direct naar inhoud van 4.2 Fysieke veiligheid
Plan: Eiveko
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00028-0402

4.2 Fysieke veiligheid

4.2.1 Inleiding

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden. Om de effecten van een incident zoveel mogelijk te beperken, is het noodzakelijk dat hulpverleningsdiensten adequaat op kunnen treden en dat burgers zich in veiligheid kunnen brengen.

Bij nieuwe of bij het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen toetst de afdeling Veiligheid & Hulpverlening het conceptplan op fysieke veiligheidsaspecten aan landelijke, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving. Dit betreft de volgende onderdelen:

  • 1. Bereikbaarheid.
  • 2. Opkomsttijd.
  • 3. Bluswatervoorziening.
  • 4. Bestrijdbaarheid / zelfredzaamheid.
  • 5. Sirenedekking.
  • 6. Samenhang veiligheidsketen.
4.2.2 Bereikbaarheid

Een goede en dus snelle bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft een belangrijke invloed op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers. Het uitgangspunt voor een goede bereikbaarheid is dat een gebied via minimaal twee ontsluitingswegen toegankelijk dient te zijn. De vluchtwegen dienen voldoende capaciteit te hebben om de volledige populatie uit het gebied te kunnen evacueren (ook als een vluchtweg is afgesloten) én om hulpverleningsdiensten het gebied in te laten komen.

De inrichting van de openbare ruimte moet voldoen aan artikel 2.5.3 van de gemeentelijke bouwverordening. De inrichting van de ruimte kan bestrijding negatief of positief beïnvloeden. Daarbij gaat het tevens om de opstelmogelijkheden om in de belaste omgeving het materiaal op te stellen.

Voor nieuwbouwplannen wordt vanuit de brandweer een minimale wegbreedte van 5,5 meter als uitgangspunt gehanteerd. Daarnaast moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat er op de rijbaan wordt geparkeerd. Aan deze uitgangspunten wordt voldaan.

4.2.3 Opkomsttijd

De opkomsttijd is de optelsom van de verwerkingstijd van de melding, de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd is daarbij de tijd tussen het alarmeren van de brandweer door de meldkamer en het tijdstip dat het voertuig de kazerne verlaat. De aanrijdtijd is de tijd die het eerste voertuig nodig heeft om van de kazerne naar het plaats incident te gaan. De opkomsttijd van de brandweer wordt als een belangrijk kwaliteitskenmerk van de brandweer beschouwd.

In het Besluit Veiligheidsregio's (BVR) zijn de opkomsttijden voor de brandweer vastgelegd. Voor de eerste basisbrandweereenheid gelden vier verschillende normtijden: 5, 6, 8 en 10 minuten. Deze normen zijn gedifferentieerd naar verschillende gebruiksfuncties uit het Bouwbesluit. De Wet op de Veiligheidsregio's biedt de mogelijkheid om gemotiveerd van deze tijden af te wijken. In de onderstaande tabel staat beschreven wat dit betekent:

Normtijd   Gebruiksfunctie  
5 minuten   Winkel met gesloten constructie (tijdens openingsuren), wonen boven winkel, cel  
6 minuten   Portiekwoningen/portiek flats, woning verminderd zelfredzamen  
8 minuten   Overige woningen, winkels,gezondheidszorg, onderwijs, kinderdagverblijf, logies  
10 minuten   Kantoor, (lichte)industrie, sport, overige ruimtes voor bijeenkomsten, overige gebruiksfunsfuncties  

Om te bepalen of de brandweer binnen de norm ter plaatse kan zijn, is er onderscheid gemaakt tussen de dagsituatie, de avond, nacht en weekenden. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat in Almelo gedurende kantooruren (dagsituatie) vanaf de kazerne in het Centrum (AMC) wordt uitgerukt en buiten kantooruren vanaf de posten Noord (AMN) en Zuid (AMZ). Tevens wordt er rekening gehouden met de opkomsttijd van de buurgemeenten. Voor de dagsituatie geldt een theoretische opkomsttijd van 10,18 minuten. Buiten de dagsituatie geldt een opkomsttijd van 10,30 minuten.

4.2.4 Bluswatervoorziening

Voor een optimale bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Dit onderscheid is van belang omdat de eisen die aan de parameters: afstand, capaciteit en bereikbaarheid worden gesteld voor de diverse bluswatervoorzieningen verschillend zijn.

De basiskenmerken van deze drie modellen zijn:

  • De primaire bluswatervoorziening (bestaat uit brandkranen op het drinkwaterleidingnet);
  • De secundaire bluswatervoorziening (vijvers met beperkte capaciteit);
  • De tertiaire bluswatervoorziening: (onbeperkte hoeveelheid water).

  Bluswatervoorziening  
Parameters   Primair   Secundair   Tertiar  
Capaciteit (in m 3/uur)   60 of 30
(permanent)  
90 (minimaal 4 uur)   240 (permanent)  
Afstand tot object   40 meter   320 meter   2.500 meter  
Bereikbaarheid door brandweervoertuig   Max. 15 meter   Max. 8 meter   Max. 50 meter  

Tabel: Eisen bluswatervoorziening

Voor het te ontwikkelen gebied dient de primaire bluswatervoorziening te voldoen aan de handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR (september 2003). Dit houdt in dat binnen 40 meter van een woning een brandkraan dient te liggen die minimaal 30m³/per uur levert. De onderlinge afstand tussen de brandkranen is maximaal 80 meter. Voor het gedeelte waar bedrijven komen geldt een capaciteit van 60m³/per uur.

4.2.5 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Naast de aspecten bereikbaarheid, opkomsttijd, bluswatervoorziening en brandpreventieve voorzieningen speelt de zelfredzaamheid van burgers een rol. Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen en indien nog mogelijk vluchten uit het bedreigde gebied. De verwachting is dat de mensen zelfredzaam zijn en daarnaast biedt de openbare ruimte mogelijkheden om meerdere kanten op te vluchten.

4.2.6 Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS)

In geval van een incident kan de bevolking middels het sirenenet worden gewaarschuwd. De sirenes worden eens per maand op een vast moment in heel Nederland luid getest, om te controleren of de apparatuur werkt en om het signaal bij burgers bekend te maken, zodat de sirene in geval van een ramp wordt herkend.

Het gebied valt binnen de theoretische dekkingscirkel van de sirene aan de Eierbaan. Afhankelijk van het soort incident kunnen de mensen in het plangebied dan ook gewaarschuwd worden.

4.2.7 Samenhang veiligheidsketen

De hoofdtaken van de brandweer zijn onderverdeeld in de schakels in de veiligheidsketen. Dit zijn de schakels pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.

Pro-actie

Deze schakel behelst onder andere de aspecten bluswatervoorziening, bereikbaarheid en het WAS.

Preventie

Er dient rekening te worden gehouden met de bestaande wet- en regelgeving.

Preparatie

Inrichtingen die onder het RRGS vallen en de risicokaart(hulpdienst)relevante objecten moeten in de planvorming van de brandweer worden opgenomen.

Repressie

Vanuit de repressieve dienst wordt in geval van een incident ter plaatse bepaald hoe er wordt ingezet.

Nazorg

Dit aspect heeft geen invloed op de ruimtelijke ontwikkeling.

4.2.8 Conclusie

Het aspect Fysieke veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.