direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening Azelosestraat 115 Borne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz014-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Azelosestraat 115 Borne van de gemeente Borne;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0147.BpBGhz014-vg01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitvoering benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.15 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een in de regels en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen met daarbij behorende gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’,
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuiloverslagstation', een vuiloverslagstation (9002.1/C, milieucategorie 4.2);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitbreiding', een vuiloverslagstation (9002.1/C, milieucategorie 4.2);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker', tevens een puinbrekerij en/of malerij (SBI-code 372/A2, milieucategorie 5.2);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1', opslag;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2', opslag;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal 1', een geluidwal;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal 2', een geluidwal;
  • i. bijbehorende loodsen en kantoren;

met de daarbij behorende:

  • j. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag niet worden overschreden;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkappingen' zijn overkappingen met een maximale bouwhoogte van 11 m toegestaan;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker' is een puinbreker met bouwhoogte van maximaal 6 m toegestaan;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'geluidwal 1' is een geluidwal met een minimale hoogte van 3,2 m toegestaan;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'geluidwal 2' is een geluidwal met een minimale hoogte van 2,5 m toegestaan;
  • e. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitbreiding', is een vuiloverslagstation toegestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de geluidwal 1, zoals bedoeld onder artikel 3.2.2, lid c is gerealiseerd;
    • 2. de geluidwal 2, zoals bedoeld onder artikel 3.2.2, lid d is gerealiseerd;
    • 3. de geluidwallen worden ingericht en beplant volgens het bij deze regels behorende inrichtings- en beplantingsplan;
    • 4. binnen het plangebied minimaal 168 m3 waterberging is gerealiseerd, waarbij de peilstijging maximaal 0,3 m mag bedragen;
  • b. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' is opslag van stoffen mogelijk tot een hoogte van maximaal 4 m;
  • c. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2' is opslag van stoffen mogelijk tot een hoogte van maximaal 8 m.
3.4 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een seksinrichting.
  • b. Het is verboden de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitbreiding' te gebuiken voor vuiloverslagstation zonder instandhouding van de in artikel 3.3 onder a genoemde voorwaarden.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten, woonerven, paden en buurtstraten;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterpartijen en watergangen;
  • f. gebouwen van algemeen nut;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. afvalcontainers.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van speeltoestellen en kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van gebouwen van algemeen nut mag maximaal 3 meter bedragen en de oppervlakte maximaal 15 m²;
  • c. de hoogte van een afvalcontainer mag maximaal 2 meter bedragen en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen).
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een hoogspanningsverbinding van 380 KV, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer dan 70 meter bedragen;
  • b. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet bedragen dan 2 meter.
5.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de overige daar voorkomende bestemmingen, indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • c. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
5.4.2 Beoordelingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. in overeenstemming met het inrichtings- en beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 2.
5.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Binnen de in lid 6.1 bedoelde gronden zijn, in afwijking van de regels bij de ter plaatse geldende bestemming, uitsluitend ingrepen kleiner dan 5.000 m2 en tot 40 cm diep toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 6.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken die zijn toegestaan krachtens de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mits:

  • uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden ter plaatse van de ingreep naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende is vastgesteld en door het stellen van voorwaarden de archeologische waarden voldoende beschermd kunnen worden;
  • tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden archeologen in de gelegenheid worden gesteld om waarnemingen te verrichten om archeologisch (nood)onderzoek toe te staan.
6.3.2 Uitzonderingen

Omgevingsvergunning wordt niet verleend indien (zwaarwegende) archeologische inhoudelijke criteria zich daartegen verzetten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • het verlagen van het waterpeil;
  • het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
6.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

6.4.3 Uitzonderingen

Het in 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • werken of werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld;
  • werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, mits de gronden niet dieper dan 0,4 m worden geroerd, tenzij is aangetoond dat vanaf 0,4 m diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan;
  • werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • c. de omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Azelosestraat 115 Borne.