direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borne wenst voor haar gehele grondgebied te beschikken over actuele bestemmingsplannen. Hiertoe heeft de gemeente enkele jaren geleden een actualiseringstraject opgestart. 

Voor de kernen Borne, Hertme en Zenderen zijn in de periode 2017-2018 geactualiseerde bestemmingsplannen vastgesteld. Sindsdien zijn er enkele wijzigingen en herzieningen doorgevoerd en zijn er enkele omissies geconstateerd. De gemeente Borne is voornemens om de hiervoor genoemde kernen in één bestemmingsplan te vervatten waarin de omissies worden hersteld en de tussentijdse wijzigingen, verleende omgevingsvergunningen met afwijkingen en herzieningen zijn verwerkt. Met voorliggend plan gaat voor alle kernen binnen de gemeente Borne hetzelfde juridisch toetsingskader gelden, waarbij wordt opgemerkt dat enkele kleinschalige aanpassingen (bijv. herbestemmen verkocht snippergroen) tevens zijn meegenomen en bedrijventerrein Molenkamp geen onderdeel uitmaakt van voorliggend bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet tevens in de planologische kaders voor de Bornsche Maten 3e fase (B). Deze fase bestaat uit drie delen. Het eerste deel omvat de afronding van de 6e buurt De Maten en de 7e buurt Eschwonen. Voor deze buurten is reeds een stedenbouwkundigplan opgesteld en worden middels dit bestemmingsplan voorzien van een directe bouwtitel. Het tweede deel omvat de 8e buurt De Horsten. Voor deze buurt is een eerste stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd maar dient nog een nadere uitwerking plaats te vinden. In dit bestemmingsplan is voor maximaal 20 woningen een directe bouwtitel mogelijk gemaakt, gelegen ten oosten van het Slangenbeekhofje (Blauwebes). Voor de overige gronden in deze 8e buurt is in voorliggend bestemmingsplan voorzien in een uit te werken bestemming. In totaliteit bestaat de 3e fase (B) uit circa 500 woningen, waarbij circa 300 tot 350 woningen rechtstreeks worden bestemd en de resterende woningen een uit te werken bestemming krijgen. Het realiseren van deze woningen past in de Regionale Woningbouwafspraken met Provincie Overijssel en de Netwerksteden. In deze afspraken zijn vastgelegd dat Borne 100 woningen per jaar mag realiseren en dat de Bornsche Maten mag doorontwikkelen tot maximaal 2300 woningen. Voor een nadere toelichting op deze ontwikkeling wordt verwezen naar paragraaf 3.2. Opgemerkt wordt dat met de vaststelling van het geactualiseerde Masterplan 'Bornsche Maten' de (toekomstige) grenzen van de wijk zijn gewijzigd. De gronden die geen onderdeel meer uitmaken van de Bornsche Maten zijn in voorliggend bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming.

Het bestemmingsplan maakt, met uitzondering van de uitbreiding van de Bornsche Maten en enkele kleinschalige aanpassingen (bijv. herbestemmen verkocht snippergroen), geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die in de bestaande situatie nog niet aanwezig zijn of waarvoor anderszins een planologische procedure is doorlopen. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldende bestemmingsplan is afgeweken, zijn wel meegenomen in het plan. Het bestemmingsplan heeft dan ook een overwegend conserverend karakter.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden die worden gerekend tot de kernen Borne, Hertme en Zenderen, met inbegrip van de Bornsche Maten (inclusief de gronden die buiten de plangrenzen van de wijk zijn komen te vallen) en met uitzondering van bedrijventerrein Molenkamp. In de hiernavolgende figuren wordt de begrenzing en ligging van het plangebied per kern globaal weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0001.png"  
Figuur 1.1) Begrenzing van de kern Borne (Bron: Gemeente Borne)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0002.png"  
Figuur 1.2) Begrenzing van de kern Hertme (Bron: Gemeente Borne)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0003.png"  
Figuur 1.3) Begrenzing van de kern Zenderen (Bron: Gemeente Borne)  

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is sprake van diverse geldende bestemmingsplannen. Het voert te ver om alle geldende plannen en de daarin opgenomen bestemmingen uitgebreid toe te lichten. Daarom wordt hierna door middel van een tabel uitsluitend aangegeven wat de geldende plannen zijn die door voorliggend bestemmingsplan, voor zover de gronden onderdeel uitmaken van het plangebied, worden herzien.

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum  
Algemene herziening Borne   13 november 2018  
Wijzigingsplan Algemene herziening Borne, Watertorenerf Borne   2 april 2019  
Algemene herziening Borne, herziening Oude Almeloseweg 50   12 november 2019  
Algemene herziening Borne, herziening Molenstraat Borne   12 november 2019  
Hertme-Zenderen   7 november 2017  
Hertme, Roskam Landen   3 oktober 2017  
Buitengebied Borne (gedeeltelijk)   3 oktober 2017  
Wijzigingsplan Algemene herziening Borne, Kwantitatief sturen op wonen   7 april 2020  

Na inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan zullen de hiervoor genoemde geldende plannen, voor zover onderdeel uitmakend van het plangebied, en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door nieuwe bestemmingen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving en analyse van de bestaande situatie opgenomen. Hoofdstuk 3 omvat de planbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5 Onderzoek/verantwoording. In hoofdstuk 6 Juridische planopzet wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Borne
2.1.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Borne maakt deel uit van de dekzandgebieden, bestaande uit een afwisseling van hoog gelegen stuwwallen en dekzandkoppen en lager gelegen beekdalen van de Bornsebeek en de Azelerbeek. De kern Borne ligt op zo'n uitloper van de stuwwal. De oudste vondsten dateren uit de periode tussen 6000 en 2000 voor Chr., de Midden en de Jonge Steentijd. De eerste bewoners van de streek waren jagers/ verzamelaars die in het gebied rondtrokken. Van deze groepen zijn alleen vuurstenen gebruiksvoorwerpen teruggevonden. Rond 400 voor Chr. doet de landbouw zijn intrede. Van de landbouwers zijn naast vuurstenen gebruiksvoorwerpen, ook resten van aardewerk teruggevonden. Ook in de daarop volgende perioden heeft de mens in het gebied gewoond; er is dan ook sprake van een continue bewoning. Ten westen van Borne is een urnenveld bekend, een grafveld uit de Bronstijd en Ijzertijd. Op de Zuid Esch zijn sporen aangetroffen van een Germaanse nederzetting uit de Romeinse tijd (2e/3e eeuw na Chr.) En bij opgravingen op de Stroom Esch zijn resten van een archeologische nederzetting gevonden uit de tijd van Karel de Grote (Karolingische tijd), circa 750-800 na Chr.

In de late middeleeuwen ontstaan er grote en kleine akkerbouwcomplexen, de essen. Doordat de mens de gronden door middel van plaggenbemesting verrijkte, zijn deze gronden in de loop der tijd opgehoogd. De mensen bouwden hun huizen aan de rand van de es. Op een aantal plaatsen is dit nog zichtbaar. In de late middeleeuwen lieten de lokale machthebbers versterkte huizen en kastelen bouwen. In Borne is daarvan nog een aantal bekend, zoals de Hondeborg ten westen van Borne, de havezate Weleveld en het Grotenhuis.

Oud Borne

Oud Borne is op 17 oktober 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de toenmalige Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet). In de toelichting op het besluit tot aanwijzing van Oud Borne tot beschermd dorpsgezicht wordt de ontstaansgeschiedenis en de verdere ontwikkeling van de kern op een heldere wijze beschreven. Deze beschrijving is daarom onderstaand integraal overgenomen.

"Borne is van oorsprong een agrarische nederzetting, waarvan de basisstructuur vermoedelijk in de Karolingische Tijd (800-1000) na Christus is ontstaan. De oudste nederzettingen bestonden toentertijd aanvankelijk uit enkele boerderijen gelegen in een stuk ontgonnen bosgebied. De eerste akkers zijn dicht aan de hoeve grenzende percelen land, huiskampen genaamd. Over het algemeen liggen de oudste elementen in de overgangszone van hogere naar lagere gronden, op hellend terrein. Natuurlijke condities zijn hier optimaal: zowel voor de waterhuishouding van de akkers als voor de winning van drinkwater.

Na de fase van bedrijven met een beperkt areaal akkerland in de vorm van huiskampen vindt in de 12e en de 13e eeuw een verschuiving plaats naar een type bedrijf waarbij een veel grotere oppervlakte akkerland, de zogenaamde escomplexen, worden gebruikt. Verschillende wegen leiden naar het dorp teneinde de hooilanden, de heidevelden en de essen met de nederzetting te verbinden. Op deze wijze ontstaat een spinnewebachtige plattegrond, die karakteristiek is voor veel oude esnederzettingen. Op de plaats waar deze 'toeleveringswegen' bijeenkomen, ontstonden open ruimten, brinken genaamd, als verzamelplaats voor het vee. Het zijn tevens de gemeenschappelijke ruimten met een centrale functie voor de hele buurtschap.

Naast en tijdens bovenbeschreven ontwikkeling speelt ook de hof van Borne een rol in de ruimtelijke ontwikkeling van de nederzetting. Aanvankelijk is deze rol gering maar later is zij indirect een van de oorzaken van de opkomst van de textielindustrie in Borne. De hof, mogelijk in de 10e of 11e eeuw ontstaan, is sedert 1142 aan de ambt van Ruinen gekomen en is in 1206 door de bisschop van Utrecht overgenomen. Het is één van de zes bisschoppelijke hoven die in Twente aanwezig zijn. De huidige boerderij Meiershof (gelegen ca. 150 m1 ten zuidoosten van de Koppelsbrink) is thans nog aanwezig als een latere representant van deze bisschopshof.

Uitbreiding van esdorpen als Borne komt tot stand door splitsing van de oorspronkelijke (vrije) erven en door vestiging langs de brinken en de uitvalswegen. In de 14e eeuw is de voorloper van de huidige kerk gebouwd. Waarschijnlijk was er reeds eerder een kerkje, in samenhang met de hof, maar daarover is niets bekend.

Borne kan worden beschouwd als de bakermat van de Twentse textielindustrie. Reeds in de 16e eeuw ontwikkelt zich hier spinnen en weven als huisnijverheid vanwege het bevolkingsoverschot in de landbouw. Dit is mede een gevolg van de hier relatief veel voorkomende horige boerderijen, behorende bij de voormalige hof van Borne, die bij vererving niet gesplitst mogen worden. Het op de akkers verbouwde vlas wordt thuis verwerkt tot linnenprodukten, die aan kooplieden en fabrikanten verkocht worden. In de 17e eeuw wordt Borne het belangrijkste textielcentrum van Twente. De groei van de economische bestaansmogelijkheden maakt een verdere snelle demografische groei mogelijk: tussen 1723 en 1748 verdubbelt het aantal inwoners.

Het gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is dat rond 1750 Borne niet meer een overwegend agrarisch karakter heeft. In het dorp zelf heeft minder dan 10% van de bevolking op dat moment een bestaan in de landbouw, terwijl meer dan 60% werkzaam is in de nijverheid.

Echter, als in de loop van de 18de eeuw het zwaartepunt van de textielnijverheid zich verplaatst naar Almelo vanwege een gunstiger ligging en een betere beschikbaarheid van het water ten behoeve van de vlasbewerking, ontstaat grote werkloosheid. Een en ander wordt nog verergerd door de grote buitenlandse concurrentie waarmee de textielnijverheid in deze periode te kampen heeft. Ondanks deze problemen heeft de ruimtelijke structuur zich onder invloed van de linnenindustrie verder verdicht, met name langs de dan belangrijkste doorgaande route, de Ennekerdijk Brinkstraat.

Op de eerste gedetailleerde kaart van Borne, de kadastrale minuut uit 1821 (zie fig. 2.1), komt het oorspronkelijke functioneren als agrarische nederzetting nog tot uiting.

De Koppelsbrink in het noordoosten en het Dorsetplein in het noordwesten, beide aan de rand van het oude dorp gelegen, zijn nog enigszins herkenbaar als voormalige brinken. De wegen naar het westen en oosten leiden respectievelijk naar de heidevelden en de hooilanden. De wegen naar het noorden verbinden de nederzetting met de escomplexen die daar liggen.

In het zuiden van Borne zijn op de kadastrale minuut ook twee (kleinere) brinkachtige ruimten te zien, één bij de kruising van de huidige Horststraat en de Grotestraat en één bij de kruising van de huidige A. ten Catestraat en de Grotestraat. Dit deel van de nederzetting was vooral georiënteerd op de Zuides-gronden, die in omvang geringer waren dan de essen in het noorden.

Deze buurt werd de Horst genoemd, hetgeen terreinverhoging betekent, en was eertijds aan drie zijden omsloten door waterlopen: de Bornsebeek in het oosten en noorden en een zijriviertje van de Bornsebeek in het westen.

Zo is Borne in oorsprong waarschijnlijk uit twee buurten ontstaan, die gescheiden werden door de Bornsebeek. De Koppelsbrink met aangrenzende Meiershof en de uitloper via de Marktstraat naar het Dorsetplein is van oorsprong het belangrijkste onderdeel, zeker gezien de aanwezigheid van de hof ter plaatse. De Ennekerdijk, een weg door het dal van de Bornse Beek, is de oude verbindingsweg van de hof met de weg naar Hengelo. De kerk werd tussen de twee buurten in gebouwd waardoor min of meer één geheel ontstond. Dit middengedeelte van oud-Borne rond de kerk zal nooit dicht bebouwd zijn geweest getuige de kadastrale minuut, waarop slechts het raadhuis, de school en een enkel ander gebouw in de directe omgeving van de kerk zijn gesitueerd, vermoedelijk ten gevolge van de enigszins drassige bodem bij de Bornse Beek.

In de 19de eeuw treedt als gevolg van de opkomst van de katoenindustrie in moderne textielfabrieken weer een aanzienlijke bevolkingsgroei op. Oorspronkelijk bleven de thuiswevers en spinners namelijk op het platteland wonen, maar met de komst van de fabrieken verhuizen de meeste naar het kerkdorp. Dit heeft een verdere verdichting van de bebouwing tot gevolg, vooral langs de Marktstraat en in de Horst. Slechts de zogenaamde 'bleken' blijven als open ruimten gespaard.

Vormde eertijds de in het noordoosten gelegen Koppelsbrink het eigenlijke centrum van Borne, in de loop der tijden heeft zich dit geleidelijk steeds meer naar het westen verplaatst. Dit zal mede onder invloed van de aanwezigheid van een haventje aan de Marktstraat, dicht bij het Dorsetplein, gebeurd zijn. De Bornse Beek werd toentertijd gebruikt voor de turfvaart vanaf Vriezenveen en voor ander goederenvervoer. Het Dorsetplein zal toen als belangrijkste marktruimte hebben gefungeerd. Verdere uitbreiding in die richting vindt plaats in het gebied ten westen van de kerk waar in 1830 de tegenwoordige Grotestraat wordt aangelegd. Aanvankelijk gaat deze ontwikkeling traag, maar met de komst van de spoorlijn Almelo-Salzbergen, westelijk van Borne aangelegd in 1860 komt deze ontwikkeling in een stroomversnelling. Het textielbedrijf van Spanjaard, gesitueerd in de buurt de Horst, wordt in de richting van de spoorlijn verplaatst in de onmiddellijke nabijheid van het station. De rooms-katholieke kerk bij de Koppelsbrink wordt in 1888 verplaatst in westelijke richting, hoek Grotestraat-Nieuwe Kerkstraat. Aan de Grotestraat verrijzen aan het eind van de 19de eeuw tal van grote gebouwen onder andere het postkantoor in 1884 en het voormalige raadhuis, oorspronkelijk een directeursvilla van Spanjaard.

Ook andere industrieën ontwikkelen zich in de tweede helft van de 19de eeuw, maar door de relatief ongunstige ligging en slechte verbindingen zijn de meeste levensvatbare bedrijven naar elders verplaatst. Zo is de textiel, tot de sluiting van de Spanjaardfabrieken in 1973, aangevuld met kleinere industrieën en wat landbouw, de hoofdbron van bestaan geweest voor Borne.

De gehele verdere ontwikkeling van de nederzetting heeft zich vervolgens afgespeeld ten westen van de oude kern, waar centrumvorming optrad en met name sinds de Tweede Wereldoorlog grote nieuwbouwwijken ontstonden. Hierdoor is de oorspronkelijke nederzetting in zijn ontwikkeling gestagneerd. De voornaamste ruimtelijke wijzigingen zijn het verdwijnen van de Bornse Beek, de aanleg van een doorgaande weg direct ten noordoosten van de oude kern en de verdere verdichting van de structuur door nieuwbouw.

Aan de oostkant van de Ennekerdijk, rond 1900 nog onbebouwd, verrijst in het begin van deze eeuw bebouwing. In de jaren zestig wordt ten zuidoosten van de Nederlands-Hervormde kerk een complex bejaardenwoningen gebouwd en sinds kort is ook het verdere gebied rondom de kerk, voornamelijk ten westen en ten noorden daarvan bebouwd. Door deze ontwikkeling vervaagt de oorspronkelijke structuur van twee afzonderlijke buurten, gekoppeld door een relatief open gebied.

In tegenstelling echter tot plaatsen als bijvoorbeeld Almelo, Hengelo en Enschede, waar onder invloed van het ontstaan en verdere ontwikkeling van fabriekscomplexen nabij het centrum de ruimtelijke structuur ter plekke ingrijpend beïnvloed is, heeft het oorspronkelijke kerkdorp Borne zich tot een textielindustrie nederzetting kunnen ontwikkelen zonder zijn oorspronkelijke ruimtelijke structuur ingrijpend te wijzigen".

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0004.jpg"  
Figuur 2.1) Historische kaart Oud Borne 1811 – 1832 (Bron: Gemeente Borne)  
2.1.1.2 Ruimtelijke opbouw

Algemeen

Borne is gelegen tussen de steden Almelo en Hengelo, maar is ruimtelijk en sociaal vooral georiënteerd op Hengelo.

Borne telt in totaal acht wijken:

  • Centrum (Centrum / Oud Borne / Spanjaardswijk);
  • Bornsche Maten;
  • Letterveld (Letterveld I / Letterveld II);
  • Molenkamp (Dikkerslaan - Molenkampsweg e.o.);
  • 't Oldhof;
  • Stroom Esch;
  • 't Wensink ('t Wensink Noord / 't Wensink Zuid / Zuid Esch);
  • De Veldkamp.


Kenmerkend voor de kern van Borne is de scheiding tussen enerzijds het oude, historische gedeelte van Borne waar de woonfunctie overheerst en anderzijds het centrumgebied waar de winkelvoorzieningen zijn gevestigd. Deze scheiding bepaalt het karakter van het centrum van Borne. Deels is deze ontwikkeling terug te vinden in de historie van het dorp en dan met name in de tijd van de industrialisatie. Op de kaart van 1900 (zie figuur 2.2.) is te zien dat het huidige historische gedeelte van het dorp de hoofdkern vormt. Met de komst van de spoorlijn en de komst van verschillende fabrieken is Borne echter westwaarts richting het Bornsche Veld gegroeid. De ruimte tussen de spoorlijn en het oude Borne werd snel opgevuld met woningen en bedrijfspanden. De arbeiders werden gehuisvest in de wijken nabij de fabrieken. Het centrale deel van het dorp, waar de meeste activiteiten plaatsvonden, is daarmee verschoven richting het westen.

Door de opschuivende centrumactiviteiten heeft de oude historische kern van Borne door de jaren heen het oorspronkelijke karakter behouden en is als gevolg daarvan aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De oude dorpskern is daardoor getransformeerd tot een rustige buurt, waar ruimte wordt geboden voor culturele voorzieningen en ambachtelijke bedrijven. Het biedt een rustige uitloopmogelijkheid voor het drukke centrum van het dorp en is bepalend voor de identiteit van Borne. Het is een aantrekkelijk gedeelte van het dorp dat veel wordt bezocht door toeristen.

Het centrum met de winkelvoorzieningen heeft een moderner karakter dan het oude dorp. De winkels langs de oude wegen zijn nog wel gevestigd in deels historische bebouwing. Tussen deze wegen, in het gebied Bakkerssteeg, Nieuwe Markt en Nijstad is in de jaren ‘70 nieuwbouw verrezen. Dit winkelcentrum is autoluw en bestaat uit gesloten bebouwing met smalle steegjes. Het heeft hierdoor een introvert karakter. De ontstaansperiode is duidelijk te zien aan de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de bebouwing.

Een ander kenmerkend aspect van Borne is het sinds de ontginning aanwezige stelsel van radiaalwegen. Deze radialen leiden het verkeer rechtstreeks naar het centrum van het dorp. Te noemen zijn in dit verband de Bornerbroeksestraat, de Azelosestraat, de Deldensestraat, de Zenderensestraat/Prins Bernhardlaan en de Grotestraat. De radialen zijn grotendeels voorzien van (deels historische) lintbebouwing en worden veelal begeleidt door laanbeplanting. De radialen bepalen de identiteit van het dorp. Ze geven een duidelijke ruimtelijke structuur aan Borne. Een nadeel is dat het lastiger is om van de ene op de andere radiaal te komen. Tussen de radiaalwegen zijn de woonwijken gesitueerd. Veel van deze woonwijken zijn in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw gebouwd. Ze hebben een vrij traditioneel dorps karakter. In de jaren ‘80 en ‘90 is de wijk Stroom Esch gerealiseerd, die aan de “overzijde” van de Rondweg is gelegen. Dit geldt eveneens voor de nieuwbouwwijk Bornsche Maten. Op 28 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Borne het bestemmingsplan 'Bornsche Maten' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag onder andere in de planologische kaders voor de realisatie van ca. 2300 woningen in de vorm van een integraal ontworpen woonwijk waar kwaliteit en duurzaamheid van de menselijke leefomgeving centraal staan. Inmiddels is een aanzienlijk deel van de woonwijk gerealiseerd.

Tot slot beschikt Borne over een kantoorpark (Stroom Esch) en een tweetal bedrijventerreinen, te weten De Veldkamp en De Molenkamp (buiten plangebied). Het kantoorpark bevindt zich aan de zijde van de Rondweg en de bedrijventerreinen zijn gelegen aan de rand van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0005.png"  
Figuur 2.2) Ontwikkeling van Borne 1800 – 2019 (Bron: Provincie Overijssel)  


Vanwege de belangrijke cultuurhistorische waarde van Oud Borne wordt hierna nader ingegaan op de bebouwingsstructuur ter plaatse.


Oud Borne

Qua bebouwingsstructuren en -typologieën kan Oud Borne als volgt getypeerd worden:

  • de ruimtelijke structuur wordt allereerst bepaald door de vanouds aanwezige doorgaande wegen (de Marktstraat met Koppelsbrink, de Brinkstraat en Ennekerdijk en de Grotestraat) en secundaire straten ter ontsluiting van het daartussen gelegen gebied;
  • het westelijk gedeelte met bebouwing in een hogere dichtheid en relatief grote gebouwen is meer verstedelijkt;
  • het oostelijk gedeelte (de grens ligt globaal ter hoogte van de kerk) is meer 'dorps' met meer los gegroepeerde bebouwing gesitueerd in een groene ruimte en een historische groenstructuur met een belangrijke visuele waarde voor het gehele dorpsgezicht;
  • de panden liggen schijnbaar willekeurig in gebogen straatwanden met wisselende straatbreedtes (geen doorgaande rooilijnen);
  • de bebouwing is over het algemeen kleinschalig (één tot anderhalve bouwlaag met kap); hierop vormen enkele woningen aan de doorgaande wegen een uitzondering;
  • de nokrichting is over het algemeen afwisselend loodrecht of evenwijdig aan de straat;
  • het merendeel van de bebouwing heeft zadeldaken, afwisselend met rood of blauw gebakken pannen gedekt;
  • de gevelbreedte varieert van twee tot vijf traveeën, waarbij de gevelopeningen overwegend verticaal zijn gericht;
  • de gevels zijn voornamelijk uitgevoerd in metselwerk (baksteen).

Qua bouwhoogte geldt dat deze in Oud Borne zeer divers is. Dat is tevens zo karakteristiek in het straatbeeld van de verschillende straten in Oud Borne. Hoewel de variatie veelal beperkt blijft tot één of twee bouwlagen met kap is het juist de bouwperiode die een groot onderscheid laat zien in bijvoorbeeld verdiepingshoogte, hetgeen ook van invloed is op de absolute bouwhoogte. Een bouwlaag met de tegenwoordige technische eisen (onder andere uit het Bouwbesluit) is bijvoorbeeld hoger dan bij de historische bebouwing. Wanneer bijvoorbeeld gekeken wordt naar de bebouwing aan de Ennekerdijk of de Grotestraat, dan valt op dat de panden hier op enkele plekken hoger zijn dan elders in Oud Borne. De bouwhoogte bereikt hier op sommige plekken een waarde tussen de 12 en 13 meter, terwijl in andere straten deze hoogte veelal beperkt blijft tot circa 10 meter.

De openbare ruimte is heel belangrijk voor Oud Borne. Hoewel de inrichting van de openbare ruimte ook de nodige problemen met zich meebrengt, met name met betrekking tot het parkeren, is het patroon van straten en stegen één van de belangrijke aspecten dat geleid heeft tot de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. In het stratenpatroon is de historische ontwikkeling van Oud Borne af te lezen. Voorheen bestond Oud Borne uit drie kleine buurtschapjes. Deze buurtschappen zijn nu herkenbaar door het grillige stratenpatroon ter plekke. Deze drie buurtschappen zijn in de loop van vele jaren met elkaar verbonden door een aantal wat grotere noord-zuid lopende straten zoals bijvoorbeeld de Brinkstraat.

De oudste en meest belangrijke straten van Oud Borne lopen over het algemeen in een noord-zuidrichting. Haaks daarop staat een patroon van straten en stegen die de verschillende noord-zuid straten met elkaar verbinden. Een aantal van deze stegen is bijzonder smal en alleen toegankelijk voor voetgangers. Deze stegen zijn ook typisch kenmerkend voor Oud Borne. Deze smalle tot zeer smalle weggetjes of paden zorgen voor toegangen tot een achterterrein of lopen dwars door de bouwblokken heen om straten in de oost-west richting met elkaar te verbinden.

2.1.1.3 Wegenstructuur

De belangrijkste routes in Borne betreffen de Rondweg (N743), de Bekenhorst, de Oonksweg, de Hosbekkeweg, de Zuidelijke Randweg en de Amerikalaan. De ontsluiting van de verschillende woonwijken en woonbuurten in Borne vindt plaats via diverse wijk- en buurtontsluitingswegen, voornamelijk via de hiervoor genoemde ontsluitingswegen alsmede de Azelostraat, de Bornerbroeksestraat en de Deldensestraat. Via de Azelosestraat en de Rondweg zijn de rijkswegen A1 en A35 goed bereikbaar. Binnen de woonwijken geldt over het algemeen een maximum snelheid van 30 km/uur.

2.1.1.4 Groen

In het centrumgebied is relatief weinig groen aanwezig. De woonwijken zijn ruim opgezet in een groene omgeving. Veelal worden de wegen in de woonwijken begeleid door groenelementen in de vorm van stroken gras en/of laagopgaande beplanting met daarin enkele bomen, die de rijbaan begeleiden. Naast begeleidende groenelementen komen er in de wijken op diverse plekken ook open groene ruimten en parken voor. Deze groene ruimten bestaan zowel uit groen(speel)velden met enkele solitaire bomen als uit kleine bosjes.

2.1.1.5 Waterstructuur en -systeem

Water is momenteel niet meer zichtbaar in het centrum en Oud Borne. De geschiedenis van de Bornsebeek is daarentegen nog wel duidelijk zichtbaar, zowel in de huidige groenstructuur maar ook in de verkavelingsgrenzen. De Bornsebeek kwam ten zuiden van het Bussemakerhuis Oud Borne binnen en liep tussen de achterste perceelsgrenzen van de woningen aan de Ennekerdijk en de Abraham ten Catestraat richting de Oude Kerk. Vlak ten zuiden van de Oude Kerk boog de beek met een scherpe bocht af in westelijke richting om via de huidige Pietmanskolkstraat de huidige Grotestraat te bereiken. Vervolgens boog de beek weer af en liep over de huidige Potkampstraat en vervolgens door het bouwblok dat nu gevormd wordt door de Marktstraat, Oude Kerkstraat en Brugstraatje om daarna de Marktstraat over te steken en uit te komen in de haven, momenteel de parkeerplaats De Haven nabij het Kulturhus de Bijenkorf. De Bornsebeek ligt tegenwoordig door de Bornsche Maten en langs de wijk Stroom Esch.

Oppervlaktewater is slechts in beperkte mate in Borne aanwezig. Het gaat met name om waterpartijen in de parken en om afwateringssloten. De grootste waterpartijen betreffen de Weideplas, de vijver langs de Veldovenweg en de vijver langs de Burenweg.

2.1.1.6 Monumenten

In Borne zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumentale panden aanwezig, met name in Oud Borne. Voor een overzicht van alle rijks- en gemeentelijke monumenten in de gemeente Borne wordt verwezen naar https://www.borne.nl/digitaal-inzien/rapportages/erfgoedregister. Daarnaast is Oud Borne aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.5.2.

2.1.2 Hertme
2.1.2.1 Structuurdragers

In de kern Hertme zijn een drietal duidelijke structuurdragers te onderscheiden. Dit betreffen de wegen Hertmerweg, Kerkweg en de Hertmerdwarsweg. Van deze wegen is de Hertmerweg de belangrijkste structuurdrager. Deze weg vormt de toegangsweg tot de kern Hertme en langs deze weg is in eerste instantie de kerk opgericht waarna het dorp vanaf dit punt zichzelf verder heeft ontwikkeld.

De Kerkweg is een weg die van oudsher, de naam geeft het al aan, bij de kerk van Hertme uitkomt. Waar deze weg vroeger een voorname functie vervulde is de Kerkweg in de huidige situatie een onverharde eigen weg die met name wordt gebruikt door bestemmingsverkeer.

De Hertmerdwarsweg is in de loop der jaren als (ontsluitings)route steeds belangrijker geworden voor de kern Hertme. Een groot deel van de binnen de kern Hertme aanwezige woningen ontsluit op deze weg.

2.1.2.2 Bebouwingsstructuren en -typologieën

De kern Hertme heeft zich qua bebouwing in eerste instantie ontwikkeld nabij en rondom de kerk. Pas na de jaren '50 heeft Hertme zich qua bebouwing en als kern zijnde in noordoostelijke richting langs de Hertmerdwarsweg ontwikkeld. Uit de historische kaarten in figuur 2.3 blijkt eveneens dat Hertme tot aan de jaren '50 niet veel meer was dan een cluster van bebouwing rondom de kerk en de kruising Hertmerweg en Hertmerdwarsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0006.png"  
Figuur 2.3) Historisch kaarten Hertme ±1900 (links) en ±1950 (rechts) (Bron: Provincie Overijssel)  


Qua bebouwingsstructuren wordt het gebied rondom de kerk en de kruising Hertmerweg en de Hertmerdwarsweg gekenmerkt door bebouwing welke hoofdzakelijk gericht is op de kerk en het daarbij behorende plein. De bebouwing ten westen van de Kerkweg betreft voormalige agrarische bebouwing welke momenteel dienst doet als woonbebouwing.

De eerste echte uitbreiding van Hertme met woonbebouwing heeft plaatsgevonden langs de Hertmerweg, in de vorm van een bebouwingslint. Na deze ontwikkeling is het gebied tussen de Hertmerdwarsweg en de Kerkweg ontwikkeld met woningbouw. De meest recente woningbouwontwikkeling betreft de Roskam Landen, een kleine uitbreiding aan de rand van de dorpskern.

Qua type bebouwing valt op dat in Hertme nagenoeg enkel vrijstaande- en twee-onder-één-kapwoningen voorkomen. Enkel aan de Kolklanden bevindt zich een blok van aaneengebouwde woningen.

Bijzondere bebouwingselementen in de kern Hertme betreffen met name de kerk en het ten westen van de kerk gelegen openluchttheater.

2.1.2.3 Wegenstructuur

Zoals in 2.1.2.1 aangegeven vormen de wegen Hertmerweg, Kerkweg en de Hertmerdwarsweg de voornaamste structuurdragers. Hiervan vervullen met name de Hertmerweg en de Hertmerdwarsweg een voorname functie als toegangs- en ontsluitingsroute voor de kern Hertme. Alle andere wegen binnen de kern ontsluiten in principe direct of indirect op deze wegen.

2.1.2.4 Groen en ecologie

Hertme heeft als kern een relatief groene uitstraling. Dit komt aan de ene kant doordat Hertme in principe aan alle zijden, en op korte afstand van de bebouwde delen, grenst aan het buitengebied.

Daarnaast heeft het gebied rondom de kerk een bijzondere groene uitstraling. Rondom de kerk komt veel groen voor en ook het openluchttheater wordt als het ware omgeven door boombeplanting. De groenstructuren hier tezamen vormen een fraaie entree tot de kern vanuit westelijke richting. Dit wordt nog eens versterkt door de Hertmerweg die aan weerszijde begeleidt wordt door bomen. Naast dit groen draagt de ruime opzet van de woonpercelen binnen de kern ook bij aan het groene aangezicht. In het openbaar profiel van wegen komt over het algemeen weinig groen voor. Overigens heeft al het binnen de kern voorkomende groen, met name vanwege het intensieve gebruik, ecologisch gezien een relatief beperkte betekenis.

2.1.2.5 Water

De kern Hertme ligt als het ware in een oksel van de Gammelkerbeek. Hoewel slechts een beperkt deel van deze beek aan de zuidoostzijde onderdeel uitmaakt van het plangebied, zijn er vanuit de kern diverse locaties vanaf waar men uitzicht heeft op deze beek. Binnen de kern komen voor het overige geen waterlopen voor, wel bevinden zich op diverse locaties in de kern afwateringssloten.

2.1.3 Zenderen
2.1.3.1 Structuurdragers

De Hoofdstraat vormt in de kern Zenderen zonder twijfel de belangrijkste structuurdrager. De kern Zenderen heeft zicht met name langs deze weg ontwikkeld. Opvallend is dat de voorzieningen binnen de kern veelal geconcentreerd zijn langs deze weg of in de zijstraatjes direct aan deze weg. Andere structuurdragers van de kern, deze zijn ondergeschikt aan de Hoofdstraat, betreffen de Albergerweg en in bepaalde mate ook de Hertmerweg.

2.1.3.2 Bebouwingsstructuren en -typologieën

In tegenstelling tot veel dorpen en steden heeft de bebouwing zich in Zenderen niet geconcentreerd rondom de kerk. De Hoofdstraat is ook voor de bebouwingsstructuur in Zenderen leidend geweest waarbij ook Zenderen met name na de jaren '50 de grootste ontwikkeling heeft doorgemaakt. Waar langs de Hoofdstraat in eerste instantie nog sprake was van verspreid liggende bebouwing met een concentratie ter hoogte van de Hoofdstraat - Albergerweg, heeft zich gaandeweg een relatief dicht bebouwingslint langs de Hoofdstraat ontwikkeld. Uit de historische kaarten in figuur 2.4 is dit goed af te lezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0007.png"  
Figuur 2.4) Historisch kaarten Zenderen ±1900 (links) en ±1950 (rechts) (Bron: Provincie Overijssel)  


De bebouwing aan de Hoofdstraat kenmerkt zich als lintbebouwing maar de bebouwing langs deze weg kent geen strakke rooilijn. De rooilijn is wisselend, strakker naar de kern van het dorp toe en losser en verstrooider naar de randen. Er bestaat ook een differentiatie in bebouwingstype: aan de randen met name vrijstaande- of twee-onder-één-kapwoningen en in de kern van het dorp meer geschakelde of aaneengesloten woningen waarbij een aantal grotere panden, overwegend in gebruik als horecagelegenheid, opvalt.

Ook langs de Albergerweg is sprake van een soort bebouwingslint dat overwegend uit woonbebouwing bestaat. Dit lint kenmerkt zich aan de westzijde door haar ruime opzet en de ruime woonpercelen. Aan de oostzijde wordt het lint richting het buitengebied meer gesloten, deze bebouwingsdichtheid wordt doorgezet langs de Prinsenweg tot aan de supermarkt. Deze supermarkt met daarachter de basisschool, welke overigens is gelegen aan de Sint Stephanusstraat, vormen ook direct een tweetal opvallende bebouwingselementen aan deze zijde van Zenderen.

Ten oosten van de Sint Stephanusstraat bevindt zich de begraafplaats van Zenderen met daarachter het Patersbos. Het Patersbos is als het ware een kleine op zichzelf staande woonwijk waar de woningen gegroepeerd staan rondom een pleintje. De bebouwing hier is divers en bestaat zowel uit vrijstaande, twee-onder-één-kapwoningen als aaneengebouwde woningen. Mede door de woningbouw aan het Patersbos zijn enkele woonpercelen aan de Boumanslaan in het verleden tot de kern Zenderen gaan behoren.

Ten zuiden van deze woonpercelen aan de Boumanslaan bevindt zich een grote groene ruimte welke onderdeel uitmaakt van de tuin/gronden behorende bij het Carmelietenklooster aan de Hertmerweg. Dit klooster, met daaraan verbonden de kerk, behoort tot de oudste bebouwing binnen de kern Zenderen. Van een echte bebouwingsstructuur aan deze zijde van Zenderen, langs de Hertmerweg, is niet echt sprake. Opvallend is wel dat de bebouwing langs de Hertmerweg, in vergelijking met de rest van Zenderen, relatief fors van aard en omvang is.

De overige bebouwingsstructuren in Zenderen kenmerken zich met name als planmatig opgezette woonwijken. Hierbij is Zenderen in de jaren '60 en '70 in eerst instantie uitgebreid in zuidoostelijke richting (Hulscher e.o.). In deze wijk komen met name twee-onder-één-kapwoningen voor en enkele vrijstaande en aaneengebouwde woningen.

In de jaren '75 tot '89 is de kern uitgebreid rondom de Hoge Maat en omgeving en ten westen van de Elsdijk. Qua woningtypologie is in deze wijken sprake van een redelijk gelijkmatige verdeling tussen vrijstaande, twee-onder-één-kapwoningen en aaneengebouwde woningen.

De laatste uitbreidingen van de kern hebben plaatsgevonden in zuidwestelijke richting; Erve Oosterveld. Erve Oosterveld kenmerkt zich door een relatief hoog percentage vrijstaande woningen met in de zuidoostelijk hoek enige bedrijvigheid en de daarbij behorende bedrijfsgebouwen.

2.1.3.3 Wegenstructuur

De provinciale N743, de Hoofdstraat, betreft de belangrijkste weg binnen de kern Zenderen. Naast een belangrijke 50 km gebiedsontsluitingsfunctie voor de kern Zenderen zelf, vervult deze weg ook een belangrijke functie voor doorgaand verkeer tussen Borne en Almelo.

Tevens vervullen de provinciale N744, Albergerweg, en de Hertmerweg ook een belangrijke verkeersfunctie in de vorm van toegangs- en ontsluitingsweg tot Zenderen. De Albergerweg is de voornaamste weg tussen Zenderen en Albergen en de Hertmerweg is de voornaamste weg tussen Zenderen en Hertme. Naast deze wegen heeft ook de Lidwinaweg een voorname functie als ontsluitingsroute vanuit de wijken. Deze weg is echter niet meer rechtstreeks aangesloten op de Hoofdstraat, maar wordt via Het Hulscher omgeleid en sluit via de rotonde aan op de Hoofdstraat.

De overige wegen in de kern Zenderen betreffen met name erftoegangswegen, die op één van de voornoemde wegen aansluiten.

2.1.3.4 Groen en ecologie

Zenderen kan worden gezien als een groene kern. Dit heeft te maken met het feit dat het buitengebied overal dichtbij is, en richting het buitengebied de bebouwingsdichtheid steeds verder afneemt en er sprake is van doorzichten naar het buitengebied. Het groene karakter van Zenderen komt echter niet overal goed tot uiting. Zo wordt het beeld, qua groen langs de Hoofdstraat, met name bepaald door de privétuinen langs de Hoofdstraat. Openbaar groen is hier marginaal aanwezig.

Een opvallend groen element binnen de kern betreffen de tuin en gronden behorende bij het Carmelietenklooster. Deze tuin is niet openbaar toegankelijk en oogt vanaf de hoek Hoofdstraat/ Boumanslaan als een gesloten wand met boombeplanting. Meer naar het oosten (richting Hertme) wordt het groene beeld in dit deel van Zenderen versterkt door de tuin bij restaurant 'Het Seminar' en de geleidelijke overgang hier richting het groene buitengebied.

De woonwijken in de kern tonen een wisselend beeld. Overwegend wordt in de wijken het groene beeld bepaald door de privétuinen afgewisseld met enig groen in het openbaar gebied. Hoe dichter bij de Hoofdstraat, hier minder groen de openbare ruimte wordt. Uitzondering hierop betreffen het gebied Het Patersbos en de woningen langs de Boumanslaan. Deze woningen zijn met name aan de buitenzijden ingepast in het groen. Dit gebied heeft, in vergelijking met andere gebieden, een bijzonder groene uitstraling. Dit wordt nog eens versterkt door de ten oosten gelegen tuin/gronden van het klooster.

2.1.3.5 Water

Meest opvallende waterelement in de kern is de Azelerbeek welke in de meest noordelijke punt de kern Zenderen in komt en ter hoogte van Erve Timmerman de kern weer verlaat. Deze beek heeft een belangrijke waterhuishoudkundige functie in de kern.

Andere opvallende waterelementen betreffen de waterpartij aan de Hoge Maat en de waterpartij aan Erve Oosterveld. Naast een waterhuishoudkundige functie bepalen deze wateren voor een deel ook het aanzicht van de wijk. Voor het overige, met name rondom en buiten de woonwijken, lopen op diverse locaties in de kern afwateringsloten.

2.2 Functionele structuur

2.2.1 Borne
2.2.1.1 Wonen

Buiten het centrum bestaat het overgrote deel van het plangebied uit woongebied. Het betreffen hier woongebieden die in de afgelopen decennia rondom de oude dorpskern zijn ontwikkeld. Qua karakter bestaan er duidelijke verschillen tussen de woongebieden die met name worden veroorzaakt door de bouwperiode en verschillen in woningtypes (vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en rijenwoningen et cetera). In de woongebieden is over het algemeen sprake van grondgebonden woningen, in het centrumgebied komt met name gestapelde woningbouw voor in de vorm van wonen boven winkels.

2.2.1.2 Centrum en Oud Borne

Centrum

Het centrum van Borne vormt het kernwinkelgebied van de gemeente. De bezoekers komen dan ook voor de dagelijkse boodschappen, waarmee de supermarkten in het centrum ook de belangrijkste trekkers zijn. Daarnaast bevinden zich ook enkele modezaken en een warenhuis in het centrum. Het centrum van Borne kenmerkt zich door een grote spreiding van het aanbod over veel straten en stegen. Frequent bezochte winkels (voor dagelijkse aankopen) worden afgewisseld met relatief laagfrequent bezochte zaken (dienstverleners, winkels voor doelgerichte aankopen) en winkels in recreatieve branches. De horecapanden bevinden zich in het centrum en daarnaast tevens aan de randen van het winkelcentrum, aan het Dorsetplein en aan de Grotestraat.

De supermarkten bevinden zich aan de randen van het winkelcentrum of net daar buiten. Eén supermarkt, Albert Heijn, heeft een locatie aan het Marktplein. Eén supermarkt bevindt zich aan de parkeerplaats De Koem. De andere supermarkt, de Aldi, is gelegen aan de Höfte, een hof dat is gelegen aan de Grotestraat. In het kader van het project Bornse Hoven is op deze locatie ook een PLUS supermarkt gerealiseerd. Tot slot bevindt zich nog een Plus supermarkt aan de Oude Hengelosestraat.

In het winkelcentrum bij de Nijstad en de Bakkersteeg bevinden zich naast speciaalzaken tevens filialen van diverse (landelijke) ketens.

In het kernwinkelgebied ligt de nadruk op detailhandel en horeca. Woningen zijn hier nagenoeg uitsluitend gelegen op de verdieping.


Oud Borne

Door de ligging aan de rand van de 'nieuwe stad' kent Oud Borne een scala aan functies. Wonen is en blijft de belangrijkste functie in Oud Borne. Het merendeel van de woningen bestaat uit vrijstaande woningen, met name aan de Zuid Esch en de Watertorenstraat. Aan de Grotestraat komen ook halfvrijstaande en rijtjeswoningen voor. Aan de noordzijde van de Grotestraat wordt gewoond boven de winkelvoorzieningen. Op het Watertorenerf is één vrijstaande woning gelegen.

Naast wonen is er sprake van kleinschalige bedrijvigheid, horeca, dienstverlening en ambachtelijke beroepen zoals een lijstenmakerij en ateliers. Tevens zijn er enkele maatschappelijke, culturele en religieuze voorzieningen aanwezig, zoals Kulturhus De Bijenkorf en de aanwezige kerken.

2.2.1.3 Maatschappelijke voorzieningen

In Borne komen maatschappelijke functies van uiteenlopende aard voor. Deze voorzieningen bevinden zich zowel in het centrum als verspreid over de woongebieden. Het gaat bijvoorbeeld om het gemeentehuis, de brandweerkazerne, Kulturhus De Bijenkorf, verpleegtehuizen, kinderopvang, onderwijsinstellingen, religieuze instellingen, begraafplaatsen en tandarts- en fysiotherapiepraktijken. Vaak zijn dergelijke voorzieningen gecombineerd in een wijkcentra.

2.2.1.4 Detailhandel

Borne kent diverse detailhandelsvestigingen. Detailhandel is geconcentreerd in het centrumgebied. Daarnaast komt er aan de rand van het centrum en langs de aanloopstraten naar het centrum (o.a. Grotestraat) relatief veel detailhandel voor. In de overige wijken is detailhandel met name gevestigd in de aanwezige wijkwinkelcentra.

2.2.1.5 Horeca

In Borne is een grote diversiteit aan horecagelegenheden aanwezig. Met name in het centrum zijn verschillende horecagelegenheden aanwezig. Restaurants zijn met name gevestigd aan de Grotestraat, het Dorsetplein, de Nieuwe Kerkstraat, de Hofstraat en het Rheineplein. In Oud Borne en langs de aanloopstraten (o.a. Grotestraat) komt eveneens in onderschikte mate horeca voor. In de overige wijken is er uitsluitend lichte (bijv. cafetaria's) en ondersteunde horeca (bijv. in sporthallen) aanwezig.

2.2.1.6 Bedrijven en dienstverlening

Wat betreft grootschalige bedrijvigheid beschikt Borne over een kantoorpark (Stroom Esch) en een tweetal bedrijventerreinen, te weten De Veldkamp en De Molenkamp. De Molenkamp is gelegen buiten het plangebied en wordt daarom niet nader behandeld.

Businesspark Stroom Esch is gelegen ten westen van het buurtpark Weideplas langs de Rondweg (N743). Het betreft een kleinschalig kantoorpark met 7 kantoorpanden in een groene parkachtige setting. De kantoren zijn gebouwd in twee bouwlagen. Uitsluitend ter hoogte van de meer bijzondere kantoorruimten, is de bebouwing over een beperkt deel van het bouwvlak voorzien van een extra bouwlaag of verhoging. Op het park zijn onder meer een technologiebedrijf, een bouwonderneming en een uitzendbureau gevestigd.

Bedrijventerrein De Veldkamp heeft een omvang van ruim dertig hectare (netto) bedrijfsgrond. De Veldkamp biedt ruimte aan kleine tot middelgrote bedrijven (van circa 1.500 - 20.000 m²). Het gaat met name om bedrijven in de sectoren industrie, bouw, transport en distributie en groothandel. Qua hinderlijkheid zijn bedrijven uit de milieucategorie 1 tot en met 4.2 (afhankelijk van de locatie) toegestaan. In het noordelijke gedeelte van De Veldkamp, aan de Tichelkampweg, zijn diverse woonwerkkavels gelegen.

Voor het overige komen er in Borne diverse solitaire bedrijfslocaties en dienstverlenende instellingen (bijv. kapperszaken, makelaarskantoren) voor. Het gaat om kleinschalige locaties die gelet op de aard en omvang slechts een zeer beperkte milieubelasting op de omgeving hebben.

2.2.1.7 Sport, recreatie en toerisme

In Borne bevindt zich één grootschalige sportvoorziening, te weten sportpark 't Wooldrik. Het sportpark huisvest een groot aantal verenigingen op één terrein en vormt een belangrijke voorziening voor Borne. Verspreid over het sportpark komt bebouwing voor in de vorm van sportkantines, kleedkamers en dergelijke. Naast de vele sportvelden bevinden zich op het sportpark een overdekt zwembad en een sporthal waar onder andere tennis en squash wordt uitgeoefend. Aan de Deldensestraat bevindt zich sportvereniging Borne '28. Deze vereniging biedt diverse sporten als gymnastiek, turnen, volleybal, bewegen & muziek en fitness aan. In de wijk Bornsche Maten is aan de H.F. Roetgerinkslaan 5 sporthal De Veste aanwezig, welke met name wordt gebruikt voor volleybal. Tot slot zijn er in Borne meerdere sport- en dansscholen aanwezig.

Wat betreft gebouwde recreatieve voorzieningen beperkt zich dit tot museum Bussemakerhuis en de binnenspeeltuin voor kinderen aan 't Wooldrik. Aan de Steenbakkersweg/Kleiweg is een recreatief terrein aanwezig met onder meer een natuurspeelterrein en huisvesting voor Carnavalsverenigingen en de Postduivenvereniging. Daarnaast zijn in Borne diverse parken aanwezig die een belangrijke functie hebben op het gebied van sport, spel en recreatie. Het gaat hierbij onder meer om het Bornschebeekpark, het Watertorenpark, het Hertenkamp en de Weideplas.

Het winkelcentrum van Borne vervult voornamelijk de functie van dorpscentrum voor de inwoners van de gemeente Borne. Het centrum heeft geen grote toeristisch-recreatieve functie in tegenstelling tot Oud Borne. Er zijn met uitzondering van bed & breakfast geen overnachtingsmogelijkheden in Borne aanwezig. Hotels zijn wel in de omgeving van Borne aanwezig, onder meer in Azelo en Hertme.

2.2.1.8 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied zijn naast reguliere nutsvoorzieningen tevens een aardgasleiding, een brandstofleiding en een hoogspanningsverbinding gelegen. Daarnaast is het plangebied gelegen in een radarverstoringsgebied en een invliegfunnel van vliegbasis Twente.

2.2.2 Hertme
2.2.2.1 Wonen

Wonen vormt de belangrijkste functie in de kern Hertme. Zoals al aangegeven bestaan de woningen nagenoeg geheel uit vrijstaande- en twee-onder-één-kapwoningen. De aaneengebouwde woningen aan de Kolklanden vormen de enige uitzondering hierop.

2.2.2.2 Maatschappelijke voorzieningen

De hoeveelheid maatschappelijke voorzieningen beperkt zich in de kern Hertme tot de school, de kerk met bijbehorende pastorie, de begraafplaats, het Theaterhoes ten westen van de kerk en carnavalsvereniging De Kolkleu. Het openluchttheater betreft eveneens een maatschappelijke voorziening en vormt tevens een belangrijke trekpleister voor de kern Hertme.

2.2.2.3 Detailhandel en dienstverlening

Vanwege de beperkte omvang van de kern ontbreken echt zelfstandige detailhandelsvestigingen in Hertme. Hof in Huis kan in bepaalde mate worden gezien als een detailhandelsvestiging. Dienstverlenende instanties komen niet voor binnen de kern.

2.2.2.4 Horeca

Hertme beschikt over een tweetal zelfstandige horecagelegenheden, te weten café-zalencentrum Hof in Huis aan de Hertmerweg 25 en restaurant Hertme's Ambacht aan de Hertmerweg 30.

2.2.2.5 Bedrijven

Zelfstandige bedrijvigheid die ook als zodanig bestemd is, komt niet voor binnen de kern van Hertme.

2.2.2.6 Monumenten

Binnen de kern Hertme is sprake van één gemeentelijk monument, te weten de St. Stephanuskerk. Rijksmonumenten zijn niet aanwezig binnen de kern.

2.2.2.7 Kabels en leidingen

Binnen de kern Hertme komen een tweetal planologisch gezien relevante leidingen voor in de kern. Het betreft een uitloper van een leiding aan de rand van het plangebied, in de Hertmerweg en een rioolleiding die in het zuiden, nabij de Lodieklanden, de kern binnen komt en via de Hertmerdwarsweg de kern weer verlaat. Voor het overige komen binnen de kern of in de omgeving geen leidingen voor die planologisch gezien relevant zijn.

2.2.3 Zenderen
2.2.3.1 Wonen

Ook in de kern Zenderen vormt wonen de belangrijkste functie. Het woningaanbod in Zenderen is meer gevarieerd als in Hertme, maar ook in Zenderen is een relatief groot aantal woningen vrijstaand gebouwd. Het enige appartementencomplex in Zenderen betreft de Karmelhof aan de Hertmerweg.

2.2.3.2 Maatschappelijke voorzieningen

Binnen de kern Zenderen is een breed aanbod aan maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het voert te ver om alle maatschappelijke voorzieningen te benoemen. Enkele voorzieningen betreffen onder meer:

  • basisschool St. Stephanus;
  • sportvereniging Zenderen Vooruit (vereniging gelegen buiten het plangebied);
  • carnavalsvereniging De Doldreajers;
  • R.K. Parochie O.L.V. Onbevlekt Ontvangen;
  • diverse kinderdagverblijven;
  • een begraafplaats;
  • fysiotherapie in combinatie met medische fitness.
2.2.3.3 Detailhandel en dienstverlening

Binnen de kern Zenderen komen diverse detailhandelsvestigingen voor. De vestigingen hebben zich geconcentreerd aan de Hoofdstraat. Het betreffen onder meer Kachelhuis Keemers Zenderen, Edro Parket & Woonaccessoires, Sportvoeding webshop.nl, Kish en Wijnkoperij De Prinsen. Daarnaast beschikt Zenderen sinds enkele jaren over een dorpssupermarkt aan de St. Stephanusstraat 3.

Wat betreft dienstverlening is in Zenderen onder meer een fysio- en ergotherapiepraktijk aanwezig. De hiervoor genoemde therapie in combinatie met medische fitness betreft een vorm van medische dienstverlening. De overige dienstverlening in Zenderen beperkt zich met name tot een beroep aan huis, deze functie is ondergeschikt aan de woonfunctie.

2.2.3.4 Horeca

Voor een kern met de omvang van Zenderen is er een redelijk aantal horecagelegenheden aanwezig. Het betreft ondermeer:

  • Italiaans restaurant Al Capone, gevestigd aan de Hoofdstraat 26;
  • theehuis De Karmeliet, gevestigd aan de Hertmerweg 49;
  • restaurant Het Seminar, gevestigd aan de Hertmerweg 42; en
  • restaurant en partycentrum Lutke Hulscher, gevestigd aan de Hertmerweg 45a.

Daarnaast zijn enkele horecapanden in Zenderen in de afgelopen jaren leeg komen te staan.

2.2.3.5 Bedrijven

In de kern Zenderen is geen sprake van een daadwerkelijk bedrijventerrein. De bedrijvigheid binnen de kern is verspreid. Aan de Hoofdstraat 60 bevindt zich een bedrijfsperceel. Verder bevinden zich onder andere aan de Hoofdstraat 6 een onbemand tankstation, aan de Hoofdstraat 75 het bedrijf Letteboer Computers en aan de Hoofdstraat 91 het bedrijf Marvo Machines.

2.2.3.6 Monumenten

Binnen de kern Zenderen zijn geen monumenten aanwezig. Wel bevinden zich binnen de kern Zenderen een tweetal karakteristieke panden, te weten het Carmelietenklooster (Hertmerweg 46) en het pand van Wijnkoperij De Prinsen (Hoofdstraat 34).

2.2.3.7 Kabels en leidingen

In Zenderen lopen een tweetal leidingen die planologisch gezien relevant zijn. Dit betreffen de waterleiding in de Hoofdstraat en een riool(overstort)leiding die ter hoogte van de Elsdijk aanvangt en richting de Azelerbeek loopt. Voor het overige komen binnen de kern of in de omgeving geen leidingen voor die planologisch gezien relevant zijn.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Conserverende deel

Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Inhoudende dat het plan ten aanzien van de bestaande 'stedelijke functies' is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied, oftewel de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn in dit plan in beginsel overgenomen. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van de in paragraaf 3.2 genoemde ontwikkelingen. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldend bestemmingsplan is afgeweken of wijzigingen in de gemeentelijke systematiek, zijn wel meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Overigens betekent dit niet dat het op te stellen bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het gaat bijvoorbeeld om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels.

3.1.1 Noordelijke entree Oud Borne

Noordelijke entree

De noordelijke entree is een belangrijk entreepunt van Oud Borne. Voornamelijk bezoekers zullen gericht zijn op het Kulturhus de Bijenkorf. Hier ligt een parkeergarage die in het parkeerverwijssysteem van de gemeente is opgenomen. Bij het Kulturhus is verder de VVV gevestigd. Aan de zuidzijde zit de entree van het gebouw. De bezoeker van (Oud-)Borne moet door middel van de inrichting van de voorruimte van het Kulturhus weten welke kanten hij op kan, in dit geval richting Oud Borne of richting het nieuwe centrum. Naast een aantal noodzakelijke ingrepen in de openbare ruimte die erop gericht zijn zoveel mogelijk 'kruisende lijnen' te voorkomen, kunnen bepaalde accentpunten helpen om de weg te vinden. De Oude Kerk is uiteraard een duidelijk accentpunt, maar het is ook aan te bevelen de bezoeker te laten zien via welke route hij in de richting van Oud Borne kan lopen.

Als de percelen aan de Marktstraat bezien worden, dan valt op dat aan de straatzijde een dichte bebouwingswand bestaat, onderbroken door twee 'stegen' die in noordelijke richting lopen. Achter deze bebouwingswand, is een strook die relatief onbebouwd is. Deze strook vormt de feitelijke achterzijde van het beschermde gezicht. Een verdere verdichting van deze strook door middel van bebouwing is niet karakteristiek en daarmee niet wenselijk. Wat opvalt, is dat de twee percelen die ingeklemd zijn tussen de twee stegen, aanmerkelijk dieper zijn dan de overige percelen die grotendeels op één lijn zijn gelegen. Deze diepte kan gebruikt worden om een accentpunt te creëren dat de bezoeker leidt richting Oud Borne. Deze plek leent zich voor een autonoom gebouw, dat zich niet zozeer richt naar het beschermde gezicht maar een duidelijke functie heeft op het plein, zoals ook het oude gedeelte van het Kulturhus (het huidige café) dat heeft. Dit accentpunt wordt door een heldere inrichting ondersteund. Deze inrichting stelt de bezoeker bij het verlaten van het Kulturhus voor een keuze: rechtdoor richting Oud Borne of rechtsaf richting de nieuwe stad. Door middel van bijvoorbeeld het introduceren van een kunstproject kan deze keuze ook in de bestrating mogelijk gemaakt worden. Dit verdient verdere uitwerking, bijvoorbeeld in de vorm van een (her)inrichtingsplan. Voor dit accentpunt is in op de verbeelding een nadere aanduiding opgenomen.

Randvoorwaarden Erfgoedcommissie

Op 18 juli 2012 zijn er door de gemeentelijke erfgoedcommissie randvoorwaarden voor het accentpunt opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn intern besproken en getoetst aan de vastgestelde stedenbouwkundige visie voor Oud Borne.

Randvoorwaarden ten aanzien van accentpunt:

Het gaat er om dat een opvallend en bijzonder bouwwerk met een openbaar karakter wordt gecreëerd waardoor de looproute richting Oud Borne wordt versterkt. Met inachtneming van een zekere architectonische vrijheid kunnen hierbij de volgende randvoorwaarden worden meegegeven:

  • geen woonfunctie;
  • eigentijdse architectuur;
  • plat of verspringende dakvorm (hoogte maximaal 5 meter);
  • gevelzijdes gericht aan plein/kulturhus dienen in ieder geval een open(baar)/functioneel/transparant karakter te hebben.

Een gedeeltelijke invulling door berging/garage is mogelijk onder voorwaarden (onder andere aankoopprijs, kabels/leidingen et cetera) kan/mag gebruik worden gemaakt van de direct aan de steeg liggende (kleine) percelen gemeentegrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0008.png"  
Figuur 3.1: Noordelijke entree Oud Borne (Bron: gemeente Borne)  

3.2 Ontwikkelingen

3.2.1 Bornsche Maten 3e fase (B)
3.2.1.1 Algemeen

Voor de ontwikkeling van de Bornsche Maten is in 2004 het Masterplan 'Bornsche Maten' vastgesteld. Sindsdien wordt het Masterplan gehanteerd als het ruimtelijk en functioneel kader waarbinnen alle ontwikkelingen binnen de wijk Bornsche Maten hebben plaatsgevonden. Dan wel uitgewerkt in een bestemmingsplannen of beeldkwaliteitsplannen, dan wel als gerealiseerde buurten, woonstraten en woningen. Recentelijk is het Masterplan geactualiseerd met name vanwege:

  • de wijziging van de plangrens van de Bornsche Maten;
  • gewijzigd beleid, o.a. Omgevingsvisie en - verordening Overijssel;
  • aanpassingen in het aantal woningen en buurten;
  • verandering in de ontsluitingsstructuur.

Voor een nadere toelichting op het Masterplan wordt verwezen naar paragraaf 4.4.1.5.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor de Bornsche Maten 3e fase (B). Deze fase bestaat uit drie delen. Het eerste deel omvat de afronding van de 6e buurt De Maten en de 7e buurt Eschwonen. Voor deze buurten is reeds een stedenbouwkundigplan opgesteld en worden middels dit bestemmingsplan voorzien van een directe bouwtitel voor circa 300 tot 350 woningen. Het tweede deel omvat de 8e buurt De Horsten. Voor deze buurt is een eerste stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd maar dient nog een nadere uitwerking plaats te vinden. In dit bestemmingsplan is voor maximaal 20 woningen een directe bouwtitel mogelijk gemaakt, gelegen ten oosten van het Slangenbeekhofje (Blauwebes). Voor de overige gronden in deze 8e buurt is in voorliggend bestemmingsplan voorzien in een uit te werken bestemming. In totaliteit bestaat de 3e fase (B) uit circa 500 woningen.

De gronden die geen onderdeel meer uit maken van de Bornsche Maten zijn in voorliggend bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming.

3.2.1.2 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in het noordoosten van de kern Borne, tegen het buitengebied aan. De Piepersveldweg en de Deurningerweg vormen de begrenzing aan respectievelijk de noord- en zuidzijde. Ten westen van het plangebied bevinden zich de reeds in ontwikkeling zijnde delen van de buurten De Maten en Eschwonen (fase 3A). Aan de oostzijde vormt het buitengebied de begrenzing.

Het plangebied is in de huidige situatie nog grotendeels onbebouwd. Binnen het plangebied zijn nog enkele woningen en gebouwen aanwezig die in de huidige situatie nog in gebruik zijn. Voor het overige bestaat het plangebied uit (semi-)agrarische gronden, infrastructuur en enig opgaand groen. De luchtfoto in figuur 3.2. geeft een goed beeld van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0009.png"  
Figuur 3.2) Huidige situatie ter plaatse van Bornsche Maten 3e fase(B) (Bron: Provincie Overijssel)  
3.2.1.3 Eschwonen

Voor de actualisatie werd deze locatie in het Masterplan aangeduid met 'Beekdalwonen'. In feite vindt het wonen hier echter plaats op de hogere gronden gelegen tussen de Deurningerbeek en de Oude Slangenbeek in. Kenmerkend voor deze hogere gronden is de ligging van een oorspronkelijke es. De es is nog herkenbaar door langzaam oplopende hoogteverschillen. Er is geen sprake van duidelijk herkenbare steil randen. Om beter aan te sluiten bij de landschappelijke kenmerken van deze buurt, wordt in de uitwerking van de 3e fase en in de actualisatie van het Masterplan (2019) gesproken over de buurt Eschwonen. De identiteit van deze buurt wordt bepaald door de hoogte ligging (het ervaren van de es) en de (visuele) relatie met de omgeving; zowel de Deurningerbeek als de Oude Slangenbeek. De Piepersveldweg en de Hemmelhorst zijn oude landschappelijke lijnen; met een landschappelijke functie (belevingswaarde) en functionele functie als ontsluiting van het buitengebied (gebruiksfunctie). Deze lijnen blijven onderdeel uitmaken van de buurt Eschwonen. In deze buurt zullen geen appartementen worden gerealiseerd, maar uitsluitend grondgebonden woningen.

In figuur 3.3 is het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0010.png"  
Figuur 3.3) Voorlopig stedenbouwkundig ontwerp (Bron: Gemeente Borne)  

Bij de ontwikkeling van de buurt Eschwonen zijn de hierna volgende begrippen van toepassing die bijdragen aan het gewenste woonmilieu.

  • Regie; meer regisseren op straatniveau;
  • Projectmatig ontwikkelen richting samenhang;
  • Voortuinen dragen bij aan groene straat;
  • Symmetrie op belangrijke plekken;
  • Samenhang door eenduidigheid op buurt, straat en blokniveau.

Door de vorenstaande begrippen toe te passen, ontstaat in Eschwonen een zorgvuldig vormgegeven buurt waar samenhang zorgt voor een rustig straatbeeld. Deze buurt onderscheidt zich door dit eenduidige beeld van de aangrenzende buurt De Maten.

Door de hogere en bolle ligging van deze buurt wordt bij de afkoppeling van het regenwater gebruik gemaakt van deze natuurlijke kenmerken. Via greppels, wadi's, molgoten maar ook ondergrondse voorzieningen wordt het regenwater richting lager gelegen gronden gebracht. Via een ondergrondse voorziening wordt vervolgens het water gebracht naar de overzijde van de Bornsche Beeklaan alwaar een groot retentiegebied in het Beekpark is gerealiseerd.

3.2.1.4 De Maten

Voor de actualisatie werd deze locatie in het Masterplan aangeduid met 'Boswonen'. Deze omschrijving duidt enerzijds op het oorspronkelijke idee 'royaler' te gaan ontwikkelen; grotere kavels richting het buitengebied. Anderzijds ligt deze locatie tegenover een buiten het plangebied gelegen boscomplex. Het te ontwikkelen bouwprogramma en de discussie over aantallen te realiseren woningen, zijn aanleiding geweest om het Masterplan te actualiseren. De Maten wordt nu kleiner in omvang, met een programma waarin grotere kavels niet of nauwelijks voorkomen en waardoor deze buurt niet meer grenst aan het boscomplex. Derhalve spreken we niet meer van de buurt 'Boswonen' maar van de buurt De Maten. De Maten wordt gekenschetst door een, zoals de buurt naam suggereert, natuurlijke laagte. De grenzen van deze buurt worden door de Oude Slangenbeek, de 2e Hemmelhorst (oud robuust laantje) en de Oude Deurningerweg gevormd. Hierdoor ligt deze buurt fraai ingepast in het landschap en kan optimaal gebruik worden gemaakt van deze omgevingskwaliteiten. In deze buurt zullen geen appartementen worden gerealiseerd, maar uitsluitend grondgebonden woningen.

In figuur 3.4 is het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0011.png"  
Figuur 3.4) Voorlopig stedenbouwkundig ontwerp (Bron: Gemeente Borne)  

De buurt is opgebouwd rond een centraal gelegen vijverpark. Rondom dit groene hart is een 'ringlaan' gesitueerd met woningbouw aan weerszijden. Via een tweetal 'stegen' is de ringlaan verbonden met de flanken van deze buurt. Deze flanken maken onderdeel uit van de buitenrand van de buurt. De buitenrand is divers van samenstelling. Langs de Bornsche Beeklaan heeft ook deze buurt een eigen gezicht. Rondom de buurt, langs de Oude Deurningerweg, de 2e Hemmelhorst en de Slangenbeekzone (overgangszone richting Eschwonen), zijn verschillende bouwblokken gelegen die elk een eigen invulling met woningbouw kunnen krijgen.

Door de lage ligging van deze locatie (natuurlijke laagte) is infiltratie van regenwater niet mogelijk. Daarom wordt in deze buurt het regenwater zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd door molgoten, onder andere naar de wadi's langs de Bornsche Beeklaan. Op termijn (na de realisatie van deze fase) zal op de plek van de natuurlijk laagte een vijver worden gerealiseerd als centrale verzamelplek van het regenwater.

Bij de ontwikkeling van de buurt De Maten zijn de hierna volgende begrippen van toepassing die bijdragen aan het gewenste woonmilieu.

  • Terloops; verspringende rooilijnen;
  • Informeel; afwisselende architectuur;
  • Dorpse maat en schaal;
  • Toeval door accenten op verrassende plekken;
  • Wisselend straatprofiel met assprongen;
  • 'ongelukjes' in inrichting openbare ruimte

Door de voornoemde begrippen toe te passen, ontstaat in De Maten een door ogenschijnlijke willekeur ontstane, langzaam gegroeide buurt. Deze buurt onderscheidt zich door afwisseling en individualiteit van de nabijgelegen buurten Eschwonen, De Horsten en De Veste.

Hoewel sprake lijkt van een door ogenschijnlijke willekeur gegroeide buurt gelden ook binnen deze woonbuurt wel aanvullende beeldkwaliteitseisen om een bepaald stedenbouwkundig beeld te kunnen waarborgen.

3.2.1.5 De Horsten

Voor deze buurt is nog geen stedenbouwkundig plan beschikbaar. De ligging achter de 2e en 3e Hemmelhorst en achter de buurten Eschwonen en De Maten geven deze buurt een eigen identiteit; het vormt de overgang van de Bornsche Maten naar het buitengebied. De naam De Horsten verwijst naar deze specifieke ligging. De Slangenbeek is centraal gelegen in deze buurt. Door de beperkte omvang van deze beek zal deze niet zo beeldbepalend zijn als de Vossenbeek of Hesselerbeek. De beek krijgt wel een herkenbare plek in de buurt. Een eigen ontsluitingsweg, De Akamp, verbindt deze buurt met de Bornsche Beeklaan. Het woningbouwprogramma is vergelijkbaar met de andere buurten. In deze buurt zullen dan ook geen appartementen worden gerealiseerd maar alleen grondgebonden woningen. Voor deze buurt is een eerste stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd maar dient nog een nadere uitwerking plaats te vinden. In dit bestemmingsplan is voor maximaal 20 woningen een directe bouwtitel mogelijk gemaakt, gelegen ten oosten van het Slangenbeekhofje (Blauwebes). Voor de overige gronden in deze 8e buurt is in voorliggend bestemmingsplan voorzien in een uit te werken bestemming.

3.2.1.6 Ontsluitingsstructuur

De 8 buurten van de Bornsche Maten hebben (of krijgen) allen een aansluiting op de Bornsche Beeklaan. De Bornsche Beeklaan is op twee plekken aangesloten op de provinciale weg tussen Almelo en Hengelo. Alle oost-west gelegen oude landwegen en een enkele nieuwe oost-west georiënteerd weg, verbinden de Bornsche Maten met het bestaande dorp Borne voor met name het langzame verkeer. Hiervoor zijn enkele fiets- en voetgangersoversteken gerealiseerd over de provinciale weg. Deze oost-west gelegen routes vormen de verbinding voor het langzaamverkeer (fietsers en voetgangers) vanuit het buitengebied naar Borne. Het doorgaand autoverkeer vanuit het buitengebied wordt echter bij de nieuwe kom grens van deze wijk door middel van een 'paaltje' geweerd. Dit verkeer zal via de hoofdontsluitingswegen vanuit het oosten richting Borne moeten rijden. De enige weg die open blijft voor het autoverkeer is de Piepersveldweg. Deze weg lag in de oorspronkelijke plannen door de wijk (en woonomgeving) heen. Door de aanpassing van de plangrenzen ligt de Piepersveldweg nu op de grens van de wijk. Om de grote negatieve effecten van het afsluiten van de Piepersveldweg te voorkomen, is derhalve besloten de Piepersveldweg niet af te sluiten door middel van een 'paaltje'. Door de ligging van deze weg als randweg en de beperkte te verwachten intensiteit op deze weg, wordt dit niet als een knelpunt gezien. De Piepersveldweg krijgt hiervoor echter wel een eigen aansluiting op de Bornsche Beeklaan.

In figuur 3.5 is de (toekomstige) ontsluitingsstructuur waarneembaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0012.png"  
Figuur 3.5) Ontsluitingsstructuur (Bron: Gemeente Borne)  
3.2.2 Kleinschalige ontwikkelingen

In dit bestemmingsplan zijn tevens enkele kleinschalige ontwikkelingen opgenomen, waaronder de herbestemming van snippergroen.

De gemeente Borne verkoopt sinds een aantal jaren gedeelten van haar openbaar groen onder de naam ‘snippergroen’. Het gaat hier om delen van het openbaar groen welke niet worden aangemerkt als structuurgroen zoals bijvoorbeeld plantsoenen. Structuurgroen wordt niet verkocht. De verkochte delen worden herbestemd in lijn met de aangrenzende bestemming ten behoeve waarvan de grond is aangekocht. Hierbij kan worden gedacht aan een woning waarbij de grond is aangekocht ten behoeve van het gebruik als woon- of tuingrond. Gelet op de kleinschaligheid van deze ontwikkelingen wordt hier in deze toelichting uitsluitend daar waar noodzakelijk nader op ingegaan.

Gedurende het bestemmingsplanproces is voor het perceel Hertmerweg 25 te Hertme een verzoek ingediend. Ter plaatse is momenteel Hof in Huis gevestigd. Het bedrijf bestaat onder andere uit een winkelcafé/gelegenheidscafé, een grote zaal met plek voor 150 personen en een vergaderlocatie. Op de locatie rust op basis van het bestemmingsplan 'Hertme-Zenderen' de enkelbestemming ‘Horeca’ met onder andere de functieaanduidingen ‘detailhandel’ en ‘horeca tot en met categorie 2’. Op de verdieping van het pand mag momenteel gewoond worden. Initiatiefnemer is voornemens om de gebruiksmogelijkheden van het pand uit te breiden, onder andere om ook wonen op de begane grond en kantoren mogelijk te maken. Daarbij zal een ‘gemengde bestemming’ beter passend zijn. De huidige functieaanduidingen, ‘horeca tot en met categorie 2’ en ‘detailhandel’, die in het bestemmingsplan Hertme Zenderen rusten op het perceel zullen daarbij behouden blijven. Dit om de mogelijkheden van het pand, ook voor de toekomst, zoveel mogelijk te behouden en open te houden. De gemeente Borne is bereidt om medewerking te verlenen aan deze gebruiksverruiming en heeft het vorenstaande verwerkt in voorliggend bestemmingsplan. In bijlage 1 bij deze toelichting is de ruimtelijke onderbouwing van het voornemen opgenomen, waarin tevens wordt getoetst aan de geldende beleidskaders en de relevante milieu- en omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
4.1.1.1 Algemeen

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) NNN, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Toetsing

In dit geval is sprake van een bestemmingsplan, waarin geen nationale belangen zoals verwoord in de SVIR zijn gemoeid. Van strijd met het rijksbeleid zoals verwoordt in de SVIR is dan ook geen sprake.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
4.1.2.1 Algemeen

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

4.1.2.2 Toetsing

Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro.

4.1.3 Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro)
4.1.3.1 Algemeen

Per 1 oktober 2012 zijn onder meer voor het hoofdwegennet (HWN), de (Wijziging van) Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro/Rarro) van kracht geworden. Deze stellen vanuit nationaal perspectief grenzen aan de toelaatbaarheid van wijzigingen in nieuwe bestemmingsplannen ten opzichte van de plannen die golden op het moment van inwerkingtreding. De exacte geografische plaatsbepaling van de geldende reserveringszones is opgenomen in het Rarro. Zolang er geen Tracébesluit (TB) is voor de uitbreiding van infrastructuur hebben deze reserveringen een verplichtend karakter.

4.1.3.2 Toetsing

Dit bestemmingsplan raakt geen reserveringszones zoals opgenomen in het Rarro. Het bestemmingsplan is wel gelegen in een radarverstoringsgebied. Voor nagenoeg de gehele gemeente Borne geldt dat geen bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte groter dan 136 meter, teneinde het functioneren van radarstation Twente veilig te stellen. Dit bestemmingsplan staat geen bouwwerken met een dergelijke hoogte toe. De ligging van het plangebied in het radarverstoringsgebied vormt dan ook geen belemmering.

4.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.1.4.1 Algemeen

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van

kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.4.2 Toetsing

Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking wordt onderscheid gemaakt in het conserverende deel van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.

Conserverende plandeel

Zoals meermaals aangegeven is dit bestemmingsplan voor het overgrote deel conserverend en beheersgericht van aard.

Uit diverse uitspraken van de Raad van State volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. Uit een uitspraak van de Raad van State volgt - samengevat- dat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder van duurzame verstedelijking niet wordt verstaan een bestemmingsplan dat voorziet in een conservering van geheel onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie AbRvS, 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1).

Voor wat betreft het conserverende plandeel is enkel sprake van het opnieuw vastleggen van de huidige (planologische) situatie. Hierbij worden ook de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals vastgelegd in de geldende bestemmingsplan, opnieuw vastgelegd. De ontwikkelmogelijkheden (afwijkingsbevoegdheden) waarin dit bestemmingsplan wel voorziet betreft een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, gezien de beperkte omvang hiervan kan dit niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Gelet op het vorenstaande, wordt geconcludeerd dat voor wat betreft het conserverende plandeel van dit bestemmingsplan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

Ontwikkelingen

In het kader van de ladder is qua ontwikkelingen uitsluitend de Bornsche Maten 3e fase (B) relevant.

Uit diverse uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. De ABRvS heeft in de uitspraak van 1 juli 2015 (ABRvS, 1 juli 2015, 201401417/1/R1), bepaald dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro genoemde voorwaarden.

Onder verwijzing van de voornoemde uitspraak heeft de ABRvS in haar uitspraken van 4 november 2015 (ABRvS, 4 november 2015, 201504154/1/R4) en 24 februari 2016 (ABRvS, 24 februari 2016, 201506618/1/R6) geoordeeld dat indien een voorheen geldend plan een uitwerkingsplicht omvatte, er sprake was van een planologisch onbenutte mogelijkheid. Dit geldt ook indien een voorheen uit te werken bestemming in een bestemmingsplan als directe eindbestemming wordt opgenomen. Onbenutte planologische mogelijkheden mogen, aldus de Raad van State, in een nieuw plan worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro genoemde voorwaarden.

De planologische mogelijkheid tot het realiseren van de volledige wijk Bornsche Maten is reeds in bestemmingsplannen vervat, ten dele in uit te werken bestemmingen. Hiermee is reeds sprake van een planologisch onbenutte mogelijkheid. Wel is het geval dat de planbegrenzing van de wijk is aangepast, echter neemt het aantal woningen en de oppervlakte niet toe. Gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraken van de Raad van State, worden met dit bestemmingsplan dan ook geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de zin van artikel 3.1.6, lid 2 Bro waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen hoeft te worden.

Het vorenstaande laat echter onverlet dat in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' aangetoond dient te worden dat de toegekende bestemmingen uitvoerbaar zijn. In het vervolg van deze plantoelichting wordt aangetoond dat de toegekende bestemmingen uitvoerbaar zijn. Hierbij wordt in de paragrafen 4.2.4.1 en 4.4.2.4 nader ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en wordt aangetoond dat de bouw van de woningen noodzakelijk is om te voorzien in de hedendaagse vraag naar woningen.

4.1.5 Nationaal Waterplan 2016-2021
4.1.5.1 Algemeen

Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

4.1.5.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding.

4.1.6 Waterbeleid 21e eeuw
4.1.6.1 Algemeen

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die gefaseerd tot 2027 worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op:

  • stroomgebiedsbenadering;
  • ruimte geven aan water;
  • vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren;
  • kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik;
  • geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten;
  • te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied.

Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Het huidige regime van schadevergoeding door de Rijksoverheid moet worden vervangen door een verzekeringsstelsel voor schade door regenval en, eventueel, overstroming van boezems. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de provincie dienen op respectievelijk nationaal en regionaal niveau een sterkere regierol te vervullen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds nijpender problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de klimaat- en natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied.

4.1.6.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding.

4.1.7 Erfgoedwet
4.1.7.1 Algemeen

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

4.1.7.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.5 waar nader wordt ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

4.1.8 Wet natuurbescherming
4.1.8.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.1.8.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.7 waar nader wordt ingegaan op de aspecten gebieds- en soortenbescherming.

4.1.9 Conclusie rijksbeleid

Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 12 april 2017 hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn op 1 mei 2017 in werking getreden.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.

Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en natuur.

De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • Of – generieke beleidskeuzes
  • Waar – ontwikkelingsperspectieven
  • Hoe – gebiedskenmerken

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

In figuur 4.1 is het uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0013.png"  
Figuur 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

Of - Generieke beleidskeuzes (normstellend)

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is er de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door de generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - Ontwikkelingsperspectieven (richtinggevend)

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De Omgevingsvisie onderscheid zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - Gebiedskenmerken (normstellend, richtinggevend of inspirerend)

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype verstaan. Voor alle gebiedstypen in Overijssel beschrijft de Catalogus Gebiedskenmerken welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Ten aanzien van het uitvoeringsmodel wordt onderscheid gemaakt in het conserverende deel van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.

4.2.4.1 Of - Generieke beleidskeuzes

Conserverende plandeel

Ten aanzien van het conserverende plandeel zijn er in het kader van de "generieke beleidskeuzes" geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.


Ontwikkelingen

Wat betreft de generieke beleidskeuzes zijn in dit geval met name artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de betreffende artikelen ingegaan.


Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als:  de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro;


Toetsing van de initiatieven aan artikel 2.1.3

De planologische mogelijkheid tot het realiseren van de volledige wijk Bornsche Maten is reeds in bestemmingsplannen vervat. Het Masterplan Bornsche Maten is echter geactualiseerd waarbij de grenzen van de wijk zijn aangepast. Hiermee komt een deel van de nieuwbouwwijk op gronden te liggen waar nog geen 'stedelijke functie' is toegestaan. De oppervlakte van de woonwijk blijft echter ongewijzigd. De gronden die geen onderdeel meer zullen uitmaken van de woonwijk zullen worden voorzien van een (passende) bestemming. Het recht op het bouwen van woningen ter plaatse zal dan ook vervallen. Resumerend; ten gevolge van het plan wordt gebouwd in de 'groene omgeving', echter is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik omdat de oppervlakte van de wijk in totaliteit niet zal toenemen. Voldaan wordt dan ook aan het bepaalde in artikel 2.1.3 van de omgevingsverordening.


Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen (lid 1)

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.


Toetsing van de initiatieven aan artikel 2.2.2

De gemeenteraad heeft op 7 november 2017 de Woonvisie Borne 2018-2028 vastgesteld. In dit document zijn prognoses opgenomen ten aanzien van de woningbehoefte alsmede concrete beleidsambities opgenomen. Hierna wordt ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan woningen.

De gemeente Borne heeft Woonafspraken gemaakt met de provincie en de regio. De kwantitatieve behoefte is cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering 2016 (RWP), zie ook paragraaf 4.4.2.3 Regionale Woon Programmering. Nadien is een brief van Gedeputeerde Staten aan de gemeente Borne (en in kopie naar de overige netwerksteden) gestuurd waarin is aangegeven dat de Bornsche Maten een rol speelt in de opvang van een deel van de regionale behoefte. In het document dat daar op volgt (Beter Suburbaan Wonen Netwerkstad Twente; 17bij01182) is aangegeven dat de Bornsche Maten “in haar kracht gezet wordt als wijk voor dorps wonen binnen de netwerkstad in de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen”, en daarom uiteindelijk gefaseerd kan door ontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen. Expliciet wordt genoemd dat Borne 100 woningen op jaarbasis aan de voorraad mag toevoegen en dat in de Bornsche Maten 400 woningen minder gerealiseerd zullen worden (oorspronkelijk 2.700).

De Regionale Woon Programmering is in 2019 geactualiseerd. Het document legt vast wat de afspraken en uitgangspunten zijn voor wonen in Twente, waaronder wijze van samenwerken en omgang met overcapaciteit.

De geactualiseerde RWP heeft geen invloed op de eerder gemaakte afspraken inzake de Bornsche Maten. De Bornsche Maten mag gefaseerd doorontwikkelen tot een wijk met 2.300 woningen, waarbij op jaarbasis 100 woningen uitgegeven mogen worden.

De hiervoor genoemde aantallen zijn nog niet bereikt, waardoor voorliggend plan, waarbij circa 300 tot 350 woningen rechtstreeks bestemd worden en de overige woningen (van de circa 500 woningen) een uit te werken bestemming bestemming krijgen, in overeenstemming is met de gemaakte woningbouwafspraken.

Bij de overige afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn er verder geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.

4.2.4.2 Waar- Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel nagenoeg volledig de ontwikkelingsperspectieven 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' (Borne) en 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' (Hertme en Zenderen). De Bornsche Maten 3e fase is aangemerkt als 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

"Woon- en werklocaties binnen het stedelijke netwerk"

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast.

“Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken”

De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

"Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap"

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.


Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft de gronden binnen het plangebied wordt, met uitzondering de in paragraaf 3.2 genoemde gevallen, niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.

Ontwikkelingen

Wat betreft de Bornsche Maten 3e fase (B) wordt opgemerkt dat het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief niet aansluit bij de beleidsambities voor het betreffende gebied. Bornsche Maten 3e fase (B) maakt onderdeel uit van de nieuwbouwwijk en is reeds grotendeels bestemd ten behoeve van stedelijke functies. De voorgenomen ontwikkeling, waarbij circa 300 tot 350 woningen rechtstreeks bestemd worden en de overige woningen (van de circa 500 woningen) een uit te werken bestemming bestemming krijgen ter plaatse sluit aan op de ruimtelijke en functionele structuur/ambities van de omgeving (woonwijk).

4.2.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) is van belang dat het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en dit bestemmingsplan voor het overgrote deel conserverend en beheersgericht van aard is. De gebiedskenmerken van de 'Natuurlijke laag', de 'Laag van het Agrarisch Cultuurlandschap' en de 'Laag van de beleving' worden dan ook buiten beschouwing gelaten.

1. De 'Stedelijke laag'

Zoals in het voorgaande aangegeven, behoort het overgrote deel van het plangebied van dit bestemmingsplan tot het bestaand bebouwd gebied. Het plangebied is voorzien van de gebiedskenmerken 'Historische centra, binnensteden', 'Bebouwingsschil 1900-1955','Woonwijken 1955-nu' en 'Bedrijventerreinen'. Opgemerkt wordt dat de meest recente uitbreidingen (o.a. Bornsche Maten) nog niet zijn verwerkt in de stedelijke laag, echter behoren deze wijken/buurten gelet op de ruimtelijke en functionele structuur tot het stedelijk gebied.

Toetsing

Conserverende deel

Binnen dit plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De gebiedskenmerken zijn met name van toepassing bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor wat betreft deze laag geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

Zoals beschreven bij het onderdeel ontwikkelingsperspectieven sluiten de voorgenomen ontwikkelingen goed aan op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt beoordeeld of de voorgestelde ontwerpen passen binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen passend zijn binnen de stedelijke laag.

4.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Waterbeheerplan 2016 - 2021
4.3.1.1 Algemeen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta, en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem.
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
4.3.1.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Ruimtelijk beleid (visies en masterplannen)
4.4.1.1 Structuurvisie Borne

De gemeente Borne heeft begin 2008 besloten om voor het totale grondgebied van de gemeente een structuurvisie op te stellen. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030. In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking is getreden, is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Naast deze wettelijke verplichting maken nieuwe inzichten, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk. In de structuurvisie zijn ondermeer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken. Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied ontwikkelen een 'Borns' karakter kan worden gegeven.

In onderstaand figuur is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0014.png"  
Figuur 4.2: Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: Gemeente Borne)  
4.4.1.2 Visie Kernrand Borne West

Het structuurplan uitbreiding Borne (2004) stond in het teken van ontwikkeling van voldoende woningen en bedrijventerreinen voor Netwerkstad Twente. Het gebied waar de stadsrandontwikkeling Borne West betrekking op heeft, De Kluft-Zuid, De Kluft-Noord en het Oldhof, was in de het structuurplan van 2004 aangeduid als te ontwikkelen bedrijventerrein voor Hengelo en Borne gezamenlijk. In de afgelopen jaren zijn de maatschappelijke en economische omstandigheden echter gewijzigd waardoor besloten is de terreinen De Kluft-Zuid, De Kluft-Noord en het Oldhof niet meer te ontwikkelen als bedrijventerrein, maar een andere invulling voor deze terreinen te zoeken.

Het doel van de ontwikkelingsvisie is het geven van kaders voor de ontwikkeling van de stadsrandzone van Kernrand Borne West, bestaande uit de deelgebieden het Oldhof, De Kluft-Noord en De Kluft-Zuid.

4.4.1.3 Visie Oud Borne

Voor Oud Borne is een integrale stedenbouwkundige visie opgesteld. Deze visie geeft een richting, waarin de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van de samenleving zich op deze plek verder kan ontplooien, met respect voor het erfgoed.

In de visie worden de kaders gesteld die nodig zijn om de toekomstige ontwikkelingen in Oud-Borne te kunnen blijven regisseren en is daarmee een leidraad voor de behandeling van actuele en toekomstige particuliere initiatieven. De visie heeft tevens de inhoudelijke basis gevormd voor het geldende bestemmingsplan Oud-Borne. De visie heeft géén bindende status, zoals het bestemmingsplan, maar levert juist input voor op te stellen bestemmingsplannen. In de visie worden aan de hand van enkele thema’s algemene uitgangspunten geformuleerd en op basis daarvan zijn ruimtelijke keuzes gemaakt.

In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de visiekaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0015.png"  
Figuur 4.3: Uitsnede visiekaart Oud Borne (Bron: Gemeente Borne)  
4.4.1.4 Masterplan Centrum

De gemeente Borne wil de aantrekkingskracht van haar centrum binnen de regio behouden en versterken. Hiertoe is het Masterplan Centrum opgesteld, dat op 2 februari 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad van Borne. In dit masterplan is de gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het centrum weergegeven, dat een kader biedt voor de verschillende ontwikkelingen. Dit masterplan bevat een analyse van de bestaande situatie en een daaraan gekoppelde sterkte-zwakteanalyse. In het Masterplan is een ambitieniveau vastgelegd, waarin Borne in de toekomst een functie wil vervullen als bovenlokaal centrum voor de inwoners uit de eigen gemeente. Borne kan zich onderscheiden van de omliggende centra door een divers en aantrekkelijk winkelgebied te bieden.

4.4.1.5 Masterplan Bornsche Maten

Het planconcept voor de Bornsche Maten is vastgelegd in het Masterplan Bornsche Maten (zie figuur 4.4). De hoofdstructuur bestaat uit een duurzaam raamwerk dat is samengesteld uit het centraal gelegen Bornschebeekpark, het Park Oud Borne als overgang naar het landschap, een bufferzone tussen Hengelo en Borne en een combinatie van waterlopen, groenzones, oude landwegen, nieuwe fietsroutes en bebouwingswanden. De hoofdstructuur begeleidt de verstedelijking en omkadert de zeven verschillende woonbuurten die in de Bornsche Maten worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0016.png"  
Figuur 4.4: Uitsnede planconceptkaart Bornsche Maten actualisatie 2019 (Bron: Gemeente Borne)  

Sinds het opstellen van het Masterplan in 2004 is het gehanteerd als het ruimtelijk en functioneel kader waarbinnen alle ontwikkelingen binnen de wijk Bornsche Maten hebben plaatsgevonden. Dan wel uitgewerkt in een bestemmingsplannen of beeldkwaliteitsplannen, dan wel als gerealiseerde buurten, woonstraten en woningen. Anno 2019 waren er diverse aanleidingen om deze kaders aan te passen. Dit betreft met name:

  • de wijziging van de plangrens van de Bornsche Maten;
  • gewijzigd beleid, o.a. Omgevingsvisie en - verordening Overijssel
  • aanpassingen in het aantal woningen en buurten;
  • verandering in de ontsluitingsstructuur.


Op 19 november 2019 is hiertoe het geactualiseerde Masterplan door het college van burgemeester en wethouders van Borne vastgesteld. Hierna wordt kort ingegaan op de hiervoor genoemde wijzigingen.

Gewijzigde plangrens en aanpassing aantal woningen/buurten

Geconstateerd is dat de oorspronkelijke plangrens van de nieuwbouwwijk niet optimaal was. Zo werden onder meer kadastrale percelen en landschapselementen doorsneden. Om tegemoet te komen aan de hiervoor geschetste problemen, is een nieuwe plangrens ontworpen. Deze grens kent de volgende kenmerken:

  • Binnen de plangrens blijft het mogelijk 2.300 woningen te realiseren ten behoeve van de Bornsche Maten.
  • De plangrens is ingepast in het landschap. De nieuwe grens zorgt voor een betere landschappelijke inpassing met logische overgangen van het dorp naar het Twentse landschap.
  • De plangrens volgt kadastrale grenzen. Vaak zijn op deze grenzen al landschappelijke elementen als sloten, bomen, struiken en houtwallen aanwezig. Dit versterkt de landschappelijke inpassing.
  • Bij de plangrens is rekening gehouden met de mogelijke ontwikkeling van 3 buurten in de derde fase van de Bornsche Maten (zie ook ruimtelijk concept). Dit komt tegemoet aan de behoefte om niet de op deze locatie beoogde 2 buurten (met elke 600 woningen te realiseren), maar 3 kleinere buurten met elke 3-400 woningen.

In onderstaand figuur is de gewijzigde plangrens weergegeven. De gele arcering betreft de oorspronkelijke plangrens en de witte omlijning de gewijzigde plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0017.png"  
Figuur 4.5: Gewijzigde plangrens Bornsche Maten (Bron: Gemeente Borne)  

De oppervlakte van de nieuwbouwwijk blijft gelijk. De locaties die buiten de witte grenzen uitsteken zijn gronden die niet meer vallen binnen de ontwikkelopgave van de 2.300 woningen. Deze gronden worden gecompenseerd door de binnen de witte grenzen vallende niet gekleurde gronden. Deze oppervlaktes zijn min of meer gelijk gebleven.

De meeste gronden die binnen deze grenzen vallen zijn reeds in het bezit van de gemeente Borne waardoor nieuwe verwerving van gronden niet noodzakelijk is om de 2.300 woningen te kunnen realiseren.

Gewijzigd beleid

Het beleid is sinds 2004 aanzienlijk gewijzigd. Bovengemeentelijk geldt voornamelijk de ontwerp actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2019 (provinciaal beleid) als het nieuwe beleid. Op gemeentelijk niveau is in 2015 de nieuwe Structuurvisie Borne vastgesteld. Ook op het gebied van het milieu zijn er nieuwe aanscherpingen doorgevoerd die effect hebben op de voorgenomen ontwikkelingen.

Gewijzigde ontsluiting

Ten opzichte van het oorspronkelijke Masterplan uit 2004 is één wijziging doorgevoerd ten behoeve van de ontsluiting Bornsche Maten. De Piepersveldweg zal namelijk open blijven voor het autoverkeer. Deze weg lag in de oorspronkelijke plannen door de wijk (en woonomgeving) heen. Door de aanpassing van de plangrenzen ligt de Piepersveldweg nu op de grens van de wijk. Om de grote negatieve effecten van het afsluiten van de Piepersveldweg te voorkomen, is derhalve besloten de Piepersveldweg niet af te sluiten door middel van een 'paaltje'. Door de ligging van deze weg als randweg en de beperkte te verwachten intensiteit op deze weg, wordt dit niet als een knelpunt gezien. De Piepersveldweg krijgt hiervoor echter wel een eigen aansluiting op de Bornsche Beeklaan.

4.4.1.6 Toetsing

Conserverende deel

Ten eerste wordt opgemerkt dat dit een overwegend conserverend bestemmingsplan betreft. Dit betekent dat in beginsel het hiervoor genoemde ruimtelijk beleid niet direct relevant is. Wel kan in algemeenheid worden geconcludeerd dat de systematiek van het juridisch bindende gedeelte zodanig is dat belangrijke kwaliteiten worden gerespecteerd en dat belangrijke ambities worden gestimuleerd. De centrumbestemmingen in dit bestemmingsplan maken bijvoorbeeld een uitwisseling van functies bij recht mogelijk. Daarnaast zijn waardevolle kenmerken van Borne zorgvuldig planologisch vastgelegd door een adequate regeling voor het beschermd dorpsgezicht en monumentale en beeldbepalende panden.

Ontwikkelingen

Ten aanzien van de ontwikkeling van de Bornsche Maten 3e fase (B) is het Masterplan Bornsche Maten van toepassing. Het Masterplan is geactualiseerd met inbegrip van de uitwerking van de hiervoor genoemde fase. De voorgenomen uitbreiding voldoet dan ook aan de gestelde beleidsuitgangspunten. Tot slot wordt in deze toelichting de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de op dit moment geldende beleid en regelgeving. Resumerend wordt dan ook gesteld dat voorliggend bestemmingsplan voldoet aan het geldende ruimtelijk beleid.

4.4.2 Woonvisie Borne 2018-2028
4.4.2.1 Algemeen

Met de Woonvisie Borne 2018-2028 wordt een blik geworpen op de toekomst van het wonen in Borne. Welke trends zijn er en hoe wordt hiermee omgegaan? Deze woonvisie biedt een basis voor de afwegingen die in de komende jaren gemaakt zullen worden, om ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en tevens dé woongemeente van de Netwerkstad Twente blijft.

De voorliggende Woonvisie volgt de ambities van de toekomstvisie van de Bornse gemeenschap, vastgelegd in “Mijn Borne 2030, Dynamische Dorpen”. Deze visie is in nauwe samenspraak met alle geledingen uit de Bornse samenleving opgesteld en in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze toekomstvisie houdt in dat Borne in 2030 een zelfstandige gemeente is binnen de netwerkstad Twente, waarbij goede afspraken zijn gemaakt met de buurgemeenten en met de partners van de netwerkstad. De Woonvisie Borne 2018-2028 werkt, op basis van de toekomstvisie Mijn Borne 2030, het thema wonen verder uit.

4.4.2.2 Visie op het wonen

De ambitie is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor de inwoners van Borne. Daarnaast wil de gemeente een bijdrage leveren aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de netwerkstad Twente. Daarbij creëert de gemeente, vanuit de specifieke rol die Borne voor de netwerkstad vervult, voldoende ruimte voor gewenste nieuwe woningbouwontwikkelingen.

Bij de aanpak van overprogrammering op de woningmarkt dient een goede afweging gemaakt te worden tussen maakbaarheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds. Aan de ene kant zijn er voorstanders van de stelling 'de markt lost het zelf wel op'. Aan de andere kant ligt er een motiveringsplicht op basis van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Bovendien moet de gemeente Borne toezien op voldoende passende woningen voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Beide zaken kunnen niet volledig worden overgelaten aan de markt.

4.4.2.3 Regionale Woon Programmering

De Woonafspraken die volgend op de Regionale Woonvisie zijn gemaakt met de veertien Twentse gemeenten en de provincie, worden cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Twente wordt beschouwd als één woningmarkt, aangezien de verhuisdynamiek over de externe grenzen heen zeer beperkt is. Voor de Twentse netwerksteden geldt dat de woningmarkt een overwegend lokaal karakter heeft. Voor Borne is dat minder het geval. Met name de Bornsche Maten heeft een bovenlokale aantrekkingskracht. Deze relatie is het sterkst met de buurgemeente Hengelo. Vooral gezinnen die op zoek zijn naar een eengezinswoning met een ruime tuin hebben een voorkeur voor de Bornsche Maten. De kwaliteit van de Bornsche Maten is al in 2013 door de netwerkstadpartners onderkend, wat heeft geleid tot de aanwijzing tot prioritaire uitleglocatie in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.

Om deze afspraken in het kader te plaatsen van de Regionale Woonvisie en de bijbehorende Woonafspraken is, in opdracht van de provincie en de Netwerkstadgemeenten, aanvullend onderzoek verricht naar de kwalitatieve programmering van de suburbane woonmilieus binnen de Netwerkstad (Bijlage 4). Doel daarvan was een door alle partijen gedragen oplossing te bewerkstelligen voor de verdere ontwikkeling van de Bornsche Maten in relatie tot andere uitleglocaties binnen de netwerkstad. Met betrekking tot Borne en de positie van de Bornsche Maten heeft dit ertoe geleid dat Borne maximaal 100 woningen op jaarbasis mag toevoegen en dat de Bornsche Maten zich mag ontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen. Hierbij is een lange termijnperspectief van toepassing wat betekent dat Borne een groot deel van haar overcapaciteit niet binnen een termijn van drie jaar hoeft af te boeken. Hiermee is een nieuw ontwikkelingsperspectief gecreëerd, passend bij de woningvraag van nu en in de toekomst.

De gemaakte afspraken voor de Bornsche Maten bestempelen deze locatie tot een kwalitatieve aanvulling voor de gehele netwerkstad, zoals dat ook al in de Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente was aangegeven. Met de centrale ligging binnen de netwerkstad, goede bereikbaarheid en de directe nabijheid van zowel het waardevolle Twentse landschap als de kern van Borne, is dit een bewezen goede woonlocatie. Het biedt mogelijkheden voor mooi dorps wonen in de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen.

In 2019 is de Regionale Woon Programmering geactualiseerd. Het document legt vast wat de afspraken en uitgangspunten zijn voor wonen in Twente, waaronder wijze van samenwerken en omgang met overcapaciteit.

De geactualiseerde RWP heeft geen invloed op de eerder gemaakte afspraken inzake de Bornsche Maten. De Bornsche Maten mag gefaseerd doorontwikkelen tot een wijk met 2.300 woningen, waarbij op jaarbasis 100 woningen uitgegeven mogen worden.

4.4.2.4 Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft het conserverende deel wordt niet voorzien in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het geldende woonbeleid.

Ontwikkelingen

De realisatie van de Bornsche Maten 3e fase (B) maakt onderdeel uit van de nieuwbouwwijk Bornsche Maten. Voor de Bornsche Maten geldt een woningbouwafspraak die uitgaat van in totaal 2.300 woningen. Op 1 september 2019 waren er binnen de wijk 1.276 woningen gerealiseerd en 101 woningen in aanbouw. In totaal moeten er de komende jaren nog 923 woningen worden gerealiseerd, waarvan circa 500 woningen in de 3e fase (B). Van de circa 500 woningen worden circa 300 tot 350 woningen rechtstreeks bestemd en de overige woningen krijgen een uit te werken bestemming. Hiermee is de betreffende fase in overeenstemming met de geldende woningbouwafspraak. Daarnaast zal de uitbreiding gefaseerd worden uitgevoerd, rekeninghoudend met de afgiftetempo van maximaal 100 woningen per jaar.

Wat betreft kwalitatieve behoefte wordt opgemerkt dat de 3e fase (B) uitsluitend voorziet in grondgebonden woningen. Het zal gaan om diverse woningtypen (vrijstaand, twee-aaneen etc.) in verschillende segmenten. De woningen zullen dan ook geschikt zijn voor een brede doelgroep, waaronder senioren (levensloopbestendig), gezinnen en tweepersoonshuishoudens (bijv. starters).

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de Bornsche Maten 3e fase (B) in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid.

4.4.3 Economische beleidsnotitie "Borne Werkt" en Toetsingskader commerciële voorzieningen
4.4.3.1 Algemeen

Op 3 juli 2012 heeft de raad de economische beleidsnotitie 'Borne Werkt' vastgesteld. Deze beleidsnotitie is opgesteld met als doel een eensluidend beeld en visie op de economie te creëren. Op economisch gebied is in Borne veel gaande. Momenteel wordt – in samenwerking met de gemeente Hengelo – volop gewerkt aan de uitgifte van het bedrijventerrein De Veldkamp. In het centrum wordt op basis van het Masterplan gewerkt aan de verdere versterking van de centrumeconomie. Het versterken van het toeristisch-recreatief karakter wordt als een van de speerpunten benoemd in het op 26 april 2011 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde 'Toetsingskader commerciële voorzieningen gemeente Borne'. Dit toetsingskader geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor commerciële voorzieningen en biedt een helder kader voor marktinitiatieven.

In het beleid voor de gemeente Borne wordt uitgegaan van een voorzieningenstructuur die bestaat uit het centrum van Borne met een lokaal verzorgende en beperkt bovenlokaal verzorgende functie.

Bij toetsing van elk initiatief aan de gewenste voorzieningenstructuur worden twee vragen gesteld.

  • Past het initiatief bij de functie van het voorzieningencluster?
  • Past het initiatief op de beoogde locatie?

Indien mogelijk kan de gemeente actief sturen op functiewijziging van bestaande voorzieningen die buiten de toekomstig gewenste voorzieningenstructuur zijn gevestigd, zodat het verspreid gelegen voorzieningenaanbod op den duur verdwijnt.

Om succesvol ruimtelijk voorzieningenbeleid te kunnen voeren, is het van belang dat de visie wordt vertaald in bestemmingsplannen. Buiten de winkelgebieden worden geen (uitbreidingen van) voorzieningen toegestaan. Bij leegstand buiten de winkelgebieden wordt bij voorkeur de bestemming van het perceel gewijzigd in een niet-winkelfunctie.

Een te stringente en gedetailleerde bestemmingsregeling is ongewenst voor het detailhandelsbeleid in de gemeente Borne. Hierom is, afgezien van de uitzonderingsgevallen in de periferie, voor het kernwinkelgebied geen aanleiding om in de algemene bestemming detailhandel nadere branchering toe te passen.

4.4.3.2 Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft het conserverende deel wordt niet voorzien in nieuwe economische ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het geldende economische beleid.

Ontwikkelingen

De Bornsche Maten 3e fase (B) omvat geen voorzieningencluster.

4.4.4 Mobiliteitsvisie 2011-2020
4.4.4.1 Algemeen

Borne wil nu en in de toekomst kunnen voorzien in de mobiliteitsbehoefte van haar eigen inwoners en van de productie-, distributie- en (landbouw)bedrijven in haar gemeente. Om dit te bereiken is het Integraal VerkeersPlan (IVP) opgesteld. De Mobiliteitsvisie 2011-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2012, is een verdieping van het IVP en vindt met name zijn beslag in de recente onderzoeken die zijn uitgevoerd naar een aantal grotere infrastructuurprojecten waarvoor de gemeente Borne zich de komende jaren gesteld ziet.

4.4.4.2 Toetsing

In paragraaf 5.12 wordt nader ingegaan op het aspect verkeer in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.4.5 Parkeernormen Gemeente Borne
4.4.5.1 Algemeen

Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij nieuwe initiatieven en ontwikkelingen is dat de parkeerbehoefte fysiek op eigen terrein van het nieuwe initiatief of de ontwikkeling wordt gerealiseerd. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de gemeenteraad de nota "Parkeernormen gemeente Borne" vastgesteld, die specifieke Bornse parkeernormen bevat.

4.4.5.2 Toetsing

In paragraaf 5.12 wordt nader ingegaan op het aspect parkeren in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.4.6 Geluidbeleid
4.4.6.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft eigen geluidbeleid ontwikkeld welke is vastgelegd in de nota Gebiedsgericht Geluidsbeleid. Het doel van het gemeentelijk geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren.

4.4.6.2 Toetsing

In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op het aspect geluid in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.4.7 Beleidsvisie externe veiligheid
4.4.7.1 Algemeen

Op 27 juni 2013 is de Beleidsvisie Externe Veiligheid door de gemeenteraad vastgesteld. De ambitie ten aanzien van externe veiligheid bij ruimtelijke planvorming in de gemeente Borne bestaat uit de volgende drie punten:

  • Geen toename van het groepsrisico als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Borne. Afwijken is slechts mogelijk als dit goed gemotiveerd wordt;
  • Geen nieuwe inrichtingen in de gemeente Borne die externe veiligheidsrisico's opleveren, met uitzondering van vuurwerkopslag;
  • Geen andere/extra routering dan de al vastgestelde routering voor gevaarlijke stoffen in Borne over de A1/A35 (ook geen routering in geval van calamiteiten op de A1/A35).

Externe veiligheid dient te worden geborgd in de bestemmingsplannen. Elke plantoelichting bevat een paragraaf over externe veiligheid, ook als er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

4.4.7.2 Toetsing

Het aspect externe veiligheid wordt behandeld in paragraaf 5.10 van deze toelichting.

4.4.8 Archeologiebeleid (2008)
4.4.8.1 Algemeen

Ten behoeve van het gemeentelijke archeologiebeleid zijn in 2008 een archeologische verwachtings- en advieskaart en een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld (RAAP-rapport 1713). De archeologische beleids- en waardenkaart is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 juni 2009. In deze beleidsnota worden de kaders voor het archeologiebeleid van de gemeente Borne vormgegeven.

De archeologische verwachtings- en advieskaart maakt voor het hele grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Deze kaart is gebaseerd op de opbouw van het landschap, waarbij de landschappelijke eenheden met archeologische betekenis op de kaart zijn weergegeven. De gemeente heeft verder het hele grondgebied geïnventariseerd op bekende vindplaatsen om inzicht te krijgen in de landschappelijke ligging van terreinen met archeologische resten. Op de kaart zijn, naast de landschappelijke eenheden, de volgende elementen opgenomen:

  • bekende vindplaatsen en locaties met archeologische resten;
  • de negen terreinen van archeologische waarde die zijn opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de provincie Overijssel;
  • locaties van boerderijen met een oorsprong in de Late Middeleeuwen;
  • verdwenen watermolens.

De beleidsadvieskaart is gebaseerd op de verwachtingskaart en laat zien waar welke archeologische verwachtingswaarde geldt, onderverdeeld in hoog voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd, hoog, middelmatig, laag en geen verwachting of verstoord. Tevens zijn op deze kaart de terreinen opgenomen waarvan de (zeer) hoge archeologische waarde is aangetoond of vrijwel zeker is.

Op basis van de verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones en de mogelijkheden die archeologisch prospectieonderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt aanbevolen om vrijstelling van de onderzoeksverplichting te verlenen voor:

  • plangebieden of ingrepen met een omvang kleiner dan 2.500 m², waarbinnen een gebied met een hoge archeologische verwachting valt;
  • plangebieden of ingrepen met een omvang kleiner dan 5.000 m² in gebieden waarbinnen een gebied met een middelmatige archeologische verwachting valt;
  • plangebieden of ingrepen met een lage archeologische verwachting;
  • delen van verwachtings- en bufferzones die als verstoord op de verwachtingskaart zijn aangegeven. Voor deze gebieden geldt een algemene vrijstelling voor van de onderzoeksverplichting.

In plangebieden met meerdere verwachtingszones is wat betreft de noodzaak tot onderzoek de zone met de hoogste verwachting maatgevend. Daar waar grenzend aan plangebieden met een lage archeologische verwachting waardevolle resten bekend zijn, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek uitgevoerd te worden in een zone grenzend aan het archeologisch waardevolle gebied.

4.4.8.2 Toetsing

In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op de archeologische verwachtingswaarde binnen het plangebied en de consequenties daarvan voor dit bestemmingsplan.

4.4.9 Gemeentelijk rioleringsplan 2017 t/m 2021
4.4.9.1 Algemeen

Zoals beschreven in de Wet Milieubeheer dient iedere gemeente te beschikken over een actueel en vastgesteld Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het vigerende gemeentelijk rioleringsplan is vastgesteld voor de periode 2017 t/m 2021. Hierin wordt aangegeven dat de gemeente een drietal zorgplichten heeft, te weten de zorgplicht voor het afvalwater, hemelwater en grondwater.

4.4.9.2 Zorgplichten

Zorgplicht afvalwater

De gemeente Borne moet zorgdragen voor een gezond en veilig leef- en woonklimaat. Het afvalwater moet op een doelmatige wijze worden ingezameld en getransporteerd worden naar de zuivering. Het beleid voor het afvalwater kent drie belangrijke pijlers: gezondheid, vervuiling omgeving en goed beheer van alle voorzieningen.

Zorgplicht Hemelwater

Het beleid van de gemeente Borne is er op gericht dat hemelwater in stedelijk gebied op een duurzame wijze wordt verwerkt en niet tot vermijdbare wateroverlast mag leiden. Hemelwater scheiden en ontkoppelen van afvalwater is hierbij een belangrijk uitgangspunt.

Zorgplicht Grondwater

Particulieren, gemeenten, waterschappen en provincies hebben ieder hun verantwoordelijkheid bij het
voorkómen en oplossen van problemen met grondwater. Gemeenten zijn hét aanspreekpunt/loket voor problemen met grondwater. Ook het waterschap en de provincie hebben verantwoordelijkheden ten aanzien van grondwater. De provincie is in principe verantwoordelijk voor het diepere grondwater, het waterschap voor een goed peilbeheer en daardoor voor de grondwaterstand in de buitengebieden.

4.4.9.3 Toetsing

In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de waterhuishouding binnen het plangebied.

4.4.10 Groenbeleidsplan
4.4.10.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft haar groenbeleid voor de bebouwde kommen in de gemeente uitgewerkt in het groenbeleidsplan 2008-2018. De gemeente wil nadrukkelijk streven naar behoud en verbetering van haar groenstructuren en de kwaliteit van de groene ruimte. Ze wil deze zo goed mogelijk verankeren in de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De verbeterpunten zijn middels streefbeelden vastgelegd. In het beleidsplan is met name de kwaliteit van afwikkeling van de dorpsranden en de opwaardering van de groenvoorzieningen op buurtniveau genoemd.

4.4.10.2 Toetsing

Conserverende deel

Binnen deze plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De ambities genoemd in het groenbeleidsplan zijn met name van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor dit plandeel geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

In het Masterplan zijn diverse uitgangspunten gesteld ten aanzien van groen en ecologie. Zo moeten landschapselementen bijdragen aan de herkenbaarheid van de Bornsche Maten en de differentiatie tussen woonbuurten. Bij het uitwerken van het stedenbouwkundig ontwerp is uitgegaan van een integrale benadering waarbij aspecten als verkeer, parkeren, waterhuishouding, cultuurhistorie, ecologie en landschap worden geïntegreerd en afgestemd met de bebouwing en beeldkwaliteit van de buurt. Gesteld wordt dat met het voorlopige stedenbouwkundig ontwerp in voldoende mate rekening is gehouden met de aspecten groen en ecologie.

4.4.11 Welstandsnota
4.4.11.1 Algemeen

De welstandsnota van Borne bevat de basisvoorwaarden, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. De gemeentelijke welstandsnota richt zich op de lokale karakteristieken in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied.

De welstandsnota, als onderdeel van het welstandsbeleid van de gemeente Borne richt zich op de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele gebouwen, uitbreidingen van bestaande bebouwing en veel voorkomende kleine bouwwerken in bestaand stedelijk- en buitengebied (beheergebieden). Voor grootschalige ontwikkelingen of voor herontwikkelingen in bijvoorbeeld dorpscentra, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, het toetsingskader voor welstand.

4.4.11.2 Toetsing

Conserverende deel

Binnen deze plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De welstandscriteria zijn van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor dit plandeel geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

Voor de Bornsche Maten 3e fase (B) wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld.

4.4.12 Prostitutiebeleid
4.4.12.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft gekozen voor een maximumstelsel voor seksinrichtingen / escortbedrijven. Het aantal seksinrichtingen en het aantal escortbedrijven dat in de gemeente Borne wordt toegelaten is tezamen maximaal één.

4.4.12.2 Toetsing

Binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn bij recht geen seksinrichtingen / escortbedrijven toegestaan.

4.4.13 Conclusie

Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Onderzoek/verantwoording

5.1 Besluit milieueffectrapportage

5.1.1 Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
    Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen dan voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

5.1.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Het conserverende deel van het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Wel zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied zal dan ook geen sprake zijn. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Ontwikkelingen

Voor de Bornsche Maten 3e fase (B) is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De conclusie van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling beperkt zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een milieueffectrapportage noodzakelijk maakt. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.

5.1.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

5.2.1 Kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

5.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast. In hoeverre in de diverse gebieden voldaan wordt aan het ambitieniveau of welke maatregelen genomen moeten worden om aan het ambitieniveau te kunnen voldoen is in het kader van dit conserverende plan niet van belang. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Ontwikkelingen

De wegen in en nabij de Bornsche Maten 3e fase (B), met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied, zijn alle 30 km-wegen. Deze wegen vallen buiten de werking van de Wet geluidhinder en kennen geen wettelijke zone. Vanwege de Wet geluidhinder is voor deze wegen daarom geen akoestisch onderzoek nodig en behoeft niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is geen akoestisch onderzoek nodig. Geen van deze wegen kennen een doorgaande functie; ze dienen voor de ontsluiting van woongebieden. De verkeersintensiteit op deze wegen zal dan ook zodanig laag zijn dat zonder berekening kan worden gesteld dat geluidbelasting door deze wegen beperkt zal zijn. Op grond van het Bouwbesluit 2012 moet een nieuwe woning een geluidwering bezitten van ten minste 20 dB. Dit zal voldoende zijn om te waarborgen dat kan worden voldaan aan het binnenniveau van 33 dB.

Net buiten de Bornsche Maten fase 3(B) bevinden zich twee wegen waar een maximum snelheid geldt van 60 km/uur, de Piepersveldweg en de Deurningerweg. De wettelijke zone van deze 60 km wegen ligt over de ontwikkellocatie. Binnen deze zones worden geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Daarom is op grond van artikel 77 Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek nodig. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar bijlage 6 bij deze toelichting.

Akoestisch onderzoek Deurningerweg

In de Deurningerweg is ter hoogte van het plangebied een afsluiting aangebracht. Hierdoor loopt langs het plangebied slechts een circa 100 meter lang en doodlopend 60 km-deel van de Deurningerweg. Omdat het een doodlopende weg is met alleen enkele toegangen naar aanliggende percelen, zal de verkeersintensiteit zeer gering zijn. Daarom kan zonder berekeningen worden vastgesteld dat op de naastgelegen woonbestemmingen zal worden voldaan aan de wettelijke (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB.

Akoestisch onderzoek Piepersveldweg

Op het deel van de Piepersveldweg vanaf de aansluiting op de Bornsche Beeklaan tot aan de T-kruising met de Veldhuisweg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Vanaf dat punt geldt voor de Piepersveldweg een maximumsnelheid van 60 km/uur. Daarom is voor dit deel van de weg, een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van Geomilieu versie 5.2, een rekenprogramma gebaseerd op de Standaard Rekenmethode II voor wegverkeersgeluid, zoals is vastgelegd in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012. De verkeersgegevens waarmee is gerekend zijn gebaseerd op tellingen van vrijdag 13 april 2018 tot en met donderdag 26 april 2018. Ten opzichte van de telgegevens is een jaarlijkse groei verondersteld van 0,5%. In het maatgevende jaar 2029 geeft dat de volgende verwachte gemiddelde verkeersintensiteit per uur per etmaalperiode:

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0018.png"  
Tabel 1: Verkeersintensiteiten in gemiddeld aantal motorvoertuigen per uur per etmaalperiode  

De maximumsnelheid bedraagt zoals gezegd 60 km/uur. Het wegdektype dat zal worden toegepast is SMA-NL5.

Rekenresultaten

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0019.png"  
Figuur 5.1: Schermafdruk van het Geomilieumodel van plangebied  

De berekeningen laten zien dat de 48 dB contour ligt op ca. 10,5 meter van wegrand van de Piepersveldweg. De woonbestemmingen en de bouwvlakken daarbinnen liggen buiten deze contour. Het onderzoek laat dan ook zien dat wordt voldaan de (voorkeurs)grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Ook wordt voldaan aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijke geluidbeleid.

5.2.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

5.3.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

5.3.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden behorende bij de te onderscheiden omgevingstypen worden in de navolgende tabel inzichtelijk gemaakt.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Bij het gebiedstype “gemengd gebied” staat de functiemenging centraal. Binnen dit gebied wordt niet gewerkt met richtafstanden, maar worden activiteiten beoordeeld aan de hand van drie ruimtelijke relevante milieucategorieën:

Categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen

Categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen;

Categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.

Bij gemengd gebied geldt voor de geluidbelasting als uitgangspunt 50 dB(A) etmaalwaarde, d.w.z.: 50 dB(A) overdag, 45 dB(A) 's avonds 40 dB(A) 's nachts.

5.3.3 Situatie plangebied

Conserverende deel

In Borne, Hertme en Zenderen komt diverse bedrijvigheid voor. Hierbij gaat het in alle situaties om bestaande bedrijvigheid die op basis van de geldende bestemmingsplannen mag worden uitgeoefend. Hiervan mag worden aangenomen dat deze bestaande bedrijvigheid geen onevenredige belemmering oplevert voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van milieugevoelige functies. Er zijn geen klachten of andere signalen bekend, die erop wijzen dat de bestaande bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat onevenredig verstoren. Dit temeer, omdat in de geldende bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe bedrijvigheid gebruik is gemaakt van milieuzonering om zodoende voldoende afstand aan te houden tot milieugevoelige functies zoals 'Wonen'.

Andersom mag ervan worden uitgegaan dat de bestaande milieugevoelige functies op voldoende afstand van bestaande bedrijvigheid zijn gesitueerd en daarmee geen belemmering vormen.

Nader onderzoek in het kader van milieuzonering wordt ten aanzien van conserverende deel van het bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. Door voor bedrijfslocaties binnen het plangebied de huidige gehanteerde zonering over te nemen is geen sprake van (extra) milieuhinder als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt, en voor zover in dit kader relevant, zal in de regels een afwegingskader worden opgenomen waarin wordt aangegeven dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de milieusituatie ter plaatse.

Ontwikkelingen

Voor de Bornsche Maten 3e fase (B) geldt omgevingstype 'rustig woongebied'.

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

In de directe omgeving van de Bornsche Maten 3e fase (B) zijn uitsluitend agrarisch bedrijven en een maatschappelijke voorziening (Pieperveldsweg 5) gelegen.

Voor veehouderijen zijn echter niet de adviesafstanden op basis van de VNG-uitgave bepalend, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven. Daarom is het aspect geur buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 5.9 zal hier nader op in worden gegaan. Indien het aspect 'geur' buiten beschouwing wordt gelaten, geldt voor grondgebonden veehouderijen een grootste richtafstand van 30 meter voor de aspecten 'geluid' en 'stof' en voor intensieve veehouderijen een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect 'geluid'. De woningen in de 3e fase (B) zijn op grotere afstand gelegen.

Maatschappelijke voorzieningen worden op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' aangemerkt als zijnde maximaal categorie 2 inrichtingen. Voor dergelijke inrichtingen geldt een richtafstand van 30 meter, veelal voor het aspect 'geluid'. De woningen in de 3e fase (B) zijn op grotere afstand gelegen.

Gelet op het feit dat aan de richtafstanden (m.u.v. geur) wordt voldaan is ter plaatse van de nieuwe woningen derhalve een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten en worden de omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

5.3.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.4 Bodem

5.4.1 Kader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

5.4.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend en beheersgericht karakter en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken. Indien de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken, dient voorafgaand aan het gewijzigd gebruik en/of verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen/ gewijzigd gebruik te worden aangetoond dat de kwaliteit van bodem in overeenstemming is met en geen milieuhygiënische belemmering vormt voor het nieuwe gebruik of het bouwen.

Ontwikkelingen

Ter plaatse van het ontwikkelingsgebied de Bornsche Maten 3e fase (B) zijn recentelijk een tweetal bodemonderzoeken uitgevoerd, te weten in 2016 (actualisatie voorgaande onderzoeken) en 2019 (n.a.v. gewijzigde plangrens). Hierna zijn de conclusies uit beide onderzoeken opgenomen. Voor de volledige rapportages wordt verwezen naar respectievelijk bijlage 7 en 8 bij deze toelichting.

Bodemonderzoek 2016

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:

  • in de bovengrond met geen of lichte puin en/of kolengruis bijmengingen ter plaatse van de woonpercelen en agrarisch terreindeel zijn enkele zware metalen en/of PAK in maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond;
  • ongeacht het voorkomen van lichte tot sterke bijmengingen met puin ter plaatse van de dammetjes zijn geen of maximaal zink en/of PAK in licht verhoogde gehalten aangetoond;
  • ter plaatse van de Hemmelhorst is op twee separate plekken een sterke verontreiniging met PAK aangetoond. De verontreinigingen zijn waarschijnlijk te relateren aan de bodemvreemde bijmengingen met asfalt en split. Nader onderzoek is nodig om de omvang van de verontreiniging en daarmee de ernst van de verontreiniging te bepalen;
  • ter plaatse van twee slootdempingen is zink, PAK en/of koper in matige verhoogde gehalten aangetoond. Matige verhoogde gehalten geven een indicatie van een mogelijk aanwezigheid van een sterke verontreiniging. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of er sprake is van een sterke verontreiniging in de grond;
  • in de grond van de overige dempingen, wegen en toegangspaden zijn maximaal lichte bijmengingen aangetoond, ongeacht het voorkomen van diverse mate van bijmengingen met puin, kolengruis en plaatselijk brokken asfalt.

Op basis van het actualiserend onderzoek blijkt dat deze resultaten grotendeels overeenkomen met de resultaten van het onderzoek van DHV uit 2003. Er is incidenteel op vier separate plekken sprake van matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en/of PAK.

Wat betreft de geconstateerde verontreinigingen in 2016 wordt opgemerkt dat het merendeel zich buiten het huidige ontwikkelingsgebied bevonden en reeds is gesaneerd in kader van eerdere ontwikkelingen. De verontreiniging met PAK ter plaatse van de Hemmelhorst binnen het deelgebied 'Wonen – Uit te werken' geeft met het huidige gebruik als weg geen belemmering en zal worden gesaneerd indien de inrichting voor het gebied bekend is en ontwikkelingen zijn gepland.

Tijdens het bouwrijp maken van het gebied ten westen van huidige plangebied zijn meerdere slootdempingen aangetroffen welke niet uit het bodemonderzoek van 2003 of actualiserend onderzoek in 2016 naar voren zijn gekomen. Deze slootdempingen zijn gesaneerd om de ontwikkeling mogelijk te maken. Eén van de slootdempingen bevond zich op de oostelijke grens van onderhavig plangebied. Tijdens sanering van deze slootdemping in 2018 zijn in de westelijke ontgravingswand (richting huidige plangebied) visueel nog stortmaterialen achtergebleven.

Door middel van een nog uit te voeren onderzoek zal de omvang van de aanwezige verontreiniging worden bepaald en door middel van eventuele sanering zal de bodemkwaliteit geschikt worden gemaakt voor het beoogde gebruik.

Bodemonderzoek 2019

In het kader van de wijzing van de plangrens is op de noordzijde van de Bornsche Maten in 2019 bodemonderzoek verricht. Het volgende is vastgesteld:

  • er is geen asbest aangetoond boven een norm voor nader onderzoek c.q interventiewaarde. De aanwezigheid van asbest geeft derhalve geen aanleiding voor verder onderzoek en/of sanerende maatregelen;
  • de grond bevat overwegend licht verhoogde gehalten aan diverse chemische parameters welke geen aanleiding vormen voor nader onderzoek en/of sanerende maatregelen;
  • omdat het gehalte aan PAK in de sterk puinhoudende grond van dam D de tussenwaarde overschrijdt, is nader onderzoek nodig om vast te stellen of ter plaatse sprake is van een sterke bodemverontreiniging. Op basis van de momenteel beschikbare informatie wordt aangenomen dat sprake is van een relatie met de lokaal aanwezige puinbijmenging en een eventuele sterke bodemverontreiniging ter plaatse gering van omvang is. Van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal waarschijnlijk geen sprake zijn;
  • het grondwater bevat overwegend licht verhoogde concentraties aan zware metalen. Lokaal is nikkel aanwezig in een concentratie boven de interventiewaarde. Aangezien deze verontreiniging is gerelateerd aan een natuurlijke oorsprong, is nader onderzoek en/of sanering niet zinvol.

Ter plaatse van het matig verhoogde gehalte aan PAK zal na bekend worden van de exacte invulling worden bepaald of nader onderzoek noodzakelijk is evenals eventuele noodzakelijke maatregelen (sanering) om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het betreffende gebruik, uitgevoerd.

5.4.3 Conclusie

Tijdens meerdere onderzoeken is gebleken dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied Bornsche Maten 3e fase in zijn algemeenheid voldoet aan het toekomstige gebruik. Binnen het ontwikkelingsgebied zijn een drietal mogelijke bodemverontreinigingen aanwezig.

  • De verontreiniging met PAK ter plaatse van de Hemmelhorst binnen het deelgebied 'Wonen - Uit te werken' geeft met het huidige gebruik als weg geen belemmering en zal worden gesaneerd indien de inrichting voor het gebied bekend is en ontwikkelingen zijn gepland;
  • Ter plaatse van de restverontreiniging die is achtergebleven na sanering van de gedempte sloot ten westen van het plangebied zal aanvullend onderzoek naar de omvang worden uitgevoerd en zal deze zo nodig worden gesaneerd om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik;
  • Voor het matig verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van dam D wordt ten tijde van bekend worden van de invulling bepaald of nader onderzoek noodzakelijk is en eventuele maatregelen om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het betreffende gebruik, uitgevoerd noodzakelijk zijn.

Het aspect bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden

5.5.1 Archeologie
5.5.1.1 Kader

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologisch waardevolle aspecten in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

5.5.1.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt uitsluitend de huidige bestaande situatie opnieuw vast. In eerste aanleg wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk maken.

De gemeente Borne beschikt over eigen archeologische verwachtingskaarten die reeds is vertaald in de geldende bestemmingsplannen. Dit nu nog geldende dubbelbestemmingen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden worden onverkort overgenomen in dit bestemmingsplan.

Op deze wijze is de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden bij mogelijke toekomstige bodemingrepen voldoende verzekerd.

Ontwikkelingen

De gemeente Borne heeft op 18 november 2002 RAAP Archeologisch Adviesbureau opdracht gegeven voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel voor onder andere de Bornsche Maten (oude begrenzing). Het onderzoek bestond uit het vervaardigen van een verwachtingskaart (bureauonderzoek) en een beknopte veldinspectie om de verwachtingskaart te toetsen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting. De uitgevoerde verwachtingskaart is achter het onderzoek gevoegd. Opgemerkt wordt dat met de wijziging van de plangrenzen nieuwe gronden bij de wijk worden betrokken die niet zijn meegenomen in het onderzoek. Voor deze gronden geldt dat indien een archeologische dubbelbestemming aanwezig is deze is overgenomen. Mochten in deze gebieden bodemingrepen plaatsvinden dan zal bij de omgevingsvergunningaanvraag worden bepaald of aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek zijn er aanbevelingen gedaan voor een nader inventariserend archeologisch onderzoek door middel van kartering (boringen) en proefsleuven.

Archeologisch onderzoek: kartering en proefsleuven Bornsche Maten

Tussen 2004 en 2006 heeft in de Bornsche Maten het eerder genoemde inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden (opgenomen in bijlage 10 bij deze toelichting). Dit onderzoek, dat voortborduurde op de resultaten van de veldinspectie uit 2003, bestond uit proefsleuvenonderzoek op enkele grote, tijdens de veldinspectie reeds vastgestelde vindplaatsen en een kartering in gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting.

Er is enkel onderzoek uitgevoerd door middel van karteringen. Uitkomst van dit onderzoek was dat de vindplaats Oude Aalderinkskamp/Hemmelhorst) in aanmerking kwam voor een proefsleuvenonderzoek.

Opgemerkt wordt dat de gemeenteraad op 30 juni 2009 een archeologische verwachtingskaart voor het gehele grondgebied van de gemeente heeft vastgesteld. De resultaten van de hiervoor genoemde onderzoeken zijn verwerkt in deze archeologische verwachtingskaart. De resultaten van het hierna genoemde onderzoek of opgravingen zijn niet meegenomen in de archeologische verwachtingskaart.

Archeologisch onderzoek: Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven)

Middels een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) (opgenomen in bijlage 11 bij deze toelichting) is eind 2015/ begin 2016 het binnen het plangebied gelegen gebied onderzocht dat op basis van het tussen 2004 en 2006 uitgevoerde onderzoek in aanmerking kwam voor een proefsleuvenonderzoek. De aanbeveling die in dit onderzoek wordt gedaan wordt hierna weergegeven.

In Eschwonen heeft reeds een opgraving plaatsgevonden. Voor het evaluatierapport wordt verwezen naar bijlage 12 deze toelichting.

Aangezien de vindplaats Oude Aalderinkskamp/Hemmelhorst vrijwel ongestoord en in zijn geheel binnen deelgebied Eschwonen van de Bornsche Maten valt, komt deze in principe in aanmerking voor een duurzame bescherming. De vindplaats omvat het best en meest compleet bewaard gebleven nederzettingsterrein van alle tot nu toe onderzochte terreinen in de Bornsche Maten. Indien behoud niet mogelijk is, wordt aanbevolen de kern van de vindplaats (2,2 ha) vlakdekkend te laten onderzoeken en in de periferie steekproefsgewijs onderzoek te laten uitvoeren. Hierbij kan gedacht worden aan een onderzoek dat maximaal een derde deel van de periferie omvat (1,5 ha). Speciale aandacht daarbinnen dient uit te gaan naar het verlandde aan de oostzijde van de nederzetting.

Er is opdracht gegeven voor vervolgonderzoek voor De Maten en De Horsten, maar deze is nog niet uitgevoerd. Ter bescherming van de vindplaats is in de regels van dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' opgenomen. Hiermee is het behoud en de bescherming van de vindplaats voldoende verzekerd.

5.5.2 Cultuurhistorie
5.5.2.1 Kader

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

De raad heeft eind 2016 de nota 'Cultuurhistorische inventarisatie: Beeldbepalende panden, straatbeelden en wijken in Borne' vastgesteld. Een mogelijkheid die het Besluit ruimtelijke ordening biedt is een verankering van cultuurhistorische waarden via bijvoorbeeld een dubbelbestemming of aanduiding.Er zijn verschillende mogelijkheden om de cultuurhistorische waarden via het bestemmingsplan veilig te stellen. De volgende opties zijn overwogen:

  • 1. Alleen in de toelichting van het bestemmingsplan de cultuurhistorische inventarisatie benoemen;
  • 2. De geïnventariseerde panden/objecten op de plankaart een aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' geven met een bijbehorende toelichting (in dit geval gericht op gratis en vrijblijvend advies erfgoedcommissie) ;
  • 3. De geïnventariseerde panden/objecten een aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' te geven met een bijbehorende bouwregel zoals bijvoorbeeld een sloopvergunningstelsel.

Aangezien het niet de bedoeling is om panden allemaal een monumentenstatus te geven (waarvoor o.a. een sloopvergunningstelsel geldt) en aangezien het ook niet de bedoeling is om eigenaren te frustreren door (extra) beschermende regels, sluit de 2e optie het meest aan bij de gedachte om meer bewustwording te creëren. Door aanduidingen als 'cultuurhistorisch waardevol' of 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' worden de geïnventariseerde panden/objecten zichtbaar gemaakt op de plankaart welke voor eenieder digitaal beschikbaar is. Dit alleen al kan bijdragen aan de bewustwording. Cultuurhistorie in een zo vroeg mogelijk stadium te laten meewegen bij ruimtelijke plannen en, waar mogelijk, te gebruiken als inspiratiebron. Hierin zou de erfgoedcommissie een rol kunnen spelen door bijvoorbeeld in de toelichting op te nemen dat er ingeval van bouwplannen een gratis en aanvullend (vrijblijvend) advies van de gemeentelijke erfgoedcommissie kan worden verkregen. De afgelopen jaren is reeds gebleken dat de adviezen van de erfgoedcommissie kunnen leiden tot verbetervoorstellen die ook door initiatiefnemers zeer worden gewaardeerd. Eigenaren kunnen zelf bepalen of ze hiervan gebruik willen maken. Het 'normale' welstandsadvies van de stadsbouwmeester blijft maatgevend.

5.5.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

De gemeente Borne beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten onder meer de rijks- en gemeentelijke monumenten, waaronder boerderijen en huizen, de aanwezige kloosters en het rijke bodemarchief (het archeologisch erfgoed).

Bij besluit van 17 oktober 1991, nr. 192321, is het gebied Oud Borne door de ministers van WVC en VROM aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet). Binnen het beschermd dorpsgezicht zijn diverse rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, MIP-objecten (Monumenten Inventarisatie Project) en overige beeldbepalende en/of beschermingswaardige objecten gelegen. De rijksmonumenten vallen rechtstreeks onder de Erfgoedwet. In deze wet respectievelijk verordening wordt reeds bescherming geboden tot instandhouding van de monumenten.

Voor een overzicht van alle rijks- en gemeentelijke monumenten in de gemeente Borne wordt verwezen naar https://www.borne.nl/digitaal-inzien/rapportages/erfgoedregister.

Het voorliggende bestemmingsplan is over het algemeen conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast. Er worden geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het feit dat er sprake is van een conserverend plan is er geen sprake van een aantasting van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In dit bestemmingsplan is aan de monumenten en overige beschermingswaardige panden en objecten de 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' toegekend. Daarnaast is aan Oud Borne de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Hiermee zijn de cultuurhistorische waarden in voldoende mate beschermd.

Ontwikkelingen

Er bevinden zich ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Er is ter plaatse geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen die zijn opgenomen in dit plan.

5.5.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat in het kader van dit plan wel nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorische waarden worden in voorliggend bestemmingsplan afdoende beschermd. Daarnaast zijn de archeologische dubbelbestemmingen overgenomen, tenzij er archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en de gronden vrijgegeven zijn. Hiermee zijn ook de eventuele archeologische waarden ter plaatse van nog niet onderzochte gronden in voldoende mate beschermd.

5.6 Waterparagraaf

5.6.1 Algemeen
5.6.1.1 Europees- en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

5.6.1.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

5.6.1.3 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
5.6.1.4 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk rioleringsplan 2017-2022 richt zich vooral op de aanpak van klimaat verandering en het intensiveren van de regionale samenwerking. De hiervoor genoemde speerpunten zijn verwerkt in onderstaande ambities:

  • Borne kan niet achterover leunen. Het klimaat verandert en de neerslaggebeurtenissen worden naar verwachting extremer. Als gevolg van de wateroverlast van de afgelopen jaren heeft de gemeente Borne het volgende uitgesproken: Borne heeft de ambitie dat er op de middellange termijn ook bij een bui van circa 30 mm per uur geen wateroverlast voorkomt.
  • In het kader van de besparingsopgave van Bestuursakkoord Water (landelijk € 380 miljoen) hebben de Twentse gemeenten en waterschap Vechtstromen in 2012 een regionaal samenwerkingsovereenkomst getekend. Doel is om kosten te besparen, kwaliteit te verbeteren, kwetsbaarheid te verminderen en duurzaamheid te bevorderen. Komende jaren wordt met de partijen doelgericht gewerkt om het resultaat voor de regio Twente (kostenbesparing van ruim € 14 miljoen) in de waterketen te bereiken.

Binnen regio Twente wordt in de waterketen al langere tijd intensief samengewerkt met de 14 Twentse gemeenten, waterschap Vechtstromen en sinds kort de provincie en de waterleidingmaatschappij. Het jaar 2019 stond in het teken van de uitvoering van de visie “Twents water verbindt”. Twents waternet richtte zich tot 2019 vooral op de optimalisatie van de huidige waterketen, ze zogenaamde 3K's: kostenbesparing, kwaliteitsverbetering en kwetsbaarheidsvermindering. Dat blijft belangrijk, maar nu het laaghangend fruit grotendeels geplukt is, willen bestuurders de blik verbreden met de 4B's: beschermen, beleving, bewustwording en bundeling. Deze transitie maakt dat we binnen het samenwerkingsverband Twents waternet door een andere bril gaan bekijken: als bijdrage aan de grote maatschappelijke opgaven, als drager van omgevingskwaliteit, maar ook als vertrekpunt voor een dialoog met de samenleving.

Volgens het deltaplan ruimtelijke adaptatie (DPRA) hebben overheden in 2019 uitvoering gegeven aan de landelijke klimaatstresstest voor de vier thema's wateroverlast-hitte-droogte en overstromingen. Voor Twents waternet heeft dit geresulteerd in een klimaatatlas waar op hoofdlijn de effecten en kwetsbaarheden worden getoond.

5.6.2 Situatie plangebied

Bij de ontwikkeling van de gehele woonwijk Bornsche Maten zijn en worden de uitgangspunten uit het waterstructuurplan en de overeengekomen retentieopgave als leidraad gehanteerd. Zowel op hoofdstructuurniveau (o.a. Bornsche Beekpark) als op straat- en woningniveau is en zal, waar relevant, het water een belangrijk en herkenbaar onderdeel (zijn) van de woonomgeving. Ook bij de ontwikkeling van de 3e fase (B) van de woonwijk zijn deze uitgangspunten leidend. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan voorziet dit bestemmingsplan niet in nieuwe ontwikkelingen die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de waterhuishouding.

Het plan is in het kader van vooroverleg naar het waterschap Vechtstromen toegezonden.

5.6.3 Conclusie

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plan in overeenstemming is met de eerder overeengekomen afspraken/uitgangspunten voor wat betreft Bornsche Maten en dat er geen sprake is van negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie.

5.7 Ecologie

5.7.1 Kader

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

Natuurbank Overijssel heeft ter plaatse van de uitbreiding van de Bornsche Maten een quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 13 bij deze toelichting. Opgemerkt wordt dat voor de gebieden 'Beekdalwonen' en 'Boswonen' tevens een quickscan natuurwaarden zijn uitgevoerd. Voor de resultaten en de rapportages wordt kortheidshalve wordt verwezen naar respectievelijk bijlagen 14 en 15.

5.7.2 Soortenbescherming
5.7.2.1 Algemeen

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.7.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt uitsluitend de huidige bestaande situatie opnieuw vast. In eerste aanleg wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een ecologisch onderzoek noodzakelijk maken.

De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben, gezien de geringe omvang ervan, geen onaanvaardbare nadelige gevolgen op ecologische waarden. Gezien het feit dat wetgeving zoals de Wet natuurbescherming, bijvoorbeeld bij de sloop van gebouwen, ook buiten de regels van het bestemmingsplan van kracht is, wordt het opnemen van specifieke regels niet noodzakelijk geacht.

Ontwikkelingen

De inrichting en het gevoerde beheer maken de uitbreidingslocatie tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende algemene- en weinig kritische beschermde diersoorten, maar tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten en tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor zeldzame en/of kritische diersoorten. Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vleermuis-, amfibieën-, grondgebonden zoogdier- en vogelsoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar vermoedelijk bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats, bezetten grondgebonden zoogdieren er een rust- en voortplantingsplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied.

In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties'. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. De functie van het plangebied als foerageergebied, wordt voor de in het plangebied foeragerende diersoorten niet aangetast.

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming.

5.7.3 Gebiedsbescherming
5.7.3.1 Algemeen

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten

5.7.3.2 Situatie plangebied

In de figuren 5.2 en 5.3 is de ligging van het plangebied ten opzichte van respectievelijk Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0020.png"  
Figuur 5.2: Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: Synbiosys Alterra)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0021.png"  
Figuur 5.3: Ligging plangebied ten opzichte van NNN (Bron: provincie Overijssel)  

Conserverende deel

Het conserverende deel van het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN is dan ook geen sprake. De vaststelling van het plan niet tot gevolg heeft dat aanwezige groenstructuren binnen het plangebied minder geschikt worden voor flora en/of fauna. Onderzoek in verband met beschermde natuurgebieden wordt eveneens niet noodzakelijk geacht.

Aan de grotere bestaande groenstructuren wordt, voor zover hier sprake is van openbaar groen, conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan een passende bestemming toegekend.

Ontwikkelingen

Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten en de ligging van het plangebied op enige afstand van beschermd (natuur)gebied, hebben de voorgenomen fysieke activiteiten geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied, zoals het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000-gebied. Het effect van stikstofemissie tijdens de aanleg- en gebruiksfase is in een separate studie onderzocht. Hierna zijn de resultaten uit de studie opgenomen. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 16 bij deze toelichting.

De studie leidt tot de onderstaande conclusies:

  • Als gevolg van de activiteiten, uitgevoerd om tot de realisatie te komen van circa 516 woningen, vindt er geen verhoogde depositie NOx plaats op stikstofgevoelige Habitattypen in Natura2000-gebied.
  • Als gevolg van het bewonen van de circa 516 woningen, vindt er geen verhoogde depositie NOx plaats op stikstofgevoelige Habitattypen in Natura 2000-gebied. Als gevolg van het bewonen van de circa 516 woningen.

Als gevolg van de uitvoering van de voorgenomen plannen voor de bouw van circa 500 woningen, waarbij vcirca 300 tot 350 woningen rechtstreeks bestemd worden en de overige woningen een uit te werken bestemming krijgen, vindt er een afname plaats van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Habitattypen in Natura 2000-gebieden. Deze afname wordt veroorzaakt doordat landbouwgrond omgezet wordt in woonwijk en de gronden daarom niet meer bemest zullen worden. Omdat de woningen gasloos worden, vindt er vindt vanuit het plangebied tijdens het bewonen van de woningen géén stikstofemissie plaats. De depositie van NOx/NO2, als gevolg van verkeersbewegingen in het plangebied, is kleiner dan de depositie als gevolg van de bemesting.

Door de uitspraak van de Raad van State is artikel 2.4 van de Regeling natuurbescherming komen te vervallen. Hierdoor is niet meer de referentiesituatie, zoals bedoel in Artikel 2.4 Wnb van de Regeling van kracht, maar het feitelijke gebruik van de grond op de datum waarop een gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied. Dat houdt in voorliggend geval in, dat de agrarische gronden, die feitelijk nog steeds agrarisch gebruikt worden, maar de bestemming 'Wonen - Uit te werken' hebben, in het geheel meegenomen mogen worden in het berekenen van de nieuwe situatie, ten opzichte van de referentiesituatie. In voorliggende beoordeling is echter uitgegaan van het 'worst-case-scenario' en zijn de agrarische gronden binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken', niet meegenomen in de vergelijking.

Gezien het feit, dat er sprake is van stikstofdepositieafname, is het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde.

Overigens is ook gekeken naar de gronden die niet meer tot de nieuwbouwwijk zullen behoren. Deze gronden zullen worden herbestemd van 'Wonen - Uit te werken' naar 'Agrarisch'. Uit de briefnotitie opgenomen in bijlage 17 bij deze toelichting blijkt dat de herbestemming niet leidt tot een gewijzigd grondgebruik (incl. mestaanwending) en niet zal leiden tot een toename van depositie van NOx op stikstofgevoelige Habitattypen. Het wenselijke eindbeeld komt overeen qua functie en gebruik met de referentiesituatie ten tijde van de aanwijzing van de meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden.

5.7.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Kader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.8.1.1 'Niet in betekenende mate'

Alleen projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.
5.8.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen / klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

5.8.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit plandeel voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied.

Ontwikkelingen

De voorgenomen ontwikkeling van de Bornsche Maten 3e fase (B) past ruimschoots binnen de kaders zoals gesteld in het besluit ‘Niet in betekenende mate’. Daarnaast is in het kader van het moederplan reeds een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er geen overschrijdingen van de normen te verwachten waren. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in een verhoging van het aantal woningen of andere relevante wijzigingen in het plan. Tot slot wordt opgemerkt dat dit bestemmingsplan ter plaatse van de 3e fase (B) geen gevoelige bestemmingen in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk maakt.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan ten opzichte van de geldende planologische situatie 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan.

5.9 Geurhinder

5.9.1 Wet geurhinder en veehouderij en Verordening lokaal geurbeleid

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt primair het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Tevens moet bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten (zoals woningen) worden getoetst aan de normen zoals die gelden in de Wgv. De Wgv beschermt de burger tegen geurhinder afkomstig van veehouderijen.

De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om andere dan de wettelijke normen te stellen, mits dit gewenst is vanwege de geursituatie. Wanneer er afwijkende normen worden vastgesteld moet dit gebeuren in een gemeentelijke geurverordening. Bij het opstellen van deze geurverordening worden de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen en de mogelijkheid om op relatief korte afstand van deze bedrijven woningen en andere geurgevoelige objecten te kunnen realiseren, afgewogen tegen de geurhinder voor geurgevoelige objecten.

De gemeente Borne heeft er voor gekozen uitsluitend voor melkveehouderijen een geurverordening vast te stellen. Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoorde wijze zowel ruimte voor groei te bieden voor melkrundveebedrijven en voor de inpassing van nieuwe gevoelige functies, als voldoende bescherming te garanderen tegen geurhinder voor de huidige en toekomstige geurgevoelige objecten.

5.9.2 Afstandsnormen

Naast geurbelastingsnormen kent de wet voor bepaalde diercategorieën vaste afstandsnormen. Dit betreft diercategorieën waarvoor geen geuremmissiefactor is bepaald, zoals melkrundvee en paarden. De Wgv maakt daarbij onderscheid tussen de situatie binnen en buiten de bebouwde kom.

Als voor een veehouderij met 'dieren zonder geuremissiefactor' de bestaande afstand tot een geurgevoelig object, zoals een woning kleiner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er geen uitbreiding van het aantal dieren mogelijk. Een aantal melkrundveebedrijven in de gemeente Borne kan daardoor niet uitbreiden.

Volgens de Wgv kan de gemeente door middel van een geurverordening lokaal geurbeleid vaststellen. In dit beleid kunnen afwijkende geurbelastingen en/of afstandsnormen ten opzichte van de normen uit de Wgv worden vastgelegd. De gemeente Borne heeft er voor gekozen om alleen de afstandsnormen voor melkrundveebedrijven te wijzigen.

5.9.3 Situatie plangebied

Conserverende deel

Binnen de kernen van Borne, Hertme en Zenderen komen geen agrarische bedrijven voor. Rondom de kernen zijn wel diverse agrarische bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn op voldoende afstand gesitueerd van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom gesitueerd. Daarbij legt het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande planologische situatie opnieuw vast. Het opnieuw vastleggen van de huidige planologische situatie leidt niet tot extra beperkingen voor omliggende agrarische bedrijven of een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande geurgevoelige objecten.

Ontwikkelingen

In de directe nabijheid van het voorgenomen plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven gelegen, te weten aan de Piepersveldsweg 7, Veldhuisweg 1 en de Hemmelhorst 13.

In geval van de Piepersveldsweg 7 en Veldhuisweg 1 gaat het om grondgebonden veehouderijen. Ten opzichte van dergelijke bedrijven dient een afstand van 100 meter te worden aangehouden ten opzichte van nieuwe woningen die onderdeel (gaan) uitmaken van de bebouwde kom. De afstand tussen de agrarische bouwvlakken en de nieuwe woningen bedragen respectievelijk 140 meter en 280 meter, waarmee ruimschoots aan de vaste afstand wordt voldaan.

Het agrarisch bedrijf aan de Hemmelhorst 13a betreft een intensieve veehouderij. Voor dergelijke veehouderijen geldt geen vaste afstand maar geurnormen. Omgevingsdienst Twente heeft ten aanzien van deze veehouderij een geuronderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige geuronderzoek wordt verwezen naar bijlage 18 bij deze toelichting.

Op basis van de beoordeling kan worden geconcludeerd dat er in het meest oostelijke deel van het plangebied (op de plangrens; toetspunt 1) sprake zal zijn van meer dan extreem slecht leefklimaat. Ter hoogte van toetspunt 2 zal er naar verwachting sprake zijn van een goede kwaliteit van de leefomgeving. In zoverre verdraagt het voorgenomen plan zich dan ook niet met een goede ruimtelijk ordening. Daarnaast zullen de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf aan de Hemmelhorst 13a te Borne door vaststelling van voorgenomen plan worden belemmerd. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde resultaten is aan het deel van het plangebied waar sprake is van een slecht woon- en leefklimaat en sprake is van een beperking van het agrarische bedrijf de aanduiding ''wonen uitgesloten' toegekend. Ter plaatse van deze aanduiding is het bouwen van nieuwe woningen niet toegestaan. Met vorenstaande aanpassing voldoet het plan aan een goede ruimtelijke ordening.

5.9.4 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor voorgenomen initiatief.

5.10 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)

5.10.1 Kader

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

De risicobronnen in en nabij het plangebied zijn geïnventariseerd. Risicobronnen kunnen bedrijven, transportroutes over weg, rail of vaarwater en leidingroutes voor brandstoffen, zoals gasleidingen, zijn.

Beoordeeld is of kan worden voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (BEVI), de regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI), de handreiking verantwoording groepsrisico en de circulaire externe veiligheid LNG-tankstations zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen”, het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire “Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen” het RNGS, het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT). Voor het beoordelen van eventuele risico's van gasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen(BEVB) beschouwd.

De Brandweer Twente is voor dit plan ook om advies gevraagd en dit advies (Advies Brandweer Twente 19 maart 2020 2020-D830350) is meegenomen bij het opstellen van deze paragraaf externe veiligheid. Het advies is opgenomen in bijlage 19 bij deze toelichting.

Getracht wordt de risicocontouren zoveel mogelijk op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van het terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen .Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien. Een uitzondering hierop vormt de laatste fase van de wijk Bornsche Maten. De mogelijkheden voor het vestigen van nieuwe risicobedrijven of kwetsbare objecten wordt in dit plan verder niet mogelijk gemaakt.

Gemeentelijk beleidskader

Het landelijk beleid op het gebied van de externe veiligheid laat beleidsruimte open die ingevuld kan worden door gemeenten. De gemeente Borne heeft invulling gegeven aan deze ruimte. De gemeente heeft haar beleid met betrekking tot externe veiligheid weergegeven in het beleidsdocument Externe Veiligheid van 8 februari 2013. Deze beleidsnota Externe Veiligheid geeft daarbij de kaders aan waarbinnen de gemeentelijke afweging op het gebied van externe veiligheid dient plaats te vinden. Dit beleidsdocument vormt het gemeentelijk kader voor het invullen voor de verantwoordingsplicht. Het plan is getoetst aan het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Borne.

5.10.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0022.png"  
Figuur 5.4: Uitsnede Risicokaart Nederland (Bron: Risicokaart.nl)  


Uit de inventarisatie blijkt dat in Borne relevante inrichtingen en transportwegen/leidingen aanwezig zijn. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven.


Inrichtingen

In Borne bevinden zich een aantal inrichtingen met risicovolle installaties. Hieronder worden deze kort beschreven.

Kleiweg 6: Van Engelen B.V.

Van Engelen is een autosloopbedrijf met een relatief geringe omvang van de opslag van accu's. Accu's zijn op zich niet brandbaar. Het zuur dat in de accu's zit is zwavelzuur. Dat is een bijtende vloeistof. De verpakkingseenheid (hoeveelheid accuzuur per accu) is slechts enkele liters.

De risico's zijn daarom niet groot. De opslag van accu's valt onder PGS 15 en niet langer onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Hierdoor zijn geen 'bijzondere veiligheidsafstanden' van toepassing. Het opnemen van een risicocontour is niet nodig.

Grotestraat 214b (consumentenvuurwerk)

Op het perceel is een pand gelegen waar met oud en nieuw consumentenvuurwerk mag worden verkocht. Voor de bewaarplaats en bufferbewaarplaats moet een veiligheidsafstand van 8 meter naar voren worden aangehouden. Binnen deze zone bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Azelosestraat 101: LPG Tankstation BP

Dit tankstation beschikt over een LPG-installatie, waardoor het onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt. De doorzet LPG is tot 1000 m3 gelimiteerd in de vergunning.

Plaatsgebonden risico

Voor het vulpunt en het reservoir geldt een plaatsgebonden risico afstand van 35 respectievelijk 25 meter. Voor de afleverinstallatie geldt een plaatsgebonden risico afstand van 15 meter. Binnen deze afstanden zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Nadere aandacht voor het plaatsgebonden risico is daarom niet nodig.

Groepsrisico

In het verleden heeft er een berekening van het groepsrisico plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde ligt. Zie de figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0023.png"  
Figuur 5.5: Groepsrisicoberekening Azelosestraat 101 (Bron: Advies Brandweer)  

Met dit conserverende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied. De verantwoording kan naast bovenstaande daarom beperkt blijven. Er dient wel aandacht te worden besteed aan de aspecten bereikbaarheid & bestrijdbaarheid. Deze aspecten zijn behandeld in het advies van Brandweer Twente 19 maart 2020, 2020-D830350 (Bijlage 19).

Bekenhorst 35: Avia Bekenhorst

Dit tankstation beschikt over een LPG-installatie waardoor het onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt. De doorzet LPG is tot 1000 m3 gelimiteerd in de vergunning.

Plaatsgebonden risico

Voor het vulpunt en reservoir geldt een plaatsgebonden risico afstand van 35 respectievelijk 25 meter. Voor de afleverinstallatie geldt een plaatsgebonden risico afstand van 15 meter. Binnen deze afstanden zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Nadere aandacht voor het plaatsgebonden risico is daarom niet nodig.

Groepsrisico

In het verleden heeft er een berekening van het groepsrisico plaatsgevonden (GR-rapportage 22 april 2010, nummer 1011126). Hieruit blijkt dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde ligt. Zie figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0024.png"  
Figuur 5.6: Groepsrisicoberekening Bekenhorst 35 (Bron: Advies Brandweer)  

Met dit conserverende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied. De verantwoording kan naast bovenstaande daarom beperkt blijven. Er dient wel aandacht te worden besteed aan de aspecten bereikbaarheid & bestrijdbaarheid. Deze aspecten zijn behandeld in het advies van Brandweer Twente 19 maart 2020, 2020-D830350 (Bijlage 19).

LNG Vormerij op het bedrijventerrein De Veldkamp in Borne

Het betreft een tankstation met een LNG- en een waterstofinstallatie. Een tankstation met een LNG installatie is externe veiligheid relevant. Het beleid ten aanzien van de beoordeling van externe veiligheidsrisico's van LNG-tankstations staat beschreven in de circulaire externe veiligheid LNG-tankstations.

De risico uitstraling van een LNG station is vergelijkbaar met de in het Bevi genoemde LPG tankstations. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico en groepsrisico wordt daarom geadviseerd aan te sluiten bij het Bevi

Voor deze risicobron is een verantwoording groepsrisico opgesteld (GR verantwoording LNG Vormerij Borne april 2019). Onderstaande figuren over het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico komen uit deze verantwoording

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0025.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZ-vg01_0026.png"  
Figuur 5.7: Plaatsgebonden risico   Groepsrisico  

In het bestemmingsplan worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de plaatsgebonden risicocontour. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriënterende waarde en is verantwoord.

Transport gevaarlijke stoffen

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg en spoor

Het spoor door Borne en de rijkswegen A1 en A35 zijn krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen als zogenoemde basisnet-transportroutes waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze routes gelden risicoplafonds. Bij ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van deze wegen en het spoor moet rekening worden gehouden met deze risicoplafonds. De manier waarop dit moet gebeuren is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Plaatsgebonden risico

Op grond van artikel 3 van het Bevt moet ten aanzien van kwetsbare objecten de zogenoemde basisnetafstand in acht worden genomen. In de bijlagen 1 en 2 van de Regeling basisnet zijn de basisnetafstanden langs de rijkwegen en het spoor vastgelegd. Langs de A1 geldt in de gemeente Borne een basisnetafstand van 1 meter. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies toegestaan. Langs de A35 en het spoor geldt een basisnetafstand van 0 meter. Er wordt dan ook voldaan aan artikel 3 van het Bevt.

Groepsrisico

Op grond van de artikel 7 Bevt moet in de toelichting worden ingegaan op “de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg [..]”. In paragraaf 5.11 wordt hier verder op ingegaan.

Bij de totstandkoming van het basisnet is voor bebouwde omgeving langs de basisnetroutes het groepsrisico bepaald. In de berekeningen die hiervoor zijn uitgevoerd, is rekening gehouden met zowel de bevolkingsdichtheid die aanwezig dan wel mogelijk was op basis van vastgestelde bestemmingsplannen alsook met de toename van de bevolkingsdichtheid als gevolg van ruimtelijke plannen waarvoor nog geen ruimtelijke procedures waren gevoerd.

Deze berekeningen lieten zien dat in de gemeente Borne het groepsrisico bij gevulde risicoplafonds ruim lager was dan de oriëntatiewaarde. Voor het spoor in Borne was dit bijvoorbeeld lager dan 0,3 x oriëntatiewaarde. Dit plan betreft een conserverend plan. De bevolkingsdichtheid die samenhangt met dit plan zal daarom (ook) een groepsrisico geven die ruim lager is dan de oriëntatiewaarde. En omdat met dit plan geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waardoor het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de rijkswegen en het spoor toeneemt zal het groepsrisico ten opzichte van de bestaande situatie ook niet toenemen. Om deze redenen kan, op grond artikel 8 lid 2 van het Bevt, dan ook worden afgezien van een berekening van het groepsrisico en van een uitgebreide groepsrisicoverantwoording zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 van het Bevt.

Plasbrandaandachtsgebied

Vanwege de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen worden in bijlagen 1 en 2 van de Regeling basisnet langs basisnetroutes waarover relatief veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd zogenoemde plasbrandaandachtsgebieden aangewezen (PAG; een stook van 30 meter aan weerszijden van de route). Als een plan nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare activiteiten toelaat binnen het PAG moeten op grond van artikel 10 van het Bevt de redenen daartoe in de toelichting worden vermeld. Langs het spoor door Borne en langs de rijksweg A35 geldt geen PAG. Langs de rijksweg A1 geldt wel een PAG. Dit plan maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk binnen het PAG, d.w.z. binnen 30 meter van de rijksweg A1.

Vervoer gevaarlijke stoffen over niet basisnet-routes

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over andere wegen dan de basisnetroutes door de gemeente Borne is beperkt. Zonder berekening kan worden gesteld dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar langs deze wegen. Ook het groepsrisico ten gevolge van dit vervoer is zeer beperkt. De reguliere brandweerzorg zoals beschreven in paragraaf 5.11 volstaat.

Buisleidingen

In het plangebied bevinden zich twee buisleidingen die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb):

  • Aan de zuidkant van het plangebied loopt een defensieleiding voor het vervoer van vloeibare brandstoffen met een maximale werkdruk van 80,00 bar en een uitwendige diameter van 219,08 mm (8,63 inch). Er is geen sprake van plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) buiten de leiding. De 1% letaliteits-effectafstand bedraagt 31 meter. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten. Zonder berekening kan dan ook worden gesteld dat het groepsrisico zeer klein is. Op grond van artikel 14 van het Bevb is in het bestemmingsplan de ligging van de leiding en van de belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding weergegeven.
  • Midden door het plangebied loopt aardgasleiding met een maximale werkdruk van 40,00 bar en een uitwendige diameter van 159 mm (6,26) inch. De ligging van de leiding en de belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding is in het plan.

Door adviesgroep AVIV bv is een risicoanalyse uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 20 bij deze toelichting. De 1% letaliteitsafstand bedraagt 70 meter. Uit de risicoanalyse komt naar voren dat het grootste deel van het traject geen PR 10-6 contour kent die ligt buiten de leiding. In het noorden van het plangebied zijn er twee plaatsen met een kleine PR 10-6 contour. Binnen deze contouren liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten.

In de risicoanalyse van AVIV is weergegeven de aanwezige en op grond van het plan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied. Deze gegevens zijn afkomstig uit de BAG-populatieservice en door het toevoegen van de destijds voorziene ontwikkelingen. De groepsrisicoberekening laat zien dat het groepsrisico in het kilometervak met het hoogste groepsrisico 0,015 x de oriëntatiewaarde bedraagt. Op grond van artikel 12 3de lid van het Bevb is volstaat daarom een beperkte groepsrisicoverantwoording. Daarom wordt hieronder kort ingegaan op:

  • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en;
  • b. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Gelet op het lage groepsrisico zijn naar het oordeel van de gemeente geen extra maatregelen nodig met betrekking tot de voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. De reguliere brandweerzorg zoals beschreven in paragraaf 5.11 volstaat. Daarnaast bevinden zich binnen het invloedsgebied van de gasleiding geen grootschalige functies specifiek bedoeld voor personen met een verminderde zelfredzaamheid. De aanwezige bebouwing in de nabijheid van de leiding geeft de mogelijkheid tot vluchtroutes van de leiding af. Mede gelet op het zeer lage groepsrisico is er geen aanleiding hiervoor extra maatregelen te treffen.

Toetsing

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. Ter plaatse wordt niet in nieuwe ontwikkelingen, met uitzondering de Bornsche Maten, derde fase (B) voorzien. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden dan zal bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen worden beoordeeld of er in de omgeving voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn of dat een brandkraan bijgeplaatst moet worden.

Wat betreft de Bornsche Maten, derde fase (B) is bij de inventarisatie geconstateerd dat de functies:

  • zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen of die vallen onder het Vuurwerkbesluit;
  • zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
5.10.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid. Het voldoen aan de wettelijke eisen en normen betekent niet dat er zich geen calamiteiten kunnen voordoen. Er blijft altijd een restrisico aanwezig waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

Indien in de toekomst middels vrijstelling of anderszins medewerking wordt verleend aan functiewijzigingen of een nadere uitwerking van het bestemmingsplan plaatsvindt, zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan en m.b.t. “een goede ruimtelijke ordening” een verantwoording van het groepsrisico dienen plaats te vinden.

5.11 Fysieke veiligheid en brandweer

5.11.1 Algemeen

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden alsmede de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp, is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').

Maatregelen ter optimalisatie van de rampenbestrijding zijn er op gericht om door de inzet van de hulpverlenende diensten de effecten, in termen van slachtoffers en schade, te beperken. In de volgende paragrafen bekijken wij de beheersbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van de situatie.

5.11.2 Bronmaatregelen

Reductie van de kans van optreden van een ongeval met gevaarlijke stoffen is een mogelijkheid om het groepsrisico te verlagen. De gemeente heeft geen directe invloed op de eigenschappen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over snelwegen en spoorwegen. De kaders voor bronmaatregelen worden op landelijk niveau bepaald.

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg kan een veiligheidswinstworden behaald door de vergunde doorzet van LPG te reduceren en daarmee het aantal levermomenten te beperken, waardoor de kans op een incident verder wordt verkleind.

5.11.3 Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van ater. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen:

  • De primaire bluswatervoorziening voorziet in de mogelijkheid om snel een redelijke hoeveelheid bluswater permanent beschikbaar te hebben. Over het algemeen bestaat de primaire bluswatervoorziening uit ondergrondse brandkranen die zijn aangesloten op het waterleidingnetwerk. Op 40 meter van elk object moet zich een ondergrondse brandkraan bevinden die een minimale hoeveelheid bluswater van 60 m3/uur levert. In bepaalde omstandigheden (geen hoogbouw, geen bijzondere risicofactoren, geen bijzondere objecten met veel personen tegelijkertijd aanwezig) kan 30 m3/uur voldoende zijn;
  • Een secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening naast de primaire bluswatervoorziening, die wordt gebruikt als de primaire bluswatervoorziening uitvalt of ontoereikend is of om onnodig gebruik van leidingwater te voorkomen. Onder secundaire bluswatervoorziening worden blusvijvers of brandputten verstaan met een minimale capaciteit van 90 m3/uur gedurende minimaal 4 uur;
  • Tertiaire bluswatervoorzieningen zijn bedoeld ten behoeve van de rampenbestrijding (neergestort vliegtuig, ontplofte LPG-tankwagen) en moeten in principe onbeperkt grote hoeveelheden bluswater kunnen leveren. Met behulp van dompelpompen wordt dit bluswater van bijvoorbeeld meren of kanalen naar het rampgebied getransporteerd.

De brandweer heeft in het advies (Bijlage 19) aangegeven dat de bluswatersituatie voor met name Borne wel aandacht behoeft. De primaire bluswatervoorziening is aanwezig in de vorm van brandkranen. De secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen zijn voor een deel dekkend. Voornamelijk het industriegebied boven de A1 en de Bornsche Maten zijn in ruime mate voorzien van ‘open water'. Voor het centrumgebied (inclusief spoorse doorkruising) blijft de bluswatervoorziening achter bij de behoefte in relatie tot de risico's. Mogelijkheden dienen te worden benut om watervoorzieningen in de gebieden toe te voegen en geschikt te maken als bluswatervoorziening.

5.11.4 Bestrijdbaarheid

Het bestuur van Veiligheidsregio Twente heeft in mei 2013 het rapport 'Veiligheid Spoor in Twente' vastgesteld. In dit rapport is onder andere de bestrijdbaarheid van het spoor binnen het plangebied beoordeeld. Geconstateerd is dat de hulpdiensten beperkingen in de bestrijdbaarheid ondervinden als gevolg van een beperkte bereikbaarheid en beperkte bluswatervoorzieningen. Kansen moeten worden benut om de bestrijdbaarheid te verbeteren. Realisatie van de F35 in combinatie met een bluswatervoorziening is hier een goed voorbeeld van.

Brandweer Twente kan niet altijd overal binnen de gestelde tijd ter plaatse zijn. Dit geldt voornamelijk voor objecten die zich in het buitengebied bevinden, want kazernes bevinden zich over het algemeen in kernen van dorpen en steden.

In onderhavige situatie zal de eerste tankautospuit uit de kazerne te Borne uitrukken. De organisatievorm van de kazerne Borne betreft een vrijwilligerskorps. Daardoor is de opkomsttijd niet eenduidig vast te stellen en moet worden uitgegaan van gemiddelden. In dit geval wordt er vanuit gegaan dat een normtijd van 12 minuten haalbaar is. Om de druk op de norm tijden niet verder te laten toenemen is het van belang dat obstakels in hulpdienstroutes worden voorkomen.

5.11.5 Zelfredzaamheid

Voldoende mogelijkheden voor zelfredzaamheid, ofwel het vermogen voor mensen om zich zelfstandig in veiligheid te kunnen brengen, is een belangrijke voorwaarde voor de beperking van slachtoffers. Er zijn geen noemenswaardige wijzigingen in de zelfredzaamheid van de aanwezigen voorzien. De zelfredzaamheid van aanwezigen nabij de risicobronnen is in principe goed. Wel adviseert de brandweer om maatschappelijke functies met verminderd zelfredzame aanwezigen, publieksintensieve voorzieningen nabij risicobronnen uit te sluiten.

Belangrijk is dat bij een incident aanwezigen van het gevaar af kunnen vluchten. Er zijn daarvoor voldoende wegen die van de bronnen af leiden.

De gemeente Borne werkt, samen met Veiligheidsregio Twente, aan risicocommunicatie rond het spoor. Borne heeft recent veel gedaan aan risicocommunicatie in relatie tot spoorincidenten. Er is gewerkt aan instrumenten om doelgroepen langs het spoor te informeren overde handelingsperspectieven bij incidenten op het spoor. Het resultaat is een bevordering in de bewustwording en dientengevolge de opvolging van handelingsperspectieven.

De waarschuwings-en alarmeringssirene is een hulpmiddel van de overheid om mensen te kunnen waarschuwen voor acute gevaren. In de oorspronkelijke plannen was voorzien, dat het systeem na 2020 verdwijnt. Daarna zullen de aanwezige personen in bedreigd gebied worden gewaarschuwd middels NL-Alert Dit is bijvoorbeeld het geval als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij een brand of ongeval. In het bericht wordt tevens het handelingsperspectief vermeld, zodat de personen die in het bedreigde gebied bevinden weten hoe te handelen. Dit kan bijvoorbeeld door het gebied te verlaten, te schuilen of ramen en deuren te sluiten. De kernen van Hertme en Zenderen hebben geen dekking van een waarschuwings-en alarmeringssirene. Ook delen van Borne (waaronder het centrum, de Bornsche Maten en het noordelijk industrieterrein). Om dat het definitieve besluit over het uitfaseren van de sirenes op zich laat wachten en daarmee ook niet definitief duidelijk is of ze volledig worden verwijderd zal er rekening mee moeten worden gehouden dat er een (kleine) kans is dat ze blijven functioneren. Daarmee kan de noodzaak bestaan dat het huidige netwerk zal moeten worden uitgebreid teneinde een goede dekking te krijgen van de te alarmeren gebieden.

Geadviseerd wordt om er rekening mee te houden dat het sirenenetwerknog een tijd actief blijft. Uitbreiding van het netwerk en het verbeteren van de dekking kan dan alsnog noodzakelijk zijn.

5.11.6 Restrisico

Reeds in de huidige situatie is het mogelijk dat er zich een incident voordoet bij de risicobronnen. N abij een stedelijke omgeving is er een reele kans dat een incident met gevaarlijke stoffen leidt tot een (groot) aantal slachtoffers. In het plangebied A1-zone is sprake van een bebouwd gebied, maar met een beperkte dichtheid.

De capaciteit van de hulpdiensten is grotendeels gebaseerd op de dagelijkse basiszorg. De capaciteit van de hulpdiensten zal bij een incident niet direct toereikend zijn, terwijl incidenten zich snel kunnen ontwikkelen. Voor grote rampen moeten de hulpdiensten gebruikmaken van bijstand uit andere regio's. Bijstand is echter pas na langere tijd beschikbaar.

5.11.7 Toetsing

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied.

Mocht er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden dan zal bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen rekening worden gehouden met de hiervoor genoemde aspecten en het advies van de brandweer. Wat betreft Bornsche Maten 3e fase (B) wordt opgemerkt dat nabij de locatie diverse secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn en de Bornsebeek dienst kan doen als tertiaire bluswatervoorziening.

5.12 Verkeer en parkeren

5.12.1 Conserverende deel

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeer- of parkeersituatie.

Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de verkeer- of parkeersituatie in het plangebied.

5.12.2 Ontwikkelingen

Wat betreft de ontsluiting van de Bornsche Maten wordt verwezen naar paragraaf 3.2.1.6.

Wat betreft parkeren geldt voor vrijstaande-, geschakelde en twee-aan-een gebouwde woningen een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarnaast dienen ten behoeve van deze woningen 0,7 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd te worden. Voor aaneengebouwde woningen (rijwoningen) geldt, inclusief het bezoekersparkeren, een parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. De hiervoor genoemde parkeernormering is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

5.12.3 Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.13 Belemmeringen/leidingen

In het plangebied zijn leidingen en een hoogspanningsverbinding gelegen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de invliegfunnels van vliegbasis Twente en het radarverstoringsgebied.

Leidingen

Zoals reeds beschreven in paragraaf 5.10 bevinden zich binnen de kern Borne een defensieleiding en een aardgasleiding. Bovenstaande leidingen zijn, net als in de vorige bestemmingsplannen, opgenomen op de verbeelding. De belemmeringenstrook bedraagt bij deze leiding 4 meter aan weerszijden. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. Hierbinnen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

Tot slot bevinden zich binnen de kernen riool(overstort)- en watertransportleidingen. Hoewel de riool(overstort)leidingen niet allemaal worden weergegeven op de verbeelding is dit, in geval van hoofdtransportleidingen, ter bescherming van de leidingen wel gewenst. Daarom is aan de binnen de kernen aanwezige hoofdleidingen passende dubbelbestemmingen toegekend. De bij deze dubbelbestemmingen behorende belemmeringenstroken bedraagt 3 meter.

380 KV hoogspanningsverbinding

In het zuidelijk deel van de kern Borne bevindt zich een 380 KV hoogspanningsverbinding. Het tracé van de hoogspanningsverbinding, evenals de zakelijke rechtstrook, is vastgelegd op de verbeelding en in de regels. De belemmeringenstrook bedraagt bij deze verbinding 36 meter aan weerszijden. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. Hierbinnen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

Invliegfunnels vliegbasis Twente

De vliegbasis Twente heeft een viertal invliegfunnels. De kernen Borne en Zenderen zijn (gedeeltelijk) gelegen binnen de invliegfunnel.

De invliegfunnel stelt eisen aan de maximale bouwhoogte. Binnen de buitenste ring van de invliegfunnel, waarbinnen beide kernen zijn gelegen, geldt een maximum bouwhoogte van 180 meter. De maximale bouwhoogte binnen het plangebied wordt beperkt tot een hoogte aanzienlijk lager dan 180 meter. Derhalve zijn in het bestemmingsplan geen beperkingen opgenomen ten aanzien van de hoogte in relatie tot de invliegfunnels.
Radarverstoringsgebied

Binnen het plangebied bevindt zich een radarverstoringsgebied. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwhoogten blijven ruim onder de bouwhoogten die een verstoring zouden kunnen opleveren. Daarom is in het bestemmingsplan geen specifieke “vrijwaringszone - radar” opgenomen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.

Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

6.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Bedrijfsvloeroppervlak (bvo).

Bij het bepalen van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) gaat het om ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn alsmede ruimten die alleen voor personeel te bereiken is. Het bedrijfsvloeroppervlak betreft het oppervlak dat ligt binnen de uitwendige scheidingsconstructie, dus exclusief balkons, buitenmuren en scheidingswanden. Technische ruimten zijn ruimten waarin zich de technische apparaten bevinden die nodig zijn om onder andere het gebouw te verwarmen of te koelen en die alleen bereikbaar hoeven te zijn voor monteurs die onderhoud plegen aan de desbetreffende apparaten.

Wijze van meten:

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.2.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde.

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
  • bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
  • nadere eisen: in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven dat met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via deze afwijkingsmogelijkheid kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
6.2.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
  • Algemene bouwregels: deze bepaling bevat algemene regels omtrent bouwhoogtes en ondergronds bouwen;
  • Algemene gebruiksregels: In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan en is een regeling ten aanzien van evenementen opgenomen.
  • Algemene aanduidingsregels: dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van de op de verbeelding opgenomen geluidszones en veiligheidszones;
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene wijzigingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene procedureregels: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een afwijkings- en een wijzigingsbevoegdheid.
  • Overige regels: in dit artikel zijn onder meer voorwaarden opgenomen ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro; Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

Het plan kent in totaal 43 bestemmingen, waarvan 10 dubbelbestemmingen. Deze worden hierna kort toegelicht. Een dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horeca is toegestaan.

Agrarisch

De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn hoofdzakelijk bestemd voor agrarische bedrijfsvoering en recreatief medegebruik. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarische doeleinden worden gebouwd. Specifieke (neven)functies, zoals de bloemenvereniging, zijn expliciet aangeduid.

Agrarisch met waarden en Agrarisch met waarden - 2 

De voor Agrarisch met waarden en Agrarisch met waarden - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, extensieve recreatie en hobbymatig agrarisch gebruik. Daarnaast zijn voorzieningen van algemeen nut, perceelsontsluitingswegen, op- en afritten en paden toegestaan.

De landschappelijke waarden, zoals hoogteverschillen, beplantingselementen en eventueel aanwezige bijzondere waterhuishoudkundige situatie zijn beschermd via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de binnen het plangebied aanwezige bedrijven die zich temidden van een woonwijk bevinden en een relatief beperkte milieubelasting kennen. Binnen deze bestemming zijn enkel bedrijven toegestaan die direct naast of onmiddellijk boven woonbebouwing toelaatbaar zijn.

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan bedrijventerreinen en voorziet in de realisatie van bedrijfsbebouwing. Binnen het plangebied is een bedrijfszonering aangebracht, op grond van milieucategorieën. Binnen de bestemming worden rechtstreeks bedrijven passend binnen de daarvoor aangebracht zonering (milieucategorieën 1 tot en met 4.2) toegestaan, evenals opslag en distributie voor internetverkoop en productiegebonden detailhandel, waarvan maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) met een maximum van 150 m² hiervoor in gebruik mag zijn. Bedrijfswoningen zijn mogelijk gemaakt door middel van een aanduiding op de verbeelding .

Door de zonering wordt in het noorden van het plangebied een woonwerkzone gerealiseerd, waar sprake is van kleinschalige lichtere bedrijvigheid (categorie 1 en 2) met bedrijfswoningen. In deze zone is reeds kleinschalige bedrijvigheid met bedrijfswoningen aanwezig, dit wordt gecontinueerd. Op de overige delen van het terrein zijn bedrijfswoningen niet toegestaan. Daar is binnen de bestemming dan ook bedrijvigheid met zwaardere milieucategorieën (1 – 4) met een maximale hinderafstand van 300 meter mogelijk. Om voldoende flexibiliteit te bieden is hierbinnen zo min mogelijk zonering aangebracht. Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ zijn aanduidingen opgenomen voor de toegestane milieucategorieën en bouwhoogtes.

Bos

De bestemming 'Bos' is toegekend aan de (grotere) aaneengesloten percelen met bosschages die, vanwege hun ligging en verschijningsvorm, niet aangemerkt kunnen worden als regulier openbaar groen. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bos/bebossing, groenvoorzieningen, het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Eén en ander met de daarbij behorende paden en wegen.

Centrum - 1

Het kernwinkelgebied is bestemd als 'Centrum - 1'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel op de begane grond, horeca tot en met categorie 1a op de begane grond, en wonen op de verdieping direct toegestaan. Dienstverlening is alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Dit om te voorkomen dat zich in het winkelfront buiten kantoortijden gesloten panden bevinden, die de levendigheid van het centrum aantasten. Er bestaan echter ook vormen van dienstverlening, die goed passen binnen het winkelaanbod en daarmee mogelijk wel gewenst zijn. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee worden dienstverlenende bedrijven, die qua ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar zijn met winkels, wel mogelijk gemaakt.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Centrum - 2

Het overig centrumgebied is bestemd als 'Centrum - 2'. Omdat dit gebied de schil vormt rondom het kernwinkelgebied, zijn binnen deze bestemming detailhandel, kantoren en dienstverlening toegestaan op de begane grond en wonen op de verdieping. Omdat conform het Masterplan horeca geconcentreerd moet worden binnen het kernwinkelgebied, is horeca binnen deze bestemming uitgesloten.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Cultuur en Ontspanning

Binnen de bestemming 'Cultuur en Ontspanning ' zijn (overdekte) speelvoorzieningen, ondergeschikte horeca en horeca van de categorie 1b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' toegestaan. Daarnaast zijn binnen deze bestemming tevens speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, wandel- en fietspaden, verhardingen en groenvoorzieningen en tuinen toegestaan.

Detailhandel

Gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn onder meer bedoeld voor detailhandel (uitsluitend op de begane grondlaag), horeca van de categorie 1a ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en de woonfunctie, mits deze aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en niet strijdig was met het voorheen geldende bestemmingsplan. Tot slot zijn binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen en tuinen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en fietspaden, verhardingen en speelvoorzieningen toegestaan.

Dienstverlening

De bestemming 'Dienstverlening' wordt toegekend aan alle dienstverlenende functies. Dit zijn functies die gericht zijn op dienstverlening gericht op het publiek, dus waarbij een baliefunctie aanwezig is en sprake is van rechtstreeks contact met het publiek. Geen kantoorfuncties. Te denken valt aan kapsalon, schoonheidsspecialiste, makelaar en rechtswinkel.

Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de percelen waar verschillende activiteiten zijn toegestaan, zoals dienstverlening, bedrijven, maatschappelijk en wonen. Deze bestemming is met name toegekend aan percelen gelegen aan de aanloopstraten en onderdeel uitmakend van Oud Borne. Bedrijfsactiviteiten zijn alleen toegestaan als deze beperkte hinder is voor omliggende objecten. Tevens zijn nadere aanduidingen opgenomen ten behoeve van specifieke functies, bijvoorbeeld een nutsbedrijf, horeca, detailhandel en maatschappelijk.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op enkele percelen onderdeel uitmakend van Oud Borne, De Veste 3e fase (gedeeltelijk), de percelen Akker 7, Stationsstraat 7 en 9 en een perceel aan de Dorsmolen. Het is toegestaan om hier te wonen. Verder is afhankelijk van de locatie onder meer dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, horeca en lichte bedrijvigheid toegestaan.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Gemengd - 3

Overige gronden met een verscheidenheid aan functies hebben de bestemming 'Gemengd - 3' gekregen. Deze bestemming zijn afhankelijk van de locatie onder meer bedoeld voor dienstverlening, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen, detailhandel en horeca.

Een en ander met de daarbij behorende ondergeschikte groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, fietsenstallingen en verhardingen.

Groen

Het aanwezige beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen onder andere wandel- en fietspaden, speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken, waterpartijen en watergangen en voorzieningen van algemeen nut toegestaan. Onder groenvoorzieningen vallen onder andere pluktuinen en boomgaarden.

Horeca

Gronden waar enkel sprake is van de uitoefening van een horecavoorziening zijn in dit plan bestemd als 'Horeca'. Middels aanduidingen op de verbeelding is aangegeven welke horecacategorieën toegestaan zijn.

Kantoor

Bestemd voor zakelijke dienstverleningsverleningsfuncties, waarbij geen sprake is van een baliefunctie met rechtstreeks contact met publiek.
Maatschappelijk

De binnen het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen en bestemmingen die de uitoefening van een maatschappelijke functie toestaan zijn ook als zodanig bestemd. De bestemming 'Maatschappelijk' is onder andere bedoeld voor het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare , religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven en opvoeding. Eén en ander met de daarbij behorende ondergeschikte horeca, tuinen en erven, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

Recreatie

De bestemming 'Recreatie' voorziet in de realisatie van de in het inrichtingsplan Voormalige vuilstort Steenbakkersweg voorgestelde inrichting met een natuurspeelterrein, hondenuitlaatgebied, groen en huisvesting van de Carnavalsverenigingen en Postduivenvereniging.

Sport

Sportpark 'Wooldrik', het zwembad en de tennis- en squashhal zijn bestemd als 'Sport'. Deze bestemming is onder meer bedoeld voor sport, sportactiviteiten, sportvelden en sportverenigingen. Eén en ander zoals hiervoor genoemd met daarbij behorende ondergeschikte horeca, verhardingen, wegen, langzaamverkeersroutes en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen (en zijtuinen in geval van hoekpercelen) behorende bij de in het plangebied voorkomende woningen. Deze gronden zijn bedoeld voor de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij strijdig gebruik is opgenomen dat de houtwallen niet gekapt mogen worden, wel is vervangen van de houtwal toegestaan.

Verkeer

De doorgaande verkeersroutes, niet zijnde de buurtontsluitingsroutes, die een belangrijke ontsluitingsfunctie hebben voor een (deel van de) wijk of (een deel van) de kern Borne zijn bestemd als 'Verkeer'. Gronden met deze bestemming zijn onder meer bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, groenvoorzieningen, waaronder bermen, parkeervoorzieningen, verhardingen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Verkeer - Railverkeer

De bestemming ‘Verkeer - Railverkeer’ regelt de bestemming van de gronden die in eigendom zijn van ProRail. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen zoals fietsenstallingen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is toegekend aan de wegen met als functie verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, kunstwerken en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Water

De bestemming ‘Water' heeft betrekking op primaire watergangen en –partijen. De overige watergangen zijn van secundair belang en worden geregeld binnen verkeers- en groenbestemmingen. Dit geldt ook voor wadi’s en retentiegebieden oppervlaktewater.

Wonen

De meeste woningen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'gestapeld' en 'aaneen' opgenomen. Ter plaatse zijn alleen de aangeduide type woningen toegestaan. Binnen de bestemming Wonen mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. Per type woning is bepaald wat de minimale breedte is van de bouwpercelen. Door middel van het envelop-principe (Bijlage 21) is bepaald wat de toegestane dakhelling van de woningen is. Bijgebouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden gebouwd, het maximale oppervlakte aan bijgebouwen is afhankelijk van de perceelsomvang. De afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter.

Binnen de bestemming Wonen is een beroep aan huis rechtstreeks toegestaan. De werkzaamheden mogen plaatsvinden binnen de woning en bijbehorende bouwwerken, mits de oppervlakte hiervan niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bouwwerken met een maximum van 45 m2.

Wonen - Eschwonen en De Maten (A)

Aan de woonbuurten Eschwonen en De Maten 3e fase (A) is een aparte woonbestemming toegekend, waarbij de systematiek zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan is overgenomen. Dit vanwege het feit dat in deze gebieden meer vrijheid wordt geboden, maar wel de van belangzijnde stedenbouwkundige eisen zijn vastgelegd. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Wonen - Eschwonen en De Maten (B)

Aan de woonbuurten Eschwonen en De Maten 3e fase (B) is een aparte woonbestemming toegekend, waarbij de uitgangspunten uit het Masterplan waar nodig zijn overgenomen. Dit vanwege het feit dat in deze gebieden meer vrijheid wordt geboden, maar wel de van belangzijnde stedenbouwkundige eisen zijn vastgelegd. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Wonen - Landgoed Wildiek

Het Landgoed Wildiek kent een specifieke planregeling. Deze planregeling wijkt aanzienlijk af van de overige woonbestemmingen uit dit plan. Voor dit gebied heeft dit te maken met het stedenbouwkundig beeld dat hier wordt nagestreefd. Ter waarborging van het stedenbouwkundig beeld is ervoor gekozen de woonbestemming uit het uitwerkingsplan voor Landgoed Wildiek qua bouwregels zoveel mogelijk over te nemen in dit bestemmingsplan.

Woongebied

De Vossenbeekzone is, conform het geldend uitwerkingsplan, bestemd als 'Woongebied'. Ook het Beekbalkon, gelegen in de oksel van de Bornsebeek en de Rondweg, en een strook langs de Rondweg zijn bestemd als 'Woongebied'. Voor deze bestemming is gekozen omdat deze gebieden nog niet zijn ingevuld met woningbouw en hiervoor momenteel nog geen concreet bouwplan voorhanden is.

Deze bestemming is, evenals de overige binnen het plangebied voorkomende woonbestemmingen, bedoeld voor het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis. Eén en ander met de daarbij behorende tuinen en erven, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, wegen en paden en verkeers- en verblijfdoeleinden.

Qua bouwregels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde en carports en overkappingen.

Woongebied - 2

Het eerste deel van de 8e buurt De Horsten is binnen deze bestemming opgenomen. Het gaat om het terrein gelegen ten oosten van het Slangenbeekhofje (Blauwebes). Voor de overige gronden in deze 8e buurt is in voorliggend bestemmingsplan voorzien in een uit te werken bestemming.

Deze bestemming is, evenals de overige binnen het plangebied voorkomende woonbestemmingen, bedoeld voor het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis. Eén en ander met de daarbij behorende tuinen en erven, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, wegen en paden en verkeers- en verblijfdoeleinden.

Qua bouwregels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde en carports en overkappingen.

Maatschappelijk - Voorlopig

Deze bestemming is toegekend aan de gronden die tijdelijk gebruik worden ten behoeve van een onderwijsinstelling. Deze bestemming staat noodlokalen en bijbehorende voorzieningen (o.a. schoolplein) toe. De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt ten hoogste 4 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn bestemd voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)'.

Wonen - Uit te werken

Aan het deel van de 8e buurt De Horsten waar nog geen stedenbouwkundig ontwerp wordt middels dit plan een bestemming 'Wonen - Uit te werken' toegekend.

Binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken ' worden naast woningen met daaronder begrepen beroep-aan-huis onder meer inwoning, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

In de uitwerkingsregels is onder meer bepaald dat binnen de bestemming maximaal 250 woningen en in de Bornsche Maten in alle bestemmingen in totaliteit maximaal 2.300 woningen mogen worden gebouwd . Er mogen geen woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' gerealiseerd worden. Daarnaast zijn gestapelde woningen niet toegestaan.Tot slot zijn er bepalingen opgenomen ten aanzien van maximale bouwhoogten, een aanwezige beek en langzaam verkeersroutes.

Totdat een uitwerkingsplan in werking is getreden mag op deze gronden, net als bij de overige uit te werken bestemmingen, niet worden gebouwd.

Leiding

In het plangebied liggen diverse leidingen (hoogspanningsverbinding, gastransportleiding, ondergrondse buisleiding en enkele watertransportleidingen) waarvoor beperkingen gelden. Deze leidingen zijn op de kaart met ‘Leiding’ opgenomen als dubbelbestemming. Deze dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanningsverbinding, Leiding - Leidingstrook, Leiding - Riool en Leiding - Water vallen onder de primaire bestemming, om de belangen van de leidingen te beschermen. De reguliere bestemming is daarbij de secundaire bestemming, waarvoor bouwwerken wel mogelijk blijven, mits advies bij de leidingbeheerder wordt ingewonnen. Tevens is binnen deze bestemming een vergunningstelsel opgenomen voor aanlegactiviteiten.

Waarde - Archeologie Hoog

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 2.500 m2 of dieper dan 40 cm is in principe een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Archeologie Middel

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 5.000 m2 of dieper dan 40 cm is in principe een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Archeologie Zeer hoog

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 100 m2 of dieper dan 40 cm is in principe een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Gebruik

Allereerst is vastgelegd, dat alle maatregelen ten aanzien van het gebruik van bestaande bebouwing en gronden, alsmede ten aanzien van toekomstige bebouwing en gronden en opstallen, primair gericht dient te zijn op het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van Oud Borne.

Van het beschermde dorpsgezicht wordt zowel de ruimtelijke als de functionele karakteristiek beschreven en wordt aangeduid hoe het gemeentebestuur denkt deze karakteristieken te beschermen en indien nodig te versterken.

Bouwen

Allereerst zijn enkele bouwregels opgenomen met betrekking tot materiaalgebruik en indeling van de vanaf de openbare weg zichtbare gevels en gevelindelingen van alle gebouwen, die liggen binnen het beschermd dorpsgezicht. De vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen dienen in 'eigentijdse' materialen te worden uitgevoerd. Voor reeds bestaande gebouwen dient gebruik gemaakt te worden van materialen, die ook gebruikt werden ten tijde van de bouw (merendeel gebakken stenen). In geval van nieuwbouw mogen huidige gangbare materialen gebruikt worden. Deze dienen wel te passen in het beeld van het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming.

Het bevoegd gezag mag hiervan afwijken, indien daardoor de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door het verlenen van de vergunning worden gediend.

Ook is een nadere eisen regeling opgenomen ten aanzien van gevelindeling, kleurstelling, materiaalgebruik, plaats en afmetingen van gebouwen en de wijze van afdekking. Burgemeester en Wethouders mogen nadere eisen stellen indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bijzondere karakteristieken van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming.

Waarde - Boom

In het Landelijk Register van Monumentale Bomen zijn bomen opgenomen die volgens de Bomenstichting van nationaal belang zijn. In veel gevallen gaat het om bomen met een hoge leeftijd gecombineerd met een bijzondere schoonheid of zeldzaamheidswaarde of een beeldbepalende functie voor de omgeving. Het register bevat anno 2019 zo'n kleine 15.000 objecten bestaande uit solitaire bomen, lanen en boomgroepen. Voor een monumentale boom wordt in beginsel geen omgevingsvergunning voor de activiteit 'houtopstand te vellen of te doen vellen' (kapvergunning) afgegeven.

Binnen het plangebied komt een verspreid aantal bomen voor waarvoor in het bestemmingsplan een beschermende regeling is opgenomen in de vorm van de bestemming 'Waarde – Boom'. Gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkling van de levensvatbaarheid van monumentale bomen. De bouwregels schrijven vervolgens voor dat er geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op de gronden met de bestemming mogen worden gebouwd, tenzij het gaat om de herbouw van bestaande gebouwen en bouwwerken. Daarnaast geldt een plicht tot het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van verschillende soorten werken of van werkzaamheden.

Wijzigingsbevoegdheid plancapaciteit woningbouwprogrammering

Om nieuwe plannen in ontwikkeling te kunnen nemen (zachte plannen hard maken), dient de gemeente aan te geven hoe zij daarmee om gaat en welke harde plannen daadwerkelijk zacht worden gemaakt. Voor de aanwezige harde plancapaciteit die de gemeente Borne binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' wil intrekken was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de bestemmingen Centrum - 1, Centrum - 2, Gemengd - 1 en Gemengd - 2. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid was om voorzienbaarheid te creëren door de plancapaciteit in harde plannen terug te brengen met een minimaal risico op schade. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid was het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits een termijn van ten minste één jaar is verstreken na het moment dat het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' in werking was getreden. De termijn van één jaar is reeds verstreken (17 januari 2020).

Als gevolg van het verstrijken van de termijn van een jaar is het wijzigingsplan ‘Algemene herziening Borne, Kwantitatief sturen op wonen’ opgesteld. Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 29 januari 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Aangezien er geen zienswijzen zijn ingediend heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne het wijzigingsplan op 7 april 2020 ongewijzigd vastgesteld. Het vastgestelde wijzigingsplan is in dit bestemmingsplan opgenomen. Derhalve geldt dat binnen de bestemmingen ‘Centrum – 1’, ‘Centrum – 2’, ‘Gemengd – 1’ en ‘Gemengd – 2’ in de kern Borne maximaal het bestaande aantal woningen zijn toegestaan. Indien de woonfunctie niet aanwezig was op 30 januari 2020, dan is maximaal 1 woning toegestaan.

Om de harde plancapaciteit in de kern Zenderen in te trekken is in de bestemming ‘Gemengd - 1’ voor de kern Zenderen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om voorzienbaarheid te creëren door de plancapaciteit in harde plannen terug te brengen met een minimaal risico op schade. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits een termijn van ten minste één jaar is verstreken na het moment dat het bestemmingsplan in werking is getreden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk.

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van de gemeente. Voorliggend bestemmingsplan biedt de planologische kaders om Bornsche Maten 3e fase (B) (zie par. 3.2) te realiseren. Voor deze ontwikkeling wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld. Daarnaast wordt het exploitatieplan voor Bornsche Maten, 3e fase (A) voor de tweede keer herzien.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan diverse mogelijkheden om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan of het bestemmingsplan te wijzigen. Hierbij zal per geval worden bezien of de kosten op een initiatiefnemer van een plan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening of door het sluiten van een overeenkomst. Tevens zal, indien noodzakelijk, een planschadeovereenkomst worden gesloten met een initiatiefnemer van een plan. Op vorenstaande wijze is het verhaal van de kosten voor de gemeente anderszins verzekerd, zodat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.2 Inspraak

Een bestuursorgaan kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Voor het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen' zal geen inspraak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan worden verleend.

8.3 Vooroverleg

8.3.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar Rijkswaterstaat, het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat toegezonden.

Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot opmerkingen gezien de afstand van de nieuwe woonlocatie tot de rijksweg. De ministeries hebben niet gereageerd.

8.3.2 Provincie Overijssel

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar de provincie Overijssel toegezonden. De provincie heeft geconstateerd dat het plan past in hun ruimtelijk beleid. Er is dan ook geen aanleiding voor een zienswijze door GS.

8.3.3 Waterschap Vechtstromen

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar het Waterschap toegezonden. Hierna is de reactie van het Waterschap opgenomen.

"Het voorliggende ontwerpbestemmingsplan “Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen” is een overwegend conserverend plan. Voor de te bebouwen gronden is in het geldend bestemmingsplan de bestemming al toegekend. Wij zien wij dit daarom niet als een nieuwe (stedelijke) ontwikkeling. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan voorziet dit bestemmingsplan uitsluitend in de uitwerking van de Bornsche Maten 3e Fase (B). Dit betreft geen ontwikkeling die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de waterhuishouding. Voor de Bornsche Maten zijn in het verleden reeds afspraken gemaakt over de waterhuishouding. Dit heeft geleid tot de zogenaamde 'normale procedure' en het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan ons voorgelegd. Het plan geeft ons geen aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen. Het betreft de actualisatie en uitwerking van een eerder vastgesteld plan waarmee wij destijds hebben ingestemd."

Hiermee is voldaan aan het wettelijk vooroverleg met het Waterschap.

8.3.4 Omliggende gemeenten

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar de gemeenten Hengelo, Almelo, Enschede, Oldenzaal, Dinkelland en Hof van Twente toegezonden. Uitsluitend de gemeente Dinkelland heeft gereageerd en aangegeven dat ze geen opmerkingen op het bestemmingsplan heeft.

8.4 Vaststellingsprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van woensdag 25 december 2019 tot en met dinsdag 4 februari 2020 ter inzage op ruimtelijkeplannen.nl, de gemeentelijke website www.borne.nl en aan de publieksbalie op het gemeentehuis. Tegen het plan zijn 15 zienswijzen ingediend, ondertekend door indieners. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de Zienswijzennota behorende bij ontwerpbestemmingsplan Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen (Bijlage 25). Het plan wordt voor gewijzigde vaststelling voorgelegd aan de raad.