direct naar inhoud van 5.6 Flora en fauna en de natuurbeschermingswet (Natura 2000)
Plan: Buitengebied Borne, herziening Landinrichting
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz006-ow03

5.6 Flora en fauna en de natuurbeschermingswet (Natura 2000)

De bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten wordt in de Flora- en faunawet (1998) geregeld. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten, als ook met beschermde gebieden op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (resp. 1979 en 1992). Hiernaar is uitvoerig onderzoek verricht, zie hieronder.

Habitattoets
EcoGroen Advies B.V. heeft een 'Habitattoets Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke, Voortoets procedure Habitatrichtlijn artikel 6' (projectcode 08139, versie 14 oktober 2008, zie bijlage 3) uitgevoerd. In het rapport wordt het volledige maatregelenpakket uit het Landinrichtingsplan als één samenhangend project, dat uit onlosmakelijk met elkaar verbonden maatregelen bestaat, beschouwd. De realisatie van dit project is getoetst aan de werking van de Habitatrichtlijn.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Lonnekermeer (op ruim 5 km afstand) en Lemselermaten ligt (op ruim 6 km afstand). Vanwege de grote afstand en tussenliggende infrastructuur in de vorm van wegen en spoorwegen worden effecten op het Natura 2000-gebied Lonnekermeer niet verondersteld. Dit Natura 2000-gebied is daarom verder buiten beschouwing gelaten.

Uit een door KIWA uitgevoerde analyse blijkt dat het gebied Lemselermaten vooral te kampen heeft met vermesting, verzuring en verdroging. Zonder maatregelen in de waterhuishouding en vermindering van de vermesting van het grondwater zullen habitattypen 'H9160A eiken- Haagbeukenbossen (hogere zandgronden)' en 'H91E0C vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)' verder achteruitgaan.

In de toets wordt geconcludeerd dat door uitvoering van het Landinrichtingsplan als geheel de ammoniakuitstoot verminderd. Dit komt door boerderijverplaatsingen (in Landinrichtingsdelen buiten het onderhavige bestemmingsplan) en door de realisatie van nieuwe natuur. Door de realisatie van nieuwe natuur is er minder uitrijden van mest te verwachten, met een afname van emissie als gevolg. Deze afname is in de toets echter niet gekwantificeerd.

Verder zijn onder meer de grondwatereffecten van de realisatie van het Landinrichtingsplan in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat in het gebied rond de Lemselermaten geen verandering van de grondwaterstand optreedt. Werken die plaatsvinden in het Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke hebben géén effect op de grondwaterstanden in Lemselermaten. Om de in Lemselermaten optredende verdroging tegen te gaan dienen maatregelen buiten het Landinrichtingsgebied plaats te vinden.

Het complete maatregelenpakket uit het landinrichtingsplan - dat wil zeggen, alle gerealiseerde en nog te realiseren maatregelen uit zowel het Landinrichtingsplan 1998 als het Ontwerp- Wijziging Inrichtingsplan van 2008 - heeft een positief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van Lemselermaten en sluit goed aan bij de voorgestelde maatregelen die noodzakelijk zijn voor herstel van het Natura 2000-gebied. Door de maatregelen worden de beekdalen vernat, hetgeen een grote bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de verdroging in Lemselermaten.

Uit de habitattoets volgt de eindconclusie dat de maatregelen uit het Landinrichtingsplan blijken netto geen negatieve effecten te veroorzaken op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Lemselermaten. Diverse maatregelen voor beekherstel en waterberging dragen er juist aan bij dat de grondwaterstand in de regio stijgt en verdroging afneemt. Er zijn derhalve met zekerheid geen negatieve effecten - laat staan significante negatieve gevolgen - op Natura 2000-gebied Lemselermaten te verwachten, waardoor er geen Passende Beoordeling ingevolge de Habitatrichtlijn hoeft te worden opgesteld.

Het voorgaande geldt voor het Landinrichtingsgebied als geheel. Het onderhavige plangebied is het, vanuit de Lemselermaten gezien, verst weg gelegen deel van het Landinrichtingsgebied. Het effect van de voorgenomen maatregelen in het onderhavige plangebied is daarmee nog kleiner.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGhz006-ow03_0010.png" Het plangebied rood omcirkeld en de nabijgelegen Habitat 2000-gebieden geel omlijnd

Ecoscan
In maart 2008 is een Ecoscan uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting Gammelkerbeek te Saasveld – Gammelke, zie bijlage 4. Een deel van onderhavig plangebied behoort tot dit onderzoeksgebied.

Dit onderzoek heeft de volgende relevante resultaten opgeleverd:

Aangetroffen en te verwachten soorten:

  • In het onderzoeksgebied zijn enkele laag beschermde planten of bedreigde planten van de Rode Lijst aangetoond of te verwachten. Zwaarder beschermde soorten worden niet verwacht.
  • Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken. De voorgenomen plannen hebben ook geen nadelige gevolgen voor mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
  • De strikt beschermde Veldspitsmuis is ondanks gericht onderzoek met life-traps niet aangetoond in het onderzoeksgebied en wordt zodoende ook niet verwacht. Geschikt biotoop voor de strikt beschermde Waterspitsmuis en de middelhoog beschermde Steenmarter ontbreekt binnen het plangebied.
  • Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond en te verwachten waarvoor automatisch vrijstelling geldt.
  • In/nabijheid het onderzoeksgebied bevindt zich een nestboom van de ontheffingsplichtige soorten Grote bonte specht.
  • Het plangebied en de nabije omgeving vormt geschikt broedgebied voor vogels van bos en struweel en weidevogels waaronder enkele soorten van de Rode Lijst.
  • Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander zijn zowel voortplantend als overwinterend te verwachten. Zwaarder beschermde amfibieënsoorten worden niet verwacht.
  • In een groot gedeelte van de Gammelkerbeek is de ontheffingsplichtige vissoort Bermpje gevangen.
  • Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden aangetoond of te verwachten.

Eindconclusies:

  • Schade aan de vissoort Bermpje kan niet voorkomen worden en zodoende is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
  • Indien de nestboom van de Grote bonte specht gekapt wordt is het aanvragen van ontheffing noodzakelijk.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 1 maart en na eind juli.
  • Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Voor de in het plangebied voorkomende laag beschermde flora, amfibieën en rondgebonden zoogdieren geldt automatisch vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Om schade aan kleine zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september-december (mits vorstvrij).
  • Er dient een ecologische veldinventarisatie te worden uitgevoerd om zo op een juiste wijze om te gaan met de aanwezige waarden in het gebied.

Quick-scan Flora- en faunawet
In juli 2011 is door EcoGroen Advies B.V. een Quick-scan Flora- en faunawet Deurningerbeek (projectcode: 11-265nw) uitgevoerd (zie bijlage 5) om een beeld te krijgen van de mogelijk aanwezige beschermde soorten en om aan de hand hiervan uitspraken te doen over de effecten van de voorgenomen plannen en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen. Een groot deel van onderhavig plangebied behoort tot dit onderzoeksgebied.

De verwachting is dat de geplande ingrepen bij de herinrichting van het beekdal, een verstorende werking kunnen hebben op deze soorten. Tevens kan leefgebied van soorten vernietigd worden. Geadviseerd wordt dan ook om onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van beschermde soorten in en rond het plangebied. Bij aanwezigheid kan dan bepaald worden hoe de inrichting en de werkzaamheden het beste uitgevoerd kunnen worden, zodat geen tot weinig verstoring optreedt.

Geconcludeerd wordt dat het gebied rond de Deurningerbeek leefgebied vormt van enkele beschermde soorten. De verwachting is dat de geplande ingrepen bij de herinrichting van het beekdal, een verstorende werking kunnen hebben op deze soorten. Tevens kan leefgebied van soorten vernietigd worden.

Geadviseerd wordt dan ook om onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van beschermde soorten in en rond het plangebied. Bij aanwezigheid kan dan bepaald worden hoe de inrichting en de werkzaamheden het beste uitgevoerd kunnen worden, zodat geen tot weinig verstoring optreedt. Dit onderzoek zal zich (in ieder geval) moeten richten op de volgende soort(groepen):

  • flora onderzoeken in april/mei;
  • broedvogels1 onderzoeken in februari/maart
  • vissen onderzoeken in april - november
  • vleermuizen2 onderzoeken in april – september
  • overige zoogdieren3 onderzoeken in februari - september

Natuur- en landschapherstel Deurningerbeek
In het rapport 'Natuur- en landschapherstel Deurningerbeek' van eind 2011 (EcoGroen Advies B.V., projectcode 11265, zie bijlage 6) wordt gesteld dat na het afronden van de voorgenomen inrichtingsmaatregelen wordt verwacht dat de natuurkwaliteit aanzienlijk verhoogd zal worden ten opzichte van het huidige, agrarische landschap.

Vervolgonderzoek
Het hierboven genoemde vervolgonderzoek zal op een geschikt moment plaatsvinden en er zal bij de uitvoering van de werkzaamheden op een passende wijze met de resultaten van de veldinventarisatie worden omgegaan. Leefgebieden en groeiplaatsen van aangetroffen beschermde soorten zullen bij de uitwerking van inrichtingsmaatregelen worden ontzien of gecompenseerd. Tijdelijke verstoring van beschermde soorten wordt voorkomen door het opstellen van een ecologisch protocol voor de uitvoering. Eventueel noodzakelijke ontheffingen annex artikel 75 van de Flora- en faunawet zullen worden aangevraagd.