direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Bornsche Maten, herziening Piepersveldweg 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBMhz001-vg01

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie bevat onder andere het Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal verkeer- en vervoersplan en Bodemvisie en heeft de status van structuurvisie onder de nieuwe Wro. De omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030.

De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale beleidsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van generieke beleidskeuzes, ontwikkelings- en beleidsperspectieven en gebiedskenmerken. Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De provincie verlangt op diverse terreinen dat gemeenten over hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afspraken maken met hun buurgemeenten. Dit wordt gevraagd omwille van het bewaren van het evenwicht tussen enerzijds ruimte voor gemeenten en anderzijds het voorkomen van inefficiënte concurrentie tussen gemeenten. Dit wordt gevraagd bij onder andere woningbouw. Zo wordt een optimaal afgestemd en zuinig ruimtegebruik bereikt en wordt overcapaciteit voorkomen.

Voor gebiedsontwikkelingen op het gebied van woningbouw, bedrijfslocaties en (toeristische en recreatieve) voorzieningen moet eerst de zogenaamde SER-ladder doorlopen worden. Bij de SER-ladder worden ruimtelijke keuzes in een hiërarchische volgorde gemaakt en onderbouwd:

  • gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering (inclusief schuifruimte) beschikbaar gemaakt kan worden;
  • vergroot de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
  • aanleg van nieuwe terreinen waarbij relevante waarden en belangen in een gebiedsgerichte aanpak worden afgewogen, onder meer aan de hand van gebiedsspecifieke kwaliteitsvoorwaarden.

De SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de Stedelijke omgeving. In de Groene omgeving wordt liever gesproken over het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De denklijn is hetzelfde, maar bij de kleinschaligheid van ontwikkelingen in de Groene omgeving kan de SER-ladder, zoals deze bedoeld is, eigenlijk niet toegepast worden. De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn naar analogie als volgt samen te vatten:

  • (her)benutting van bestaande bebouwing;
  • combinatie van functies conform gebiedskenmerken;
  • uitbreiding in aansluiting op bestaande bebouwing, rekening houden met ontsluiting, conform gebiedskenmerken.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben. Op basis van gebiedskenmerken in lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsopgaven en -voorwaarden op basis van gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, et cetera De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.


Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft tegelijkertijd met de Omgevingsvisie de Omgevingsverordening vastgesteld, waarmee de doorwerking van de Omgevingsvisie juridisch mogelijk is gemaakt. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Om voldoende ruimtelijke kwaliteit te garanderen dient te worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkelingen die een plan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de geldende gebiedskenmerken. Eventueel mogen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die niet passen binnen het geldende ontwikkelingsperspectief, wanneer er sprake is sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen en wanneer voldoende verzekerd is dat er sprake is van versterking van ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.

De gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

Het plangebied ligt op grond van de gebiedskenmerkenkaart in de natuurlijke gebiedstypes 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBMhz001-vg01_0001.png"
Bron: Omgevingsvisie Overijssel. Het plangebied ligt in de gebiedsypes 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes'.


De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen. De norm is dat dekzandvlakten en ruggen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt. De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. De norm is dat het waterpeil niet lager is dan voor graslandgebruik noodzakelijk is. Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en, indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat, natuurlijke dynamiek. Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het plangebied ligt ten aanzien van het agrarisch cultuurlandschap in het 'oude hoevenlandschap'. Het oude hoevenlandschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap. De essen onderscheiden zich door de karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige reliëf. Op de flanken ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen. De ordening van het landschap volgt de natuurlijke ondergrond van hoog en laag en nat en droog en is als een spinnenwebstructuur gegroeid vanuit de nederzettingen. Het oude hoevenlandschap is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal dan het essenlandschap. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn er vol op mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen. De norm is dat essen en esjes een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting, open es(je), beekdal, voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.


afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBMhz001-vg01_0002.png"

Bron: Omgevingsvisie Overijssel. Het plangebied ligt voor een deel in het oude hoevenlandschap.


Lust- en leisurelaag
Het noordelijk deel van het plangebied valt in de lust- en leisurelaag in de stads- en dorpsrand. In de stads- en dorpsranden komen stad en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen als het landschap daaromheen. In de stads- en dorpsranden sluiten recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad of het dorp aan op de binnenstedelijke/dorpsstructuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur. De ambitie is hier het verbinden van de ontwikkeling van woon-, werk- en recreatiemilieus in de stads- en dorpsranden aan hun omgeving met landschappelijke structuren en routes. Ambities zijn verder het stimuleren van integrale projecten waarin stedelijke programma's en landschappelijk raamwerk gelijktijdig worden ontwikkeld en gerealiseerd, het tegengaan van verrommeling in de randzones en het bijdragen aan een aantrekkelijke mix van woon-, werk- en recreatiemilieus. Richtinggevend is het behoud, herstel en aanleg van landschappelijke recreatieve routes tussen stad/dorp en land, gekoppeld aan ontwikkeling. Slecht barrières tussen stad en land. Verbind de opgaven van dorps- en stadsuitbreidingen en infrastructuur aan de opgaven in de groene stadsranden op een wijze dat de identiteit van dorp of stad en landschap worden versterkt. Bied plaatselijk ruimte voor ontwikkelingen, mits deze voortbouwen aan de versterking van de stad-land relatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBMhz001-vg01_0003.png"
Bron: Omgevingsvisie Overijssel. Het plangebied ligt voor een deel in stads- en dorpsrandgebied.


Groene omgeving
In de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving worden diverse bestaande regelingen, zoals rood voor rood, rood voor groen, vrijkomende agrarische bebouwing en landgoederen gebundeld. Voor sociaaleconomische ontwikkelingen ligt de basis in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de catalogus gebiedskenmerken. Aan ruimtelijke ontwikkelingen worden voorwaarden verbonden om de ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Als aanvulling op de woonmilieus in de steden en dorpen is er ruimte voor ontwikkeling van aanvullende woonmilieus in het buitengebied. Door het beëindigen van agrarische bedrijven komen er bedrijfslocaties vrij die ruimte bieden voor 'buiten wonen'. Bij beëindiging van grotere bedrijven ontstaat er ruimte voor meerdere woningen op één erf of het realiseren van bijzondere woon(-zorg)concepten. Voor deze transformaties biedt de provincie ruimte onder de voorwaarde dat dit een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en de sociaaleconomische structuur van het buitengebied en de kernen.

Het plan

Ontwikkelingen met betrekking tot wonen, werken en voorzieningen in de groene omgeving zijn mogelijk als de sociaaleconomische structuur wordt versterkt, als ze passen bij het ontwikkelingsperspectief en ze worden uitgevoerd conform de gebiedskenmerken. Van belang hierbij is dat naar analogie van de SER-ladder het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd wordt. De ontwikkeling vindt plaats binnen het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Andere functies dan landbouw kunnen hier plaatsvinden.

De ontwikkeling wordt gerealiseerd ten behoeve van een vereniging die enkele jaren geleden heeft moeten wijken voor het Kulturhus (multifunctioneelcentrum). De vereniging is tijdelijk gehuisvest aan de Bornsche Beeklaan 5 in de Bornsche Maten, waarbij aan hen is toegezegd dat er een definitieve locatie in de Bornsche Maten zal worden gezocht. De Bornsche Maten is een nieuwbouwwijk, waarin onder andere 'maatschappelijke voorzieningen' gerealiseerd kunnen worden middels de uitwerkingsplicht voor "Uit te werken wonen" in het bestemmingsplan Bornsche Maten. Onderhavige locatie valt binnen de Bornsche Maten voor wat betreft het verenigingsgebouw. Gesproken kan worden van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling vindt namelijk plaats in een (toekomstige) stads- en dorpsrand van de kern Borne Enkel het te realiseren sportveld is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied, hier zal echter ook geen bebouwing (met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde) worden toegevoegd.

Er is sprake van een nieuwe bouwlocatie, niet zijnde een woning of een verblijfsrecreatief verblijf. Tevens is er geen sprake van 'niet aan de groene omgeving gebonden bedrijvigheid'. Het betreft een gebouw met een maatschappelijke functie en maatschappelijk belang, die gelet op de ligging in de groene omgeving vooralsnog als minder passend kan worden beschouwd. Gelet op de toekomstige invulling van het gebied (wat reeds mogelijk is middels de uitwerkingsplicht), kan het bouwplan worden aangemerkt als een aanvulling op een nieuwe stads- en dorpsrand en zal het van gebiedsvreemde functie op den duur veranderen in een gebiedseigenfunctie, passend bij een woonwijk. De investering in de ruimtelijke kwaliteit bestaat dan ook uit erfinrichting als basisinspanning. Daarnaast vindt er een extra toevoeging aan ruimtelijke kwaliteit plaats, passend bij het oude hoevenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBMhz001-vg01_0004.png"

De ontwikkeling vindt plaats in het oude hoevenlandschap. Om een landschappelijk raamwerk van landschapselementen te creëren die recht doet aan dit landschapstype en deze zelfs versterkt, worden de lijnen van het nieuwe bouwblok geaccentueerd met houtwallen en groenstructuren. Gelet op het uitgangspunt dat de karakteristieke openheid in stand dient te worden gehouden en de bodemkwaliteit en het reliëf dienen te worden beschermd zijn in bestemmingsplan slechts geringe bouwmogelijkheden opgenomen. Bestaande doorzichten naar het omliggende landschap, lanen of houtwallen blijven behouden. Hiermee wordt bijgedragen aan het behoud en accentuering van de dragende structuren. Aan de ambities voor de lust- en leisurelaag wordt met dit plan voldaan doordat er vooruitlopend op de afronding van de Bornsche Maten aandacht wordt geschonken aan de stads- en dorpsrand. Onderhavig bouwplan is kleinschalig, maar draagt ondermeer door de aanleg van het sportveld in het groen en door het versterken en aanleggen van bosschages en houtwallen, bij aan het verbinden van het dorp met het open gebied.

Doorwerking in het bestemmingsplan

Op basis van het bovenstaande past de voorgenomen ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel.