direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Buitengebied Borne, herziening Landinrichting
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz006-ow03

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie.
In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft 4 hoofddoelen: versterken economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle (inter)nationale groengebieden en waarborging van de veiligheid. In de nota worden de bakens verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.

Water, natuur en landschap
Op de kaart ‘Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur en landschap’ is een aantal natuurgebieden binnen het plangebied aangegeven. Deze natuurgebieden maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Tevens loopt door het plangebied een aanduiding ‘Robuuste verbinding’. Deze ruimtelijke structuur is verder uitgewerkt in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van Ruimte voor Ruimte (Rood voor Rood) en nieuwe landgoederen (Rood voor Groen). Het kabinet acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken.

Bundeling van verstedelijking
De gemeente Borne ligt binnen het op de PKB-kaarten aangegeven nationaal stedelijk netwerk Twente en tevens binnen een economisch kerngebied. Voor dit gebied en andere gebieden is het beleidsdoel om verstedelijking te bundelen. Daarbij maken economische activiteiten in steden en dorpen het mogelijk functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daarbuiten.

Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012.
In deze visie geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Ten aanzien van Oost-Nederland is het volgende in de SVIR beschreven.

De MIRT-regio Oost-Nederland bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol.
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

Oost-Nederland omvat veel natuurgebieden (bijvoorbeeld de Natura 2000 gebieden de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug en de Weerribben) en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter-)nationale natuurnetwerk voor biodiversiteit. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden (de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Limes). Tegelijkertijd is er in Oost-Nederland een aantal gebieden waar de effecten van bevolkingsdaling nu nog niet voelbaar zijn, maar op termijn wel voelbaar zullen zijn (zogenaamde anticipeergebieden).

Kennis en innovatie zijn de stuwende krachten van de economie van dit gebied. In Oost-Nederland manifesteren zich voornamelijk de volgende drie economische concentraties: Food Valley in en rond Wageningen (topsector agrofood), Health Valley in en rond Nijmegen (topsector life sciences) en nanotechnologie in Twente (topsector high tech systemen en materialen).

De (internationale) achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen zijn van internationaal belang voor het functioneren van de mainports en daarmee de topsector logistiek. Een burgerluchthaven Twente kan in regionaal ruimtelijk-economisch perspectief bijdragen aan de internationale bereikbaarheid van de Euregio.

De Deurninger- en Gammelkerbeek zijn verbindingszones in het kader van de EHS. Het onderhavige plan draagt bij aan de versterking van deze beken als verbindingszones. Het plan is verder niet van invloed op die nationale belangen.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('Barro') in werking getreden. Dit Barro is de juridisch-bindende vertaling van een deel van de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur ('SVIR'), en verscheidende andere beleidsdocumenten van de Rijksoverheid.

Er is sprake van een tweetal formele besluiten, namelijk het Barro en een wijziging van het Barro. Een deel van het Barro (Stbl. 2011, 391) is gebaseerd op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Dit gedeelte van het Barro is op 30 december 2011 met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13 in werking getreden.

Het onderhavige plangebied is niet in of nabij de bovengenoemde (beleids)gebieden gelegen en daarmee niet in strijd met het Barro.

3.1.4 Nota "Mensen, wensen, wonen"

In de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen' heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. Onder het motto 'Mensen, Wensen, Wonen' stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. In de nota 'Mensen, Wensen, Wonen' is verwoord dat het woonbeleid tussen de jaren 2000 en 2010 (met een doorkijk naar 2030) zich richt op vijf kernopgaven, namelijk:

  • 1. Vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving. Op dit moment werkt de woningmarkt zodanig dat veel mensen hun woonwensen onvoldoende kunnen honoreren. Om dit te verbeteren, moet de zeggenschap van zowel kopers als huurders worden vergroot.
  • 2. Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities. Bepaalde groepen in de samenleving dreigen de aansluiting te verliezen met de grote groepen die het momenteel voor de wind gaat. Het kabinet wil ook via het woonbeleid deze aansluiting behouden en verbeteren.
  • 3. Bevorderen van wonen en zorg op maat. Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, neemt in de toekomst fors toe. Het woonbeleid wil de ontwikkelingen bevorderen van op maat gesneden woon- en zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de individuele behoeften en wensen van de zorgbehoevenden.
  • 4. Verbeteren van de stedelijke woonkwaliteiten. De kwaliteit van het wonen in de steden blijft achter bij die elders in het land. Met het grotestedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt de stedelijke woonkwaliteit verbeterd. De ambities op dit gebied worden aanzienlijk verhoogd.
  • 5. Tegemoet komen aan de groene woonwensen.
    Er is bij de burgers een grote belangstelling om ruim en groen te wonen. Het woonbeleid richt zich op het faciliteren van deze woonwensen zonder dat daarbij natuurwaarden en ruimtelijke kwaliteiten worden geschaad.

Het onderhavige plan is gelegen in de stadsrand van Borne (en Hengelo) en geeft ruimte aan extensieve vormen van recreatie. Hiermee wordt bijgedragen aan punt 4 van bovengenoemde opsomming.

3.1.5 Nationaal Waterplan 2009-2015

Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

3.1.6 Waterbeleid 21e eeuw

In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op:

  • stroomgebiedsbenadering;
  • ruimte geven aan water;
  • vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren;
  • kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik;
  • geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten;
  • te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied.

Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Het huidige regime van schadevergoeding door de Rijksoverheid moet worden vervangen door een verzekeringsstelsel voor schade door regenval en, eventueel, overstroming van boezems. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de provincie dienen

op respectievelijk nationaal en regionaal niveau een sterkere regierol te vervullen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds nijpender problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied.

Zie paragraaf 5.5 voor de wijze waarop in dit plan met water wordt omgegaan.

3.1.7 Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg, aangenomen in 2006, is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Met de wet wordt het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Zie paragraaf 5.4 voor de wijze waarop in dit plan met archeologie wordt omgegaan.

3.1.8 Natuurwetgeving

Natuurbeschermingswet
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

Het plangebied is geen Natura 2000-gebied en heeft ook geen externe werking op de Natura 2000-gebieden.

Flora- en faunawet
Naast de gebiedsgerichte natuurwetgeving is ook soortgerichte natuurwetgeving van belang. Sinds 1 april 2002 is in dit kader de Flora- en Faunawet van kracht. In deze wet is de bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten natuurgebieden en vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten, alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.

Zie paragraaf 5.6 voor de wijze waarop in dit plan met ecologie wordt omgegaan.

3.1.9 Nota natuur voor mensen, mensen voor natuur

Deze nota uit 2000 van het (voormalige) ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is een integrale vervanging van vier groene nota’s, namelijk het Natuurbeleidsplan, de Nota Landschap, het Bosbeleidsplan en het Strategisch Plan van Aanpak biodiversiteit. Tevens biedt de nota het kader voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in tal van sectoren (onder meer landbouw, visserij, toerisme, water). De nota ‘Natuur voor mensen, mensen voor natuur’ staat binnen het rijksbeleid niet op zichzelf, maar bouwt voort op de Startnota Ruimtelijke Ordening, de vierde Nota Waterhuishouding en de nota Belvedère. Tezamen met de nota ‘Voedsel en Groen’ vormt de nota het beleidskader voor het landelijk gebied. De nota bestaat uit twee delen, een strategisch deel en een beleidsprogramma. Beide delen vormen voor de komende tien jaar het beleidskader voor natuur, bos, landschap en biodiversiteit. Het deel beleidsprogramma geeft een programmatische uitwerking van de strategische hoofdlijnen. Dit deel benoemd concreet de doelen en maatregelen en middelen die daaraan worden gekoppeld.

Het natuurbeleid wordt momenteel door het Rijk herzien.

3.1.10 Meerjarenprogramma Vitaal platteland 2007-2013

De Agenda Vitaal Platteland (2004) bevat de integrale visie van het rijk op de verdere ontwikkeling van het platteland. De Nota Ruimte bevat vooral ruimtelijk beleid. De Agenda Vitaal Platteland beschrijft een integraal perspectief op basis van economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. De visie wordt beschreven aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw (landbouw met een neventak en verbrede landbouw), leefbaarheid, natuur en landschap (EHS en Nationale Landschappen) en milieukwaliteit. Het rijksMeerjarenProgramma van de Agenda Vitaal Platteland (MJP2) voor de periode 2007-2013 bevat de concrete uitwerking van het rijksbeleid voor de gebiedsgerichte inrichting van het landelijk gebied. Het in het MJP2 opgenomen rijksbeleid wordt in hoofdzaak gerealiseerd onder regie van de provincies. Het Rijk stuurt hierbij op hoofdlijnen en toetst op resultaat. Het Rijk heeft voor de realisatie van het rijksbeleid afspraken gemaakt met de afzonderlijke provincies in bestuursovereenkomsten voor de periode 2007-2013. Het MJP2 is het kader voor deze afspraken. Centraal in de bestuursovereenkomsten staan de afspraken over de inzet van rijksbudget en de hiervoor te realiseren prestaties in 2013. Het Rijk heeft haar budget voor de diverse in de bestuursovereenkomsten opgenomen rijksdoelen gebundeld in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Het MJP2 bevat de concrete uitwerking van het rijksbeleid, zoals dat op hoofdlijnen is verwoord in de Nota Ruimte, de Agenda Vitaal Platteland (visie) en in aanverwante sectorale nota's, zoals de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur en de nota Kiezen voor Landbouw. Het MJP2 is tevens het kader voor het programmeren van het rijksbeleid voor de inrichting van het landelijk gebied. De Nota Ruimte bevat hiervoor het planologisch kader. In het MJP2 staan de doelen en middelen van het Rijk verwoord voor acht thema's, namelijk voor:

  • Veelzijdige natuur;
  • Vitale landbouw;
  • Recreatief aantrekkelijk Nederland Landschap met kwaliteit;
  • Duurzaam bodemgebruik;
  • Waterbeheer op orde;
  • Reconstructie zandgebieden;
  • Sociaal-economische vitaliteit.
3.1.11 Conclusie

Het betreft hier hoofdzakelijk een bestemmingsplan voor het planologisch mogelijk maken van een meer natuurlijke loop van de Deurningerbeek, de berging van water en het realiseren van nieuwe natuur. Daarnaast worden de recreatieve toegankelijkheid en de landschappelijke kwaliteit van het gebied vergroot en wordt de stad-land-relatie verbeterd.

Dit zijn allemaal zaken die passen binnen het rijksbeleid. Er worden met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met het rijksbeleid.