen op het perceel Hessenweg 20a/22a mogelijk. En wordt de onduidelijke situatie over het aantal aanwezige bedrijfswoningen gerepareerd.

Hiermee wordt geheel tegemoet gekomen aan de uitspraak en wordt met de vaststelling van dit bestemmingsplan een nieuwe bestemmingsregeling voor dit perceel vastgelsteld zoals opgedragen in dezelfde uitspraak.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

In dit hoofdstuk worden, voor zover noodzakelijk geacht, de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan, waarvoor opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

De “4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen” is een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen” die op 24 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. Om de "plattelandwoningen" te regelen worden de regels van dit bestemmingsplan aangevuld. Alle andere regels van het Bestemmingsplan Buitgenbied gemeente Dalfsen blijven gelden.

Zo wordt het begrip 'Plattelandswoning" opgenomen en wordt in de Agrarische bestemmingen (Artikel 3, 4 en 5 van het bestemmingsplan) geregeld dat de op de verbeelding als plattelandswoning aangeduide bedrijfswoningen ook voor bewoning door derden gebruikt mogen worden.

Voor het in de toekomst kunnen verlenen van een binnenplanse afwijking voor het aanmerken van een agrarische bedrijfswoningen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hierbij zijn ook de voorwaarden voor afwijking voor zover nodig aangevuld volgens de "Beleidsnota Plattelandswoningen". Ook dit betreft een aanvulling van Artikel 3, 4 en 5 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen.

Verder wordt in Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw opgenomen dat het aantal bedrijfswoningen zoals aangegeven met de aanduiding "aantal" aanwezig mag zijn. Dit betreft een reparatie van artikel 4.2.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen waarin dit niet goed in de regels was opgenomen terwijl er binnen deze bestemming wel een aanduiding 'aantal' op de verbeelding aanwezig is.

Artikel 3, 4 en 5 wordt in lid 2.2 sub b verder nog aangevuld na 'aantal', "of het bestaande aantal". Hiermee wordt geregeld dat de hetzelfde aantal bedrijfswoningen mag blijven bestaan ook als dit niet direct op de verbeelding met een aantal is aangegeven.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van de herziening komen voor rekening van het budget Bestemmingsplannen regelend. Er zijn geen fysieke- of inrichtingskosten voor de uitvoering van deze herziening nodig zijn.

Bij een verzoek om toepassing van een afwijkingsbevoegdheid worden de vastgestelde leges gehanteerd.

Er is geen sprake van het toevoegen van woningen met deze herziening of andere ontwikkeling die valt onder de toepassing van artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening zoals opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet verplicht.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het voorontwerp heeft het Overleg volgens artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.

7.1 Inspraak

Omdat er duidelijke kaders door de gemeenteraad in de beleidsnota Plattelandswoningen zijn vastgesteld en de ruimtelijke gevolgen van deze herziening beperkt zijn, heeft dit bestemmingsplan niet voor inspraak ter inzage geleggen. Iedereen heeft de gelegenheid om zienswijzen in te dienen over het ontwerp bestemmingsplan.

7.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan "4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen" digitaal aan instanties toegezonden. Deze zijn hieronder kort samengevat, als bijlagen bijgevoegd, en indien noodzakelijk voorzien van een gemeentelijke reactie.

7.2.1 Reactie Waterschap Groot Salland

In het regulier overleg van 10 maart 2014 is het plan besproken met het Waterschap Groot Salland het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over dit plan.

7.2.2 Reactie Veiligheidsregio IJsselland

Op 9 april 2014 heeft de Veiligheidsregio IJsselland advies uitgebracht over het plan Advies Veiligheidsregio IJsselland. Zij hebben aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling omdat:

  • het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden;
  • het groepsrisico niet toeneemt. Het huidige aantal personen dat in de woningen woont blijft gelijk;
  • de situatie ten opzichte van de huidige situatie fysiek niet verandert.

Deze reactie hebben wij voor kennisgeving aangenomen en geeft geen aanleiding tot aanpassing van de plannen.

7.2.3 Reactie Provincie Overijssel

Op 6 februari 2014 is het concept van dit bestemmingsplan besproken in het regulier overleg ruimtelijke ordening met de provincie Overijssel. De provinciale diensten hebben aangegeven dat zijn in kunnen stemmen met het plan en verder vooroverleg niet noodzakelijk vinden.