direct naar inhoud van Regels
Plan: Woongebied Indië - Deel 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00063-BP31

Regels

deel uitmakende van het bestemmingsplan "Woongebied Indië - Deel 3"

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Woongebied Indië - Deel 3" met identificatienummer NL.IMRO.0141.00063-BP31 van de gemeente Almelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf:

een onderneming waarbij de hoofdactiviteit bestaat uit het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij in aantal fte's, in omzet en oppervlakte ondergeschikte productiegebonden detailhandel plaats kan vinden;

1.9 bestaand:
  • a. ten aanzien van bouwwerken:
    een bouwwerk, dat:
    • 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bruto vloeroppervlak (bvo)

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 culturele voorzieningen:

overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake cultuur, zoals een museum of een kunstgalerie;

1.22 de naar de weg gekeerde bouwgrens:

de bouwgrens aan de zijde van de weg;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van maatschappelijke diensten aan derden, onder te verdelen in maatschappelijke en persoonlijke dienstverlening, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, detailhandel, een seksinrichting en (kinder)opvang;

1.25 fte:

fte is een rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of de personeelssterkte kan worden uitgedrukt. Eén fte is een volledige werkweek. Een functie van 0,6 fte bijvoorbeeld is – uitgaande van een werkweek van 38 uur – een functie van 0,6 x 38 = 22,8 uur.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidgevoelige ruimten:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.29 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.30 horeca:

fastfoodzaken (afhaalrestaurant, cafetaria snackbars, e.d.), restaurants, koffiehuizen, ijssalons, tearoom en alle ondergeschikte horeca;

1.31 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.32 luifel:

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund element, bestaande uit een dak dat met de ene horizontale kant aan de buitenzijde van een gebouw is gevestigd, terwijl de tegenoverliggende kant vrijdragend is;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal en/of medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijnde een kinderopvang;

1.34 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste een wand;

1.35 overkraging

overstekende, gemetselde steenlagen om een muurverzwaring of uitspringend bouwdeel te ondersteunen.

1.36 peil:

de hoogte van de openbare weg ter plaatse van het bouwvlak, gemeten van de achterkant trottoir en bij het ontbreken daarvan het midden van de weg;

1.37 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.38 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 TNO-norm bezonning
  • a. lichte norm: aansluitende bezonning gedurende twee uren per etmaal (in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober);
  • b. strenge norm: aansluitende bezonning gedurende drie uren per etmaal (in de periode van 21 januari tot en met 22 november);
1.40 verkeersareaal:

gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, gebouwde en ongebouwde (half-/verdiepte) parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen;

1.41 voorgevelrooilijn:

de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;

1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.43 werk:

een constructie geen gebouw zijnde;

1.44 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.45 woon-werkwoning:

een woning waar het wonen nevengeschikt is aan het werken en wonen en werken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, doordat de bedrijfsvoerder ook de bewoner is.

1.46 zijdelingse perceelsgrens:

de kadastrale grens van een perceel tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ateliers en culturele voorzieningen;
  • b. bedrijven, die voorkomen in milieucategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige bestemmingen;
  • a. woningen in de vorm van grondgebonden woningen en gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat woningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wonen uitgesloten”;
  • b. bijbehorende bergingen en andere nevenruimten;
  • c. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • d. horeca terrassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • e. tuinen en erven;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. verkeersareaal;
  • h. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
  • b. In totaal mogen binnen het bestemmingsplangebied maximaal 145 woningen gerealiseerd worden.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. bij grondgebonden woningen is per bouwperceel één woning toegestaan;
  • c. maximum bouwhoogte: zoals met de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven;
  • d. maximum goot- en bouwhoogte: zoals met de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven.
3.2.3 Woningen

Voor woningen geldt, dat de oppervlakte van een woning minimaal 75 m2 moet bedragen.

3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij:
    • 1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen, dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 4 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 om ook kleinere woningen mogelijk te maken, mits:

  • 1. de oppervlakte van een woning minimaal 55 m2 is en de gemiddelde oppervlakte van alle woningen in het gebouw minimaal 75 m2 bedraagt;
  • 2. er per woning wordt voorzien in een buitenruimte danwel in een gezamenlijke buitenruimte.
3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien van voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen tot en met de geluidklasse 'zeer onrustig' (59 t/m 63 dB) kunnen volgende eisen gesteld worden aan bouwplannen:

  • 1. bij gestapelde woningen dient minimaal 1 verblijfsruimte in de woning aan de geluidluwe zijde te worden gesitueerd en bij grondgebonden woningen minimaal 3 verblijfsruimten in de woning aan de geluidluwe zijde;
  • 2. de buitenruimtes (tuin of balkon) worden bij voorkeur aan de geluidluwe zijde gesitueerd;
  • 3. wanneer een woning een balkon heeft aan de geluidbelaste zijde moet deze afsluitbaar zijn, zodat men zelf kan kiezen of men zich wil afzonderen van de hoge geluidbelasting.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Horeca terrassen

Voor horeca terrassen geldt een maximum bruto vloeroppervlak in het bestemmingsplangebied van in totaal 224 m2.

3.5.2 Aan-huis-verbonden beroep

Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • f. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • g. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • h. er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • i. er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
3.5.3 Niet-woonfuncties

Het maximum bruto vloeroppervlak voor niet-woonfuncties bedraagt in totaal 3.000 m2 bvo, waarvan maximaal 500 m2 bvo ten behoeve van horeca.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder b voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en waterlopen;
  • d. (fiets en wandel) paden;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter mag bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor het parkeren van voertuigen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersareaal;
  • b. horeca terrassen ter plaatse van de aanduiding 'terras';

met de daarbij behorende:

  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. verhardingen;
  • e. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai;
  • g. bermen en groen- en speelvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven.
5.2.3 Overkraging

Ter plaatse van de aanduiding 'overkraging' zijn ook bouwwerken ten dienste van de aangrenzende bestemming toegestaan vanaf een bouwhoogte van 4 meter tot de op aangrenzende bestemming toegestane maximale bouwhoogte.

5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. maximum bouwhoogte verlichtingsarmaturen: 8 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Horeca terrassen

Voor horeca terrassen geldt een maximum bruto vloeroppervlak in het bestemmingsplangebied van in totaal 224 m2.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen ten dienste van de waterhuishouding;
  • b. waterwoningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen',
  • c. oever- en onderhoudsstroken;
  • d. retentievoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. sluizen en waterbouwkundige werken;
  • g. bruggen;

met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. overige bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
  • b. In totaal mogen binnen het bestemmingsplangebied maximaal 145 woningen gerealiseerd worden.
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen zijn alleen in de vorm van drijvende waterwoningen toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. maximum bouwhoogte voor waterwoningen: 7 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. maximum bouwhoogte bewegwijzering en verlichtingsarmaturen: 10 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonboten, passagiersvaartuigen, bedrijfsvaartuigen en stationerende vaartuigen.

Artikel 7 Woongebied - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in de vorm van grondgebonden woningen en gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. uitsluitend woon-werkwoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. verkeersareaal;
  • h. water en waterlopen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
  • b. In totaal mogen binnen het bestemmingsplangebied maximaal 145 woningen gerealiseerd worden.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. bij grondgebonden woningen en woon-werkwoningen is per bouwperceel één woning toegestaan;
  • c. minimum afstand vrijstaande woningen en woon-werkwoningen tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter;
  • d. minimum afstand 2-onder-1-kap woningen tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter aan een zijde;
  • e. maximum bouwdiepte vrijstaande woningen: 15 meter;
  • f. maximum bouwdiepte woon-werk woningen: 20 meter;
  • g. maximum bouwdiepte overige woningen: 10 meter;
  • h. maximum bouwhoogte voor grondgebonden woningen en woon-werkwoningen: 11 meter;
  • i. maximum bouwhoogte voor gestapelde woningen, indien niet anders op de verbeelding is aangegeven: 18 meter.
7.2.3 Woningen

Voor woningen geldt, dat de oppervlakte van een woning minimaal 75 m2 moet bedragen.

7.2.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen geldt dat het gezamenlijke oppervlak van alle bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 75 m² per bouwperceel bij een perceelsgrootte van 1-200 m²;
    • 2. 100 m² per bouwperceel bij een perceelsgrootte van 200-500 m²
    • 3. 125 m² per bouwperceel bij een perceelsgrootte van meer dan 500 m²;
    • 4. maximum goothoogte: 3 meter;
    • 5. maximum bouwhoogte: 4 meter;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;

met dien verstande dat:

  • c. tenminste 50% van het deel van het bouwperceel, waar geen hoofdgebouw staat, onbebouwd en onoverdekt blijft;
  • d. Voor het bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied van gestapelde woningen geldt:
    • 1. per woning is één bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximaal oppervlakte van 12 m²;
    • 2. maximum goothoogte: 3 meter;
    • 3. maximum bouwhoogte: 4 meter.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij:
    • 1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen, dan mag de bouwhoogte van ef- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 4 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 om ook kleinere woningen mogelijk te maken, mits:

  • 1. de oppervlakte van een woning minimaal 55 m2 is en de gemiddelde oppervlakte van alle woningen in het gebouw minimaal 75 m2 bedraagt;
  • 2. er per woning wordt voorzien in een buitenruimte danwel in een gezamenlijke buitenruimte.
7.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien van voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen tot en met de geluidklasse 'zeer onrustig' (59 t/m 63 dB) kunnen volgende eisen gesteld worden aan bouwplannen:

  • 1. bij gestapelde woningen dient minimaal 1 verblijfsruimte in de woning aan de geluidluwe zijde te worden gesitueerd en bij grondgebonden woningen minimaal 3 verblijfsruimten in de woning aan de geluidluwe zijde;
  • 2. de buitenruimtes (tuin of balkon) worden bij voorkeur aan de geluidluwe zijde gesitueerd;
  • 3. wanneer een woning een balkon heeft aan de geluidbelaste zijde moet deze afsluitbaar zijn, zodat men zelf kan kiezen of men zich wil afzonderen van de hoge geluidbelasting.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • f. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • g. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • h. er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • i. er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
7.5.2 Woon-werkwoningen

Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het uitoefenen van bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in milieucategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van ondergeschikte detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. de bedrijvigheden mogen geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • c. de bedrijvigheden mogen er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • d. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • f. er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
7.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het ingebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder een waterberging van minimaal 20 mm/per m2 verhard oppervlakte en een vertraagde afvoer van 2,4l/s/ha.

Artikel 8 Woongebied - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. wonen in de vorm van grondgebonden woningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'grondgebonden';
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. verkeersareaal;
  • h. water en waterlopen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
  • b. In totaal mogen binnen het bestemmingsplangebied maximaal 145 woningen gerealiseerd worden.
8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
8.2.3 Woningen

Voor woningen geldt, dat de oppervlakte van een woning minimaal 75 m2 moet bedragen.

8.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk van gestapelde woningen geldt:

    • 1. per woning is één bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximaal oppervlakte van 12 m²;
    • 2. maximum goothoogte: 3 meter;
    • 3. maximum bouwhoogte: 4 meter.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij:
    • 1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen, dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 4 meter bedragen.
8.2.6 Onderzoeksplicht hoogbouw

Voor gebouwen met een bouwhoogte vanaf 25 meter geldt dat slechts mag worden gebouwd, indien:

  • a. aanvrager van een omgevingsvergunning een windhinderzoek conform de Nederlandse norm NEN 8100: 2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving heeft overgelegd, waarin aangetoond wordt dat minimaal een matig windklimaat ontstaat en de norm voor gevaar niet wordt overschreden;
  • a. aanvrager van een omgevingsvergunning een bezonningsstudie uitgevoerd, waarin aangetoond wordt dat minimaal aan de strenge TNO-norm met betrekking tot de bezonning van woningen in de omgeving kan worden voldaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 om ook kleinere woningen mogelijk te maken, mits:

  • 1. de oppervlakte van een woning minimaal 55 m2 is en de gemiddelde oppervlakte van alle woningen in het gebouw minimaal 75 m2 bedraagt;
  • 2. er per woning wordt voorzien in een buitenruimte danwel in een gezamenlijke buitenruimte.
8.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien van voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen tot en met de geluidklasse 'zeer onrustig' (59 t/m 63 dB) kunnen volgende eisen gesteld worden aan bouwplannen:

  • 1. bij gestapelde woningen dient minimaal 1 verblijfsruimte in de woning aan de geluidluwe zijde te worden gesitueerd en bij grondgebonden woningen minimaal 3 verblijfsruimten in de woning aan de geluidluwe zijde;
  • 2. de buitenruimtes (tuin of balkon) worden bij voorkeur aan de geluidluwe zijde gesitueerd;
  • 3. wanneer een woning een balkon heeft aan de geluidbelaste zijde moet deze afsluitbaar zijn, zodat men zelf kan kiezen of men zich wil afzonderen van de hoge geluidbelasting.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de woning dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de woning mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  • f. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • g. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • h. er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • i. er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
8.5.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het ingebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 8.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder een waterberging van minimaal 20 mm/per m2 verhard oppervlakte en een vertraagde afvoer van 2,4l/s/ha.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdrioleringen met de daarbijbehorende overige bouwwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
9.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming bedraagt maximaal 3 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke 9.4 beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • c. het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • d. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het leggen van drainageleidingen;
  • g. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
9.6.2 Uitzondering op verbod

Het in artikel 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

De in artikel 9.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoofdriolering.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in de artikelen 9.3 en/of 9.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Het is verboden:

  • a. om meer dan één afzonderlijk huishouden in een woning te vestigen;
  • b. opstallen – of delen ervan – en gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;
  • c. voor zover dit niet door de bestemming expliciet is toegestaan- de gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van horeca, detailhandel, prostitutie en/of als seksinrichting.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan:
    • 1. voor afwijkingen ten aanzien van de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m3;
    • 3. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast, dat belangen van derden niet in redelijkheid worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;
    • 4. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bebouwingsvlak en/of bestemmingsvlak worden overschreden door erkers over maximaal tweederde gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden en er vóór de uitbreiding tenminste 3,5 meter resteert van het voorerf;
    • 5. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan voor de vestiging van kinderopvang, met dien verstande dat:
    • 1. Indien de kinderopvang de primaire activiteit betreft:
      • het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
      • de verkeersveiligheid (naar redelijke verwachting) niet onevenredig wordt aangetast, met in het bijzonder mogelijke verkeersblokkades door het haal- en brengverkeer en/of onveilige (verkeers)situaties voor omwonenden/doorgaand verkeer;
      • de uitoefening van een kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat of gaat ontstaan;
      • de kinderopvang niet in een doodlopende straat of in een woonstraat/woonerf met een doodlopend karakter is gelegen;
      • de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, waarbij onder andere nadrukkelijk rekening wordt gehouden met beschermde stadsgezichten en/of (nabijgelegen) mogelijk anderszins waardevolle panden;
      • de kinderopvang op een industrieterrein of een kantoorterrein mag worden gevestigd, mits de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven en andersom;
      • de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;
      • aannemelijk is dat de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD) of een daaraan gelijk te stellen instelling geen ruimtelijke bezwaren heeft tegen de huisvesting.
    • 2. Indien kinderopvang ondergeschikt is aan het primaire gebruik:
      • voor zover sprake is van een woonfunctie van het pand, deze behouden blijft;
      • het ondergeschikte medegebruik van het pand en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van het pand en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
      • er een directe relatie bestaat tussen de exploitant van de primaire activiteiten of bewoner en de ondergeschikte kinderopvang binnen hetzeldfe pand en/of bijgebouwen;
      • de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;
      • de uitoefening van kinderopvang (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;
      • de uitoefening van kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van

gronden of bouwwerken geldt, dat in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in

stand worden gehouden voor het parkeren en stallen van voertuigen met inachtneming van de volgende

parkeernormen:

  • a. grondgebonden woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
  • b. gestapelde woningen: 1,6 parkeerplaatsen per woning;
  • c. niet-woonfuncties: de parkeernormen, zoals opgenomen in het ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning geldende parkeerbeleid van Almelo.
13.2 Laden en lossen

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien voldoende wordt voorzien in die behoefte.

13.3 Afwijkingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 en 13.2:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. De vergunning als bedoeld in lid 13.3 a. kan slechts verleend worden, indien:
    • 1. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast; en
    • 2. de parkeersituatie in de openbare ruimte niet onevenredig wordt aangetast.
13.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig het gestelde onder artikel 13.1 en 13.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Woongebied Indië - Deel 3.