direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Buitengebied Gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan:
    • 1. ambachtelijke en buitengebied gebonden bedrijven, alsmede bedrijven in van categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. bedrijven ter plaatse van de aanduiding die in onderstaande tabel is opgenomen, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak is aangegeven:
      Functieaanduiding   Bedrijf  
      'caravanstalling'   Caravanstalling  
      'specifieke vorm van bedrijf – houtbe- en verwerkingsbedrijf'   Houtbe- en verwerkingsbedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf – houthandel'   Houthandel  
      'specifieke vorm van bedrijf - groenrecycling'   Groenrecycling  
      'opslag'   Opslag  
      'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf'   Bouwbedrijf / Aannemersbedrijf / Montagebedrijf  
      'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'   Tankstation met lpg  
      'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'   Tankstation zonder lpg  
      'specifieke vorm van bedrijf - diervoerbedrijf'   Diervoeder  
      'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf'   Auto- en motorbedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - caravancentrum'   Caravancentrum  
      'specifieke vorm van bedrijf - bouwmaterialenhandel'   Bouwmaterialen / Handel in bestratingsmateriaal  
      'specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf'   Verhuurbedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf'   Transportbedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - antennebedrijf'   Antennebedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf'   Installatiebedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - sloopbedrijf'   Sloop- en handelsbedrijf  
      'specifieke vorm van bedrijf - composteerplaat'   Composteerplaat  
      'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij   Veehouderijbedrijf  
      'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'   (Boom)kwekerij  
  • b. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • e. detailhandel, niet zijnde productie gebonden, niet is toegestaan,

met daarbij behorende bebouwing, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. een eenmalige vergroting van 10% is toegestaan met een maximum van 500 m² waarbij het gebouw landschappelijk dient te worden ingepast;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten', het bouwen van gebouwen niet is toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de dakhelling bedraagt ten minste 18o;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan mogen gehandhaafd worden.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'aantal', en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 6.2.1 geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woning bedraagt ten hoogste 75 m2 dan wel, indien een grotere oppervlakte aanwezig is, de bestaande oppervlakte;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4,5 m bedraagt;
  • d. de bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van ten minste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning en het verlengde daarvan gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. een goede milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de externe veiligheid.
    • 6. de ruimtelijke kwaliteit
  • b. Voor een besluit tot nadere eis geldt de in artikel 42 lid 42.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 sub a voor het eenmalig vergroten van de oppervlakte ten tijde van ter inzagelegging van het plan met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting aantoonbaar noodzakelijk dient te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. de bebouwing een compact geheel dient te vormen met de bestaande bebouwing;
    • 3. natuur- en landschapswaarden door de vergroting niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. voor de uitbreiding van de oppervlakte van gebouwen geldt dat:
      • bij een uitbreiding van 500 m² tot en met 2.000 m² door middel van een erfinrichtingsplan aangetoond dient te worden dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bebouwing;
      • bij een uitbreiding van meer dan 2.000 m² door middel van een inrichtingsplan aangetoond dient te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het (deel)gebied volgens de richtlijnen uit de Structuurvisie Buitengebied en het Landschapsontwikkelingsplan;
  • b. lid 6.2.1 sub d en een afwijkende dakhelling toestaan ten behoeve van een afwijkende dakvorm;
  • c. lid 6.2.3 sub d en toestaan dat bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 4 m achter of voor de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd, indien het ruimtelijk niet mogelijk is om aan lid 6.2.3 sub d opgenomen afstand te voldoen.
  • d. lid 6.2.4 sub b en een bouwhoogte toestaan van maximaal 15 m.
6.4.2 Afwegingskader

Een in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid.
  • f. de ruimtelijke kwaliteit.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van de vestiging van andere bedrijven dan blijkens de nadere aanduiding is aangegeven, alsmede bedrijven van categorie 3.1 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de voorwaarde dat:

  • a. het bedrijf in vergelijking met het toegestane bedrijf naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen is;
  • b. bij voorkeur ten opzichte van de voorgaande bedrijfsactiviteit een vermindering van de milieubelasting optreedt en met dien verstande dat deze milieubelasting ten hoogste gelijk mag zijn aan de milieubelasting van de voorgaande bedrijfsactiviteit.
6.5.2 Afwegingskader

Een in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.