direct naar inhoud van 3.2 Planbeschrijving
Plan: Buitengebied Borne, herziening Elhorsterweg 3-5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz016-vg01

3.2 Planbeschrijving

3.2.1 Passend planologisch kader
3.2.1.1 Algemeen

Er is een behoorlijke groei van deze sector (als nevenactiviteit of als hoofdbedrijf). In veel bestemmingsplannen worden paardenhouderijen onder de noemer ‘agrarisch bedrijf’ gebracht. Dit doet onvoldoende recht aan de diversiteit. Zo is het africhten van paarden van derden geen agrarische bedrijfsactiviteit. Daarvan is alleen sprake als het bedrijf hoofdzakelijk is gericht op het voortbrengen van producten en/of dieren. Alleen de puur agrarische paardenhouderij kan onder de agrarische bestemming worden gebracht. De overige bedrijven vragen om een specifieke bestemming met daarin nog het nodige maatwerk. Aanbevolen wordt om een onderscheid te maken tussen een ‘gebruiksgerichte’ en productiegerichte’ paardenhouderij. Gebruiksgericht wil zeggen dat het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone. Productiegericht houdt in dat uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten en trainen en het verhandelen van paarden (Bron: Handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening) . Opfokbedrijven, hengstenhouderijen en paardenmelkerijen kunnen vanwege hun zuiver agrarisch karakter beter als ‘agrarisch bedrijf’ worden bestempeld.

3.2.1.2 Maatwerk

Paardenhouderijen vragen om maatwerk en worden in de ruimtelijke ordeningspraktijk nog te veel over één kam geschoren. Er is sprake van een duidelijke differentiatie en specialisatie. Het bestemmingsplan vraagt om maatwerk op basis van duidelijk beleid. Eerst moet worden bezien of een paardenhouderij onder een regulier ‘agrarisch bedrijf’ valt (1). Vervolgens moet in de doeleindenomschrijving worden vastgesteld of sprake is van een gebruiksgerichte of productiegerichte paardenhouderij, dan wel een mengvorm hiervan (2). Op basis daarvan moet de hoofdbestemming worden gekozen en wordt aangegeven welke gebruiksvormen toelaatbaar zijn (3). Ook zal binnen de aanduidingen ‘productiegericht’ en ‘gebruiksgericht’ moeten worden aangegeven welke activiteiten het primaat hebben en welke daaraan ondergeschikt zijn. In de bouwregels moeten alle toegelaten voorzieningen (bouwwerken) worden beschreven (4).

3.2.1.3 Uitwerking

Ad 1: Het bedrijf valt niet onder een regulier agrarisch bedrijf. Er is immers geen sprake van een bedrijf waar uitsluitend paarden worden gefokt en opgefokt, die als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden. In meerderheid gaat het om bedrijven waar al dan niet in overwegende mate niet-agrarische activiteiten worden ondernomen. Genoemd kunnen worden de trainings- en africhtingsstallen, al dan niet als onderdeel van een fok- en opfokstal, de sportstallen, de handelsstallen en de pensionstallen. Veelal betreft het een mengvorm van activiteiten. Voor die bedrijven wordt in de VNG-brochure geadviseerd in bestemmingsplannen de agrarische bestemming te verruimen. In het geval van Heijdens is hier sprake van. Een verruimde agrarische bestemming ligt dan ook in de rede.

Ad 2: Er is sprake van een productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handeling aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het africhten en trainen en verhandelen van paarden.

Ad 3: Om de paardenhouderij vanwege zijn aard, het gaat ook dan namelijk om het houden van vee waardoor vestiging in het buitengebied het meest voor de hand ligt, meer te laten aansluiten bij de overige veehouderijen, verdient het de voorkeur om zoveel mogelijk te kiezen voor het verruimen van de agrarische bestemming door de doeleindenomschrijving aan te vullen met: ‘een productiegerichte paardenhouderij’. Voor een juiste juridische afbakening van dit begrip is het van belang om dit begrip nader te definieren in de begripsbepalingen. Dit geldt overigens ook voor het begrip 'agrarisch bedrijf'.

Ad 4: Daarnaast is het ook wenselijk een productiegerichte paardenhouderij in de planvoorschiften nader te concretiseren. Dit betekent dat kan worden aangesloten bij de bouwregels die ook voor agrarische bedrijven gelden, met daarbij maatwerk voor specifieke voorzieningen voor dergelijke paardenhouderijen (stapmolens, paddocks etc). Het opnemen van dergelijke (verbrede) bouwmogelijkheden doet op zichzelf beschouwd geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Ook agrarische bedrijven genereren vergelijkbare, veelal zelfs omvangrijkere gebouwen (het betreft daarbij met name opslagplaatsen bij akkerbouwbedrijven), terwijl de effecten van een productiegerichte paardenhouderij op zichzelf genomen niet nadelig(er) zijn voor de ruimtelijke kwaliteit, nu de productiegerichte paardenhouderij zich net als een veehouderij primair richt op het houden van dieren. Het enkele feit dat de eigendom van de paarden bij derden berust, een criterium dat de afgelopen jaren in de jurisprudentie omtrent de agrarische paardenhouderij is ontwikkeld, is daarvoor niet relevant.

Een nadere toelichting op de planregels en juridische verantwoording hiervan wordt verwoord in paragraaf 7.3.

3.2.2 Noodzaak uitbreiding

Gezien de normen vanuit de paardenhouderijsector voldoet de rijhal, zoals deze in de huidige situatie aanwezig is, niet aan de noodzakelijke afmetingen voor oefeningen. Daarnaast is (nagenoeg) continu toezicht op het bedrijf noodzakelijk in verband met veiligheid, aanwezigheid van levende have en de aard van de werkzaamheden. De verzorging van, omgang met en toezicht op paarden vereist maatwerk en is niet direct te vergelijken met overige veehouderijen. Bij een paardenhouderij zoals in onderhavige situatie is het onontbeerlijk om naast de reeds aanwezige bedrijfswoning, te beschikken over slaapkamers/rustruimtes c.q. verblijfsruimtes in bedrijfsbebouwing ten behoeve van toezicht. Er is een wezenlijk verschil tussen een bedrijfswoning en een verblijfsruimte en het is niet gebruikelijk dat verblijfsruimten worden gesitueerd in een bedrijfswoning. Kenmerk van een verblijfsruimte voor grooms is namelijk juist de inpandige situering en de gering toegestane omvang. Vanuit de bedrijfswoning wordt - naast toezicht op de paarden - ook het toezicht gehouden op een groot deel van de rest van het perceel, de gebouwen en de weiden. Het toezicht door de grooms vanuit de verblijfsruimten is specifiek op de situatie en conditie van de paarden gericht, vandaar dat zij in de onmiddelijke nabijheid van de paarden verkeren. De gemeente Borne sluit vanuit deze gedachte dan ook aan bij het standpunt van VNG en de Sectorraad Paarden, die in hun gezamenlijk opgestelde handreiking ook duidelijk een onderscheid maken tussen verblijfsruimten voor grooms en stagiaires en een bedrijfswoning. Tot slot wordt “verrommeling” van het erf voorkomen door de slaapplaats in te passen in de bestaande bebouwing.

Op paardenbedrijven spelen vaker huisvestingproblemen van personeel. De aard van de activiteiten, namelijk de verzorging van dieren, verlangt altijd een toezichthouder die in de buurt van de dieren verblijft. Zeker daar waar de bedrijfsvoerder ook zelf de paarden traint en uitbrengt op wedstrijden, is dit toezicht houden onmogelijk door de eigenaar/ruiter zelf. Deze is immers vaak met de training van de paarden bezig en/of op wedstrijd. Het toezicht wordt dan overgenomen door een van de grooms. Bij grote sportstallen speelt daarnaast ook, dat er vaak binnen het bedrijf stagiaires, van een van de hippische opleidingen, worden opgeleid. In de nota Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening wordt in art. 12.4 de noodzaak voor een verblijfsruimte voor deze stagiaires nader beargumenteerd. Kort vertaald, is het opleiden voor de hippische sector vaak een kwestie van ervaring opdoen. Dit kan niet in de schoolbanken plaatsvinden. Om die reden bestaat een groot gedeelte van de hippische opleidingen uit praktijklessen en stages. Bij voorkeur vinden deze stages plaats bij sportstallen, waar een leerling gelijk met veel facetten van de hippische sector te maken krijgt en daarmee veel ervaring opdoet. Deze stages vinden bijna altijd intern plaats. Dit betekent dat een leerling, de bedrijfsvoering 24 uur per dag kan volgen, en de gehele dag mee kan helpen met de verzorging van de dieren. Voor een stagiaire dient er dus een plaatsje op het bedrijf te worden ingericht. Om de noodzaak van de ontwikkeling verder aan te tonen is een bedrijfsplan opgesteld, waaruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Voor dit bedrijfsplan, en dus de onderbouwing van de noodzaak van de ontwikkeling, wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze toelichting. Een bovenaanzicht van de gewenste uitbreiding en gevelaanzichten worden hierna weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGhz016-vg01_0006.png"

Afbeelding 3.1 Uitbreiding rijhal met verblijfsruimten (Bron: Mars Architectuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGhz016-vg01_0007.png"

Afbeelding 3.2 Gevelaanzichten nieuwe bebouwing (Bron: Mars Architectuur)

Zoals hiervoor benoemd is een paardenhouderij door de vaak hoge verkoopopbrengsten niet te vergelijken met andere diersectoren voor wat betreft aandacht en begeleiding. Zeker niet met de intensieve sectoren en in mindere mate met de rundveesector. Feitelijk is een sportstal een vierentwintig-uurs bedrijf waarbij de dieren (nagenoeg) individueel begeleid worden. Zo krijgen de paarden vier keer per dag voer (de eerste keer om 7.00 uur en de laatste keer om 21.30 uur). Elk paard krijgt een bepaalde tijd per dag weidegang. Bij koud weer worden de paarden voorzien van een deken. Deze moet voor en na de weidegang of training weer omgewisseld worden. Ruiters moeten 's morgens al vroeg naar concours en komen 's avonds laat terug. Daarnaast spelen ook nog de belangrijke aspecten van dierwelzijn en veiligheid. Deze maken een continu toezicht nodig. Zo zijn paarden gevoelig voor koliek. Hierbij is een direct ingrijpen noodzakelijk om erger (dood) te voorkomen. Het omgaan met paarden (verzorgen en berijden) brengt risico's met zich mee als vallen of getrapt worden. Iemand die, op de achtergrond, een oogje in het zeil houdt is absoluut gewenst. Ook bij het laden en lossen van paarden is hulp van een tweede persoon vaak noodzakelijk. Ook de vaak wisselende weersomstandigheden maken het continue toezicht noodzakelijk. De dieren op dit bedrijf worden gezien hun waardeontwikkeling verzekerd. De verzekeraar stelt als voorwaarde dat er een continu toezicht op de kostbare dieren plaatsvindt. Kortom voor een bedrijf van deze omvang en deze kostbare paardenstapel, is continu toezicht gewenst. De aanwezigheid van slaapkamers/rustruimtes op dit bedrijf wordt dan ook noodzakelijk geacht. Deze kunnen flexibel gebruikt worden door degene die “slaapdienst” heeft. Grooms, ruiters en stagiaires kennen zeer onregelmatige werktijden. Veelal vertrekt een wedstrijdgroom op vroege tijdstippen naar wedstrijden en komt deze in de nacht terug (soms na een periode van enkele dagen) van wedstrijden. Een verblijfsruimte wordt dan door de wedstrijdgroom gebruikt als slaapvertrek. De verblijfsruimten wisselend worden gebruikt door verschillende grooms en stagiaires en doen dan ook geen dienst als hoofdverblijf voor grooms en stagiaires. Er wordt in principe gewerkt in een soort 'ploegendienst' voor het toezicht en kan in die zin gelijk worden gesteld met een slaapvertrekken die bijvoorbeeld ook aanwezig kunnen zijn bij zorginstellingen of brandweerkazernes. Grooms en stagiaires zijn doorgaans maar korte perioden werkzaam bij een stal. Het is gebruikelijk dat zij na enige periode vertrekken om de functie van groom bij een paardenhouderij elders te gaan vervullen. De regels in het bestemmingsplan sluiten uit dat er permanent mag worden gewoond in het stallencomplex.