direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Tusveld 77
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00089-0601

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijke plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Daartoe aangespoord door de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de opvolger van het Streekplan 2000+, te weten de Omgevingsvisie Overijssel, in juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten. De Omgevingsvisie bevat al het provinciaal beleid op het gebied van water, wonen, milieu, natuur, landelijk gebied, werklocaties, bodem, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie definieert wat de provincie van provinciaal belang acht.

De rode draden van de omgevingsvisie zijn Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit.

Duurzaamheid

Hiervoor hanteert de provincie de volgende definitie: 'Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'.

Ruimtelijke kwaliteit

De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling iets bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Centraal staat daarbij het benoemen, beschermen en versterken van de essentiële gebiedskenmerken. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels. Via de omgevingsverordening gaat de provincie op ruimtelijke kwaliteit sturen.

De hoofdambitie van de Provincie Overijssel luid: "een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden." Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de Provincie Overijssel haar ambities wil realiseren zijn:

  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel: de provincie Overijssel verbindt de wateropgave meer met natuuropgaven en ze gaan voor realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018.
  • Door meer aandacht voor herstructurering zet de provincie Overijssel in op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's: dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde 'SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat je eerst het gebruik van de ruimte optimaliseert, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzoekt en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden bekijkt. Hierbij vindt de provincie Overijssel afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zeker stellen, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Verder vindt de provincie Overijssel dat ontwikkelingen in de groene ruimte alleen mogelijk moeten zijn als de sociaaleconomische structuur en de ruimtelijke kwaliteit worden versterkt.
  • Forse reductie van de uitstoot aan broeikasgassen door een energiepact af te sluiten met partners en door ruimtelijke mogelijkheden te creëren voor duurzame energie.

3.2.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

Om de ambities van de Provincie Overijssel waar te maken, bevat de omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveau's:

  • Generieke beleidskeuzes;
  • Ontwikkelingsperspectieven;
  • Gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0006.jpg"

Figuur 6 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

In de Omgevingsvisie worden 6 ontwikkelingsperspectieven geïntroduceerd voor de Groene en Stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend.

Gebiedskenmerken

De aanwezige gebiedskenmerken in zowel de Groene als de Stedelijke omgeving zijn te onderscheiden in 4 lagen:

  • Natuurlijke laag (in en op de bodem);
  • Laag van het agrarisch cultuurlandschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem);
  • Stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
  • Lust & Leisure laag (beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen).

Deze lagen zijn zo onderscheiden omdat de ingrepen in de fysieke leefomgeving in elke laag volgens eigen principes en processen verlopen. Uiteraard staan ze niet los van elkaar, maar zijn ze altijd met elkaar verbonden. Immers, plekken die eerst natuurlijk waren, zijn nu bebouwd en in een enkel geval andersom. Vaak liggen ze over elkaar heen en hebben we op één plek te maken met kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.

3.2.3 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene Omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de Groene Omgeving worden als volgt benaderd: Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

3.2.4 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De provincie Overijssel heeft als ambitie om samen met partners een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

Deze ambitie is nader uitgewerkt in de Omgevingsvisie Overijssel. Hierin is de provinciale visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel weergegeven. De bestuursfilosofie daarbij is dat de provincie ernaar streeft om maatschappelijke resultaten te boeken waar inwoners van Overijssel belang aan hechten. Daartoe:

  • pakken we complexe maatschappelijke uitdagingen integraal en samen met publieke, private en maatschappelijke partners in vitale coalities aan;
  • bieden we bestuurlijke partners op het meest geëigende schaalniveau ruimte om op eigen gezag te handelen;
  • beperken we bestuurlijke en ambtelijke drukte door eenvoudige en heldere regels.

Bewoners van Overijssel hebben aangegeven dat zij het stimuleren van de werkgelegenheid belangrijk vinden en gehecht zijn aan het Overijssels landschap en de natuur zoals deze nu is. De provincie heeft in de Omgevingsvisie de uitdaging opgepakt om een ontwikkelingsvisie te geven voor Overijssel, daarvoor ambities te formuleren en hierbij het instrumentarium te kiezen waarmee aan de ene kant ruimte wordt geboden aan sociaaleconomische ontwikkeling en tegelijkertijd de kwaliteit van het Overijssels landschap wordt versterkt. Een instrumentarium waarmee de provincie haar ambities realiseert en waarmee tegelijk partners ruimte hebben hun doelen te realiseren.

In de Omgevingsvisie zijn de onderwerpen benoemd die de provincie tot haar belang rekent. In 3.2.1 van dit bestemmingsplan zijn de provinciale ambities op hoofdlijnen samengevat. Een belangrijke wijziging ten opzichte van het huidige beleid is dat de provincie integraal en meer expliciet wil sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. In de Omgevingsvisie is per thema nader uitgewerkt wat de provinciale ambities zijn en welke instrumenten daarvoor zullen worden ingezet.

3.2.5 Toetsing aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009, de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en de Omgevingsverordening Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel en de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving ontstaat globaal het volgende beeld.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of Provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen die nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Er zijn op voorhand geen belemmeringen bekend, op basis waarvan de ontwikkeling geen doorgang zou kunnen vinden.

Uit gedane onderzoeken zijn geen grote belemmeringen gebleken. Het hoofdstuk milieusaspecten van de toelichting beschrijft het een en ander op het gebied van verschillende omgevingsaspecten.

Ontwikkelingsperspectieven

Volgens het ontwikkelingsperspectief uit de Omgevingsvisie Overijssel (zie figuur 7) ligt het plangebied in het "Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte."

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0007.jpg"

Figuur 7 Ontwikkelingsperspectieven

Het is een gebied voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Ook hier staat de kwaliteitsambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Grootschalige landbouw krijgt ook hier de ruimte, maar de inpassing in kleinschalige landschappen vraagt om heldere gebruiksregels. In dit perspectief zijn ook plekken waar, door de ruimtelijke structuur of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte voor agrariërs zozeer is beperkt, dat duurzame benutting van de ruimte en ruimtelijke kwaliteit ermee gediend zijn nieuwe ontwikkelingskansen te benutten. Hier liggen in specifieke gevallen kansen voor woon-/werklandschappen, die de ruimtelijke structuur versterken. Dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel kunnen hun werklocatie heel goed combineren met een woon-/ werklandschap.

In de stedelijke omgeving zijn enkele bijzondere gebiedscondities die specifieke kansen met zich meebrengen. Eén van deze bijzondere gebiedscondities zijn de stadsrandgebieden. Deze strekken zich uit in de groene omgeving, maar bedienen vooral de stedelijke omgeving.

Veel stadsrandbieden in Overijssel liggen tegen aantrekkelijke natuurcomplexen of landgoederen aan. Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de groene als stedelijke omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als 'uitloopgebied' voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een hoogwaardig woonmilieu en, vanwege het slopen van oude bijgebouwen en het opheffen van een agrarisch bouwblok, in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het landschapsplan is een eerste goede opzet voor de versterking van het cultuurlandschap en voorziet in een substantiële investering in de ruimtelijke kwaliteit. Het landschapsplan is nader uitgewerkt met een beplantingsplan. Het landschapsplan dient zijn juridische borging te vinden in de planologische maatregel van het bestemmingsplan. Zowel het landschapsplan als het beplantingsplan zullen de basis vormen van een uitvoeringsovereenkomst om de aanleg en instandhouding te garanderen.

Gebiedskenmerken

In de Omgevingsvisie Overijssel met de desbetreffende lagenbenadering zijn de volgende lagen toe te dichten aan het Tusveld 77:

a. De natuurlijke laag

Het plangebied ligt in de natuurlijke laag (zie figuur 8) "Dekzandvlakte en ruggen." Deze laag wordt gekenmerkt door: de afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0008.jpg"

Figuur 8 Natuulijke laag

De natuurlijke laag is niet of nauwelijks terug te vinden in het landschap.

b. De laag van het agrarisch cultuurlandschap

Het plangebied ligt op de scheidslijn van het "jonge heide- en broekontginningslandschap" en het " oude hoevenlandschap" (zie figuur 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0009.jpg"

Figuur 9 Agrarisch cultuurlandschap

Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan, het "jonge heide- broekontginningslandschap." De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen nu het beeld.

Het oude hoevenlandschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in versterking van de kenmerken van het agrarisch cultuurlandschap door middel van een landschapsplan. In dit landschapsplan wordt ingegaan op de kleinschalige structuur en de verbetering en versterking van de houtwallen. Het plan is een impuls voor de ruimtelijke kwaliteit.

c. De stedelijke laag

Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart (zie figuur 10) 'de stedelijke laag' wel enkele gebiedskenmerken, maar deze zijn niet van toepassing. Vandaar ook dat deze gebiedskenmerken buiten beschouwing kunnen worden gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0010.jpg"

Figuur 10 Stedelijke laag

d. De lust- en leisurelaag

Het plangebied ligt in de lust- en leisure laag "stads- en dorpdranden" (zie figuur 11) In de stads- en dorpsranden komen stad en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen als het landschap daaromheen. In de stads- en dorpsranden sluiten recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad/ het dorp aan op de binnenstedelijke/dorpsstructuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0011.jpg"

Figuur 11 Lust- en leisurelaag

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in versterking van landschap en natuur en versterkt de beleving van de recreant, maar voorziet ook in de functie wonen. Het voorliggende initiatief past goed in de "stads- en dorpsranden."

Kwaliteitsimpuls groene omgeving

Als basis voor de toetsing aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geldt het volgende. Door de heer Westerhuis is een landschapsplan ingediend om aan te tonen te voldoen aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Dit landschapsplan is opgesteld naar aanleiding van de door de gemeente gestelde voorwaarde dat, om tot een balans te komen tussen huis en landschap, 50% van het bruto perceelsoppervlak, zijnde 17.800 m², besteed wordt aan de aanleg van het landschap.

Om te beoordelen of medewerking kan worden verleend aan het verzoek, dient het volgende model gevolgd te worden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00089-0601_0012.jpg"

Figuur 12 model Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Er wordt beoordeeld of de investering in het landschap voldoende is voor de geboden ontwikkelingsruimte. De ontwikkelingsruimte die geboden wordt is het oprichten van een woonhuis. De maatschappelijke tegenprestatie die geleverd wordt is de inrichting van het omliggende landschap.

Generiek beleid en Ontwikkelingsperspectieven

De eerste twee punten van het tweede blok van het bovenstaande model zijn eerder in deze paragraaf al behandeld en worden hier niet nogmaals behandeld.

Sociaal economische ontwikkeling

Er is geen sprake van een sociaal economische ontwikkeling.

De functie

De functie wonen is voor de betreffende locatie een nieuwe functie. Van een grote impact op de omgeving is geen sprake.

Gebiedseigen of gebiedsvreemd

Voor het buitengebied geldt dat de agrarische functie als gebiedseigen kan worden aangemerkt. Wonen kan niet worden aangemerkt als gebiedseigen functie. Gezien de directe omgeving van het plangebied, waarin verspreid meerdere woonfuncties zijn gelegen, kan wonen in de onderhavige situatie evenwel niet als gebiedsvreemd worden aangemerkt.

Eigen belang of maatschappelijk belang

Het omzetten van een agrarische functie naar een woonfunctie is een individueel belang.

Basisinspanning ruimtelijke kwaliteit en aanvullende kwaliteitsprestatie

Het perceel met een oppervlakte van 35.740 m² is gelegen in een bosrijke omgeving. De ruimtelijke karakteristiek valt te typeren als een coulissenlandschap bestaande uit bossen, bosjes, houtwallen en onverharde wegen. Het oprichten van een woning met een inhoud van maximaal 750 m³ en een bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m² is in esthetisch en ruimtelijke opzicht een kwetsbare interventie. Het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf op het huidige bouwvlak is, gezien de bosrijke omgeving, ook belastend voor de omgeving. Een ruimtelijke ingreep als deze is daarom alleen te rechtvaardigen, indien naast het slopen van de bestaande opstallen en het opheffen van het agrarisch bouwvlak, er een forse investering in het landschap plaatsvindt. De woning dient in dit landschap te worden opgenomen.

Om tot een goede balans te komen tussen woning en landschap dient 50% van het bruto perceelsoppervlak, zijnde 17.800 m², geïnvesteerd te worden in het aanleggen van landschap. De belangrijkste bouwstenen hiervoor zijn bos, houtwal en houtsingel.

Volgens het ingediende landschapsplan (zie 6.2) zal 50% van het perceel besteedt worden aan de aanleg van nieuwe natuur. De inrichting van deze nieuwe natuur zal gebeuren overeenkomstig het ingediende landschapsplan en het beplantingsplan. Eén en ander wordt juridisch geborgt in het bestemmingsplan en een uitvoeringsovereenkomst.

Uitgangspunt van het nieuwe landschapsplan is dat de huidige landschappelijke kwaliteit van het open veld in al haar puurheid te behouden. Daarbij wordt ingezet op het versterken van die landschappelijke kwaliteit en het versterken van de ecologische waarden. Door het creëren van gradiënten: droog-nat en mantel-zoom worden ecologische waarden versterkt.

Het nieuwe landschap wordt gekenmerkt door een kader van natuur en landschap in de vorm van bos, heide en natte laagtes, met daarbinnen een kern van extensief beheerde (schraal)graslanden. Het nieuwe landschap reageert op de bodemkenmerken en de aanwezige landschappelijke kwaliteiten aan de randen van het plangebied. Zo wordt in het zuiden de bestaande bosrand versterkt. Hierbij wordt ingezet op een bosrand met veel gradiënten. Langs deze bosrand wordt nieuw eiken-dennenbos geplant, afgewisseld door heide en besdragend struweel. De overgang van het nieuwe bos naar het open veld wordt ontwikkeld met mantel-zoom vegetatie waar eik en den via struweel overgaan in schraalgraslandvegetatie. De van nature aanwezige natte laagte wordt versterkt. Door de relatief hoge grondwaterstanden (in vooral de winter) is met weinig grondwerk een interessant vochtig milieu te creëren. Het aanleggen van een lange flauwe helling aan de noordzijde van de laagte biedt, in hoge mate, kansen voor het ontwikkelen van vochtminnende vegetaties.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 wordt in het hoofdstuk ruimtelijke ordening de volgende belangrijke thema's met uitwerkingsregels genoem:

Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

De ontwikkeling komt in plaats van de agrarische bebouwing die nu op het perceel staat, dus het past binnen het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
  • 2. In het kader van toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagen-benadering die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing.
  • 3. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
  • 4. Gemeenteraden mogen gemotiveerd afwijken van het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied geldt, wanneer:
    • a. er sprake is sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen en
    • b. voldoende verzekerd is dat er sprake is van versterking van ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.
  • 5. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden waarvoor in de Catalogus Gebiedskenmerken normerende uitspraken worden gedaan voorzien voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen, in een bestemmingsregeling conform deze normerende uitspraken.
  • 6. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden waarvoor in de Catalogus Gebiedskenmerken richtinggevende uitspraken worden gedaan voorzien voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen, in een bestemmingsregeling conform deze richtinggevende uitspraken.
  • 7. Van het gestelde onder 5 mag gemotiveerd worden afgeweken wanneer:
    • a. er sprake is van zwaarwegende sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen en
    • b. voldoende verzekerd is dat er sprake is van versterking van ruimtelijke kwaliteit conform de provinciale ambities zoals aangegeven in de Catalogus Gebiedskenmerken.
  • 8. Van het gestelde onder 6 mag worden afgeweken mits voldoende gemotiveerd is dat de kwaliteitsambitie zoals aangegeven in de Catalogus Gebiedskenmerken in gelijke mate gerealiseerd wordt.

De ontwikkeling zorgt voor een toename van de ruimtelijke kwaliteit, zoals elders in dit bestemmingsplan al is genoemd en behandeld. Vandaar dat deze ontwikkeling past binnen de gestelde kaders van de ruimtelijke kwaliteit van de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

De Kwaliteitsimpuls voor de Groene Omgeving is hierboven al apart behandeld.

Conclusie

Omgevingsvisie Overijssel 2009 en Omgevingsverordening Overijssel 2009

De voorgenomen ontwikkeling aan het Tusveld 77 past binnen de hoofdgedachte van de omgevingsvisie. Er wordt gestreefd naar een duurzame verbetering van het plangebied. Het plan is ontwikkeld binnen de hoofdgedachte van ruimtelijke kwaliteit. Het plan houdt rekening met de bestaande kwaliteiten en zet naast de bouw van een woonhuis ook in op de ontwikkeling van de groene en blauwe component. Het plan past binnen de ontwikkelingsvisie van de provincie, zoals beschreven in de omgevingsvisie. Het plan is niet strijdig met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Het primaire doel van de ontwikkeling is een kwaliteitsverbetering van de fysieke leefomgeving. Met het slopen van de oude gebouwen en het opheffen van de agrarische functie kan ontwikkelingsruimte worden geboden voor het oprichten van een woonhuis. Vanwege het individueel belang en omdat er geen sprake is van een primaire gebiedseigen functie dient fors geïnvesteerd te worden in de landschappelijke kwaliteit. Gezien de investering in natuur en landschap als tegenprestatie en het opheffen van de agrarische functie in dit toch al kwetsbare gebied, vindt er een grote kwaliteitsslag plaats ten opzichte van de bestaande situatie.

De voorgesteld ontwikkeling is, op basis van het ingediende landschapsplan, beplantingsplan en de door de eigenaar te verrichten inspanning, te realiseren binnen de eisen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.