direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd
Plan: Centrum
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpCT2010-vo01

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. dienstverlening en kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • c. bedrijven uit ten hoogste categorie A of B1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging', uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een bedrijf met de SBI-code 5552;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen en tuinen;
  • i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. gebouwen van algemeen nut;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. wandel- en fietspaden;
  • m. verhardingen;
  • n. speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. vanaf de maximaal toegestane goothoogte (kniklijn) dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan twee derde van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang.

7.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 5,5 m bedragen;
  • c. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60% per bouwperceel.

7.2.3 Hoofd- en bijgebouwen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van hoofd- en bijgebouwen die uitsluitend in gebruik zijn voor de functie wonen gelden de bouwregels zoals opgenomen in artikel 14.2.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. vóór de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair 2 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 m bedraagt;
  • b. achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair 3 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 m bedraagt;
  • c. reclameobjecten zijn toegestaan aan de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij per 10 m² voorgevelbreedte maximaal 1 reclameobject met een maximale oppervlakte van 1 m² is toegestaan. Indien sprake is van een voorgevelbreedte van minimaal 15 m² zijn maximaal 2 reclameobjecten toegestaan met een maximale oppervlakte van 1 m² per reclameobject;
  • d. vóór de voorgevelrooilijn is maximaal 1 vrijstaand reclameobject toegestaan met een maximale oppervlakte van 2 m² en een maximale hoogte van 2,25 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.

7.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 45 m².
  • b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in het hoofd- of bijgebouw met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².