direct naar inhoud van 6.2 Opbouw van de regels
Plan: Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan Singelwonen 2de fase
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBMuw005-vg01

6.2 Opbouw van de regels

Het voorliggende plan vormt een uitwerking van de bestemming 'uit te werken wonen (UW)' uit het bestemmingsplan 'Bornsche Maten'.

Artikel 9.1.5, tweede lid, van de Invoeringswet Wro wet geeft aan dat in een uitwerkings- of wijzigingsplan dat binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het nieuwe ruimtelijke ordeningsstelsel in ontwerp ter inzage is gelegd, nog volgens het oude recht wordt behandeld. Dit geldt zowel voor de procedure, geregeld bij de WRO als voor de inrichtings- en vormvereisten, vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.

Een uitwerkings- of wijzigingsplan dat na genoemd tijdstip in ontwerp ter inzage wordt gelegd zoals voorliggend uitwerkingsplan – moet aan het nieuwe stelsel voldoen, dat wil zeggen het wordt onderworpen aan de nieuwe procedure zonder goedkeuring van gedeputeerde staten, met de mogelijkheid van een grondexploitatieplan en ingericht en vormgegeven volgens de eisen gesteld bij of krachtens het nieuwe Bro, waaronder de eisen ten aanzien van de digitalisering (vormgevings- en inrichtingsvereisten).

De wetgever maakt het voor uitwerkingsplannen voorlopig nog mogelijk deze overeenkomstig het moederplan vorm te geven en in te richten. Artikel 8.2.1 van het Bro ziet toe op de digitaliseringseisen voor ruimtelijke plannen. Ondanks dat er voor dit uitwerkingsplan geen verplichting bestaat voor het digitaliseren is voor het uitwerkingsplan Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan Singelwonen 2de fase gekozen te voldoen aan de digitale vereisten ten aanzien van de vormgeving van het plan. Hierbij wordt gedoeld op gestandaardiseerde regels (SVBP2008) en een digitale plankaart, gebaseerd op objectgerichte vlakken en voorzien van een codering zoals omschreven in het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2008).

De gemeente Borne onderkent het probleem dat hiermee de vergelijkbaarheid en uitwisselbaarheid tussen het moederplan (bestemmingsplan 'Bornsche Maten) en het uitwerkingsplan niet optimaal is. Zo is de naamgeving van de bestemmingen in het moederplan en in het uitwerkingsplan verschillend.

6.2.1 Inleidende regels
6.2.1.1 Begrippen

In Artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het uitwerkingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

6.2.1.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten (Artikel 2) uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
  • Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding;
  • Nadere eisen: in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven dat met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via deze afwijkingsmogelijkheid kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
6.2.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 7): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
  • Algemene bouwregels (Artikel 8): deze bepaling bevat een algemene regel omtrent ondergronds bouwen;
  • Algemene gebruiksregels (Artikel 9): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming;
  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 10): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene wijzigingsregels (Artikel 11): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene procedureregels (Artikel 12): in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen conform artikel 3.2.1 Bro;
  • Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.