direct naar inhoud van Toelichting
Plan: XL Businesspark Twente tranches 1 en 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00048-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De ontwikkeling van het XL Businesspark Twente moet ruimte bieden aan hoogwaardige en grootschalige bedrijvigheid in de regio. Hiervoor is in 2006 het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente vastgesteld waarin o.a. voorzien wordt in uit te werken bestemmingen voor de beoogde bedrijfsgronden.

De ontwikkeling, exploitatie en het beheer van het Regionaal Businesspark Twente (RBT) wordt uitgevoerd door de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en de Provincie Overijssel. Voornamelijk bedrijven in de distributie, industrie, logistiek en transport zullen zich op dit bedrijventerrein vestigen. Deze bedrijven leveren zowel directe als indirecte werkgelegenheid op, waardoor de concurrentiepositie van de regio versterkt.

Tot op heden loopt het tempo van de gronduitgifte van XL Businesspark achter op de verwachting. De strikte regels (bouwhoogtes en milieuzonering) en beperkingen (verkeersbestemming, groenbestemming) in het vigerende bestemmingsplan hebben een remmende werking op de ontwikkeling van het gebied. Hierdoor is de behoefte ontstaan aan een nieuw kader waarin waarden worden beschermd, maar meer ruimte is voor ontwikkeling die aansluiten bij de markt. Dit kan worden bereikt door een flexibelere opzet van het terrein met minder regels en meer ruimte voor maatwerk.

Het bedrijventerrein wordt in verschillende tranches uitgegeven. Alle gronden in het plangebied zijn

voorzien van een bedrijfsbestemming met een rechtstreekse bouwtitel. Voor de tranches 1 en 2 worden in het voorliggende bestemmingsplan ingespeeld op wensen vanuit de markt door een flexibele opzet. In onderstaande figuur zijn de tranches weergegeven. Voor tranche 3 geldt reeds een actueel en flexibel bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0001.png"

Figuur 1.1. Tranches (bron: http://xlpark.nl/kavels.html)

1.2 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld.

In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing geldt voor de ontwikkelingen in het plangebied (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 7 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 8 geeft de wijze van en resultaten omtrent de procedure.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'XL Businesspark Twente tranches 1 en 2' bestaat uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding;
  • 3. bijlagen bij de regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen behorend bij de gronden van het plangebied aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

1.4 Ligging van het plangebied

Het plangebied betreft de tranches 1 en 2 van het Regionaal Businesspark Twente. Dit bedrijventerrein ligt in de gemeente Almelo, ten zuiden van de stad Almelo (Figuur 1.2). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 70 hectare. Het plangebied ligt aan de oostkant van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente en het wordt begrensd door:

- Ten noorden: A35;

- Ten oosten en zuiden: de Doorbraak

- Ten westen: tranche 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0002.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.5 Huidige planologische situatie

Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Regionaal Bedrijventerrein Twente. Dit plan is vastgesteld op 11 juli 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 februari 2007. In dit bestemmingsplan zijn zowel gedetailleerde als globale bestemmingen opgenomen (Figuur 1.3). Voor de gronden die bedoeld zijn voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein en gebieden met belangrijke cultuurhistorische elementen is gekozen voor uit te werken bestemmingen. Het doel van deze bestemmingen is het flexibel omgaan met de gefaseerde aanleg van het terrein in relatie tot de looptijd van het project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0003.png"

Figuur 1.2: Plankaart bestemmingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente'.

De uit te werken bestemmingen voor het bedrijventerrein worden in verschillende fasen uitgewerkt (zie figuur 1.1). Tranches 1 en 2 zijn reeds uitgewerkt. De uitwerkingsplannen 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 1' en 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 2' liggen binnen de grenzen van het plangebied (Figuur 1.4). Voor tranche 3 geldt een bestemmingsplan dat recent is vastgesteld.

In totaal bestaan tranche 1 en 2 uit circa 70 ha uitgeefbaar bedrijventerrein. Waarvan circa 20 ha reeds in gebruik is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0004.png"

Figuur 1.4: Plankaart uitwerkingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 1'

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0005.png"

Figuur 1.5: Plankaart uitwerkingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 2'.

Voor het gebied geldt verder een beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen (zie paragraaf 2.2).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en voornemen

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie beschreven. Hierbij wordt inzicht gegeven in de ontstaansgeschiedenis, de bestaande ruimtelijke en functionele structuren in het gebied. Tot slot worden de actuele werkzaamheden op het bedrijventerrein XL Businesspark Twente beschreven.

2.1 Huidige situatie

Algemeen

Het gehele XL Businesspark Twente wordt ontsloten vanaf de snelweg A35, zo ook Tranche 1 en 2. De A1 is één van de belangrijkste verkeersaders in Europa en is snel te bereiken via de A35.

Het plangebied had van oorsprong een landelijke karakter, maar is op dit moment grotendeels getransformeerd tot een gebied dat is ingericht en/of voorbereid voor industriële ontwikkelingen. Inmiddels hebben de eerste bedrijven zich gevestigd op het terrein en is alle (hoofd) infrastructuur aangelegd. Het gebied heeft zijn landelijke / agrarische functie verloren.

Tranche 1

Dit industrieterrein wordt aan de noordzijde begrensd door de reserveringszone (inclusief beheersgrenzen van Rijkswaterstaat) van de A35 en de verlengde A35. Aan de westzijde vormt de Pastoor Ossestraat en de daarbij behorende groenstructuur globaal de grens. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de zuidelijke perceelsgrens van percelen aan de Bolscher Landen en aan de oostzijde door de bermsloot langs de Maatkampsweg en de Doorbraak. Dit deel van het bedrijventerrein is grotendeels gevuld door bedrijven, zoals Vivochem, Buiting, Timberland en de bluswatervoorziening. De hoofdontsluiting (hoofd-as) is gerealiseerd en het viaduct over de Pastoor Ossestraat is eveneens gerealiseerd. Zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0006.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto (2014) tranche 1

Tranche 2

Het plangebied betreft het centrale deel van het Regionaal Bedrijventerrein Twente. Dit bedrijventerrein ligt ten zuiden van de kern Almelo en grenst aan de noordzijde aan de A35. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Pastoor Ossenstraat. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Wolbeslanden en de Geurntjesdijk en de westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Henriette Roland Holstlaan / Newton 9 (zie figuur 2.2). Binnen het plangebied zijn bestaande bedrijven gelegen. De agrarische bedrijvigheid in het plangebied is beëindigd. De woonbebouwing en bedrijfsbebouwing die ten dienste stonden van de agrarische bedrijvigheid worden gesloopt, behalve Erve Wolbeslanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0007.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto (2014) Tranche 2

In en rond het plangebied komen verschillende waterlopen voor. Ten zuiden van het plangebied grenst de Doorbraak, een nieuwe beek van 13 kilometer lang. De beek zorgt dat het water in Twente meer ruimte krijgt om wateroverlast en verdroging te voorkomen. Ook wordt deze beek gebruikt als een ecologische verbinding tussen Noordoost Twente en de Sallandse Heuvelrug.

De grond van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit goed doorlatend zand. Door de zandbodem wordt regenwater goed geïnfiltreerd in de bodem en wordt voorkomen dat er grote waterplassen ontstaan in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0008.png"

Figuur 2.3 Recente foto Tranche 2

Planologische mogelijkheden

Voor tranches 1 en 2 geldt een (actueel) planologisch kader. Nu zijn voor één deel de milieucategorieën 1 t/m 3 en voor het andere deel milieucategorieën 3 t/m 5 toegestaan. Tevens zijn de infrastructuur en groen\cultuurhistorische waarden specifiek bestemd. Deze onderdelen zorgen voor belemmeringen voor toekomstige bedrijven om zich te vestigen. Uit de praktijk blijkt dat bedrijven afhaken omdat ze niet passen in verband met de situering en\of toegestane bouwhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0009.png"

Figuur 2.4 Recente foto Tranche 2 en omgeving

Erve 't Wolbert, Wolbeslanden

Het Erve 't Wolbert ligt aan de Wolbeslanden en vormt de overgang naar het ten zuiden gelegen park. Deze zone bestaat uit een waardevol cultuurhistorische landgoed Erve 't Wolbert en wordt straks aan drie zijden omsloten door het bedrijventerrein en door een fietsroute. Het erve heeft daarom een speciale positie op het terrein. Hier ligt een gemengde functie voor de hand, wellicht een horecafunctie als opstap van het bedrijventerrein naar het park en het Doorbraakgebied. Dit kan in één van de bestaande gebouwen binnen het ensemble of door toevoeging van een nieuw ontworpen gebouw, georiënteerd op het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0010.png"

Figuur 2.5 Foto Erve 't Wolbert

De belangrijkste opgaven voor het bestemmingsplan is het behoud van het ensemble van:

- waardevolle gebouwen (woonhuis en bijgebouwen);

- de karakteristieke verharding;

- het karakteristieke groen van bomen, heesters en hagen;

- de karakteristieke erfscheidingen;

- de aanwezige zichtlijnen vanaf het erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0011.png"

Figuur 2.6 Foto Erve 't Wolbert en omgeving

2.2 Beoogde situatie

Algemeen

Voor de tranches 1 en 2 zijn er concrete initiateven die passen binnen de filosofie van het XL Businesspark Twente maar niet binnen de huidige bestemmingsplanregels. Met dit bestemmingsplan wordt aan de wensen voor een betere geschiktheid voor de huidige markt tegemoet gekomen.

In hoofdlijnen zijn de volgende wijzigingen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan voorzien:

  • De bestaande groen structuren en cultuurhistorische elementen zouden kunnen komen te vervallen. Hiervoor is een belangenafweging gemaakt. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is ruimtelijk niet mogelijk met behoud van alle aanwezige structuren en elementen. Met IVN en Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied. Zie ook paragraaf 4.7. De bomenrij langs de hoofdas en het groen aan de rijksweg blijft behouden. Dit geldt ook voor de houtwal langs de bluswatervoorziening.
  • Op kavels voor bedrijven in de hogere milieucategorieën, mogen ook bedrijven met een lagere milieucategorie worden gevestigd;
  • Het vestigen van bedrijven met milieucategorie 5 is alleen met afwijking mogelijk;
  • De toegestane bebouwingshoogtes en bebouwingspercentages worden vergroot;

Deze wijzigingen leiden niet tot meer bedrijvigheid aangezien het aantal kavels en de kavelgrootte (uitgeefbaar terrein) gelijk blijven, wel wordt gedeeltelijk een grotere bebouwingsdichtheid opgenomen. Het plan leidt ook niet tot een hogere milieubelasting, aangezien de maximale milieucategorie wordt verlaagd naar categorie 4.2 en het oppervlak bedrijvigheid niet toeneemt.

Met bovenstaande wijzigingen wordt een bedrijventerrein dat beter aansluit op de vraag en van hoogwaardig niveau voor grote bedrijven (percelen >2ha) mogelijk gemaakt waardoor een toplocatie (vanwege multimodale ontsluiting) ontstaat voor met name logistieke bedrijven.

Stedenbouw en landschap

Het XL Businesspark Twente is een regionaal bedrijventerrein speciaal ontwikkeld voor de 'ruimtevreters', bedrijven die grote oppervlaktes nodig hebben. Bij de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente zal het huidige agrarische landschap op termijn geheel verdwijnen.

Bij het opstellen van de stedenbouwkundige en landschappelijke kaders van dit bestemmingsplan is de wens voor flexibiliteit en ruimte voor de vestiging van zo veel mogelijk typen bedrijven een belangrijk vertrekpunt. Voor stedenbouw en landschap ligt de nadruk op de ruimtelijke kwaliteit binnen de hoofdstructuur en de relatie met en de zichtbaarheid vanuit het omliggende landschap.

De volgende ruimtelijke randvoorwaarden/uitgangspunten liggen ten grondslag aan dit bestemmingsplan:

  • Herkenbare hoofdas: De hoofdas heeft een herkenbaar ruim en groen profiel.
  • Zonering in bouwhoogtes: De hoogste gebouwen staan aan de snelweg en in het hart van het plangebied. Aan de randen geldt een lagere maximale bouwhoogte. Met de randen wordt bedoeld de grens met de Doorbraak en het 'Deltapark'.
  • Zichtlocatie A35: Kavels gelegen aan de snelweg liggen op een ultieme zichtlocatie. Langs de A35 dient nadrukkelijk samenhang tussen deze bedrijfshallen worden geborgd in situering en oriëntatie. Het bestemmingsplan regelt de verkaveling en oriëntatie niet expliciet. Gezien de afmetingen van de bedrijfskavels en de wens voor een efficiënte (rechthoekige) verkaveling zal het eerste bedrijf dat zich vestigt aan de snelweg min of meer de keuze bepalen voor parallel aan de snelweg bouwen of haaks op de snelweg bouw. In tranche 1 wordt evenwijdig aan de snelweg gebouwd. Parallel bouwen impliceert het realiseren van wandwerking in één rooilijn. Haaks bouwen betekent een verstaffeling maken aan de kant van snelweg.
  • Bouwhoogtes: De meest voorkomende hoogte van logistieke hallen is 15 meter. Om ruimte te bieden aan specifieke logistieke bedrijven is een bouwhoogte van 30 meter eveneens gewenst. Deze hogere bouwhoogte van logistieke hallen is inpasbaar in het XL-landschap van bedrijfshallen aan de snelweg. Vandaar dat alleen aan de noordoostzijde van Tranche 1 en aan de snelwegzijde van Tranche 2 deze hoogte is toegestaan. Aan de snelweg A35 en het entreegebied (Henriette Roland Holstlaan) geldt ook als uitgangspunt een minimale bouwhoogte van 12 meter om de gewenste wandwerking te garanderen.
  • De randen (een zone van ongeveer 200 tot 300 meter) grenzend aan het landelijk gebied kennen een lagere maximale bouwhoogte, namelijk 18 meter. Aan de Pastoor Ossestraat is de maximale bouwhoogte 15 meter. Deze hallen zullen grotendeels door groen/bomen aan het zicht worden onttrokken.
  • Groenstructuur: De hoofdas heeft een breed profiel die met groen is ingepast. De zuidrand van het XL Businesspark Twente grenzend aan de Doorbraak zal afwisselend bestaan uit bosjes, houtwal en houtsingels om de aanblik van de bedrijfshallen vanuit de Doorbraak en landelijk gebied te verzachten.
  • De rudimenten van de kleine landschapselementen van het agrarisch landschap zoals stukjes houtwal, erfbeplantingen en bomenrijen zullen wijken voor de grote bedrijven, omdat ze niet inpasbaar zijn vanwege hun ligging. Dit geldt echter niet voor de houtwal langs de bluswatervoorziening, deze blijft gehandhaafd en wordt in het bestemmingsplan beschermd.
  • Opslag: Verrommeling dient te worden voorkomen. Vandaar dat opslag van goederen op het terrein van de bedrijven niet zichtbaar mag zijn vanaf de snelweg A35, én achter de voorgevelrooilijn plaatsvindt en nooit hoger dan 5 meter is.
  • Fietsen; In het profiel van de hoofdas is een vrij liggend fietspad gerealiseerd dat goed is aangesloten op de omgeving.

Het parkgebied

Voor het parkgebied en de doorbraakzone is een inrichtingsplan opgesteld. In figuur 2.7 is dit gevisualiseerd. Ook zijn in figuur 2.8 dwarsdoorsneden opgenomen waarin een zorgvuldige inpassing in het landschap van bedrijven die grenzen aan de Doorbraak is uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0012.jpg"

Figuur 2.7: Inrichtingsplan Parkgebied (Bron: SAB)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0013.png"

Figuur 2.8: Dwarsdoorsneden Parkgebied (Bron: SAB)

Beeldkwaliteitsplan

Voor de  ontwikkeling van XL Businesspark Twente is de ambitie uitgesproken om ruimtelijke kwaliteit  te regisseren met een beeldkwaliteitsplan. Het vormt het toetsingskader voor de stadsbouwmeester (welstand). Het beeldkwaliteitsplan geeft de kaders aan voor de stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en de architectonische vormgeving en inspireert de initiatiefnemers. Voor de inrichting van de openbare ruimte gelden ook richtlijnen. Het overkoepelend thema is en blijft de XL-gedachte.

Gezien de wens vanuit het dagelijks bestuur van het RBT voor meer flexibiliteit, en daarbij de wens van de gemeenteraad van Almelo, om af te stappen van beeldkwaliteitsplannen op kavelniveau is gekozen om één (globaal) “beeldkwaliteitsplan XL Businesspark Twente“ te maken voor het gehele bedrijventerrein. Het huidige beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen (2013) vormt daarbij de basis en zal waar nodig worden aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0014.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0015.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0016.jpg"  
Hal Timberland en Buiting   Hal Vivochem   Hal Madison  

Figuur 2.9: Impressies diverse gerealiseerde bedrijfshallen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastuctuur en ruimte (2012)

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn

Toetsing

Op de ruimtelijke hoofdstructuurkaart is Netwerkstad Twente aangeduid als stedelijke regio met topsectoren, de regio valt daarmee dan ook onder het nationaal belang. De ambitie voor de regio is om een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat te bewerkstelligen met een concentratie van topsectoren. Het regionale bedrijventerrein XL Businesspark Twente geeft hier mede invulling aan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) (2012)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.


De ladder is per 1 juli 2017 gewijzigd. Vanaf dat moment moet voor binnenstedelijke projecten de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.


Beschrijving behoefte

Voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor de kennisintensieve maakindustrie en het mkb zijn vereist om te komen tot een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Daarnaast wil de regio ook voldoende en goede ruimte bieden aan de vestigingsmogelijkheden van andere typen bedrijvigheid in Overijssel, zoals voor transport, logistiek en zwaardere industrie. Doel daarbij is dat er in Overijssel voldoende vitale werklocaties zijn, die aansluiten bij de veranderende wensen en eisen van het bedrijfsleven. De ontwikkeling van XL Businesspark Twente moet hiervoor ruimte bieden, door de ontwikkeling van een hoogwaardig en grootschalig bedrijventerrein met een omvang van circa 125 hectare netto. Hiervoor is in 2006 in regionaal verband het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT” opgesteld dat door de gemeenteraad van Almelo is vastgesteld.

Om het aanbod aan bedrijfskavels aan te laten sluiten bij de marktomstandigheden wordt het bestemmingsplan in verschillende tranches ontwikkeld. Alle gronden zijn voorzien van een bedrijfsbestemming waar bij recht een omgevingsvergunning kan worden verleend. Daarnaast is de laad- en losplaats aan het Twentekanaal nagenoeg gerealiseerd waarmee het bedrijventerrein beschikt over een multimodale ontsluiting. De actuele regionale behoefte van dit multimodale bedrijventerrein wordt onderbouwd door de volgende rapporten:


In het rapport 'Quick scan XL Businesspark (2016)' (zie bijlage 1) wordt geconcludeerd dat sprake is van een potentieel overaanbod van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit, maar dat XL markttechnisch gezien de beste plek is voor grootschalige bedrijvigheid in Twente. Dit betekent dat een groot deel van de vraag in potentie een voorkeur zal hebben voor vestiging op XL. Omdat kavels op andere bedrijventerreinen echter wel een alternatief vormen, is er een noodzaak om het plan te optimaliseren (waaronder het mogelijk maken van grotere en rechthoekige kavels) de overprogrammering terug te brengen.

Uit het rapport Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017-2020 (zie bijlage 2) blijkt dat er regionale behoefte is aan 334 hectare bedrijventerrein. De totale vraag ligt wellicht hoger dan 334 hectare. Voor XL Business park is aannemelijk dat er sprake is van een additionele ruimtevraag (niche). De exacte omvang ervan is niet bekend. Het huidige aanbod is 437 hectare. De regiogemeenten hebben afgesproken dat binnen een jaar 12,5 hectare bedrijventerein wordt gedeprogrammeerd. Per saldo is dan geen sprake van overaanbod. 61 hectare van de behoefte wordt toegewezen aan XL-Businesspark.

Regionale afstemming

De Twentse gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden en de provincie Overijssel hebben met elkaar afspraken gemaakt over het programmeren van bedrijventerreinen in Twente (Bestuursovereenkomst programmering bedrijventerreinen Twente 2017 - 2020, 28 september 2017) (zie bijlage 3). In het achterliggende document 'Afspraken regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017-2020', 30 maart 2017 (bijlage 2) is aangegeven dat een deel (61 ha) van de vraag in de regio Twente naar het regionale bedrijventerrein voor grootschalige logistiek en industrie XL Businesspark gaat. Dit bestemmingsplan maakt dat planologisch mogelijk.

Motivering locatiekeuze

Het plan bedrijventerrein XL Businesspark Twente voorziet in grote bedrijfskavels in de zwaardere milieu categorieën. Dergelijke kavels zijn vanwege de omvang en milieuregelgeving vrijwel niet in te passen in bestaand stedelijk gebied. De bestaande en in ontwikkeling zijnde lokale bedrijventerreinen in de regio voldoen niet aan de doelstellingen van het XL Businesspark Twente, aangezien deze terreinen te klein in omvang zijn, of niet multimodaal ontsloten, of bedoeld voor lokale bedrijven, of niet geschikt zijn voor grootschalige bedrijvigheid. In regionaal verband is daarom ook afgesproken dat de grote (natte en kade gerelateerde) ruimtevragers zich vestigen op het XL Businesspark Twente. Het XL Businesspark Twente is tevens reeds ingevuld als bestaand stedelijk gebied (Laad- en loskade, diverse bedrijven en infrastructuur).

Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat dit plan voorziet in een actuele regionale behoefte die niet in het bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden opgevangen. Elders in de regio is geen plek voor zeer grote ruimtevragers, zeker niet in combinatie met een aansluiting op de binnenvaart. XL Businesspark Twente is door de regio specifiek aangewezen voor opvang van grote bedrijven. Door de multimodale bereikbaarheid is het terrein zeer geschikt om te voorzien in de vraag naar grotere (natte en kade gerelateerde) bedrijven.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel. Beken Kleur (april 2017)

De Omgevingsvisie is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

Het plangebied is onderdeel van het stedelijk netwerk Netwerkstad Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Borne en Oldenzaal) Het concentratiebeleid van de provincie is erop gericht het aanbod voor de (boven)regionale bedrijvigheid te concentreren in de stedelijke netwerken. Vanuit de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zal de ruimte daarvoor allereerst gevonden moeten worden in het bestaande bebouwde gebied. Door herstructurering en transformatie worden bestaande bedrijventerreinen aangepast aan de veranderende vraag en worden nieuwe stedelijke werkmilieus gerealiseerd.

De provincie zet in op de (door)ontwikkeling van enkele onderscheidende topwerklocaties. Het plangebied is aangemerkt als Topwerklocatie. Provinciale (economische) investeringen worden gebruikt om hier, indien nodig, locatiegebonden condities verder te ontwikkelen waardoor topwerklocaties een stuwende betekenis kunnen hebben voor de regionale economie. Dit zijn werklocaties met bijzondere vestigingscondities voor bedrijven die zich richten op een (inter)nationaal en (boven)regionaal verzorgingsgebied en die een stuwende functie hebben voor de regionale economie.


Met het bestaande aanbod is de basis aan werklocaties grotendeels op orde. Om te zorgen dat Overijssel ook in de toekomst aantrekkelijk blijft als vestigingslocatie voor (inter)nationale ondernemingen die een stuwende kracht zijn voor de regionale economie, zet de provincie in op de (door)ontwikkeling van enkele onderscheidende topwerklocaties. Door provinciale investeringen, zoals in innovatietrajecten en verbetering infrastructuur, gericht in te zetten, worden de topwerklocaties nog aantrekkelijker als concentratiepunt voor stuwende bedrijvigheid.


De meeste bedrijvigheid kan goed uit de voeten op de bestaande bedrijventerreinen bij steden en dorpen. Er is echter ook vraag uit de markt naar ‘topwerklocaties’ waar een bijzonder ondernemersklimaat geboden wordt door de koppeling met topsectorbedrijven en /of universiteit/kennisinstelling (Triple Helix). Deze terreinen kennen een scherp profiel en segmentering. Het aanwijzen van topwerklocaties leidt tot focus en daardoor tot investeringen van de markt. Terreinen die op het gebied van duurzaamheid en energie hoog scoren, bieden daarbij een andere/extra aantrekkingskracht op ondernemers.


Het aanwijzen van de topwerklocaties is de eerste stap in de doorontwikkeling van bijzondere werklocaties.


afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0017.png"

Figuur 3.1: Uitsnede kaart 'economie en vestigingsklimaat' Omgevingsvisie Overijssel

Toetsing

De ontwikkelingen in het plangebied voldoen aan het provinciale concentratiebeleid en maken de de doorontwikkeling van een onderscheidende topwerklocatie binnen het stedelijk netwerk Netwerkstad mogelijk.

Omgevingsverordening (versie april 2017)

De voor deze ontwikkeling relevante regels in de verordening zijn:

  • Overijsselse Ladder voor duurzame verstedelijking (principe van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (titel 2.1) in combinatie met titel 2.3 werklocaties)
  • Principe van concentratie (artikel 2.1.2)

Gemeenten mogen uitsluitend voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerrein met uitzondering van stedelijke netwerken die mogen voorzien in een bovenregionale behoefte.

Bestemmingsplannen mogen uitsluitend voorzien in de totstandkoming van nieuwe bedrijventerreinen indien de nieuwe bedrijventerreinen naar aard, omvang en locatie in overeenstemming zijn met de gemeentelijke bedrijventerreinenvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten.

Toetsing

De plannen zijn in lijn met de provinciale verordening. Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is in de Omgevingsvisie in zijn geheel als bestaand bedrijventerrein binnen het stedelijk netwerk aangegeven. Het plan voorziet in een bovenregionale behoefte.

De Twentse gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden en de provincie Overijssel hebben met elkaar afspraken gemaakt over het programmeren van bedrijventerreinen in Twente (Bestuursovereenkomst programmering bedrijventerreinen Twente 2017 - 2020, 28 september 2017) (zie bijlage 3). In het achterliggende document 'Afspraken regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017-2020', 30 maart 2017 (zie bijlage 2) is aangegeven dat een deel (61 ha) van de vraag in de regio Twente naar het regionale bedrijventerrein voor grootschalige logistiek en industrie XL Businesspark gaat. Dit bestemmingsplan maakt dat planologisch mogelijk.

Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011

De visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011 is door de gezamenlijke gemeenten (Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal) in de netwerkstad opgesteld en vormt een analyse van de vraag en het potentiële aanbod aan bedrijventerreinen voor de periode 2010-2030 voor de Netwerkstad. Uit de analyse blijkt dat voor de genoemde periode er een grote vraag is naar bedrijventerreinen voor transport, logistiek en distributie en dat deze behoefte het grootste is in de gemeenten Almelo, Oldenzaal en Enschede.

Ook na 2020 wordt nog in Almelo en Oldenzaal ruimtevraag verwacht, terwijl voor de overige gemeenten dit vanaf die tijd niet meer het geval zal zijn. Hiermee is niet gezegd dat in de andere gemeenten geen nieuwe bedrijvigheid na 2020 ontstaat, maar op basis van de scenario’s wordt tussen 2020 en 2030 geen substantiële groei verwacht van de ruimtevraag naar bedrijventerreinen.

Toetsing

Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente wordt in de visie gesteld dat het bedrijventerrein een bijzondere positie in Netwerkstad Twente inneemt. Het bedrijventerrein kan uitstekend de toekomstige ruimtevraag accommoderen voor met name bovenregionale bedrijvigheid met een ruimtebehoefte van meer dan 2 hectare.

Marktstudie XLBusinesspark Twente (2012)

In het rapport 'Marktstudie XLBusinesspark Twente' (zie bijlage 4) wordt geconcludeerd dat XL Businesspark Twente voldoet aan alle kwaliteiten die nodig zijn om logistieke en industriële activiteiten te accommoderen. De totale ruimtevraag zal niet alleen op XL Businesspark Twente landen, maar ook elders in de regio Twente neerslaan. Gezien de omvang van de ruimtevraag per bedrijf vanuit de clusters Industrie & Bouw en Transport, Opslag & Distributie mag verwacht worden dat een belangrijk deel zich zal vestigen op XL Businesspark Twente. Zeker gezien de regionale afspraak dat bedrijven groter dan 2 hectare in principe geaccommodeerd moeten worden op XL Businesspark Twente.

Herijking Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente (2013)

In deze herijking wordt ingegaan op de huidige situatie van de bedrijventerreinen in de regio en is de ruimtevraag en het aanbod tot 2040 geactualiseerd. Daarnaast is in de visie een realisatiestrategie opgenomen, waarin de uitgifte van bedrijventerreinen is geprioriteerd. Door op basis van een gezamenlijke visie en programma te prioriteren wordt gebruik gemaakt van elkaars kennis, ontstaan kansrijke locaties en wordt voorkomen dat gemeenten elkaar onderling gaan beconcurreren.

XL Businesspark wordt in de visie beschouwd als een hard plan waarbij uit wordt gegaan van een strategische programmering. Dit betekent dat er regionaal zorgvuldig geprogrammeerd wordt om het bestaande aanbod zo optimaal mogelijk voor de bedrijven in de Netwerkstad als geheel te kunnen inzetten. De Netwerkstad Twente heeft als geheel voldoende ruimte beschikbaar en gereserveerd in de diverse categorieën bedrijventerreinen (bestaand – herstructurering – harde plannen – zachte plannen) om in de verwachte vraag tot 2040 te kunnen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0018.png"

Figuur 3.3. Bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2013

Kwantitatief en kwalitatief programma

Inclusief de zachte plannen is er meer dan voldoende hectare aanbod aan bedrijventerreinen beschikbaar in de Netwerkstad (Figuur 3.4.). Als de zachte plannen niet meegerekend worden, is het aanbod net aan voldoende. Door het grote aanbod aan gemengde bedrijventerreinen in de Netwerkstad Twente, zijn de terreinen geschikt voor alle typen bedrijvigheid. De verwachte vraag en aanbod zijn goed op elkaar afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0019.png"

Figuur 3.4. Vraag en aanbod in netto hectare bedrijventerrein kwantitatief tot 2040 op basis van het TM-scenario

Voor de bedrijventerreinen in de Netwerkstad is onderzocht of er sprake is van overprogrammering, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit heeft geresulteerd in de vraag-aanbodanalyse, die als basis geldt voor de programmering. Uit deze herijking op basis van het TM-scenario, blijkt dat er een autonome vraag naar bedrijventerreinen is van ca. 350 ha tot 2040. Deze behoefte vormt wederom de basis voor strategisch (gezamenlijk) programmeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0020.png"

Figuur 3.5. Aanbod bedrijventerreinen kwantitatief tot 2040

Alle terreinen en plannen zijn ingedeeld in ‘bestaand aanbod’, ‘herstructurering’, ‘(harde) plannen’ (280 ha.) en ‘zachte plannen’ (130 ha.).


De eerste twee categorieën vallen niet onder gezamenlijk programmeren, zij zijn al grotendeels uitgegeven en bouwrijp. Het gaat hier om ca. 80 ha. netto van het totale harde aanbod. Bij de zgn. (harde) plannen gaat het om de terreinen waarvoor wel een bestemmingsplan is vastgesteld maar nog weinig of niets is uitgegeven.


Daarnaast is een korte termijn prognose op basis van een mix van de RC en SE-scenario’s opgesteld. Hierin is de verwachte uitgifte tot 2020 in beeld gebracht, als specificatie van de lange termijn vraagprognose. Uit de korte termijnanalyse volgt een behoefte van 50 ha. t/m 2015 en 110 ha. voor de periode 2016 t/m 2020. Voor de korte termijn is er meer voorraad dan vraag.


Bij de programmering wordt uiteraard rekening gehouden met de kwaliteit van vraag en aanbod. Zo is in de analyse heel specifiek gekeken naar onder meer locaties voor de logistieke sector zoals ‘natte kavels’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0021.png"

Figuur 3.6. De vraag op basis van de korte en langetermijnprognoses, toegedeeld naar periode in netto ha.

Op basis van bovenstaande is een schema opgesteld met de verwachte uitgifte naar periode.


Periode 2013 t/m 2015:

  • Uitgifte van 25 ha. van bestaande (overwegend binnenstedelijk) terreinen en herstructureringwinst;
  • Uitgifte van 27 ha. terreinen die vallen onder gezamenlijk programmeren.

Op de andere beschikbare terreinen wordt tot 2016 waarschijnlijk niets uitgegeven.


Periode 2016 t/m 2020:

  • Uitgifte van 36 ha. van bestaand aanbod en herstructurering. Daarmee is nagenoeg het gehele bestaande aanbod uitgegeven. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag
    zal er meer bestaand aanbod overblijven. Het gaat dan om een kwalitatieve mismatch in plaats van een kwantitatieve;
  • Uitgifte van ca. 70 ha. van die terreinen, die vallen onder gezamenlijk programmeren. Een opsomming van deze terreinen staat in het programmeringsvoorstel zoals in de Actualisatie van de bedrijventerreinenvisie (2013) is weergegeven. Deze lijst zal elke drie jaar geactualiseerd worden.


In de periode 2016 t/m 2020 zullen naar verwachting dus (nagenoeg) alle terreinen, die niet onder programmering vallen, uitgegeven worden. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag zal er aanbod overblijven. Het gaat dat om een kwalitatieve mismatch, in plaats van een kwantitatieve.


Periode 2021 en verder:

Na 2020 kan verder worden uitgegeven op die terreinen die dan nog beschikbaar zijn waaronder nog een klein deel van het bestaande aanbod en herstructurering.


Toetsing

Van een overprogrammering aan harde plannen is in de Netwerkstad geen sprake. De kwalitatieve marktvraag is complex en niet exact in te schatten voor de langere termijn. Verder heeft het XL Business Park een bijzondere positie in Netwerkstad Twente. Het terrein is bedoeld voor (boven)regionale bedrijvigheid met een ruimtebehoefte van meer dan 2 hectare.

Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente, Ontwikkelingsperspectief (2013)

De 'Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente' is een initiatief van Netwerkstad Twente (de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo, Oldenzaal) en de provincie Overijssel. Doel : zorgen voor een vitale samenleving in een aantrekkelijke omgeving, de basis leggen voor een vernieuwende top-kennisregio. Zorgen voor een regio van internationaal belang met brede werkgelegenheid in de sectoren higtechsystemen en materialen (HTSM), logistiek, recreatie en toerisme.


Belangrijkste onderwerpen

  • Versterken van het economisch klimaat
  • Verbeteren van de stedelijke kwaliteit
  • Binden van talent
  • Initiatief: Netwerkstad Twente

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0022.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0023.png"  

Figuur 3.7. Uitsnede ontwikkelingsperspectief Netwerkstad Twente 2040 vitaal en innovatief

In de visies op de kantorenlocaties en de bedrijventerreinen van de afgelopen jaren is gebleken dat er voldoende goede werklocaties zijn. Zelfs meer dan nodig. De Netwerkstadgemeenten hebben de afgelopen twee jaar forse stappen gezet om de omvang van de programma’s voor woon- en werklocaties te verminderen. Projecten zijn geschrapt en afgeschreven in de grondexploitaties.


Vraag naar bedrijventerreinen

Het uitgeefbare aanbod, dat wil zeggen: alle terreinen waarvoor een bestemmingsplan gereed is en die bouwrijp zijn of gemaakt kunnen worden, bedraagt 336 ha, met daarnaast nog 88 ha aan terreinen die zijn gefaseerd (in 2010) en als strategische voorraad kunnen dienen.


De vraag naar bedrijfslocaties bestaat grotendeels uit de categorie ‘Gemengd bedrijventerrein’. Ter ondersteuning van specifieke ambities en profilering kiezen we gezamenlijk voor enkele locaties met een eigen profiel, zoals XL Businesspark; geheel gericht op grote ruimtevragers, ook zeer geschikt voor (watergebonden) transport en logistieke bedrijven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0024.png"

Figuur 3.8. Geprofileerde bedrijfslocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0025.png"

Figuur 3.8. Geprognosticeerde ruimtevraag tot 2040 in Netwerkstad, zonder vraag van buiten Twente in Twente (Afgerond op 5-tallen)

In het werkprogramma maakt de regio definitieve keuzes voor locaties en projecten maken. Voor zover het bij nieuwe specifieke locaties om toevoeging aan het aanbod gaat, staat hier een minstens gelijke afname van plancapaciteit elders tegenover. Bedrijvigheid moet in die gevallen aanvullend zijn op bestaande terreinen en niet concurrerend, juist door een scherp profiel. Voor andere eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt dat er een aantoonbare additionele (niche-)vraag moet zijn, die niet elders kan landen vanwege locatiespecifieke kenmerken. Voor kantoren is afgesproken op minder goede locaties nog meer te schrappen. Ook wordt er geen nieuwe plancapaciteit voor kantoren toegevoegd, tenzij er elders minstens evenveel wordt geschrapt.

In het werkprogramma ligt het accent op projecten die het ruimtelijke kader versterken en voldoen aan de onderstaande criteria. Projecten moeten:

  • bijdragen aan pijlers Twentehuis;
  • toegevoegde waarde leveren in regionaal verband;
  • het accent leggen op transformatie/kwaliteitsverbetering in bestaand stedelijk gebied (als motor van dynamische groei en brandpunten van cultuur);
  • inzetten op dynamiek rondom de economische zwaartepunten (innovatiedriehoek, XL business park, Twentekanalen als logistieke hotspots), stations, stadsassen, binnensteden;
  • bijdragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de Twentse bevolking (‘wij zijn Twente’);
  • passen binnen het ruimtelijk kader van dit ontwikkelingsperspectief :
  • sterke samenhang tussen de (onder)delen van Netwerkstad Twente: infrastructuur, landschap, samenspel stedelijk en landelijk gebied, economische interactie in Europa en met Randstad/havens, onderscheidende eigen identiteit en profilering per stad;
  • optimale externe bereikbaarheid in alle windrichtingen en met alle modaliteiten;
  • borging van de groene omgeving en tussengebieden van het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

Ontwikkeling van XL business park sluit aan op de regionale ambities en afspraken.

Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente, Werkprogramma (2013)

Kwantitatief en kwalitatief programma

Voor de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar bedrijventerrein is in 2010 onderzoek gedaan (door Ecorys).


Naar aanleiding hiervan is 27 hectare aan bedrijventerrein geschrapt en is afgesproken dat de ‘zachte’ plannen in Netwerkstad tot nader orde niet ontwikkeld worden. Iedere drie jaar vindt een herijking van het onderzoek plaats. Uit de herijking van 2013 blijkt dat er een autonome vraag naar bedrijventerreinen is van circa 350 hectare tot 2040. Deze behoefte vormt de basis voor (gezamenlijk) strategisch programmeren.


Voor de korte termijn is er meer voorraad dan vraag; uit de korte termijnanalyse volgt een behoefte van 50 hectare t/m 2015 en 110 hectare voor de periode 2016 t/m 2020. Voor de lange termijn is er nagenoeg geen overaanbod meer, hooguit nog een mismatch tussen vraag en aanbod qua locatie of terreinkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0026.png"

Met de SER-ladder als basis zijn alle terreinen en plannen ingedeeld in ‘bestaand aanbod’, ‘herstructurering’, ‘ (harde) plannen’ (280 hectare) en ‘zachte plannen’ (130 hectare). De eerste twee categorieën vallen niet onder gezamenlijk programmeren omdat zij al grotendeels zijn uitgegeven en bouwrijp gemaakt. Het gaat hier om ca. 80 hectare netto van het totale aanbod. Bij de zogenaamde (harde) plannen gaat het om de terreinen waar wel een bestemmingsplan voor is vastgesteld maar waar nog weinig is uitgegeven. Bij de programmering wordt uiteraard rekening gehouden met de kwaliteit van vraag en aanbod. Zo is in de analyse heel specifiek gekeken naar onder meer locaties voor de logistieke sector, zoals ‘natte’ kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0027.png"

Op basis van bovenstaande gaat de regio uit van de volgende verwachtingen:


Periode 2013 t/m 2015:

  • Uitgifte van 34 hectare van bestaand (overwegend binnenstedelijk) en herstructurering
  • Uitgifte van 27 hectare terreinen die vallen onder gezamenlijk programmeren.
  • Buren-De Veldkamp (Borne), Oosterveld (Hengelo), XL Businesspark (Almelo), Jufferbeek Zuid (Oldenzaal).
  • Op de andere beschikbare terreinen wordt tot 2016 waarschijnlijk niets uitgegeven.


Periode 2016 t/m 2020:

  • Uitgifte van 36 hectare van bestaand aanbod en herstructurering. Daarmee is nagenoeg het gehele bestaande aanbod uitgegeven. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag zal er meer bestaand aanbod overblijven. Het gaat dan om een kwalitatieve mismatch, in plaats van een kwantitatieve.
  • Uitgifte van circa 70 hectare van die terreinen, die vallen onder gezamenlijk programmeren. Een opsomming van deze terreinen staat in het programmeringsvoorstel, zoals in de Actualisatie van de bedrijventerreinenvisie (2013) is weergegeven. Deze lijst zal elke vier jaar geactualiseerd worden.

Na 2020 kan dan verder worden uitgegeven op die terreinen die dan nog beschikbaar zijn, of beschikbaar moeten komen op basis van geactualiseerde vraag aanbod prognose.


Juist vanwege het strategisch, meer op korte termijn programmeren, nemen we geen voorschot meer toekomstig te ontwikkelen terreinen. Op basis van regelmatige monitoring en programmering zullen de toekomstige ontwikkelingen in gang gezet worden. Als er voldoende vraag blijkt te zijn, zal in ieder geval Jufferbeek-Noord worden ontwikkeld.


Om op tijd de goede voorraad beschikbaar te hebben is monitoring en actualisatie van vraag aanbod analyses elke vier jaar zinvol, ten behoeve van een goede planning van uitgeefbare terreinen.

Toetsing

Het totale aanbod aan harde plannen is 360 ha. De vraag is geraamd op 350 ha. XL Businesspark Twente is ingedeeld als hard plan. Het aanbod aan harde plannen is in balans met de vraag.

XL-businesspark is opgenomen in de regionale planning en is specifiek bedoeld als (boven)regionaal bedrijventerrein.

Op het XL Businesspark Twente is uitgaande van de autonome vraag binnen de regio nog ruimte na 2020. Voor XL Businesspark Twente geldt ook de verwachting dat het terrein bovenregionale aantrekkingskracht heeft voor opvang van de behoefte aan watergebonden terrein.

Werklocaties in Overijssel, Trends, ontwikkelingen en prognoses (2015), opgesteld door Panteia

In het kader van planning en programmering van werklocaties zijn de gemeenten via de Omgevingsvisie (2009), destijds gevraagd om een bedrijventerreinenvisie op te stellen die de behoefte aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief onderbouwt, de mogelijkheden voor herstructurering bevat en is afgestemd met de buurgemeenten. Ook is toen afgesproken dat in 2015 een evaluatie plaatsvindt naar het functioneren van deze gemeentelijke bedrijventerreinenvisies en dan te bekijken of planontwikkeling en geraamde behoefte nog met elkaar in evenwicht zijn of bijgesteld moeten worden. Hiervoor heeft de provincie een evaluatieonderzoek en een prognoseonderzoek laten uitvoeren.

In dit rapport (zie bijlage 5) zijn de trends en ontwikkelingen in de periode 2008-2014 geschetst en is een prognose gemaakt van de te verwachten behoefte aan bedrijventerreinen (inclusief economische zones en zeehaventerreinen) in de periode 2015-2025. De prognoses zijn een actualisatie van de eerder gemaakte prognoses in 2008.

Uitgangspunt voor de prognoses vormt de studie 'Roads to Recovery' van het CPB uit 2014. Omdat de toekomst onzeker is en doorgaans niet langs één pad ontwikkelt, worden in deze studie ontwikkelingen geschetst van de economische ontwikkeling op middellange termijn voor een drietal scenario's:

  • Gemiddeld herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 1,5%
  • Versneld herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 2,5%
  • Vertraagd herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 0,75%

De hoofdconclusie luidt dat voor de komende 10 jaar, ook als we versneld herstellen van de crisis, de planontwikkeling en geraamde behoefte niet in evenwicht zijn en het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief bijstelling behoeft. Gepleit wordt voor een flexibel aanbod passend bij de actuele vraag vanuit ondernemers met voldoende ruimte voor maatwerkoplossingen en met blijvend aandacht voor de kwaliteit van bestaande locaties.

De regionale bedrijventerreinenvisies dragen beperkt bij aan de economische speerpunten van de provincie. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door regionale XL-locaties. Daarvoor worden ook acquisitieinspanningen verricht (vooral door bestuurders). Op deze terreinen worden alleen grote bedrijven toegelaten.

Vraag naar bedrijventerreinen

In de periode 2008-2013 nam de vraag naar bedrijventerreinen per saldo toe met 198 ha. Dit is veel minder dan in 2008 werd gedacht. Ook naar de toekomst kijkend (2014-2025) is de ontwikkeling van de vraag hoogst onzeker. Dit kan worden afgemeten aan de grote bandbreedte die bestaat tussen de vraag naar bedrijventerreinen (scenario van versneld herstel versus vertraagd herstel): de vraag jaar bedrijventerreinen ligt voor de periode 2014-2025 naar verwachting tussen de 311 ha en de 801 ha. Wordt de vraag rekentechnisch geplaatst tegenover het direct beschikbare aanbod dan is er in Twente bij gemiddeld en versneld herstel een duidelijk tekort en bij vertraagd herstel een ruim overschot. Inbreiding zou al voor een belangrijk deel een oplossing zijn voor de tekorten. Rekening houdend met het nog niet-bouwrijpe aanbod, kan in alle drie de scenario's ruimschoots in de vraag worden voorzien. Op grond van deze becijfering is er dus geen noodzaak om 'zachte' plannen verder uit te werken (XL bedrijventerrein is hard aanbod).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0028.png"

Quick scan XL Businesspark (2016), opgesteld door STEC

De provincie Overijssel heeft een quick scan inzake XL Businesspark uit laten voeren (zie bijlage 1) omdat de provincie overweegt om haar positie in XL verder te versterken. Versterking van haar positie is onder meer nodig om de locatie te her- en doorontwikkelen, waaronder de locatie passend te maken voor grotere gebruikers.

Het aanbod bedrijventerreinen in de regio Twente is voor de komende 10-15 jaar groter dan de te verwachten vraag. In de regio Twente is een potentieel overaanbod van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit. We baseren ons hierbij op de provinciale raming (uitgevoerd door Panteia, 2015) naar de ruimtevraag in Twente tot en met 2030 en het (harde) planaanbod van bedrijventerreinen. De vraag naar bedrijventerreinen voor de periode 2015-2030 is circa 440 tot 515 hectare. Het betreft 27-32 hectare per jaar. In de Netwerkstad – waarbinnen XL Businesspark Twente gelegen is – zal een groot deel van deze toekomstige vraag naar bedrijventerreinen zich voordoen. Immers, hier is nu het grootste deel van de werkgelegenheid en bedrijfsvestigingen gehuisvest. De inschatting is dat dit circa 60% van de verwachte vraag betreft.


De vraag naar kavels is ongelijk verdeeld. Het gaat om zowel grote als kleine kavels. Het merendeel van de vraag in de toekomst (60% van de totale vraag) betreft logistieke vraag (groothandel en vervoer & opslag). Met name vanuit deze groep is – op basis van trends en ontwikkelingen - de verwachting dat de ruimtevraag hoofdzakelijk grootschalig van aard is. Op basis van diverse uitgangspunten, is de verwachting dat circa 45-50% van de vraag groter dan 2 hectare is, oftewel circa 210-240 hectare. Circa 30% (65 - 75 hectare) bestaat uit vraag naar bedrijfskavels groter dan 4 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0029.png"

XL Businesspark Twente richt zich op bedrijven groter dan 2 hectare. Planologisch gezien is echter ook in dit segment, bij ontwikkeling van XL Businesspark Twente, sprake van overaanbod, zo blijkt uit de analyse van Stec. Belangrijke kanttekening is echter dat XL markttechnisch gezien de beste plek is voor grootschalige bedrijvigheid in Twente. Dit betekent dat een groot deel van de vraag in potentie een voorkeur zal hebben voor vestiging op XL. Omdat kavels op andere bedrijventerreinen echter wel een alternatief vormen, is er een noodzaak om de overprogrammering terug te brengen.

De huidige opzet van het plan zorgt er voor dat XL Businesspark Twente zich moeilijk kan onderscheiden van het overig aanbod in de regio. Verkaveling en overige stedenbouwkundige eisen (bijvoorbeeld maximale hoogte van 10 meter op delen van het terrein) zorgen voor beperkingen voor grootschalige logistiek; beschikbare kavels zijn veelal te klein of ongunstig qua vorm. Hoewel nog ruim 100 hectare uitgeefbaar is op XL Businesspark Twente is het op dit moment lastig om (zeer) grootschalige bedrijven (voornamelijk logistiek) te huisvesten. Logistieke bedrijven zoeken over het algemeen grootschalige, rechthoekige kavels (vanaf 4 hectare) met een juiste verhouding (breedte en diepte). Als gevolg hiervan haken bedrijven af, investeren zij niet of op de verkeerde plekken.

Het huidige plan is markttechnisch niet optimaal. Dit heeft direct gevolg voor het uitgiftetempo en de grondprijs op XL Businesspark Twente. Indien de overprogrammering blijft bestaan en het plan niet wezenlijk anders wordt, is het irreëel te verwachten dat de uitgifte beter zal worden. Er blijft immers veel concurrentie en het onderscheidend vermogen blijft klein.

Een hoger uitgiftetempo en betere grondprijzen zijn reëel na marktoptimalisaties en terugbrengen overaanbod

Op basis van deskresearch, marktanalyse en gesprekken is geconcludeerd dat XL Businesspark Twente (in potentie) een sterk profiel heeft, zeker vergeleken met andere bedrijventerreinen in Twente. De markttechnische kenmerken van de plek zijn in orde. Het terrein ligt centraal in de regio Twente, aan de snelweg, heeft een eigen op- en afrit en beschikt over een laad- en losplaats aan het Twentekanaal. Bovendien is de segmentering ten opzichte van andere bedrijventerreinen (ondergrens van 2 hectare) sterk. De naam ‘XL’ is daarnaast (voor een bedrijvenpark) herkenbaar. De locatie heeft absoluut marktpotentie, getuige leads en prospects die op dit moment spelen.


Om deze potentie ook daadwerkelijk te verzilveren is het noodzakelijk om de belangrijkste beperkingen te ondervangen. Wil XL Businesspark Twente een substantieel deel van de vraag naar zich toe trekken dan zijn enkele aanpassingen aan het plan noodzakelijk:

  • Zorg dragen en beschikbaar hebben van grote kavels (oplopend tot 10-15 hectare aaneengesloten).
  • Zo veel mogelijk beschikbaar hebben van rechthoekige kavels.
  • Wegnemen belemmeringen in gebruik van kavels (bebouwingspercentage, bouwhoogte en milieucategorie marktconform).
  • Voorkomen onnodige stedenbouwkundige verplichtingen (bosjes en haagjes, bochtige wegenstructuur, eisen aan de gevels etc.).


Er is marktvraag voor grote(re) kavels

De provinciale vraagprognose laat zien dat een groot deel van de vraag in potentie past bij de markttechnische kwaliteiten van XL Businesspark Twente. Immers, het merendeel van de vraag zal zich voordoen in de Netwerkstad Twente en is grootschalig van aard. Dit betekent dat een groot deel van de zeer grootschalige vraag (>4 hectare) en een substantieel deel van de vraag groter dan 2 hectare in potentie op XL kan landen. We schatten in dat tot 2030 circa 90-100 hectare voor rekening kan komen van XL (mits alle randvoorwaarden kloppen en geoptimaliseerd zijn).

Uitgiftetempo tussen 4 en 6 hectare per jaar haalbaar na optimalisaties

Stec taxeert dat een afzettempo van 4 tot 6 hectare per jaar realistisch is voor (een geoptimaliseerd) XL Businesspark Twente. Een afzettempo van circa 4 hectare per jaar is mogelijk bij optimalisatie van het plan (vooral fysiek zoals verkaveling en stedenbouwkundige eisen beperken). Een uitgiftetempo van circa 6 hectare per jaar kan worden gehaald (na optimalisatie van het plan) bij een volledig commitment van betrokken partijen, een sterke en intensieve acquisitie en strakke regionale programmeringsafspraken.


Volledige commitment van betrokken partijen houdt in dat grote bedrijven (groter dan twee hectaren) daadwerkelijk op XL Businesspark Twente zullen landen. Het zorgen voor sterke en intensieve acquisitie kan onder meer worden bereikt door meer tijd en energie in de acquisitie te steken (meer fte’s) en acquisitie te verbreden naar een groter publiek.


Belangrijke voorwaarde: overprogrammering terug brengen en deelnemende gemeenten gecommitteerd houden

De provincie Overijssel en daarbinnen de regio Twente heeft te maken met een overprogrammering van bedrijventerreinen: het aanbod bedrijventerreinen is groter dan de vraag. We constateren dat in de regio Twente een potentieel overaanbod is van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit, met bijbehorende grote druk op grondexploitaties. Een afzettempo van 6 hectare is alleen haalbaar wanneer – naast optimalisaties van het plan – ook afspraken gemaakt worden over het terugdringen van het overaanbod. Immers, voor bedrijven is het onderscheidend vermogen van plekken nu niet en onvoldoende zichtbaar. Bovendien zorgt overaanbod voor ongewenste concurrentie tussen gemeenten of binnen projecten. In Twente wordt nu een traject opgestart (gemeenten, provincie) om de regionale programmering van bedrijventerreinen te verbeteren. De overprogrammering van grote kavels (voor logistiek) moet daar verder worden besproken en teruggebracht. Daarnaast is commitment van deelnemende gemeenten essentieel.

Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017-2020

Uit dit rapport (zie bijlage 2) blijkt dat er regionale behoefte is aan 334 hectare bedrijventerrein. De totale vraag ligt wellicht hoger dan 334 hectare. Voor XL Business park is aannemelijk dat er sprake is van een additionele ruimtevraag (niche). De exacte omvang ervan is niet bekend. Het huidige aanbod is 437 hectare. De regiogemeenten hebben afgesproken (zie bijlage 3) dat binnen een jaar 12,5 hectare bedrijventerein wordt gedeprogrammeerd. Per saldo is dan geen sprake van overaanbod. 61 hectare van de behoefte wordt toegewezen aan XL-Businesspark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0030.png"

Conclusie

Het planvoornemen past binnen het provinciaal en regionaal beleid. De locatie is provinciaal reeds aangeduid als uitbreidingsgebied voor bedrijven. De behoefte is afgestemd in het rapport Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017-2020 en de afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst programmering bedrijventerreinen Twente 2017 - 2020.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Almelo (2003)

De ruimtelijke hoofdstructuur van Almelo wordt gekenmerkt door vier groene lobben die vanuit het buitengebied tot aan de rand van het centrum reiken. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van deze lobbenstructuur. Nieuwe ontwikkelingen dienen de groene lobben structuur te respecteren.

Op de structuurplankaart is het RBT opgenomen als "werken-ontworpen". Henriet Roland Holstlaan wordt aangeduid als ontwikkelingsas. Voor de entree van het RBT wordt gedacht aan vestiging van kantoren, commerciële en andere dienstverlening, instellingen en bedrijven.

Een energie-hub zou daar best bij aansluiten, al is de bebouwingsmassa aanzienlijk minder als gedacht. Het kan wel bijdragen aan het vorm geven aan de entree van de stad en van het bedrijventerrein.

Masterplan Almelo (2004)

Het Masterplan vormt als visie de basis voor de ontwikkeling van Almelo tot 2030. Met het Masterplan wil de gemeente de stad in balans brengen; jongeren, hoger opgeleiden en gezinnen aan de stad binden. Daarnaast heeft het plan als doel de regionale positie van Almelo als centrumstad, met ruim 40.000 banen, te versterken en de voorzieningen in de stad te verbeteren. Deze uitgangspunten krijgen de komende jaren concreet vorm in verschillende projecten en plannen die voortkomen uit het Masterplan. Vanuit vijf grote opgaven wordt de visie gepresenteerd:

  • stad in balans;
  • binnenstad als brandpunt;
  • betere aansluiting tussen vlinder (stad en land) en spin (verkeersstructuur);
  • simultaan schaken (samenwerking met regio, netwerkstad Twente, buurgemeenten);
  • slimme strategie.

Ingegaan wordt op diverse infrastructurele vraagstukken, op toekomstige locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en op zorg, welzijn en cultuur. Tot 2030 is het de bedoeling dat 280 ha binnen Almelo wordt vrijgemaakt voor bedrijven.

Toetsing

Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is ook in het gemeentelijk beleid verankerd. De gemeentelijke ambitie is om een hoogwaardig bedrijventerrein te realiseren, waarbij de zichtlocaties aan de snelweg en aan de Henriette Roland Holstlaan plekken zijn waar bedrijven zich kunnen presenteren. Zo krijgt Almelo een aansprekende entree van de stad.

Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018

Doel van de detailhandelsstructuurvisie is te komen tot een actuele en goed onderbouwde visie op de gewenste structuur van de detailhandel in Almelo voor de komende vijf jaar. Op basis van de gewenste winkelstructuur kunnen initiatieven van marktpartijen worden getoetst en kunnen besluiten worden gemotiveerd. De visie maakt keuzes en biedt de markt de benodigde kaders (structuur) om te kunnen investeren.

In hoofdstuk 5 zijn enkele beleidsregels opgesteld. Waaronder voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit. Als ondergeschikte nevenactiviteit buiten een pand met een winkelbestemming wordt detailhandel slechts zeer beperkt toegestaan en alleen onder alle drie de volgende voorwaarden:

  • Er sprake is van ter plaatse vervaardigde artikelen (bijvoorbeeld asperges bij de boer, meubelmakerij, etc.) en/of er is geen sprake is van een naar buiten toe zichtbare uitstraling als winkel (winkeltje in verzorgingshuis, verkoop van shampoo bij de kapper).
  • De detailhandelsactiviteit blijft beperkt tot direct aan de hoofdactiviteit gerelateerde artikelen (wel asperges bij de boer, geen ‘landwinkel’ met versproducten van elders).
  • De fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is voor consumenten beperkt zich tot maximaal 25 m² (het is immers een ondergeschikte nevenactiviteit).
  • Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

Bij een bestemmingplanprocedure zijn er verschillende afwegingsgronden waarop een MER of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling nodig is:

  • Indien een Passende Boordeling op grond van de Natuurbeschermingswet nodig is, is er sprake van een MER-plicht.
  • Indien het een kaderstellend (bestemmings)plan betreft, waarbij nog vervolgprocedures nodig zijn om toelating van de activiteit te toetsen (zoals bijvoorbeeld een omgevingsvergunning milieu voor een m.e.r. (beoordelings)plichting bedrijf), is sprake van MER-plicht.
  • Indien het (bestemmingsplan) niet kaderstellend voor mogelijke m.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven is en te beschouwen is als een besluit (het laatste besluit waarbij toelating van de activiteit wordt getoetst), is conform categorie D11.3 sprake van
    • 1. m.e.r.-beoordelingsplicht conform Wet milieubeheer bij een oppervlakte van 75 ha of meer
    • 2. vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht bij kleinere industrieterreinen.

Onderzoek

De realisatie van het XL Businesspark Twente is in het Programma Aanpak Stikstofdepositie (PAS) opgenomen als een prioritair project. Dit betekent dat er depositieruimte is gereserveerd voor de bedrijven op het XL Businesspark Twente. Het PAS is niet van toepassing op bestemmingsplannen, maar de onderbouwing van de ontwikkelingsruimte voor een prioritair project mag bij bestemmingsplanprocedures (en de daarbij behorende Passende Beoordeling) wel worden overgenomen. De daadwerkelijke toekenning van de depositieruimte/ontwikkelingsruimte zal bij de vergunningprocedures voor de individuele bedrijven plaatsvinden. Voor de beoordeling of een Passende Beoordeling nodig is, is de referentiesituatie echter de huidige, legale, feitelijke situatie. Alle nog niet uitgegeven en nog niet vergunde kavels zijn in dit geval te beschouwen als nieuwe ontwikkelingen.

Op grond van bovenstaande is er sprake van een planMER-plicht op grond van de noodzaak voor een Passende Beoordeling en op grond van het kaderstellend karakter van het bestemmingsplan. Er is echter al een planMER aanwezig voor dezelfde activiteiten in hetzelfde gebied én de uitkomsten van de Passende Beoordeling zijn op grond van het PAS ook al bekend. Het bestaande MER is ook al getoetst door de Commissie m.e.r.

Om deze redenen is er geen noodzaak een volledig nieuw MER op te stellen, het bestaande MER is goed bruikbaar indien deze wordt geactualiseerd. Deze actualisatie heeft plaatsgevonden in rapport “Aanvulling Milieueffectrapport; XL Businesspark Twente, Almelo” van augustus 2016, opgesteld door Rho Adviseurs, zie bijlage 6. Omdat tranche 1 en 2 niet los te zien zijn van het XL Businesspark Twente als geheel, heeft de aanvulling op het MER, net als het oorspronkelijk MER, betrekking op het gehele bedrijventerrein.

Conclusie

Uit de aanvulling op het MER blijkt dat de wijzigingen in uitgangspunten (met name ten aanzien van verkeer) en de wetswijzigingen niet leiden tot significant andere milieueffecten van het XL Businesspark Twente dan in 2006 reeds zijn beschreven en ook de beoordeling daarvan niet tot andere conclusies leidt. Met de actualisatie van het MER is voldaan aan de m.e.r.-plicht. Aangezien het MER in 2006 reeds is getoetst door de Commissie m.e.r. is geen nieuwe toetsing nodig.

4.2 Geur

Toetsingskader

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Tabel 4.1: Overzicht geurnormen Wgv

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³
   
max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Onderzoek

Aan de hand van de berekende geurhindercontouren van de bestaande veehouderijen is reeds in 2008 beoordeeld of tranche 1 van het XL Businesspark Twente binnen de invloedssfeer van één of meerdere veehouderijen is gelegen. In dit verband is alleen de veehouderij aan de Maatkampsweg 20 relevant. Het bouwblok met bijbehorende contour is in beeld gebracht. Gebleken is dat de contour het plangebied voor het bedrijventerrein niet overlapt. De conclusie is dat het XL Businesspark Twente niet binnen de invloedssfeer van nabijgelegen veehouderijen is gelegen.

In augustus 2012 is een onderzoek verricht naar de geurbelasting voor tranche 2 (bijlage 7). Uit de berekeningen van de voorgrondbelasting blijkt dat de voorgrondbelasting op de rand van de tranches 2a en 2b minder bedragen dan 3,0 ouE/m3. De norm van 3,0 ouE/m3 uit de Wgv wordt dan ook niet overschreden. Op basis van de Wgv kan worden gesteld dat bij de nieuwe geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. Door de realisering van het bedrijventerrein worden veehouderijen nabij tranche 2 vanuit praktisch oogpunt niet in de uitbreidingsmogelijkheden beperkt.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L Day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.

Sinds 1 juli 2012 staan in hoofdstuk 11 Geluid, titel 11.3. 'Wegen en spoorwegen met geluidproductieplafonds' van de Wet milieubeheer regels over de geluidproductieplafonds (GPPs). Het geluidproductieplafond is de maximaal toegestane geluidproductie op een referentiepunt langs een hoofdspoorweg of rijksweg, berekend op basis van in het geluidregister vastgelegde brongegevens. Referentiepunten zijn virtuele punten die zich aan weerszijden van de weg bevinden. Elk referentiepunt ligt circa 50 meter van de buitenste rijstrook van de rijksweg, circa 100 meter van andere referentiepunten en vier meter boven het lokale maaiveld. De ligging van de referentiepunten is opgenomen in het openbare geluidregister waarin ook de geluidproductieplafonds zijn opgenomen.

Onderzoek

Het plangebied valt deels binnen de geluidszone van de A35. Echter, omdat er geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt zijn de wettelijke geluidsnormen van de Wgh niet van toepassing. Wel dient in het kader van de Wet milieubeheer voldaan te worden aan de geluidproductieplafonds (GPPs). Uit het geluidregister blijkt dat de heersende waarde 1,5 dB tot ruim 3 dB onder het geluidsplafond ligt. Van een toename van 1,5 dB is pas sprake bij een verkeerstoename van meer dan 40%. De maximale verkeerstoename bedraagt 30%. Het geluidproductieplafond biedt zodoende voldoende ruimte voor de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente.

Conclusie

Het aspect “wegverkeerslawaai” staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Industrielawaai

Toetsingskader

Geluidszone industrielawaai

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidsnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidszone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk en in enkele gevallen zelfs tot 60 dB(A). Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Bij vaststelling van het bestemmingsplan in 2006 is rondom het gehele XL Businesspark Twente een geluidzone vastgesteld, zie figuur 4.1. Aan deze geluidzone moet worden voldaan. De zonebeheerder binnen de gemeente Almelo heeft berekend of met invulling van het bedrijventerrein met milieucategorie 4 aan de zone kan worden voldaan. Uitgezonderd een gedeelte aan de zuidzijde van tranche 2 is dit mogelijk. In dit gedeelte aan de zuidzijde van tranche 2 is vanuit akoestisch oogpunt maximaal milieucategorie 3 mogelijk. In de regels is opgenomen dat alle bedrijven middels een akoestisch onderzoek moeten aantonen dat zij inpasbaar zijn in de zone en dat het gemiddeld bronvermogen (in dB/m2) minder of gelijk is aan een milieucategorie 4 bedrijf (65 dB/m2), behalve in het aangegeven aandachtgebied aan de zuidzijde van tranche 2 waar bedrijven met een bronvermogen van maximaal 60 dB/m2 mogelijk zijn. Dit geldt ook voor bedrijven in hogere milieucategorieën die middels een afwijkingsbevoegdheid toegelaten kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0031.png"

Figuur 4.1: ligging geluidzone (blauwe contour)

Conclusie

Het plangebied maakt onderdeel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein XL Businesspark Twente. Door de bepalingen in het bestemmingsplan is geborgd dat de bedrijven die zich kunnen vestigen inpasbaar zijn in de geluidzone. Hiermee resulteert een goede woon- een leefklimaat ter plaatse van woningen.

4.5 Verkeer

Ontsluiting

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het nieuwe XL Businesspark Twente ten zuiden van de A35 in Almelo dient door middel van een goede verbinding aangesloten te worden op het regionale en nationale netwerk. Het hele XL Businesspark Twente wordt ontsloten door een openbare hoofdontsluitingsweg, die uitsluitend voor fietsers en calamiteitenverkeer een doorgaand karakter heeft. Deze openbare weg binnen het XL Businesspark Twente heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg en zorgt voor de afwikkeling van het verkeer met een herkomst of bestemming op het XL Businesspark Twente. Naast de hoofdontsluitingsweg worden meerdere zijwegen gerealiseerd die toegang bieden tot de kavels. Deze zijwegen hebben de functie van een erfontsluitingssweg en zorgen ervoor dat de kavels bereikbaar zijn.

De hoofdontsluiting voor tranche 1 en 2 is reeds gerealisserd (Newton / Darwin). Deze weg sluit aan de westzijde aan op de H.R. Holstlaan. De weg is ingedeeld met 2x1 rijstroken, van elkaar gescheiden door een middenberm. Aan de zuidzijde van de weg ligt parallel aan de rijbaan een vrijliggende (brom)fietsvoorziening. Omdat de definitieve verkaveling nog niet duidelijk is, is in de regels de eis opgenomen dat op een erftoegangsweg de eerste toegang naar een bedrijfskavel een maximale afstand van 200 meter heeft tot de hoofdontsluitingsweg. Hierdoor wordt gewaarborgd dat alle bedrijfspercelen optimaal bereikbaar zijn. Het dwarsprofiel van de hoofdweg is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0032.png"

Figuur 4.2: Dwarsprofiel hoofdontsluitingsweg (Newton / Darwin)

De in- en/of uitritten van de bedrijfskavels worden via een erftoegangsweg aangesloten op de hoofdontsluitingsweg. Er mag geen rechtstreekse aansluiting plaatsvinden op de hoofdontsluitingsweg. Dit is om vertraging op de hoofdontsluitingsweg te voorkomen en de doorstroming optimaal te houden. Een erftoegangsweg is een openbaar toegankelijke weg met een wegbreedte van minimaal 7 meter en een weglengte van minimaal 25 meter tussen de hoofdontsluitingsweg en de in- en uitrit van het bedrijfskavel. Dit openbaar stuk weg voor de bedrijfstoegang kan worden gebruikt als buffer voor arriverend of vertrekkend verkeer. De in- en uitritten van de bedrijfskavels op de erftoegangsweg hebben een maximale breedte van 9 meter. Voor bedrijfskavels <5ha is opgenomen dat deze maximaal vier in- en/of uitritten hebben op de erftoegangsweg. Voor bedrijfskavels >5 ha bedraagt het aantal maximaal 8 (lees: 4 gecombineerde in- en uitritten of 4 inritten en 4 uitritten). Om de doorstroming te bevorderen is het niet toegestaan om te parkeren op de hoofdweg en op de erfontsluitingsweg. Parkeren dient uitsluitend plaats te vinden op eigen terrein.

De enige verbinding tussen het XL Businesspark Twente en het overige wegennetwerk is de H.R. Holstlaan. De H.R. Holstlaan is een stedelijke invalsweg en verbindt Almelo aan de zuidzijde met de A35. De H.R. Holstlaan wordt verder doorgetrokken naar het zuiden waar deze aansluit op de openbare doorgaande weg op het XL Businesspark Twente. De H.R. Holstlaan geeft verkeer vanuit het XL Businesspark Twente directe toegang tot de A35 en het centrum van Almelo. De Pastoor Ossestraat, ten oosten van de H.R. Holstlaan, loopt ook door het XL Businesspark Twente maar heeft geen aansluitingen op de wegen binnen het XL Businesspark Twente (uitgezonderd fietsers).

Ontsluiting langzaam verkeer

De huidige fietsvoorzieningen op het XL Businesspark Twente blijven grotendeels in gebruik. Het fietspadennetwerk zorgt voor een verbinding over het Twenthekanaal in het westen (Hoeselderdijk), een doorgaande verbinding richting het oosten (Krikkenven) en twee doorgaande verbindingen tussen noord (fietstunnel onder de A35) en zuid (Wolbeslanden en de Pastoor Ossestraat). Voor fietsers is er wel een aansluiting tussen de centrale as en de Pastoor Ossestraat. Op het gehele XL Businesspark Twente zijn of worden er langs de hoofdontsluitingsweg vrijliggende fietspaden gerealiseerd, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.

Ontsluiting bij calamiteiten

Omdat de H.R. Holstlaan de enige verbinding naar en van het XL Businesspark Twente vormt dienen er extra calamiteitenroutes aangelegd te worden zodat hulpdiensten altijd het XL Businesspark Twente kunnen bereiken. Elk bedrijfsperceel moet op minimaal twee wijzen ontsloten zijn. Eveneens dient het gehele XL Businesspark Twente meervoudig ontsloten te zijn.

Bij calamiteiten is het XL Businesspark Twente bereikbaar via de Hoeselderbrug in het westen (Hoeselderdijk), het fietspad in het oosten (Krikkenven) en een nooddoorgang vanaf de Pastoor Ossestraat. Ook is het voor hulpdiensten mogelijk om vanuit de wijk Windmolenbroek via een bestaande fietstunnel onder de A35 op het XL Businesspark Twente te komen. Te allen tijde zal ervoor gezorgd worden dat de calamiteitendoorgangen goed aansluiten op de wegenstructuur van het XL Businesspark Twente en dat de openbare hydranten bereikbaar zijn.

Verkeersgeneratie

In het bestemmingsplan van 2006 is de verkeersgeneratie van het XL Businesspark Twente berekend voor het jaar 2020 en deze bedraagt 20.160 mvt/etmaal. Deze motorvoertuigen rijden in iedere geval allemaal op het wegvak H.R. Holstlaan-zuid (tussen A35 en XL Businesspark Twente). In 2011 heeft de gemeente Almelo een VMK laten opstellen door Goudappel Coffeng ('Opstellen multimodaal verkeersmodel regio Twente'). Hierin is de verkeersaantrekkende werking van het XL Businesspark Twente meegenomen in de berekeningen voor de jaren 2012 en 2020. Op basis van een toenemend aantal woningen en arbeidsplaatsen is het aantal motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) berekend voor de toegangsweg van het XL Businesspark Twente. Voor het jaar 2020 betrof de verkeersaantrekkende werking van het XL Businesspark Twente 1.696 mvt/etmaal, wat nog geen 10% is van de in 2006 berekende verkeersgeneratie.

De verkeersgeneratie ten gevolg van de volledige invulling van het bedrijventerrein is afhankelijk van de typen bedrijven die zich de komende jaren gaan vestigen op het terrein. Tot nu toe hebben een chemiebedrijf, een autosloperij, een metaalconstructiebedrijf en een distributiecentrum zich gevestigd op het XL BusinessparkTwente. Het XL Businesspark Twente moet zich volgens de gemeente Almelo voornamelijk richten op grote ruimtevragers in de sector 'gemengd Plus' en 'Transport en Distributie' (Bestemmingsplan gemeente Almelo, 2006). Het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', publicatie 317) hanteert vijf verschillende typen bedrijventerreinen, waarvan er drie in aanmerking komen voor het XL Businesspark Twente. Uitgaande van het werkmilieu met de hoogste verkeersgeneratie, 'Hoogwaardig bedrijvenpark', bedraagt het kengetal voor de verkeersgeneratie 208 motorvoertuigen (mvt) per etmaal en per netto hectare bedrijventerrein. Het totale bruto oppervlakte bedraagt 125 hectare en voor de vertaling naar netto-oppervlakte hanteert het CROW de omrekenfactorfactor 0,77. Dezelfde berekening is gemaakt voor de andere twee type werkmilieus (gemengd terrein en distributieterrein).

Tabel 4.2: Verkeersgeneratie XL Businesspark Twente 2006

Type werkmilieu   Bruto-opp (ha)   Netto-opp (ha)   Kencijfer   mvt/etmaal  
Hoogwaardig bedrijventerrein   125   96,25   208   20.020  
Gemengd terrein   125   96,25   170   16.363  
Distributieterrein   125   96,25   158   15.208  

Uit tabel 1 blijkt dat naar de huidige inzichten de verkeersgeneratie van het XL Businesspark Twente tussen de 15.208 en 20.020 mvt/etmaal zal liggen. De verkeersgeneratie berekend in 2006 komt redelijk overeen met de maximaal mogelijke verkeersgeneratie berekend aan de hand van recente kentallen. De kleine afwijking ten opzichte van de in 2006 berekende verkeersgeneratie is te verklaren door het vernieuwen van de kencijfers en/of veranderingen in de inrichting waardoor de uitgeefbare oppervlakten van het bedrijventerrein ook veranderden.

In de praktijk zal de verkeersgeneratie lager uitvallen aangezien:

  • niet elk bedrijf een maximale verkeersgeneratie zal hebben;
  • niet alle bedrijven in de hoge categorie van 'Hoogwaardig bedrijventerrein' vallen;
  • het CROW waarschuwt dat deze kencijfers tot een overschatting kunnen leiden bij zeer grote oppervlakten bedrijventerrein;
  • een deel van het transport per schip zal worden aan- en afgevoerd.

Voor de huidige planontwikkeling wordt toch uitgegaan van het worst-case scenario om zo veel mogelijk opties open te houden wat betreft de invulling van het terrein. Daarom zal de verkeersgeneratie van 20.160 mvt/etmaal gebruikt worden in het vervolg van het onderzoek.

Het XL Businesspark Twente is opgedeeld in drie tranches waarvan tranche 1 en 2 (onderhavig bestemmingsplan) zich ten oosten van de ontsluitingsweg (H.R. Holstlaan) bevinden en tranche 3A en 3B zich ten westen van de ontsluitingsweg bevinden. De uitgeefbare oppervlakten van de oostelijke (1 en 2) en de westelijke tranche (3A en 3B) zijn ongeveer even groot. De verkeersgeneratie van beide delen zal daardoor ook ongeveer even groot zijn, als er wordt aangenomen dat verschillende typen bedrijven zich gelijkmatig over de delen van het XL Businesspark Twente verdelen.

Verkeersafwikkeling

Herberekening verkeersgegevens

Voor het verkeers- en luchtonderzoek wordt voor de toekomstige situatie gebruik gemaakt van de verkeersgegevens die volgen uit het meest actuele verkeersmodel van RoyalHaskoningDHV. De toegepaste waarden zijn berekend voor het jaar 2030 en betreffen de variant Primos.

In de verkregen verkeersintensiteiten is het XL Businesspark Twente slechts beperkt meegenomen, zoals blijkt uit de intensiteiten op de H.R. Holstlaan ten zuiden van de A35. Van de verkeersgeneratie van 20.160 mvt/etmaal zijn slechts 1.159 mvt meegenomen in het model. Er ontbreken dus 19.000 mvt/etmaal (20.160 – 1.159) die toegevoegd dienen te worden aan het model. Dit betreft op basis van de kencijfers de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag. Ter onderbouwing van het aspect verkeer dient de verkeersgeneratie op een werkdag aangehouden te worden. Omrekening naar een werkdag heeft plaatsgevonden op basis van een omrekenfactor van 1,33. De verkeersgeneratie bedraagt op een werkdag dan 25.271 mvt/etmaal. Dit verkeer verdeeld zich over het wegennet. Hiervoor is een verkeersverdeling gemaakt voor verkeer afkomstig van en richting het XL Businesspark Twente. Van de 25.271 mvt/etmaal gaat:

  • 5% richting het noorden ( H.R. Holstlaan), waarvan ter hoogte van het kruispunt H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder de volgende verdeling is toegepast:
      • a. 60% verder richting het noorden;
      • b. 35% richting het westen (Broekerheide);
      • c. 5% richting het oosten (Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat);
  • 30% richting het westen (A35 richting Zwolle);
  • 65% richting het oosten (A35 richting de A1 en Duitsland).

Als laatste wordt het gegenereerde verkeer opgeteld bij de waarden van het Primos-model.

Verkeersafwikkeling

De verkeersafwikkeling in de toekomstige situatie is beoordeeld op basis van de I/C verhouding op de wegvakken en de kruispuntafwikkeling op de kruispunten:

  • H.R. Holstlaan - zuidelijke op/afrit A35;
  • H.R. Holstlaan - noordelijke op/afrit A35;
  • H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat.

Wegvakken

In bijlage 8 is de berekening van de I/C verhouding voor de verschillende wegvakken opgenomen. Hieruit blijkt voor de A35 ten oosten van de aansluiting Almelo-Zuid in westelijke richting een I/C verhouding van 0,87 en op de A35 ten oosten van de aansluiting Almelo-Zuid richting het oosten een I/C verhouding van 0,86. Bij een I/C verhouding tussen de 0,8 en 0,9 bestaat kans op congestie. Een dergelijke I/C verhouding is op autosnelwegen tijdens een spitsperiode acceptabel. Bovendien is het maar de vraag, gezien de overschatting van de verkeersgeneratie door worstcase aannames, of een dergelijk I/C verhouding gehaald zal worden. Op de overige wegvakken ligt de I/C verhouding (ruim) onder de 0,8.

Kruispunten

De kruispunten zijn doorgerekend met behulp van het softwareprogramma Omni-X. De kruispunten zijn alle drie geregeld met verkeerslichten. In eerste instantie zijn de kruispunten doorgerekend op basis van de huidige kruispuntconfiguratie. Verkeersstromen die buiten de verkeerslichtenregeling om lopen, zijn hierin niet meegewogen.

Ten behoeve van de kruispuntberekeningen zijn de volgende aanvullende uitgangspunten gehanteerd:

  • Als basis voor de berekeningen zijn kruispuntstromen voor het toekomstjaar 2030 gehanteerd, zoals gegenereerd uit het regionale verkeersmodel. Deze gegevens zijn aangeleverd door RoyalHaskoningDHV. Het betreft kruispuntstromen tijdens een ochtend- en avondspitsuur;
  • De nog toe te delen verkeersgeneratie wordt verder verdeeld in aankomsten en vertrekken. Hiervoor is de volgende verdeling aangehouden:
      • a. Tijdens de ochtendspits rijdt 80% náár het XL Businesspark Twente en 20% verlaat het XL Businesspark Twente;
      • b. Tijdens de avondspits rijdt 20% náár het XL Businesspark Twente en 80% verlaat het XL Businesspark Twente;
  • Ten behoeve van de kruispuntberekeningen zijn alle verkeersbewegingen met personenauto's en vrachtauto's omgerekend naar personenautoequivalenten.

De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 9. Hieruit blijkt dat bij de huidige kruispuntconfifuratie op met name de kruispunten tussen de H.R. Holstlaan en op-/afritten van de A35 knelpunten in de verkeersafwikkeling ontstaan. Op het zuidelijke kruispunt doet zich dit probleem alleen voor tijdens de ochtendspits en op het noordelijke kruispunt tijdens beide spitsperioden. Voor beide varianten is bepaald welke maatregelen getroffen kunnen worden waarmee het verkeer binnen een acceptabele cyclustijd kan worden afgewikkeld. Hieruit blijk dat:

  • voor het zuidelijke kruispunt een extra opstelstrook nodig is voor:
      • a. recht doorgaand verkeer vanaf de noordelijke tak van de N349;
      • b. links afslaand verkeer vanaf de westelijke tak (afrit A35);
  • voor het noordelijke kruispunt een extra opstelstrook nodig is voor:
      • a. recht doorgaand verkeer vanaf de noordelijke tak van de N349;
      • b. links afslaand verkeer vanaf de westelijke tak (afrit A35).

Voor het kruispunt H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat blijkt een relatief beperkte stagnatie in de verkeersafwikkeling. Er is een cyclustijd benodigd van 211 seconden in de avondspits. Het verkeer kan tijdens de ochtendspits wel worden afgewikkeld (cyclustijd van 104 seconden). Omdat de overschrijding van de maximale waarde (120 seconden) beperkt is, het verkeer de rest van de dag wel kan worden afgewikkeld en omdat bij het bepalen van de verkeersgeneratie worstcase is gerekend, kan overwogen worden voor dit kruispunt de huidige configuratie intact te laten. De verkeersstromen kunnen de komende jaren gemonitord worden. Indien noodzakelijk kan vervolgens worden bepaald of alsnog aanpassingen aan het kruispunt noodzakelijk zijn.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. Op wegvakniveau leidt de ontwikkeling van het gehele XL Businesspark Twente niet tot grote knelpunten. Enkel tijdens de spitsperioden bestaat een beperkte kans op stagnatie. Op kruispuntniveau ontstaan bij de huidige configuratie van de kruispunten met de op-/afritten van de A35 knelpunten. De realisatie van extra opstelstroken verhelpen deze knelpunten. Omdat tranche 1 en 2 onderdeel uitmaken van het gehele XL Businesspark Twente leidt de ontwikkeling van dit deelgebied niet tot aanvullende knelpunten. Indien de aanvullende verkeersvoorzieningen noodzakelijk zijn worden deze vanuit de exploitatie van XL Businesspark Twente bekostigd. In de exploitatie van XL Businesspark Twente is hierin voorzien.

4.6 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Voor het geldende bestemmingsplan is een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Om deze onderzoeken en de resultaten daarvan te inventariseren is in september 2006 een kennisdocument bodemkwaliteit opgesteld. Het kennisdocument (versie 2006) is een dynamisch document, dat telkens met nieuw beschikbaar gekomen bodeminformatie wordt geactualiseerd. Concreet betekent dit dat van elke aankoop van percelen van derden in het plangebied een bodemonderzoek beschikbaar is of komt. Indien uit deze onderzoeken iets naar voren komt, waarvan in het kader van de Wet bodembescherming gesteld kan worden dat deze gesaneerd moet worden, worden hier de benodigde maatregelen getroffen om het perceel geschikt te maken voor de beoogde bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0033.png"

Uitsnede kaart met locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd (peildatum 16-12-2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0034.png"

De gemeente Almelo beschikt tevens over een bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart is in 2010 geactualiseerd en in januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van de nieuwe indeling wordt het gebied gekwalificeerd als schoon voor de bovengrond en ondergrond. De nieuwe kaart biedt op basis van de beleidsnota bodembeheer mogelijkheden tot het verlenen van vrijstelling van onderzoek en geeft de mogelijkheden aan van grondverzet.

Ten behoeve van wijzigingsgebied blijkt uit het dossier van de gemeente dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische “bodemarchief”. De Wet op de archeologische monumentenzorg is sinds 1 september 2007 van kracht en legt de verplichting op om de archeologische waarden van de grond te betrekken in de ruimtelijke planvorming.

Uit archeologisch onderzoek voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente blijkt dat de hoge zwarte enkeerdgronden corresponderen met de gebieden waarvan de mogelijke trefkans voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem het hoogst is (zie: Archeologische verwachtingskaart met verkennende veldinspectie, Regionaal Bedrijventerrein Twente, BAAC BV, augustus 2005) In het bestemmingsplan “RBT” wordt geconcludeerd dat in het kader van de uitwerkingsplannen archeologisch vooronderzoek wordt verricht.

De navolgende figuur toont de actuele stand van zaken met archeologisch onderzoek in het

uitwerkingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0035.png"

Figuur 4.4: Uitsnede archeologische verwachtingskaart (Bron: 2005 BAAC BV, met stand van zaken onderzoeken, juli 2016)

Cultuurhistorie

Op basis van de oorspronkelijke archeologische verwachtingskaart (BAAC B.V., Schorn, 2005) kent het vigerende bestemmingsplan “RBT” 17 oude erven / boerderijen verspreid over het bedrijventerrein. Na bureaustudie en sloopbegeleiding door het bevoegd gezag is dit aantal inmiddels bijgesteld. In het plangebied bevinden zich drie karakteristieke boerenerven. De wens van het XL Businesspark Twente is altijd geweest om de resterende karakteristieke boerenerven te handhaven/beschermen c.q. in ere te herstellen. In verband met een efficiënte verkaveling van het bedrijventerrein zijn twee boerenerven niet inpasbaar. Het erf / boerderij ter plaatse van Wolbes Landen 9, in figuur 4.6 is deze met een rode cirkel omlijnt, blijft wel behouden. Aan dit erf / deze boerderij wordt een hoge verwachting toegekend. Dit perceel maakt onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. Het perceel is hierin voorzien van een sloopverbod ten aanzien van de bebouwing en de erfinrichting.

Oude weggetjes met bomenrijen zijn tot op heden ook gehandhaafd gebleven. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is ruimtelijk niet mogelijk met behoud van alle aanwezige structuren en elementen. De waarde van deze erven en bijbehorende groenstructuren wegen niet op tegen het economisch belang om het plangebied zo efficiënt mogelijk te kunnen inrichten. Hierover is onder andere overleg gevoerd met IVN (Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid) en Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek. Er zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in een overeenkomst. Naar redelijkheid worden ook compenserende maatregelen genomen waar het gaat om het kappen van levensvatbare bomen. Compensatie vindt plaats op andere plekken. Op deze wijze wordt met respect voor bestaande waarden de ontwikkeling van een bedrijventerrein voor de regio ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0036.png"

Figuur 4.6: Archeologische verwachtingskaart (Bron: BAAC B.V., Schorn, 2005)

Conclusie

Het hele gebied is archeologisch onderzocht. Gebleken is dat er geen vervolgacties nodig zijn.

4.8 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Gelderland

In de provincie Gelderland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstelling verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 28 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.6 en 4.7). Binnen 15 kilometer liggen verschillende Natura 2000-gebieden. Op circa 2 km ten zuidoosten van het plangebied is gebied Heideterreinen Twickel gelegen, wat een beschermd natuurmonument is. Met ingang van de Wet Natuurbescherming (januari 2017) is de status van een beschermd natuurmonument komen te vervallen. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland gebied ligt ook circa 2 km ten zuidoosten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0037.png"Figuur 4.6: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000 gebieden (bron: Aerius, 2016)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0038.png"

Figuur 4.7: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) (bron: geo-loket provincie Overijssel)

Omdat het voorkomen van significante effecten op beschermde natuur niet op voorhand is uit te sluiten, is een Passende Beoordeling uitgevoerd. Deze is opgenomen in de Aanvulling Milieueffectrapport, XL Businesspark Twente, Almelo d.d. juni 2016 (zie bijlage 6).Hieruit blijkt dat geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden zijn te verwachten.

Soortenbescherming

Op basis van actualiserend veldonderzoeken is de geschiktheid van het onderzoeksgebied voor de te verwachten soorten beoordeeld. De onderzoeken zijn uitgevoerd door adviesbureau Ecogroen. Het plangebied van tranche 2 is in 2014 (zie bijlage 11) en 2016 onderzocht (zie bijlage 12). Tranche 1 is in 2016 onderzocht (zie bijlage 10). Hieronder zijn de relevante conclusies uit de onderzoeken per tranche opgesomd en zijn vervolgens de algemene maatregelen beschreven.

Algemeen

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier-of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Wet natuurbescherming niet optreden. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Voor een aantal benoemde veelal algemeen voorkomende soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in provincie Gelderland. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Er wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).

Tranche 1

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied mogelijk leefgebied vormt voor de eekhoorn (bijlage A van de Wet natuurbescherming). Indien kapwerkzaamheden worden uitgevoerd, in dit potentiële leefgebied, dient een controle te worden uitgevoerd om te bepalen of nesten aanwezig zijn. De aanwezige potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ondervinden geen schade als gevolg van de beoogde werkzaamheden. Het plangebied fungeert niet als belangrijk onmisbaar foerageergebied en/of vliegroute. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, ongewervelden en/of weekdieren aangetroffen of te verwachten. Tevens zijn er geen jaarrond beschermde nestplaatsen aanwezig in het plangebied.

Tranche 2

Uit het onderzoek uit 2014 kwam naar voren dat nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten noodzakelijk was. Daarvoor is in 2016 het bestaande onderzoek geactualiseerd voor tranche 2 en 3 met specifieke aandacht voor vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nesten en grondgebonden zoogdieren. Uit de onderzoeken is gebleken dat vaste verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, huismus, buizerd, steenuil, eekhoorn en algemeen voorkomende broedvogels aanwezig zijn in het plangebied. Voor de schadelijke effecten is ontheffing aangevraagd. Ontheffing is niet aangevraagd voor de eekhoorn en de overige vogels. Voor de eekhoorn geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht als wordt gewerkt volgens een door het rijk goedgekeurde gedragscode. Voor de overige vogels volstaat werken buiten het broedseizoen. Bij de ontheffingsaanvraag is voor alle soorten een activiteitenplan bijgevoegd, waarin staat beschreven welke mitigerende maatregelen worden genomen om schade aan de soort te voorkomen. Mogelijke mitigerende maatregelen worden beschreven in de rapportage (zie bijlage 12). Op 5 september 2017 is door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel ontheffing verleend voor de realisatie van het bedrijventerrein XL Businesspark, tranche 2 en 3 (zie bijlage 13). De ontheffing betreft verbodsbepalingen van soorten van de Vogelrichtlijn en van de Habitatrichtlijn. In het bijzonder gaat het om het verbod om nesten en rustplaatsen van de buizerd, huismus en steenuil opzettelijk te vernielen of te beschadigen. Tevens gaat het om het verbod om de gewone dwergvleermuis opzettelijk te verstoren en voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soort te beschadigen of te vernielen. Eén van de eisen vanuit de ontheffing is dat er een ecologisch werkprotocol wordt opgesteld. Dit werkprotocol is bijgevoegd als bijlage 14. In het werkprotocol zijn de maatregelen beschreven die genomen dienen te worden om de aanwezige soorten te ontzien.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.

  • Tranche 1: indien kapwerkzaamheden worden uitgevoerd, in potentieel leefgebied voor de eekhoorn, dient een veldbezoek te worden uitgevoerd om te bepalen of nesten aanwezig zijn.
  • Tranche 2: Er is ontheffing aangevraagd voor huismus, buizerd, steenuil en gewone dwergvleermuis. Voor de eekhoorn volstaan een vrijstelling. Daarnaast zal worden gewerkt buiten het broedseizoen. Voor alle soorten is een activiteitenplan bijgevoegd bij de ontheffingsaanvraag, waarin staat beschreven welke mitigerende maatregelen worden genomen om schade aan de soort te voorkomen. Binnen het plangebied en in het direct aangrenzende gebied is voldoende ruimte aanwezig voor mitigerende en compenserende maatregelen. De ontheffing is verleend en een werkprotocol is opgesteld met maatregelen.

Vanwege de verleende ontheffing (voor de huismus, buizerd, steenuil en gewone dwergvleermuis) en doordat het mogelijk is om maatregelen te treffen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen vormt ook de Wet natuurbescherming geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Externe veiligheid

Algemeen

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

Door de gemeente Almelo is tevens het externe veiligheidsbeleid 2015-2018 vastgesteld (maart 2014). Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.

De risicobronnen in en in de nabijheid van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook transportroutes over weg, rail of vaarwater en leidingroutes voor brandstoffen zoals gasleidingen.

Beoordeeld is of kan worden voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (BEVI), de regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) en de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen”, het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire “Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen” het RNGS, het Basisnet en het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes. Voor het beoordelen van eventuele risico's van gasleidingen is naar het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) gekeken. Brandweer Twente is voor dit plan om advies gevraagd en dit advies (Advies XL bedrijvenpark Twente Tranche 3 met kenmerk 16002042) is meegenomen bij het opstellen van deze paragraaf externe veiligheid.

Getracht wordt de risicocontouren zoveel mogelijk op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. Het plan omhelst een gebied met een functie bedrijven. De mogelijkheden voor het vestigen van nieuwe risicobedrijven en kwetsbare objecten wordt in dit plan op voorhand ook uitgesloten. Slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen risicovolle inrichtingen of kwetsbare objecten zich in de toekomst vestigen.

Gemeentelijk beleidskader

Het landelijk beleid op het gebied van de externe veiligheid laat beleidsruimte open die ingevuld kan worden door gemeenten. De gemeente Almelo heeft invulling gegeven aan deze ruimte. De gemeente heeft haar beleid met betrekking tot externe veiligheid weergegeven in het beleidsdocument: 'Extern veiligheidsbeleid gemeente Almelo 2015-2018 (vastgesteld: 11 maart 2014). Deze beleidsnota Externe Veiligheid geeft daarbij de kaders aan waarbinnen de gemeentelijke afweging op het gebied van externe veiligheid dient plaats te vinden. Dit beleidsdocument vormt het gemeentelijk kader voor het invullen voor de verantwoordingsplicht.

In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo (2015-2018) is verklaard dat in gevallen waarbij er een (beperkte) wijziging in de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in aantallen personen, volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Gezien het plan niet voorziet in nieuwe ruimtelijke plannen en er in een eerder stadium al meerdere QRA's en groepsrisicoverantwoordingen hebben plaatsgevonden van de aanwezige risicobronnen, die allen voldeden aan het externe veiligheidsbeleid, kan worden volstaan met een beperkte invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico, waarbij aanvullend op bovenstaande informatie alleen ingegaan hoeft te worden op de punten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze punten zijn ingevuld in samenspraak met de veiligheidsregio.

Risicobronnen binnen het plangebied

Risicovolle inrichtingen

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) is in het plangebied Vivochem gelegen. Vivochem is een BRZO bedrijf (Besluit risico zware ongevallen) en valt daarmee ook onder het Bevi. Vivochem is een voorraadhoudende distributeur van chemicaliën en gespecialiseerd in de opslag, handeling en distributie van chemische producten. Vivochem distribueert een breed pakket aan chemicaliën. Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten contouren voor het plaatsgebonden risico is gelegen. In 2010 is voor Vivochem een QRA uitgevoerd (QRA rapportage PGS 15 opslag Nieuwbouw Vivochem, 09.00071, 26 februari 2010, versie 2.5). Uit deze QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 op eigen terrein ligt. Tevens blijkt uit de QRA dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde van het groepsrisico ligt. Het groepsrisico is nadien voor zowel de omgevingsvergunning als voor het RO traject verantwoord.

Ten zuiden van het plangebied op circa 80 meter is Tankstation Texaco gelegen. De plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar van 15 m, 25 m en 35 m bereiken niet het plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 m en bereikt het plangebied. Het deel van het plangebied dat binnen het invloedsgebied valt omvat grotendeels de groene corridor. Er wordt dan ook geen relevante toename van het aantal personen verwacht.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg binnen de gemeentelijke grenzen van Almelo (en zoveel mogelijk aan de buitengrenzen van de stad) is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Transport van gevaarlijke stoffen dient gebruik te maken van de daarvoor vastgestelde route.

Aan de noordkant van het plangebied ligt de A35 die deel uit maakt van deze route. Conform het Basisnet Weg is de hoeveelheid gevaarlijke stoffen welke over deze weg wordt getransporteerd zo gering dat er geen sprake is van risicocontouren (geen veiligheidszone, geen plasbrandaandachtsgebied en geen plaatsgebonden risicocontour 10-6). De 10-7 contour bedraagt 48 meter. Het groepsrisico voor dit wegvlak is < 0,1 van de oriënterende waarde.

Een deel van het plangebied valt echter wel binnen de 200 meter zone (aandachtsgebied groepsrisico) langs deze weg. Gezien bovenstaande, het plangebied geen nieuwe bestemmingen mogelijk maakt en de ambities van het lokale externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo, is nadere aandacht niet nodig. Wel dient er in het kader van het groepsrisico aandacht worden besteed aan het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Conform het Basisnet worden over het Twentekanaal geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Wel vindt transport plaats van brandstoffen. Deze zijn echter als minder risicovol geclassificeerd: er is geen sprake van risicocontouren en ruimtelijke beperkingen. Volgens het Basisnet is er geen toetsingsafstand aanwezig en hoeft er geen verantwoording groepsrisico plaats te vinden. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is per 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt op vergelijkbare wijze als in het Bevi de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het Besluit is van toepassing op de vier buisleidingen die zijn gelegen in het plangebied. In de tabel hieronder zijn de specificaties van deze leidingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0039.png"

Als getoetst wordt aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen, kan gezegd worden dat er een belemmeringenstrook dient te worden vastgesteld langs deze leidingen. Vanuit het Bevb geldt voor gasleidingen een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijden van de leidingen. Deze strook wordt vrij gehouden van bebouwing en zal worden opgenomen op de verbeelding.

Om zicht te hebben op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico dient een berekening met het programma “CAROLA” te worden uitgevoerd. CAROLA is het nieuwe rekenpakket voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Met CAROLA kan worden bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor de externe veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het besluit externe veiligheid buisleidingen. De gemeente Almelo heeft in november 2011 een berekening (237002, 01-11-2011 Risicoberekening gasleidingen Almelo toetsing vigerende bestemmingsplannen aan het BevB) voor alle gasleidingen binnen haar gemeente uitgevoerd om zicht te krijgen in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico heeft alleen leiding A-508 een 10-6 contour. Deze contour heeft een breedte van 50 meter. De contour ligt in de huidige situatie binnen het plangebied (figuur 4.8). Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10 -6 contour als richtwaarde waarbij door middel van de best mogelijke technieken het risico zo veel mogelijk moet worden gereduceerd.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0040.png"

Figuur 4.8: Plaatsgebonden risicocontouren leiding A-508 (Bron: Risicoberekening gasleidingen Almelo, Oranjewoud, 2011) Paars = 10-8/jaar, Groen = 10-7/jaar, Geel = 10-6/jaar

Met betrekking tot mogelijke toekomstige ontwikkelingen geldt dat er geen kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden binnen deze 10-6 contour en beperkt kwetsbare objecten mits goed gemotiveerd.

Groepsrisico

Voor de hoogte van het groepsrisico geldt voor het plangebied dat deze op de kilometer waar het groepsrisico het hoogst is, nog onder de oriënterende waarde ligt. De berekening is uitgevoerd inclusief de bestemmingsplancapaciteit.

  • Voor de leidingen N-531-30 en A-648 bedraagt de overschrijdingsfactor minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
  • Voor leiding A-508 bedraagt de overschrijdingsfactor circa 0,35 maal de oriëntatiewaarde;
  • Voor leiding A-528 bedraagt de overschrijdingsfactor op beide locaties circa 0,18 de oriëntatiewaarde.

Zie figuur 4.9 met de gr curve van het hoogste groepsrisico, leiding A-508.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0041.png"

Figuur 4.9: Curve groepsrisico, leiding A-508. (Bron: 237002, 01-11-2011 Risicoberekening gasleidingen Almelo toetsing vigerende bestemmingsplannen aan het BevB)

Gezien het feit dat het groepsrisico voor twee leidingen minder dan 0,1 de oriëntatiewaarde is en het feit dat het plangebied voor een groot deel buiten de 100% letaliteitsafstand (110 m) is gelegen, kan volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht. Aansluitend op bovenstaande dient aandacht te worden gegeven aan bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid en Zelfredzaamheid

Bestrijdbaarheid

Een adequate bluswatervoorziening is voornamelijk nodig bij brand in het gebied. Bij een buisleidingincident kan een bluswatervoorziening niet voor directe bronbestrijding worden ingezet. Wel kan met een adequate bluswatervoorziening worden opgetreden bij secundaire branden veroorzaakt door warmtestraling.

Hiervoor kan de Centrale Bluswatervoorziening en eventueel de retentievijvers gebruikt worden. Nabij het plangebied is door het Twentekanaal ook veel water aanwezig welke gebruikt kan worden als bluswatervoorziening. Daarmee zal in het plangebied voldoende water aanwezig zijn, maar het is van belang dat het open water ook daadwerkelijk bereikbaar en beschikbaar is.

Zelfredzaamheid

Het plangebied zal voornamelijk bestaan uit bedrijvigheid waarbij aangenomen kan worden dat deze groep mensen zelfredzaam is. Daarnaast staat het plan de ontwikkeling van kwetsbare objecten in beginsel ook niet toe. Aangezien in de nabijheid van het plangebied risicobronnen in de vorm van o.a. hogedruk aardgasleidingen aanwezig zijn, is de zelfredzaamheid van de mensen echter wel van belang. Er dienen daarom mogelijkheden te zijn om van de risicobron af te vluchten.

Conclusie

Als gekeken wordt naar de wet- en regelgeving en het huidige externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige risico's voor het plangebied worden veroorzaakt. Het voldoen aan de wettelijke eisen en normen betekent niet dat er zich geen calamiteiten kunnen voordoen. Er blijft altijd een restrisico aanwezig waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden. Gelet op bovenstaande overwegingen wordt onderhavige situatie verantwoord geacht mits aandacht wordt besteed aan de wegenstructuur waarbij vluchtroutes (zelfredzaamheid) en hulpdienstroutes (bestrijdbaarheid) inzichtelijk zijn.

Tot slot

Indien middels vrijstelling of anderszins medewerking wordt verleend aan functiewijzigingen of een nadere, nauwkeuriger uitwerking van het bestemmingsplan plaatsvindt (huidige plan is globaal van aard), zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan en met betrekking tot “een goede ruimtelijke ordening” een verantwoording van het groepsrisico dienen plaats te vinden. Gezien de flexibele opzet van het plan dient dan ook het aspect bereikbaarheid en zelfredzaamheid afzonderlijk te worden beoordeeld.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het plan beslaat een bedrijventerrein. De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking voor een bedrijventerrein. Het XL Businesspark Twente is niet opgenomen in het NSL. Uit in het verleden uitgevoerde onderzoeken blijkt dat het wel in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat nader onderzoek noodzakelijk is. Hiertoe is een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de invloed op de luchtkwaliteit van de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente, zie rapport van DGMR van 1 augustus 2016, kenmerk M.2016.0646.00.R002. Het onderzoek concludeert dat ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof in alle situaties voldaan wordt aan de eisen uit de Wet Milieubeheer.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse van beoordelingspunten direct langs wegen wordt aan de grenswaarden voldaan. Woningen van derden zijn op grotere afstand gelegen, zodat daar sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.11 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de meest recente VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is per milieucategorie een richtafstand aangegeven voor de afstand tussen bedrijven en gevoelige functies. Indien de afstand tussen deze functies kleiner is dan de richtafstand is nader onderzoek mogelijk of aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan. De afstanden zijn gebaseerd op de grootste afstand voor de milieuaspecten geluid, geur, externe veiligheid en stofhinder. Per bedrijfstype kan een ander aspect maatgevend zijn voor de afstand, maar heel vaak blijkt geluid maatgevend te zijn.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk en een gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen. De definitie van een rustige woonwijk/ rustig buitengebied is:

"Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven/kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied."

De definitie van een gemengd gebied is: "Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend."

Onderzoek

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (zie bijlage 1 'SvB' bij de Regels). Op dergelijke industrieterreinen wordt de geluidsbelasting van de bedrijven reeds uitputtende gereguleerd via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer (Wabo-vergunningen milieu of meldingen/maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit) en het zonebeheer van het bevoegd overheidsorgaan. Om te voorkomen dat voor geluid twee verschillende toetsingskaders worden geïntroduceerd op een gezoneerd industrieterrein, heeft de milieuzonering met behulp van de SvB 'gezoneerd industrieterrein' geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geur, stof en gevaar. Met de SvB 'gezoneerd industrieterrein' wordt zorg gedragen voor een milieuzonering ten opzichte van gevoelige functies (woningen) in de omgeving van het industrieterrein, die past bij de status als gezoneerd industrieterrein. De SvB 'gezoneerd industrieterrein' is net als de SvB 'standaard' gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, met uitzondering van het aspect geluid.

Voor de omgeving is uitgegaan van "rustige woonomgeving", omdat dit de standaard is en afwijking meestal op grond van geluidsaspecten plaatsvindt. Aangezien geluid bij de milieuzonering is uitgesloten is er geen aanleiding de richtafstanden te verlagen. Hoewel het buitengebied deels agrarisch is, is er voldoende aanleiding om bij woonfuncties in de omgeving ten aanzien van geur en gevaar vanwege het bedrijventerrein eenzelfde beschermingsniveau te hanteren als bij andere woongebieden.

Bij het bepalen van de toegelaten bedrijvigheid is uitgegaan van inwaartse zonering. Dit betekent dat op grond van de genoemde VNG-publicatie afstanden vanaf alle omliggende woningen zijn bepaald en op grond daarvan die delen van het bedrijventerrein zijn aangegeven waar de verschillende milieucategorieën mogelijk zijn. Hieruit blijkt dat op het midden van het bedrijven terrein maximaal milieucategorie 4.2 is toegestaan en dat er ook grote delen voor maximaal milieucategorie 4.1 geschikt zijn. In bepaalde delen langs de randen van het plangebied is maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. Hierbij worden de volgende aanvullende regelingen opgenomen:

  • Het toestaan van bedrijven uit 1 à 2 hogere milieucategorieën is mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid, waarbij wordt aangetoond dat de aard en de milieu-impact op de omgeving van het betreffende bedrijf vergelijkbaar is met de maximaal toegestane milieucategorie (exclusief geluid).
  • Bedrijven uit milieucategorie 5 en 6 zijn niet toegestaan.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering exclusief geluid, die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding wordt opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Voor de ontwikkeling van het businesspark is in overleg met de gemeente, het waterschap en Rijkswaterstaat een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Omdat het waterplan reeds is goedgekeurd is een aanvullende watertoets dan ook niet noodzakelijk. In deze paragraaf is het waterhuishoudingsplan (Waterhuishouding en riolering XL Businesspark fase I, II en II, actualisatie 2011, 19 december 2011) kort samengevat. Het waterhuishoudkundig plan is in 2017 opnieuw geactualiseerd (XL Businesspark Almelo, Tranche III Actualisatie waterhuishouding en riolering, 4 mei 2017). Dit plan is toegevoegd als bijlage 15.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de

waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (zowel kwalitatief als kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en gemeente nader wordt behandeld.

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. Op nationaal niveau zijn het Nationaal Waterplan (NW), het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Waterwet relevant. De provincie heeft het Provinciaal Waterplan, de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Deze zijn allen verwerkt in het waterplan.

Waterschapsbeleid (Waterschap)

In het waterbeheerplan (2016-2021) beschrijft het waterschap welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten met de partners gelegd worden. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Gemeentelijk beleid

Waterplan Almelo (2002)

De gidsprincipes voor het waterplan Almelo en de visie zijn gebaseerd op principes uit de Vierde Nota waterhuishouding en de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21-ste eeuw, waarbij aanpak van de bron prevaleert boven 'end-of-pipe'-maatregelen en de afwenteling van lokale problemen op (boven)regionale systemen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het vasthouden van water verdient de voorkeur. Wanneer dit niet meer mogelijk is, wordt zoveel mogelijk water geborgen. Daarbij speelt de waterkwaliteit een belangrijke rol. Water van verschillende kwaliteit wordt zoveel mogelijk gescheiden. Wanneer ook berging niet meer mogelijk is, wordt het water ten slotte afgevoerd. In stedelijke in- of uitbreidingsgebieden dient zoveel mogelijk verhard oppervlak niet aangesloten te worden op de riolering. Een duurzame inrichting van het terrein moet zorgen voor het bewaken van de kwaliteit. Kortom, problemen met waterkwaliteit en –kwantiteit mogen niet worden afgewenteld en de ontwikkelingen mogen geen negatieve beïnvloeding van waterkwaliteit en –kwantiteit met zich meebrengen. Bij nieuwbouw dient grondwaterneutraal gebouwd te worden.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016 t/m 2020 (vGRP) geeft inzicht in de omvang, het

functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater en de bekostiging hiervan. Daarnaast heeft de gemeente Almelo ook nadrukkelijk oppervlaktewater als onderdeel van het beheer van het stedelijk water gemaakt.

Het vGRP beschrijft de beleidskaders en de bekostiging voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater en het beheer van het oppervlaktewater in de gemeente Almelo voor de periode 2016 t/m 2020 en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn.

Om een strategie voor de komende planperiode op te kunnen stellen is een visie voor de lange termijn van belang. Eén van de belangrijkste voorwaarden is dat ook de gemeente Almelo moet anticiperen op de financiële omstandigheden en te maken heeft met bezuinigingsdoelstellingen.


Eén van de opgaven komt voort uit het Bestuursakkoord Water, dit betreft de opgave te komen tot minder meerkosten en zodoende minder stijging van de rioolheffing. Deze opgave voert de gemeente deels samen uit met Twents waternet en de conclusie is dat Almelo op koers ligt. Het kwaliteitskader voor de gemeentelijke watertaken bestaat uit vier onderdelen (stedelijk afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater). Deze onderdelen corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente, het vierde onderdeel 'oppervlaktewater' ziet de gemeente Almelo als integraal onderdeel van het stedelijk water. De gemeente is voor een groot gedeelte vrij op welke wijze en in welk tempo zij invulling wil geven aan haar zorgplichten.

Speerpunten voor de planperiode

De gekozen ambities voor het totale watersysteem (afval-, hemel- grond- en oppervlaktewater) kunnen in hoofdlijn worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • 1. Samen op met burgers en bedrijven;
  • 2. Toekomstgericht en klimaatbestendig;
  • 3. Een doelmatige aanpak;
  • 4. De organisatie en de middelen op orde;
  • 5. Een functionerend watersysteem.

Grondwaterbeleid

De gemeentelijke taak voor grondwater is een inspanningsverplichting om structureel nadelige gevolgen van grondwaterstanden in openbaar gebied zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De in het vGRP gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in Artikel 3.6 Waterwet. De huidig ingezette koers wordt gevolgd waarbij voor het uitvoeren van grondwatermaatregelen kritisch wordt afgewogen of normgerichte maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden.

De gemeente Almelo is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor voldoende

ontwateringsdiepte van haar terrein. Daarnaast wordt bij de aanleg van een nieuw bedrijventerrein de voorkeur gegeven aan een systeem met drie typen afvoer: DWA, vervuild hemelwater en schoon hemelwater. Voor het schone hemelwater gaat de voorkeur uit naar directe afvoer op oppervlaktewater. Indien dit niet mogelijk is kan ook gewerkt worden met een IT-riool (Infiltratie Transportriool, riool waarmee hemelwater kan worden geïnfiltreerd en / of kan worden afgevoerd afhankelijk van de intensiteit van regenbuien). Het DWA en het vervuilde hemelwater worden verwerkt middels een verbeterd gescheiden stelsel of een verbeterd gescheiden stelsel plus. Niet alleen de riolering, maar ook de openbare ruimte als geheel wordt klimaatbewust ontworpen, met aandacht voor waterberging in het plangebied in het straatprofiel, in het groen of op daken.

Waterhuishoudkundig plan

Uitgangspunten en randvoorwaarden

Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente geldt het principe van een duurzame inrichting van het stedelijk gebied. Dit leidt, aangevuld met specifieke doelen en randvoorwaarden voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, tot de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden:

  • voorkomen van grondwateroverlast;
  • voorkomen van piekbelastingen op ontvangende watergangen;
  • het scheiden van schone en vuile waterstromen;
  • voorkeur voor het volgen van de geografische ligging van het terrein;
  • minimale verstoring van geohydrologische relaties;
  • voorkeur voor ophogen boven draineren;
  • minimaal grondverzet en im- en export van bodemmateriaal;
  • duurzame waterhuishouding.

Systeemkeuze

Bij de aanleg van het Businesspark verandert de functie van het gebied van 'landelijk' naar

'bedrijventerrein met verschillende categorieën'. De waterhuishouding van een bebouwd gebied gedraagt zich anders dan in een landbouwgebied. Er is een toename van het verharde oppervlak, waardoor de afstroming en infiltratie van neerslag verandert. Door de toename van het bebouwde oppervlak komt neerslag veel sneller tot afvoer. Om overbelasting van het bestaande waterhuishoudkundige systeem te voorkomen is berging van neerslag in het plangebied vereist. De berging vindt plaats door de aanleg van oppervlaktewater. Het regenwater van daken voert rechtstreeks af naar watergangen rondom de percelen. Daar waar geen watergangen aanwezig zijn zorgt een schoonwaterleiding op openbaar terrein voor de afvoer naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater (retentie). Het regenwater van weg- en terreinoppervlakken voeren via een verbeterd gescheiden stelsel af naar de watergangen en deels naar de rioolwaterzuivering. Een gemaalbesturingssysteem moet er voor zorgen dat tijdens een overstorting geen water wordt verpompt naar de zuivering. Na de regenbui wordt het stelsel weer leeggepompt naar oppervlaktewater (tussen 25% en 100% van de vulling) en deels naar de zuivering. Vanuit de watergangen vindt een vertraagde afvoer plaats naar het stedelijk watersysteem 'De Wendel' (zie figuur 5.1). De afvoer van regenwater moet plaatsvinden via debietregulerende kunstwerken die afvoeren op twee aanwezige duikers onder de Rijksweg A35.

De retentiezone ten noorden van de Doorbraak heeft een vijverpartij met een vast waterpeil op 9,30 m + NAP. Er zijn verschillende overloopgebieden op 9,50 m + NAP gerealiseerd. Tussen de

overloopgebieden lopen eilandjes die onderling met elkaar verbonden zijn zodat een soort wandelroute ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0042.png"

Figuur 5.1 Afwateringswijze bedrijventerrein XL Businesspark Twente

Aanleghoogtes

In tabel 5.1 zijn per fase zoals gehanteerd in het waterhuishoudkundig plan de definitieve aanleghoogten weergegeven samen met de gehanteerde uitgangspunten. In figuur 5.2 is een overzicht gegeven van de deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0043.png"

Tabel 5.1 Definitieve aanleghoogten per fase uit het waterhuishoudkundig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00048-BP31_0044.png" 

Figuur 5.2 Overzicht fases waterhuishoudkundig plan

Riolering

Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente zijn drie bemalingsgebieden ontworpen voor de droogweerafvoer. Redenen om voor drie bemalingsgebieden te kiezen zijn:

  • beperken diepteligging riolering en gemalen (minder grondverzet);
  • minder onttrekking van grondwater tijdens de uitvoeringsfase;
  • fasering.

De gemalen worden aangesloten op een gezamenlijke persleiding, waarna het afvalwater naar de AWZI Sumpel wordt getransporteerd. Het afstromende hemelwater wordt binnen bedrijventerrein XL Businesspark Twente afgevoerd door middel van de drie bemalingsgebieden. Er is hierbij sprake van een verbeterd gescheiden riolenstelsel.

Vanwege de ligging van essentieel riool in het plangebied en de aanleg van nieuwe riolering wordt de dubbelbestemming 'leiding – riool' opgenomen op de verbeelding. Deze gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van het riool. Binnen deze dubbelbestemming gelden beperkingen welke in de regels verder zijn uitgewerkt.

Consequenties plangebied

De waterhuishouding binnen het plangebied van tranche 1 en 2 maakt integraal deel uit van het waterhuishoudkundig plan van het gehele bedrijventerrein XL Businesspark Twente. Onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan voldoet aan het waterbeleidsplan van de gemeente Almelo, dat samen met het waterschap Vechtstromen is opgesteld. Bij de civieltechnische uitwerking moet rekening worden gehouden met de uitgangspunten van het waterhuishoudingsplan. Bij de (deel)ontwikkeling in fasen dient de opgave van retentiecapaciteit in dezelfde verhouding worden gerealiseerd en de afvoer onder vrijverval via openbaar gebied te worden gegarandeerd. Het aspect water vormt dan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van tranche 1 en 2.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterhuishoudkundig plan voldoet aan de eisen van zowel de gemeente als het waterschap. Tevens is in de regels opgenomen dat moet worden voldaan aan het waterhuishoudkundig plan.

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'XL Bedrijventerrein Twente' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

6.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een flexibele invulling van tranche 3a en 3b van het XL Bedrijventerrein Twente mogelijk. Hierbij is bewust gekozen voor een globale wijze van bestemmen om flexibel in te kunnen spelen op de beoogde ontwikkelingen.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

Bedrijventerrein is de meest omvangrijke bestemming binnen het plan. De gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, waarbij de maximaal toegestane bedrijfscategorie is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2’. Wel is het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning bedrijven mogelijk te maken in één categorie hoger dan ter plaatse is toegestaan mits het beoogde bedrijf qua hinder en overlast voor de omgeving gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie (na onafhankelijk onderzoek).

Bij het inwaarts zoneren tot individuele woningen en woongebieden is gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)', waarin richtafstanden zijn opgenomen welke tot woongebieden aangehouden dienen te worden. Wanneer op een bedrijfsperceel meerdere categorieën van bedrijvigheid gelden, moet in principe worden uitgegaan van de laagst toegestane categorie als maximaal toelaatbaar.

Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is mogelijk (zie art. 1.22). Hierbij is aansluiting gezocht bij de detailhandelsstructuurvisie 2013-2018.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Bij de berekening van het maximum bebouwingspercentage wordt alleen bebouwing binnen het bouwvlak meegerekend.

Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 4 Groen

Aan de structurele groenvoorzieningen is de bestemming "Groen" toegekend. Groenvoorzieningen, tuinen, fiets- en voetpaden, sport- en speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden is 36 m³ toegestaan. Daarnaast zijn regels opgenomen voor overige bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer

Binnen de bestemmingen ‘Verkeer’ zijn toegestaan wegen en paden, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, viaducten en geleiderails en straatmeubilair.

Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden bedraagt 36 m³. In de regels zijn voorschriften opgenomen voor de maximale hoogten van de diverse bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 6 Water

Binnen de bestemmingen ‘Verkeer’ zijn toegestaan wegen en paden, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, viaducten en geleiderails en straatmeubilair.

Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden bedraagt 36 m³. In de regels zijn voorschriften opgenomen voor de maximale hoogten van de diverse bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 7 Leiding - Gas en Artikel 8 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van de (hoofd)leidingen. De dubbelbestemming schort de werking van de onderliggende (basis)bestemming in eerste instantie op. Een afwijkingsregeling maakt het echter mogelijk om toch binnen deze dubbelbestemmingen te bouwen ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming. De omgevingsvergunning om af te wijken kan alleen worden verleend, mits het functioneren van de leiding niet in het geding komt.

Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Artikel 10 Algemene bouwregels

In deze algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor afwijkende maten en ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

De algemene aanduiding ‘Geluidszone - industrie’ is opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding op de verbeelding zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. In de begripsbepaling is

opgenomen wat onder een geluidsgevoelige functie verstaan moet worden.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen voor geringe afwijkingen.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hierin zijn de te volgen procedures beschreven bij nadere eisen en wijziging opgenomen.

Artikel 16 Overige regels

Hierin is een algemene parkeerregeling opgenomen, die borgt dat altijd voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Voldaan moet worden aan de richtlijnen van het CROW.

Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 18 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

 

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeente tot kostenverhaal bij ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een projectbesluit. Indien kostenverhaal aan de orde is, kunnen kosten worden verhaald op basis van een overeenkomst of een exploitatieplan.

Het voorliggend bestemmingsplan is gebaseerd op het geldend bestemmingsplan. In het kader hiervan heeft een toets van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan al plaatsgevonden. Met het GO-besluit hebben de betrokken gemeenten en de provincie in dit kader ingestemd met het gezamenlijk ter hand nemen van de ontwikkeling, exploitatie en beheer van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente en hebben zij afspraken gemaakt over het aandeel in het eventueel tekort. Met dit besluit was de financiële haalbaarheid een feit geworden. Het GO-besluit is inmiddels gevolgd door de gemeenschappelijke regeling inzake het Openbaar Lichaam Regionaal Businesspark Twente. Ook hierin zijn garanties voor eventuele tekorten opgenomen. In het eindrapport over de haalbaarheid van 2004 is uitgebreid op alle aspecten van haalbaarheid ingegaan. De conclusies van de haalbaarheid zijn nog steeds van toepassing.

Voor dit bestemmingsplan geldt verder dat de gronden in het plangebied grotendeels in eigendom zijn van het Openbaar Lichaam Regionaal Businesspark Twente. Enkele van de gronden zijn momenteel verpacht. De gronden die nog niet in eigendom zijn worden via een minnelijke overeenkomst of onteigening geregeld. Het Openbaar Lichaam ziet toe op de verkaveling en uitgifte van gronden.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan voor de realisatie van een bedrijventerrein is al planologisch onderbouwd in het kader van het geldend bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente. Hiermee staat de locatie van het bedrijventerrein, alsmede de omvang niet meer ter discussie. In het voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geactualiseerd. In het kader van het wettelijk vooroverleg is het voornemen voorgelegd aan de overlegpartners. Vervolgens is het ontwerp-bestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan konden door belanghebbenden zienswijzen worden ingediend. De zienswijzenreactienota is bijgevoegd als bijlage 16.

 

Hoofdstuk 8 Procedure

In het kader van het geldend bestemmingsplan heeft inspraak plaatsgevonden over het voorontwerp bestemmingsplan. Vervolgens zijn in het kader van de verdere bestemmingsplanprocedure een aantal formele reactiemomenten geweest. Nu de geldende (bestemmings)plannen onherroepelijk zijn, ligt de bestemming van het plangebied vast. Onderhavig bestemmingsplan is gebaseerd op de vigerende bestemmingsplannen. In feite gaat het om aanpassing naar huidige vraag (flexibele opzet) van de keuzes die reeds zijn gemaakt. Derhalve is afgezien van een inspraakprocedure voor het voorliggend bestemmingsplan.