direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Woongebied Borne Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpWBM2012-vg01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. In dit beleidsplan zijn het provinciale streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hierin geeft de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel tot 2030.

De Twentse zandgebieden (zuidoost Overijssel) is één van de zogenaamde windstreken die in de visie in detail is uitgelicht. Benoemd wordt dat Twente behoort tot de economische kerngebieden van Nederland en beschikt over internationale verbindingen over weg en spoor (A1-corridor) en over water wordt ontsloten via het Twentekanaal. De netwerkstad Twente (Enschede, Hengelo, Oldenzaal, Borne en Almelo) wordt dan ook als stedelijk netwerk beschouwd van nationale betekenis. Dit gebied grenst direct aan een uitzonderlijk mooi historisch landschappelijk gebied waardoor het wonen in het stedelijk gebied sterk verhoogd wordt. Er worden kansen gezien voor de verrijking in de diversiteit aan woonmilieus rondom het stedelijk netwerk.

De hoofdambitie is om de positie van Twente als hoogwaardige internationale kennisregio verder uit te bouwen door kwalitatieve economische groei en het benutten van de bestaande gebiedskenmerken. Voor stedelijke gebieden binnen de provincie is een reconstructiezonering opgenomen dat inzichtelijk maakt tot waar het stedelijk gebied maximaal mag uitbreiden. Dit geldt ook voor de gemeente Borne.

Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee Provinciale staten hun ambities willen realiseren:

  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel: de wateropgave wordt meer met natuuropgaven verbonden. Gestreefd wordt naar realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde 'SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden wordt bekeken.
  • Ruimtelijke plannen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zullen worden zekergesteld, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingsperspectief

Op de Ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie is het plangebied aangeduid als woon-, werk- en mixmilieu, deels gelegen in de historische kern, deels gelegen in woonwijken. Tevens is in het noorden van het plangebied het bedrijventerrein aan De Bieffel aangegeven van na 1955. Het uiterste zuiden van het plangebied is aangegeven als beekdal en stadsrandgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpWBM2012-vg01_0003.jpg"

Figuur 3.1) Uitsnede Ontwikkelingsperspectievenkaart

Woon-, werk- en mixmilieu

Mensen hebben steeds meer uiteenlopende wensen ten aanzien van hun woonomgeving. Daarom dient het aanbod volgens de provincie gevarieerd te zijn om aan deze verschillende wensen te kunnen voldoen. Een steeds groter deel van de bevolking bestaat bijvoorbeeld uit ouderen, die niet alleen fysieke aanpassingen aan hun woonomgeving verlangen, maar ook voldoende aanbod van mantelzorg- en welzijnsdiensten nodig hebben. Daarnaast bestaat een steeds groter deel van de beroepsbevolking uit zelfstandigen zonder personeel. Dat vraagt om gemengde, dynamische woon-werkmilieus.

Dorpen en kernen zijn een veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met hun eigen karakteristiek. Herontdekken of zelfs opnieuw uitvinden van deze dragende kwaliteiten en structuren staat centraal bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding. De provincie wil op deze manier het palet aan woon-, werk- en mixmilieus verder verbeteren.

Bij het realiseren van de woningbouwopgave wil de provincie de ruimte zuinig en zorgvuldig benutten. Herstructurering, transformatie of inbreiding hebben de voorkeur. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen (winkels, cultuur, sport) in stedelijke netwerken geconcentreerd dienen te worden.

Om een flexibele aansluiting tussen vraag en aanbod te realiseren is een krachtige lokale regierol van gemeenten onmisbaar. Om die rol ruimte te geven, maakt de provincie met gemeenten prestatieafspraken over:

  • het kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogramma;
  • doelgroepenbeleid, met in ieder geval aandacht voor: ouderen, jeugd (waaronder jongeren die uitstromen uit de residentiele jeugdzorg), starters, statushouders, dak- en thuislozen en woonwagenbewoners;
  • woonmilieus, met in ieder geval aandacht voor doelgroepen, woon-werkmilieus, dynamische woonmilieus (binnensteden, stationsomgevingen) en particulier en collectief opdrachtgeverschap;
  • herstructurering;
  • energiebesparing;
  • ruimtelijke kwaliteit;
  • inzet van subsidies en fondsen uit bestaande en nieuwe programma's.

Bedrijventerrein

Net als de samenstelling van de bevolking, zal ook de samenstelling van het bedrijfsleven veranderen. Veel van de wat oudere bedrijventerreinen voldoen niet aan de wensen van de huidige tijd. Ze zijn in beperkte mate aangesloten op omliggende woonmilieus en zijn uitsluitend functioneel ingericht. Voor deze bedrijventerreinen is herstructurering wenselijk.

Op dit moment bedraagt de netto uitgegeven oppervlakte circa 4800 hectare. Hiervan is zo'n 1300 hectare verouderd. Het gaat hierbij om circa 60 bedrijventerreinen en dat is 15 procent van het totaal aantal bedrijventerreinen en 27 procent van het oppervlak aan bedrijventerreinen.

In Overijssel leidt de huidige wijze van uitgifte tot meer van hetzelfde, met weinig differentiatie tussen regio's en gemeenten. Zo behoren alle bedrijventerreinen in Overijssel, op een enkele uitzondering na, tot de categorie 'gemengd modern'. Dit sluit niet aan bij de markt, vandaar ook de provinciale kwaliteitsambitie om een brede waaier aan werkmilieus te laten ontstaan. Er dreigt overaanbod van nieuwe bedrijventerreinen en leegstand (en dus ruimtebeslag) van verouderde terreinen. Omwille van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en tegelijkertijd voldoende beschikbaarheid van gevarieerde bedrijfslocaties zetten wij in op herstructurering. De voordelen van herstructurering zijn:

  • ruimte op aanwezige bedrijventerreinen kan beter benut worden, doordat activiteiten die beter ergens anders kunnen plaatsvinden, worden verplaatst;
  • door samenwerking van overheid en ondernemers wordt gezamenlijk geinvesteerd in de kwaliteit van de bedrijventerreinen. Hierdoor hoeven bedrijven niet naar een nieuw terrein omdat het oude niet meer voldoet;
  • betere samenstelling van bedrijventerreinen doordat bedrijven selectief uitgeplaatst kunnen worden, bijvoorbeeld vanwege milieuaspecten of vervoersbewegingen;
  • aanknopingspunt om professioneel beheer van de bedrijventerreinen, bijvoorbeeld parkmanagement, te starten.

Beekdal 

De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen, maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem.

Stadsrandgebied

Het stadsrandgebied is de overgang tussen bebouwd gebied en de groene omgeving, zowel als entree van de stad als verbinding met het buitengebied. In deze gebieden liggen kansen voor (nieuwe) recreatiemogelijkheden. Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de groene als stedelijke omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als 'uitloopgebied' voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsverordening door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. De Verordening bevat regels als bedoeld in artikel 4.1 eerste lid Wet ruimtelijke ordening en stelt regels aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

Bij de Omgevingsverordening horen enkele kaarten waarop bijvoorbeeld belangrijke ontwikkelingsperspectieven staan aangegeven en waarop te zien is aan welke regels bestemmingsplannen moeten voldoen. Voor wat betreft voorliggend bestemmingsplan zijn bovenlokale fiets- en wandelroutes aangegeven, alsmede de regionale gastransportleiding.

Fiets- en wandelroutes

In de verordening is aangegeven dat bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen aangegeven moet worden op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met bestaande bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren.

Voorliggend bestemmingsplan is niet ontwikkelingsgericht, maar conserverend. De aangegeven routes zijn bestemd als Verkeer-verblijfsgebied, waardoor hun functie gewaarborgd is.

Regionale gastransportleiding

In de verordening is aangegeven dat een dergelijke leiding voorzien moet zijn van een specifieke bestemming en/of aanduiding en een daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Bouwwerken zijn alleen toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning, die alleen kan worden verleend voor zover de buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. In de bestemming en/of aanduiding moet een aanlegvergunningstelsel opgenomen worden voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de buisleiding.

In het bestemmingsplan is de gastransportleiding aangegeven met een dubbelbestemming, waardoor de belangen van de leiding beschermd worden.

3.2.3 Regionaal waterplan Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 bevat het provinciale waterbeleid en is daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de Waterwet. In de omgevingsvisie wordt het provinciale beleid geschetst voor de hele fysieke leefomgeving. Door deze integrale aanpak is een optimale afstemming van beleid gerealiseerd tussen water en ruimtelijke ordening. Water is een dragende factor in het beleid in de Omgevingsvisie, doordat de laag van bodem, natuur en watersysteem de basis vormt van het ontwikkelingsperspectief. Binnen het waterbeheer kunnen verschillende functies worden onderscheiden voor oppervlaktewater en grondwater. Op basis van het provinciaal belang worden de functies benoemd, onderscheiden naar gebruiksfuncties en gebiedsfuncties. Daarbij wordt ook aangegeven welk gewicht deze functie heeft in de afweging met andere ruimtelijke gebiedsfuncties, zoals verstedelijking, infrastructuur, natuurontwikkeling, recreatie en dergelijke. Met het hanteren van een gedifferentieerde gewichtenset wordt op een genuanceerde wijze invulling gegeven aan het principe dat water een meer sturende rol moet vervullen in de ruimtelijke ontwikkeling.

3.2.4 Conclusie

Het betreft hier een bestemmingsplan voor een reeds bestaand gebied. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan is niet in strijd met provinciaal beleid en voldoet aan de Omgevingsverordening Overijssel.