direct naar inhoud van Artikel 12 Kantoor
Plan: Oud Borne
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpOB2012-VO01

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. behoud, bescherming, herstel en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieken en waarden, zoals nader omschreven in artikel 20;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Beschermingswaardige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', gelden de volgende bepalingen:

  • a. behoudens het bepaalde in in sub d, mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevels en zijgevels van gebouwen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, dienen in de voor- en/of zijgevelrooilijn te worden opgericht;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. bijgebouwen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bijgebouwen mag ten hoogste 40% van het oppervlak van het bouwperceel bedragen;
    • 2. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen mag (met in achtneming van het bepaalde sub 1) ten hoogste bedragen:
      • 40 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
      • 50 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
      • 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
      • 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
      • 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer.
    • 3. de maximale goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 2,70 m1 en 4 m1bedragen;
    • 4. met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel;
    • 5. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw mag, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, niet meer dan 15 m1 bedragen, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevellijn c.q. het verlengde daarvan, ten hoogste 4 m1 mag bedragen;
    • 6. de bouw van het bijgebouw dient geen afbreuk te doen aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedebouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 20;
            • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen dient de in het bij deze regels behorende inventarisatierapport aangegeven hoogte te bedragen;
            • b. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen dienen te zijn gevormd en te zijn georiĆ«nteerd, zoals in het bij deze regels behorende inventarisatierapport is aangegeven;
            • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 2 m1 bedragen; indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 1 m1.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 12.1 sub a;
  • b. seksinrichtingen.