direct naar inhoud van 4.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden
Plan: Buitengebied Borne, herziening Lodiek Landen 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz008-vg01

4.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden

4.5.1 Wettelijk kader

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

4.5.2 Archeologische verwachting

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Borne in 2007 en 2008 een archeologische verwachtings- en advieskaart vervaardigd.

4.5.3 Archeologisch onderzoek

De uitbreiding van het agrarisch bouwperceel vindt plaats in een gebied dat deels een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft en deels geen verwachtingswaarde. In verband hiermee heeft ingenieursbureau Mug een bureau- en een booronderzoek uitgevoerd (juni 2010, projectnummer 93032910).

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er waarschijnlijk sprake is van de aanwezigheid van een middeleeuws esdek (enkeergronden) op de pleistocene ondergrond (dekzand). Het booronderzoek heeft vervolgens uitgewezen dat de bodeomopbouw nog grotendeels intact is. Vanwege deze bevindingen heeft ingenieursbureau Mug geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren.

Ten aanzien van de bevindingen van ingenieursbureau Mug heeft de regioarcheoloog, H. Oude Rengerink, advies uitgebracht: aangezien de daadwerkelijke bodemingrepen binnen de uitbreiding van het agrarisch bouwblok tot een oppervlak van minder dan 2500 m2 beperkt blijven, en waarvan er ook nog een deel is waarin er geen archeologische verwachting is (vanwege de aanduiding als verstoorde bodem op de gemeentelijke waardenkaart), is nader archeologisch onderzoek niet nodig en kunnen de resterende delen waar gebouwd mag worden (geen bosbestand), worden vrijgesteld van een onderzoeksverplichting. Binnen de vlakken met bos dient de dubbelbestemming archeologische waarde gehandhaafd te worden.

4.5.4 Conclusie

Alhoewel er geen vervolgonderzoek hoeft te worden uitgevoerd, wordt wel aanbevolen om bij het uitgraven van de bouwputten aan amateurarcheologen de mogelijkheid te bieden waarnemingen te doen om eventuele archeologische vondsten en sporen te kunnen bekijken.