direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Centrum
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpCT2010-vo01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': uitsluitend bijzondere woonvormen voor onder andere verstandelijk en lichamelijk gehandicapten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': een atelier;
  • d. inwoning;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. gebouwen van algemeen nut.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': meer dan twee-aaneengebouwde woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • h. de gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan twee derde van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' geldt het bepaalde in sub i, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • k. ten aanzien van de breedte van bouwpercelen gelden ten minste de volgende maten:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': 12 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': 8 m;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': 6 m.

14.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen op het zij- en achtererf bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50 m² op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 60 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 70 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 tot en met 1.000 m²;
    • 4. 80 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m² tot en met 1.500 m²;
    • 5. 90 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.501 m² tot en met 2.000 m²;
    • 6. 110 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 2.001 m² tot en met 3.000 m²;
    • 7. 130 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 3.001 m² en groter;
  • d. het bepaalde onder c geldt met dien verstande dat de overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbare oppervlak aan bijgebouwen;
  • e. de maximale oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 75 m² bedragen;
  • f. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 5,5 m bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogst 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw niet meer bedraagt dan:
    • 1. 3 m; of
    • 2. 0,3 m boven de eerste bouwlaag; of
    • 3. de hoogte het hoofdgebouw;
  • h. overkappingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal oppervlak van 20 m².

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 m bedraagt;
    • 4. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 m bedraagt.

14.2.4 Carports

Voor het bouwen van carports gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen en carports mogen tot in de voorgevellijn gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal oppervlak van 30 m²;
  • b. in afwijking van sub a mag de carport ten hoogste 0,5 m voor de voorgevellijn uitsteken.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid:
    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.

14.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.3 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijnmet een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande dat er vanaf 1 m hoogte sprake dient te zijn van een open constructie.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m²;
  • b. onder verboden gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 14.1 wordt in elk geval gerekend bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft.

14.6 Afwijking van de gebruiksregels

Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².