direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal
Plan: Buitengebied Gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01

3.3 Provinciaal

3.3.1 Omgevingsvisie

Algemeen

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. De provincie geeft aan wat de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn. De Omgevingsvisie bestaat uit: de ontwikkelingsvisie op fysieke leefomgeving en uitvoeringsparagraaf bestaande uit beleidskeuzes, instrumentinzet en actie, algemene bijlagen, catalogus gebiedskenmerken, waterbijlage, plan milieu-effectrapportage / duurzaamheidsbeoordeling en de visie op de ondergrond.

De provincie Overijssel heeft een uitvoeringsmodel ontwikkeld. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van generieke beleidskeuzes (vloeien voort uit keuzes EU, Rijk of provincie), ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken.

Ruimtelijke kwaliteit is een lastiger begrip, omdat het geen statisch gegeven is. De ruimte om ons heen is immers altijd dynamisch, altijd in beweging. Ruimtelijke kwaliteit is dan ook geen fysieke eigenschap van de omgeving, maar een resultaat van natuurlijke en menselijke processen, van stuwwal tot kerktoren. Ruimtelijke kwaliteit zit in de eigenschappen van de omgeving, die tot de verbeelding spreken, waar mensen zich mee identificeren en waar ze betekenis aan geven. De ruimtelijke kwaliteit omvat zo een heel spectrum van bestaande gebiedskenmerken. De provincie Overijssel heeft de bestaande gebiedskenmerken uiteengezet en verdeeld in vier lagen die elk hun eigen logica hebben: de natuurlijke ondergrond, het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag.

3.3.2 Uitvoering en sturing ontwikkelingsperspectieven

Om de ambities en ontwikkelingsperspectieven daadwerkelijk te kunnen realiseren, is door de provincie een uitvoeringsmodel ontwikkeld. Dit uitvoeringsmodel is gebaseerd op drie stappen die gemakkelijk zijn te vertalen naar of, waar en hoe.

In de eerste stap worden de generieke beleidskeuzen afgewogen. Dit zijn keuzes die op een hoger bestuursniveau worden gemaakt, bijvoorbeeld door de EU, het rijk of de provincie. Deze keuzes doen uitspraken over bijvoorbeeld woningbouw en nieuwe bedrijventerreinen, reserveringen voor waterveiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden en de ontwikkeling van de EHS. Op dit niveau wordt beoordeeld of een bepaalde ontwikkeling mogelijk is of nodig is. In de tweede stap wordt getoetst aan de ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven geven richting aan de plek waar een initiatief het beste ontwikkeld kan worden. Tot slot stellen de gebiedskenmerken eisen en voorwaarden aan de wijze waarop een ontwikkeling vorm kan krijgen en kan worden ingepast in de omgeving.

Voor de provincie is een plan acceptabel als een bijdrage wordt geleverd op het vlak van duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie doet geen harde uitspraken en strikte voorwaarden verbindt aan ontwikkelingen in de Groene omgeving. De inzet van de provincie is er op gericht om ruimte te bieden aan economische dynamiek en ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. Daarvoor streeft de provincie naar en-en oplossingen en meervoudig ruimtegebruik. De gemeente Dalfsen heeft daarbinnen haar eigen handelingsvrijheid, mits ze de gekozen benadering van de provincie door vertaalt in haar eigen beleid. De provincie kiest ervoor om ontwikkelingen in de Groene omgeving gepaard te laten gaan met een impuls voor de ruimtelijke kwaliteit. Om daar meer concreet handen en voeten aan te geven, heeft de provincie Overijssel de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving opgesteld. In paragraaf 3.3.5. is het schema Kwaliteitsimpuls voor ontwikkelingen in het buitengebied opgenomen.

3.3.3 Ontwikkelingsperspectieven

Om de doelen daadwerkelijk te concretiseren, heeft de provincie voor haar grondgebied ontwikkelingsperspectieven geschetst . Vanwege de verschillen in dynamiek en in ruimtelijk opgaven maakt de provincie Overijssel onderscheid tussen ontwikkelingsperspectieven voor de Groene omgeving en ontwikkelingsperspectieven voor de Stedelijke omgeving. In het plangebied komen de volgende ontwikkelingsperspectieven voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0011.jpg"

Ontwikkelingspectieven, bron Omgevingsvisie

3.3.3.1 Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur

De provincie wil bestaande gebieden met hoge natuurwaarden weer onderling met elkaar in verbinding brengen. Daarvoor heeft de provincie in de Omgevingsvisie gebieden aangewezen waar het hoofdaccent ligt op het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en de realisatie van een continu en beleefbaar watersysteem.

De EHS in de gemeente Dalfsen is geconcentreerd rond de Overijsselse Vecht en de bossen hei gebieden Rechterense Veld en Hessumse Veld. De EHS bestaat deels uit reeds bestaande natuur en deels uit nieuwe natuur die nog gerealiseerd moet worden. In de bos- en landgoederenzone komen oude loofbossen en heidegebieden voor. In de toekomst zijn deze natuurgebieden uitgebreid en verbonden als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast worden conform bestaand provinciaal beleid de natuurgebieden van het Vechtdal en de IJssel met elkaar verbonden door het ontwikkelen van een Robuuste Verbindingszone bestaande uit een combinatie van bos en grasland. Ten zuidoosten van Lemelerveld is een Ecologische verbindingszone gepland. Het nationale regeerakkoord voorziet niet langer in ecologische verbindingszones.

De provincie geeft aan dat de Buldersleiding, Dedemsvaart, Tolgracht, Marswetering, Vecht, Overijsselse Vecht, Dalmholterwatersysteem en het Overijsselsch kanaal continue en herkenbare watersystemen moeten zijn.

In dit ontwikkelingsperspectief zijn er, afgezien van regels die overal gelden (milieubeleid, Natura 2000 beleid en reconstructiebeleid) geen beperkingen voor de bedrijfsontwikkeling van bestaande bedrijven. De provincie ziet goede kansen voor landbouwbedrijven om een grote rol te spelen bij het (agrarisch) natuurbeheer.

3.3.3.2 Buitengebied, accent productie

Schaalvergroting en modernisering van de landbouw zijn onomkeerbare ontwikkelingen in het landelijke gebied, die bovendien nodig zijn om een duurzaam, concurrerende landbouwsector mogelijk te maken in Overijssel. De provincie heeft er dan ook voor gekozen om in het buitengebied gebieden aan te wijzen waar de modernisering van de landbouw loyaal de ruimte krijgt. Het accent ligt in deze gebieden op het vasthouden en verstreken van het eigen karakter van elk gebied en het neerzetten van een landelijk raamwerk dat in harmonie is met de schaalvergroting van de landbouw. In de gemeente Dalfsen worden de deelgebieden veenontginningenlandschap en (jonge) heideontginningenlandschap (gebied ten noorden van de gemeente Dalfsen bij Nieuwleusen en Oudleusen en het gebied ten zuiden van Dalfsen bij Lemelerveld) gerekend tot gebieden waar het accent op de productie ligt. In paragraaf 3.3.4 is de deelgebieden kaart opgenomen, hierop zijn de deelgebieden - landschappen opgenomen.

3.3.3.3 Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte

Op veel plekken in het landelijk gebied is sprake van een verweving van functies. Naast landbouw spelen daar functies als landschap, natuur, wonen en recreatie een belangrijke rol. In deze gebieden ligt het accent van de provincie bij het verbinden van ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw en andere sectoren als recreatie aan het behouden en versterken van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. De deelgebieden essenlandschap, Vechtdal en uiterwaarden, kampenlandschap, broekontginningen en een gedeelte van het bos- en landgoederenlandschap maken onderdeel uit van het ontwikkelingsperspectief Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte. In deze gebieden is er ruimte voor de landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. In paragraaf 3.3.4 is de deelgebieden kaart opgenomen, hierop zijn de deelgebieden - landschappen opgenomen.

3.3.4 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie Overijssel bijlage Catalogus Gebiedskenmerken geeft meer in detail inzicht in de kenmerken van verschillende gebieden en wat in die gebiedskenmerken van provinciaal belang is voor hoe een ontwikkeling invulling krijgt. Waar nodig zijn in dit bestemmingsplan regels opgenomen teneinde de karakteristieken te beschermen.

In de structuurvisie Buitengebied van de gemeente Dalfsen zijn in hoofdstuk 4 de verschillende landschappelijke deelgebieden opgenomen. Per deelgebied is de lagen benadering van de provincie uitgewerkt. De verschillende landschapstypen vormen zijn het vertrekpunt van de gemeentelijke ambities. De landschappelijke kwaliteit is hierbij in eerste instantie leidend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0012.jpg" Deelgebieden kaart Structuurvisie Buitengebied gemeente Dalfsen

In het navolgende worden de relevante lagen besproken met bijbehorende sturingselementen.

Natuurlijke laag

In het plangebied komen de volgende natuurlijke lagen voor: hoogveengebieden (in cultuur gebracht), beekdalen en natte laagtes en dekzandvlaktes en -ruggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0013.jpg"

Natuurlijke laag, bron: Catalogus Gebiedskenmerken

Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)

De ambitie is de hoogveenrestanten in stand te houden en op een aantal plekken het hoogveen opnieuw tot groei te brengen. Het open natte karakter is hierbij een belangrijke kwaliteit. De inzet is op de randen tussen de hoogveenrestanten en de hoogveenontginningengebieden de hoogveenontginningsgebieden landschappelijk leesbaar te maken als ontgonnen deel van het oorspronkelijke veenlandschap. Zo ontstaat een samenhangend en leesbaar landschap in de hoogveengebieden en een overgang naar heide en schaalgraslanden eromheen.

De norm is dat de hoogveengebieden een beschermende bestemmingsregeling, gericht op behoud van het nog resterende veenpakket krijgen. Het waterpeil is hierop afgestemd.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in de nabijheid van hoogveenrestanten, dan dragen deze bij aan de verbetering van de hydrologie om verdroging van het veenpakket tegen te gaan en wwaar mogelijk aan toename van natuurkwaliteit en het areaal levend hoogveen. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Beekdalen en natte laagtes

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijk dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wa-teroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

De norm is dat het waterpeil niet lager is dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en, indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat, natuurlijke dynamiek.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Dekzandvlakte en -ruggen

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

De norm is dat dekzandvlakten en -ruggen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van het huidige reliëf.

Als er ontwikkelingen plaatsvinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Het uitgangspunt is dat bij ontwikkelingen de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het plangebied komen de volgende agrarische cultuurlandschappen voor: veenkoloniaal landschap, jonge heide- en broekonginningslandschap, oude hoevenlandschap, essenlandschap, maten en flierenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0014.jpg"

Laag van het agrarische cultuurlandschap, bron: Catalogus Gebiedskenmerken

Veenkoloniaal landschap

De ambitie is de aantrekkelijkheid, de leefbaarheid en kwaliteit van de veenkoloniale landschappen te versterken. De opgave is aan de grote maat, de vergezichten en de schoonheid van de moderne landbouw, nieuwe, op leefbaarheid en economische veerkracht gerichte, ontwikkelingen te koppelen. Daarmee kan tevens het contraxt tussen de grote open ruimtes en verdichte zones (linten en kanaaldorpen) worden versterkt. ruimtelijke aanknoppingspunten hiervoor zijn ondermeer de relicten van het hoogveen, de formele kanalen en wijkenstructuur met mooie bruggen, royale laanbeplantingen en daaraan de soms landgoedachtige buitens, villa's en herenboerderijen.

Het veenkoloniaal landschap krijgt een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de grote ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones (bebouwing en beplanting). Het bestaande stelsel van kanalen en waterlopen , wegen en bebouwingslinten blijft of wordt daarbij weer gezichtsbepalend en is de plaats waar eventuele ontwikkelingen plaats kunnen vinden.

Als er ontwikkelingen plaatsvinden in het veenkoloniaal landschap, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de bijzondere architectuur (watererfgoed, sluizen, bruggen, e.d), de bijzondere villa's buitens, herenboerderijen, de linten door het landschap en de open ruimtes.

Jonge heide- en broekontginningslandschap

De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls en soms een transformatie te geven wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen die de rechtlijnige ont-ginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Oude hoevenlandschap

De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken en recreatie, mits wordt voortgebouwd op kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn volop mogelijkheden om een functioneel groot-schalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het oude hoevenlandschap, dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang van en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting, de open es(sen), het beekdal, de voormalige heidevelden en aan de mate van openheid en kleinschaligheid.Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

Essenlandschap

De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaiek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hier tussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

De essen krijgen een beschermende bestemmingsplanregeling, gericht op de instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige relief. Op de flanken krijgen de kleinschalige landchapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint en erf)en versterking van het landschappelijke raamwerk.

Maten- en Flierenlandschap

De ambitie is het maten- en flierenlandschap is om het landschap weer herkenbaar te maken en de samenhang met de esdorpen en erven weer betekenis te geven. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gericht inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuiteit van het landschap het uitgangspunt. Nieuwe dragers als biomassateelt, (es)dorpsontwikkeling in de nabijheid, water(voorraad)berging, particulier natuurbeheer zijn voor dit landschap aan de orde.

De norm is dat het waterpeil niet lager is dan voor graslandgebruik noodzakelijk is. De Maten, Flieren en beken krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het onbebouwde karakter, de continuiteit van de beekloop, voldoende ruimte voor water en het lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het maten en flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water. Inrichting van nog gave delenricht zich op het behouden van de cultuurhistorische waarden.

Stedelijke laag

In het plangebied komen de volgende aanduidingen voor: hoofdwegen, spoorweg, gebiedsontsluitingswegen en kanalen en vaarten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0015.jpg"

Stedelijke laag, bron: Catalogus Gebiedskenmerken

De A28 en de N(3)48 vormen de belangijkste verbindingen. De wegen noord -zuid georienteerd. De N377, de N340 en de N35 zijn regionale verbindingen. Binnen het plangebied ligt de spoorlijn Zwolle - Emmen en Zwolle - Meppel.

Het Overijsselsch kanaal en de Dedemsvaart liggen in het plangebied. Ontwikkelingen moeten bijdragen aan verdere versterking van hun rustige en voorname karakter, behoud en versterking van het watererfgoed als identiteitsdragers en herstel van continuiteit - ook van de begeleidende landschappelijke structuren - waar nodig.

Lust- en leisurelaag

In het plangebied komen de volgende aanduidingen voor: donkerte, landgoederen en buitenplaatsen, wandelroutes, fietsroute, vaarweg Vecht en verblijfsrecreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0016.jpg"

Lust- en leisurelaag, bron: Catalogus Gebiedskenmerken

Donkerte

Een groot gedeelte van het plangebied heeft de aanduiding donkerte. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie van de provincie is de huidige 'donkere' gebieden, zo donker mogelijk te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken Dit betekend op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief.

De provincie Overijssel stuurt om in donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijk kunstlicht toe te passen. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht. De provincie Overijssel geeft aan dat er veel aandacht moet zijn voor het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Landgoederen en buitenplaatsen

In het buitengebied van Dalfsen zijn veel landgoederen aanwezig. Het kasteel Rechteren is de meest bijzondere. De ambitie van de provincie Overijssel is het in stand houden en herstelen van bestaande landgoederen. De groene raamwerken, de parkbossen, de tuinen, open ruimtes met solitaire bomen worden daarbij als deel van het culturele erfgoed beschouwd. Ze bieden ruimte voor nieuwe functionele toevoegingen, zoals recreatieve functies, publieke voorzieningen. eventueel woningen, als deze de kwaliteit versterken. Hierbij mag een natuurgericht beheer niet ten koste gaan van monumentalitiet en het behoud van het erfgoed. De ambitie is de kwaliteiten van gebieden waar veel landgoederen bij elkaar aanwezig zijn te versterken en verder uit te bouwen. Dit vooral door op eigentijdse wijze voortbouwen op de kwaliteiten en landgoederen tradities en landgoederen te verbinden door een samenhangende lanen-, wegen- en padenstructuur. Inventisering van bebouwing kan door middel van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.

Recreatieve routes en vaarwegen

In het buitengebied zijn enkele wandel- en fietsroutes en een vaarweg (Vecht) aanwezig. De provincie Overijssel geeft aan dat de informele routes en route netwerken in beeld moeten worden gebracht en worden voorzien van een beschermende bestemmingsregeling, gericht op de continuïteit van routes (vaarwegen, kleine paadjes, zandpaden, kerkepaden, fiets en wandelpaden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij doorgaande zandwegen, wandel- en fietsroute worden discontinuïteiten in het netwerk van paden en vaarroutes voorkomen.

Verblijfsrecreatie

In het plangebied liggen meerdere gebieden voor verblijfsrecreatie. De provincie Overijssel heeft de ambitie om de verblijfsrecreatie sterker te verbinden met de kwaliteiten van de omgeving en onderdeel uit te laten maken van het hele recreatieve netwerk. Hergebruik van vrijkomende gebouwen en kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen zijn belangrijke strategieën.

3.3.5 Omgevingsverordening Overijssel

De Omgevingsverordening is een instrument om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken. De verordening geeft aan dat er ruimte is voor sociaal-economische ontwikkelingen als er aangetoond is dat het verlies aan landschappelijke en/of ecologische waarden wordt gecompenseerd door versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

In hoofdstuk 2 en 4 wordt per thema aangegeven wat er is opgenomen in het Omgevingsverordening en op welke wijze dit verwerkt is in dit bestemmingsplan. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving komt voort uit de omgevingsverordening en wordt behandeld in paragraaf 3.3.6.

3.3.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Het basisprincipe voor de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is: 'bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving'. Vanuit deze grondgedachte kunnen de volgende uitgangspunten worden gedestilleerd:

  • Er is ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief en wordt ingepast volgens de onderscheiden gebiedskenmerken.
  • Een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling is altijd een basisvoorwaarde of basisinspanning.
  • Bij nieuwvestiging en bij grootschalige uitbreiding van bestaande functies wordt naast een investering in de ontwikkeling zelf tegelijkertijd geïnvesteerd in de kwaliteit van de omgeving/het omliggende gebied.
  • De ontwikkelingsruimte moet in balans zijn met de investering in ruimtelijke kwaliteit.

De Kwaliteitsimpuls is van toepassing op diverse categorieën van ontwikkelingen:

  • rood-voor-groen op bestaande landgoederen;
  • nieuwe landgoederen;
  • rood-voor-rood;
  • knoop erven;
  • nieuwvestiging van agrarisch bedrijf, woningen, niet-agrarische bedrijvigheid of verblijfsrecreatie;
  • grootschalige uitbreiding van agrarische bouwpercelen (>1,5ha), niet-agrarische bedrijven, bestaande verblijfsrecreatie of mestvergisting;
  • functiewijzigingen voor boomteelt, ondersteunend glas en vrijkomende agrarische bedrijven.

Het schema hierna verwoordt de te doorlopen stappen bij het al dan niet toepassen van de Kwaliteitsimpuls voor ontwikkelingen in het buitengebied van de provincie en de gemeente. Afhankelijk van het type functie (gebiedseigen/gebiedsvreemd) en het doel van de ontwikkeling wordt bepaald hoe groot de inspanning is die moet worden geleverd ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteitsprestaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0017.jpg"

3.3.7 Omgevingsvisie - Regionaal Waterplan

In de Omgevingsvisie Overijssel zijn twee kaarten opgenomen: Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel en de functiekaart Water. Op de kaart van de ontwikkelingsperspectieven zijn zoveel mogelijk de functie weergegeven die een rol spelen bij ruimtelijke- en gebiedsontwikkelingen (de oppervlaktewateren, drinkwaterwinlocaties). Op de functiekaart water zijn vooral de gebruiksfuncties opgenomen. In de waterparagraaf wordt het provinciaal beleid voor het aspect water nader uitgewerkt.

3.3.8 Provinciaal reconstructieplan intensieve veehouderij

Als uitwerking van de Reconstructiewet Concentratiegebieden, is in september 2004 het Reconstructieplan Salland-Twente vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. Als gevolg van de vaststelling van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel heeft hierop in 2009 een aanpassing plaatsgevonden. Het reconstructieplan is geldig tot 2013. Het reconstructieplan bevat een aantal beleidsdoelen die als uitgangspunt van de maatregelen dienen om de wettelijke doelstellingen te behalen. De beleidsdoelen zijn:

  • het versterken van de economische en sociale vitaliteit op het gebied van landbouw, recreatie en toerisme, economische structuur en sociale infrastructuur;
  • het verbeteren van de omgevingskwaliteit betreffende de thema's lucht, watersystemen, natuur en landschap, en;
  • het verbeteren van de veterinaire veiligheid.

Op grond van de reconstructiezonering in het Reconstructieplan Salland-Twente is het Reconstructiegebied ingedeeld in landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden. De intensieve veehouderij heeft vooral ontwikkelingsmogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden en op sterlocaties in de verwevingsgebieden. Voor deze gebieden geldt dat behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de gebiedskenmerken onderdeel van de gebiedsontwikkeling is. De provincie zet het reconstructiebeleid voort in de extensiverings- en de verwevingsgebieden.

Verwevingsgebied

Het verwevingsgebied zijn volgens de Reconstructiewet concentratiegebieden het ruimtelijk begrensde gedeelte van een Reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. Ook het verwevingsgebied is aangewezen vanuit de ontwikkelingsgedachte van de intensieve veehouderij. In dit gebied is de intensieve veehouderij één van de voorkomende functies.

Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is uitgesloten. In het verwevingsgebied liggen veel bestaande agrarische bedrijven die een intensieve veehouderijtak kunnen ontwikkelen. Om de concentratie gedachte gestalte te geven en vanwege de aanwezigheid van andere belangen, wordt terughoudend omgegaan met de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen in dit gebied. Bestaande bedrijven met intensieve veehouderij (uitgezonderd toekomstige sterlocaties) dienen echter wel hervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden te houden.

De (her)vestiging van een intensief veehouderijbedrijf op een bestaand bouwblok waar op het tijdstip van terinzagelegging van het Reconstructieplan geen intensieve veehouderij aanwezig is, is niet mogelijk. Een uitzondering kan alleen worden gemaakt voor bijvoorbeeld een locatie te midden van een groep intensieve veehouderijen. Als daarmee de samenwerking tussen de bedrijven wordt bevorderd en geen redelijk belang zich er tegen verzet, kan bij uitzondering aan hervestiging op een locatie van een niet-intensief bedrijf worden meegewerkt. Hervestiging van intensieve veehouderij op een bouwblok waar al intensieve veehouderij aanwezig is, is in principe mogelijk. De gemeente beziet in overleg met de ondernemer of dit wel de meest geschikte locatie is of dat hervestiging binnen het landbouwontwikkelingsgebied meer voor de hand ligt.

Een aantal bedrijven met intensieve veehouderij in het verwevingsgebied kan aangewezen worden als sterlocatie. Op deze bedrijven is het beleid van toepassing zoals hierna is omschreven. Anders dan in het landbouwontwikkelingsgebied wordt binnen het verwevingsgebied geen clustering van bestaande bedrijven nagestreefd. Bij uitbreiding van intensieve veehouderijen en zeker bij vergroting van het bouwblok en bij sterlocaties worden hoge eisen gesteld aan vormgeving en landschappelijke inpassing. Het gaat daarbij om maatregelen op het bouwblok en, in bijzondere gevallen rondom het bouwblok, dit ter beoordeling aan de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0018.jpg"

Uitsnede reconstructiegebied, bron Omgevingsvisie

3.3.9 Beleidskader Natura 2000, stikstof en veehouderijen Overijssel

Dit beleidskader draagt bij aan de vermindering van stikstofdepositie op Natura2000 gebieden. De depositie van stikstof moet verminderen om de achteruitgang van de instandhoudingsdoelstellingen tegen te gaan. De provincie voorziet een zestal maatregelen, die geleidelijk de ammoniakdepositie terug moeten dringen:

  • toepassing emissie arme technieken;
  • saldering met een registratiesysteem;
  • sanering piekbelastingen;
  • monitoring en ‘hand aan de kraan’;
  • effectgerichte maatregelen;
  • stimuleringsbeleid veehouderijen.
3.3.10 Natuurbeheersplan

Het natuurbeheerplan geeft de begrenzing van de gebieden waar gesubsidieerd beheer van agrarische natuur en landschapselementen kan plaatsvinden. Het natuurbeheerplan beschrijft welke natuur- en landschapsdoelen van toepassing zijn. Het vormt een belangrijk instrument voor realisatie van de EHS.

3.3.11 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten in het kader van de vaststelling van de Omgevingsvisie vastgesteld. Binnen de EHS wordt onderscheid gemaakt in bestaande natuur, water, nieuwe natuur gerealiseerd, nieuwe natuur nog te realiseren en beheersgebied.

De EHS ligt binnen de zogenaamde Groen Blauwe Hoofdstructuur, de natuurlijke ruggengraat van Overijssel. De EHS wordt naar aanleiding van het onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur opnieuw begrensd. Het nationaal regeerakkoord heeft niet langer de ecologische verbindingszones opgenomen.

Herbegrenzing EHS
De provincie heeft in februari/maart 2012 een kaart gemaakt met de Groen Blauwe Hoofdstructuur en de Ecologische Hoofdstructuur. Deze kaart geeft de mogelijke nieuwe begrenzing aan van de Ecologische hoofd Structuur en de Groen Blauwe Hoofdstructuur. Deze kaart is nog niet vastgesteld. het is een zogenaamde "feitenkaart"; de startpositie waar vanuit wordt gegaan bij de discussie over de herbegrenzing.

De nieuwe begrenzing van de EHS en de GBHS werkt de provincie vóór de zomer 2012 in overleg met de partners in het landelijk gebied uit. Daarna gaat het voorstel naar Gedeputeerde Staten van Overijssel. Wanneer GS instemmen wordt de nieuwe begrenzing opgenomen in de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie wordt vervolgens ter inzage gelegd. Iedereen kan dan op de Omgevingsvisie en de nieuwe EHS reageren. Het definitieve besluit wordt genomen door Provinciale Staten.

Zeer kwetsbare voor verzuring gevoelige gebieden
Binnen de EHS liggen gebieden met 'zeer kwetsbare' natuur. Zeer kwetsbare natuur wordt beschermd tegen neerslag van ammoniak door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van de Wav heeft de provincie gebieden aangewezen die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. Veehouderijen in een zone van 250 meter rondom de aangewezen gebieden hebben op grond van de Wav een emissieplafond voor wat betreft de ammoniakemissie.

In het plangebied liggen verschillende zeer kwetsbare gebieden. Het gaat hierbij met name de volgende beheertypen: droge heide, droog bos met productie, dennen-, eiken- en beukenbos. Onderstaande afbeelding geeft de Wav gebieden (donker groen) in het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0019.png"

Natuurbeleidskaart, bron Omgevingsvisie Overijssel

3.3.12 Weidevogelbeheer- en ganzengebieden

Buiten de EHS zijn er in de provincie Overijssel in ruime mate bossen en natuurgebieden aanwezig. Deze gebieden dragen veelal bij aan de essentiele gebiedskenmerken en dienen daarom behouden te blijven. Gemeente nemen voor deze gebieden een specifieke bestemming op in hun bestemmingsplannen. Gezien de internationale rol van Nederland en gemaakte nationale afspraken is aandacht nodig voor de instandhouding en bescherming van weidevogel- en ganzengebieden. Deze graslanden zijn in gebruik van de landbouw, die daar ook het primaat houdt. Windenergie is in deze gebieden niet op voorhand uitgesloten, maar kan worden onderzocht per locatie. Onderstaande afbeelding geeft de weidevogel- (groene gebieden) en ganzengebieden (rode arcering) aan welke aanwezig zijn binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0020.png"

Weidevogelbeheer- en ganzengebieden, bron: Omgevingsvisie Overijssel

3.3.13 Windenergie

De provincie Overijssel heeft met het Rijk afgesproken in 2020 tenminste 80 MW voor de provincie Overijssel te realiseren. De provincie maakt onderscheid in 3 gebieden: windenergie kansrijke gebieden (geel), uitsluitingsgebied groenblauwe hoofstructuur (donkergroen) en overige gebieden (licht groen). Onderstaande afbeelding geeft het kansrijke zoekgebied, de uitsluitingsgebieden EHS en de overige gebieden in het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01_0021.png"

  • In de kansrijke zoekgebieden, het gebied tussen Dedemsvaart en Dalfsen, maakt de provincie prestatieafspraken met gemeenten voor de (boven)lokale ontwikkeling van windenergie. Andere geschikte plekken kunnen zijn grotere bedrijventerreinen (40 hectare) en langs infrastructuur.
  • De uitsluitingsgebieden zijn de groen-blauwe hoofdstructuur waaronder de EHS, de Nationale Parken en de nationale landschappen.
  • In overige gebieden zijn initiatieven die qua ontwikkeling rekening houden met gebiedskenmerken ter plekke mogelijk.

De provincie geeft in haar omgevingsverordening aan dat plannen welke betrekking hebben op de Groene omgeving, uitsluitend voorzien in de mogelijkheid vanhet oprichten van nieuwe windturbines in de vorm van windparken. De provincie kan hiervan afwijken voor plannen voor de Groene omgeving om individuele windturbines toe te staan voor zover de tiphoogte daarvan niet meet bedraagt dan 25 meter.