direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum - 1
Plan: Oud Borne
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpOB2012-VO01

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca uit ten hoogste categorie 1a uit de Lijst van horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • c. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan, voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. behoud, bescherming, herstel en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieken en waarden, zoals nader omschreven in artikel 20;

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen en tuinen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Beschermingswaardige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', gelden de volgende bepalingen:

  • a. behoudens het bepaalde in in sub d, mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevels en zijgevels van gebouwen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, dienen in de voor- en/of zijgevelrooilijn te worden opgericht;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
            • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen dient de in het bij deze regels behorende inventarisatierapport aangegeven hoogte te bedragen;
            • b. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen dienen te zijn gevormd en te zijn georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende inventarisatierapport is aangegeven;
            • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 2 m1 bedragen; indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 1 m1.

5.2.2 Niet-beschermingswaardige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover 'niet-beschermingswaardig' gelden de volgende bepalingen:

  • a. behoudens het bepaalde in sub c mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' gebouwd, onder de volgende voorwaarden;
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m;
    • 3. de bouw van het bijgebouw dient geen afbreuk te doen aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedebouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 20;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;
            • a. de hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap met een helling van tenminste 45°, met dien verstande, dat de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, zijn toegestaan;
            • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 2 m1 bedragen; indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 1 m1.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.2, sub a, ten behoeve van de bouw van gebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. 5.2.2, sub h, ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking;

onder de voorwaarden, dat:

  • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedebouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 20 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal dient te passen in het stedebouwkundig beeld van het plangebied;
  • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m²;
  • b. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  • 1. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • 2. seksinrichtingen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 5.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in 5.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 5.1 genoemd.