direct naar inhoud van Toelichting
Plan: XL Businesspark Twente tranche 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00042-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De ontwikkeling van het XL Businesspark Twente moet ruimte bieden aan hoogwaardige en grootschalige bedrijvigheid in de regio. Hiervoor is in 2006 het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente vastgesteld waarin o.a. voorzien wordt in uit te werken bestemmingen voor de beoogde bedrijfsgronden.

De ontwikkeling, exploitatie en het beheer van het Regionaal Businesspark Twente (RBT) wordt uitgevoerd door de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en de Provincie Overijssel. Voornamelijk bedrijven in de distributie, industrie, logistiek en transport zullen zich op dit bedrijventerrein vestigen. Deze bedrijven leveren zowel directe als indirecte werkgelegenheid op, waardoor de concurrentiepositie van de regio versterkt.

Tot op heden loopt het tempo van de gronduitgifte van XL Businesspark achter op de verwachting. De strikte regels (bouwhoogtes en milieuzonering) en beperkingen (verkeersbestemming, groenbestemming) in het vigerende bestemmingsplan hebben een remmende werking op de ontwikkeling van het gebied. Hierdoor is de behoefte ontstaan aan een nieuw kader waarin waarden worden beschermd, maar meer ruimte is voor ontwikkeling die aansluiten bij de markt. Dit kan worden bereikt door een flexibelere opzet van het terrein met minder regels en meer ruimte voor maatwerk.

Het bedrijventerrein wordt in verschillende tranches uitgegeven. De tranches 1, 2 en 3a zijn reeds uitgewerkt en deels uitgegeven. Voor de tranches 3a en 3b worden in het voorliggende bestemmingsplan ingespeeld op wensen vanuit de markt door een flexibele opzet. In onderstaande figuur zijn de tranches weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0001.png"

Figuur 1.1. Tranches (bron: http://xlpark.nl/kavels.html)

1.2 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld.

In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing geldt voor de ontwikkelingen in het plangebied (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 7 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 8 geeft de wijze van en resultaten omtrent de procedure.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'XL Businesspark Twente tranche 3' bestaat uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding;
  • 3. bijlagen bij de regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen behorend bij de gronden van het plangebied aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

1.4 Ligging van het plangebied

Het plangebied betreft de tranches 3a en 3b van het Regionaal Businesspark Twente. Dit bedrijventerrein ligt in de gemeente Almelo, ten zuiden van de stad Almelo (Figuur 1.2). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 55 hectare. Het plangebied ligt aan de westkant van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente en het wordt begrensd door:

- Ten noorden: A35;

- Ten oosten: Bedrijventerrein tranche 2;

- Ten zuiden: De Doorbraak;

- Ten westen: Een zijtak van het Twentekanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0003.png"

Figuur 1.2: Ligging plangebied

1.5 Huidige planologische situatie

Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Regionaal Bedrijventerrein Twente. Dit plan is vastgesteld op 11 juli 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 februari 2007. In dit bestemmingsplan zijn zowel gedetailleerde als globale bestemmingen opgenomen (Figuur 1.3). Voor de gronden die bedoeld zijn voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein en gebieden met belangrijke cultuurhistorische elementen is gekozen voor uit te werken bestemmingen. Het doel van deze bestemmingen is het flexibel omgaan met de gefaseerde aanleg van het terrein in relatie tot de looptijd van het project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0004.png"

Figuur 1.3: Plankaart bestemmingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente'.

De uit te werken bestemmingen voor het bedrijventerrein worden in verschillende fasen uitgewerkt (zie figuur 1.1). Tranches 1, 2 en 3a zijn reeds uitgewerkt. Het uitwerkingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 3a' ligt binnen de grenzen van het plangebied (Figuur 1.4). Ook het wijzigingsplan voor de laad- en losplaats ligt binnen de grenzen van het plangebied (Figuur 1.4).

In totaal bestaan tranche 3A en 3B uit ongeveer 55 ha uitgeefbaar bedrijventerrein, waarvan 3 ha in gebruik is voor de containerterminal, circa 4 ha door Eurol en circa 1 ha in optie.

Voor het gebied geldt verder een beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen en op kavelniveau (zie paragraaf 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0005.jpg"

Figuur 1.4: Plankaart uitwerkingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) Tranche 3a'

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0006.jpg"

Figuur 1.5: Plankaart Wijzigingsplan laad- en losplaats

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en voornemen

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie beschreven. Hierbij wordt inzicht gegeven in de ontstaansgeschiedenis, de bestaande ruimtelijke en functionele structuren in het gebied. Tot slot worden de actuele werkzaamheden op het bedrijventerrein XL Businesspark Twente beschreven.

2.1 Huidige situatie

Tranche 3 ligt ten zuiden van de stad Almelo, in de oksel van de wegen A35 en Pastoor Ossestraat. De omgeving van het plangebied is relatief groen in de vorm van weilanden en akkers. Ten zuiden ligt de dorpskern Bornerbroek. Ten oosten van het plangebied loopt het Twentekanaal, een relevante vaarweg voor het plangebied.

Het gehele XL Businesspark Twente wordt ontsloten vanaf de snelweg A35, zo ook Tranche 3. De A1 is één van de belangrijkste verkeersaders in Europa en is snel te bereiken via de A35. In de huidige situatie wordt het plangebied vervolgens ontsloten door de Darwin / Bolscher Landen.

Het plangebied had een landelijke uitstraling met karakteristieke landwegen en bomenrijen. In het gebied komen resten voor van het oorspronkelijke kampenlandschap. Dit is een landschap met verspreid liggende erven, ontstaan door kleinschalige ontginningen van akkers en het gebruik van de omliggende gronden voor het weiden van vee. Kenmerkend voor dit landschap zijn de essen (hoog gelegen akkers). In het plangebied worden de essen afgewisseld met houtwallen, bosjes, lage weiden en boerderijen, waarbij het reliëf varieert tussen de 9,50 m+ NAP en de 11,00 m+ NAP. In vergelijking met andere kampenlandschappen in Twente is het gebied één van de minst waardevolle gebieden.

Het plangebied had van oorsprong dit landelijke karakter, maar is op dit moment grotendeels getransformeerd tot een gebied dat is ingericht en/of voorbereid voor industriële ontwikkelingen. Inmiddels is een laad- en losplaats gerealiseerd en is alle (hoofd) infrastructuur aangelegd. Het gebied heeft zijn landelijke / agrarische functie verloren.

 

In het plangebied staan momenteel nog drie woningen, namelijk aan de Wolbes Landen 13 en 15 en aan de Derksweg 1B (Figuur 2.2). Deze woningen zijn slechts in gebruik op basis van het overgangsrecht en zijn dus feitelijk wegbestemd. Verder bestaat het plangebied uit weilanden, een braakliggend terrein en bomenrijen. Aan de westkant van het bedrijventerrein gaan CTT en Eurol zich vestigen. Beide bedrijven beschikken over onherroepelijke vergunningen. CTT heeft een lange laad- en losplaats met een op- en overslagcontainerterminal en is hiermee de grootste binnenhaven van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0007.png"

Figuur 2.2: Woningen in het plangebied, aangegeven met een rode cirkel

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0008.png"

Figuur 2.3: Combi Terminal Twente gevestigd langs het Twentekanaal

In en rond het plangebied komen verschillende waterlopen voor. Ten zuiden van het plangebied grenst de Doorbraak, een nieuwe beek van 13 kilometer lang. De beek zorgt dat het water in Twente meer ruimte krijgt om wateroverlast en verdroging te voorkomen. Ook wordt deze beek gebruikt als een ecologische verbinding tussen Noordoost Twente en de Sallandse Heuvelrug. In het najaar van 2016 is de aanleg van De Doorbraak klaar.

De grond van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit goed doorlatend zand. Door de zandbodem wordt regenwater goed geïnfiltreerd in de bodem en wordt voorkomen dat er grote waterplassen ontstaan op het plangebied.

Planologische mogelijkheden

Nu zijn voor één deel de milieucategorieën 1 t/m 3 en voor het andere deel milieucategorieën 3 t/m 5 toegestaan. In tegenstelling tot Tranche 3A is Tranche 3B nog niet uitgewerkt, hier geldt nog een bouwverbod. Tevens zijn de infrastructuur en groen \ cultuurhistorische waarden specifiek bestemd. Deze onderdelen zorgen voor belemmeringen voor toekomstige bedrijven om zich te vestigen. Uit de praktijk blijkt dat bedrijven afhaken omdat ze niet passen in verband met de situering en\of toegestane bouwhoogte.

2.2 Beoogde situatie

Algemeen

Voor de tranches 3a en 3b zijn er concrete initiatieven die passen binnen de filosofie van het XL Businesspark Twente maar niet binnen de huidige bestemmingsplanregels. Met dit bestemmingsplan wordt aan de wensen voor meer flexibiliteit tegemoet gekomen.

In hoofdlijnen zijn de volgende wijzigingen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan voorzien:

  • De bestemming verkeer op het bedrijventerrein zal worden verwijderd als aparte bestemming, maar worden opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zodat de ligging van de interne ontsluiting kan worden aangepast aan de uiteindelijke indeling van het terrein. Hiermee wordt maximale flexibiliteit aan de uitgifte van kavels gegeven, zodat ook bedrijven die met een grote ruimtebehoefte kunnen worden gehuisvest. Voor de hoofdas zijn wel randvoorwaarden opgesteld (kenmerkend profiel, voorkomen haakse bochten, inritten niet rechtstreeks op de hoofdas).
  • De bestemmingen Groen en Cultuurhistorische elementen centraal in het plangebied worden verwijderd als aparte bestemming. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn genoemde bestemmingen wel mogelijk, maar niet verplicht. Dit vergroot de flexibiliteit en vergroot de mogelijkheden om het gebied effectief in te kunnen richten. De bestaande groen structuren en cultuurhistorische elementen zouden kunnen komen te vervallen. Hiervoor is een belangenafweging gemaakt. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is ruimtelijk niet mogelijk met behoud van alle aanwezige structuren en elementen. Met IVN en Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied.
    In paragraaf 4.7 wordt hierop nader ingegaan.
  • Op kavels voor bedrijven in de hogere milieucategorieën, mogen ook bedrijven met een lagere milieucategorie worden gevestigd;
  • Het vestigen van bedrijven met milieucategorie 5 is alleen met afwijking mogelijk;
  • De toegestane bebouwingshoogtes en bebouwingspercentages worden vergroot;
  • Het mogelijk maken van een energy hub.

Deze wijzigingen leiden niet tot meer bedrijvigheid aangezien het aantal kavels en de kavelgrootte (uitgeefbaar terrein) gelijk blijven, wel wordt gedeeltelijk een grotere bebouwingsdichtheid opgenomen (groene wig). Het plan leidt ook niet tot een hogere milieubelasting, aangezien de maximale milieucategorie wordt verlaagd naar categorie 4.2 en het oppervlak bedrijvigheid niet toeneemt.

Met bovenstaande wijzigingen wordt een bedrijventerrein dat beter aansluit op de vraag en van hoogwaardig niveau voor grote bedrijven (percelen >2 ha) mogelijk gemaakt waardoor een toplocatie (vanwege multimodale ontsluiting) ontstaat voor met name logistieke bedrijven.

Stedenbouw en landschap

Het XL Businesspark Twente is een regionaal bedrijventerrein speciaal ontwikkeld voor de 'ruimtevreters', bedrijven die grote oppervlaktes nodig hebben. Bij de ontwikkeling van het XLBusinesspark Twente zal het huidige agrarische landschap op termijn geheel verdwijnen.

Bij het opstellen van de stedenbouwkundige en landschappelijke kaders van dit bestemmingsplan is de wens voor flexibiliteit en ruimte voor de vestiging van zo veel mogelijk typen bedrijven een belangrijk vertrekpunt. Voor stedenbouw en landschap ligt de nadruk op de ruimtelijke kwaliteit binnen de hoofdstructuur en de relatie met en de zichtbaarheid vanuit het omliggende landschap.

De volgende ruimtelijke randvoorwaarden/uitgangspunten liggen ten grondslag aan dit bestemmingsplan:

  • Herkenbare hoofdas: In Tranche 3 vormt een hoofdas met een herkenbaar ruim en groen profiel de hoofdontsluiting (in aansluiting op Tranche 1 en 2). Het gekozen profiel dient ook geschikt te zijn voor extra grote transporten vanwege de mogelijkheid om te ontsluiting via het water en zal daarom anders van opzet zijn als in Tranche 1.
  • Zonering in bouwhoogtes: De hoogste gebouwen staan aan de snelweg en in het hart van de plangebied. Aan de randen geldt een lagere maximale bouwhoogte. Met de randen wordt bedoeld de grens met de Doorbraak en het 'Deltapark' en de grens met de Zijtak van het Twentekanaal.
  • Zichtlocatie A35: Kavels gelegen aan de snelweg liggen op een ultieme zichtlocatie. Langs de A35 dient nadrukkelijk samenhang tussen deze bedrijfshallen worden geborgd in situering en oriëntatie. Het bestemmingsplan regelt de verkaveling en oriëntatie niet expliciet. Gezien de afmetingen van de bedrijfskavels en de wens voor een efficiënte (rechthoekige) verkaveling zal het eerste bedrijf dat zich vestigt aan de snelweg min of meer de keuze bepalen voor parallel aan de snelweg bouwen of haaks op de snelweg bouw. Parallel bouwen impliceert het realiseren van wandwerking in één rooilijn. Haaks bouwen betekent een verstaffeling maken aan de kant van snelweg (zie de tekeningen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0010.png"

1.Parallel aan snelweg 2. Verstaffeling aan snelweg

  • Bouwhoogtes: De meest voorkomende hoogte van logistieke hallen is 15 meter. Om ruimte te bieden aan specifieke logistieke bedrijven is een bouwhoogte van 30 meter eveneens gewenst. Deze hogere bouwhoogte van logistieke hallen is inpasbaar in het XL-landschap van bedrijfshallen aan de snelweg. Vandaar dat alleen in het midden en noordelijke gedeelte van Tranche 3 deze hoogte is toegestaan. Aan de snelweg A35 en het entreegebied (Henriette Roland Holstlaan) geldt ook als uitgangspunt een minimale bouwhoogte van 12 meter om de gewenste wandwerking te garanderen.
  • De randen (een zone van ongeveer 200 meter) grenzend aan het landelijk gebied kennen een lagere maximale bouwhoogte, namelijk 18 meter. Deze hallen zullen grotendeels door groen/bomen aan het zicht worden onttrokken.
  • Laad- en loskade: Aan het kanaal is de mogelijkheid voor een laad- en loskade met een containerterminal. Op de kade zelf zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken, waaronder silo's, tot maximaal 18 meter hoogte. Voor het laden en lossen is een kraan toegestaan met een maximale bouwhoogte van 35 meter. De laad en loskade is reeds grotendeels ingevuld, mede door de aanwezigheid van een (mobiele) portaalkraan. Dit is een bouwwerk met een transparante constructie en is in de skyline een transparante toevoeging naast de overige bestaande bouwwerken, zoals de bruggen over het kanaal en de hoogspanningsmasten. Een kraan sluit als bouwwerk in maat en schaal aan bij de functie van het XL Businesspark Twente; een bedrijventerrein speciaal bedoeld voor extra grote bedrijven, 'de ruimtevreters'. De grote waterstructuren van de kanalen, gegraven voor de scheepvaart, vormt een vanzelfsprekende omgeving voor een dergelijk grootschalige industrieel bouwwerk.
  • Groenstructuur; De aan te leggen hoofdas dient een breed profiel met een robuuste bomenrij en watergang te krijgen. Voorts is de eis vanuit het beeldkwaliteitsplan, dat op de kavelgrenzen haaks op de snelweg een rij eiken wordt geplant. De zuidrand van het XL Businesspark Twente grenzend aan de Doorbraak zal afwisselend bestaan uit bosjes, houtwal en houtsingels om de aanblik van de bedrijfshallen vanuit de Doorbraak en landelijk gebied te verzachten.
  • De rudimenten van de kleine landschapselementen van het agrarisch landschap zoals stukjes houtwal, erfbeplantingen en bomenrijen zullen wijken voor de grote bedrijven, omdat ze niet inpasbaar zijn vanwege hun ligging.
  • Opslag: Verrommeling dient te worden voorkomen. Vandaar dat opslag van goederen op het terrein van de bedrijven niet zichtbaar mag zijn vanaf de snelweg A35, én achter de voorgevelrooilijn gebeurt en nooit hoger dan 5 meter is. Uitzondering is het terrein van de containerterminal. Stapelen van containers (max. 12 meter hoog) hoort bij de corebusiness van dit bedrijf en kan niet inpandig gebeuren.
  • Fietsen; Voor fietsers dient Tranche 3 goed toegankelijk en veilig te zijn. In het profiel van de hoofdas dient een vrij liggend fietspad te worden opgenomen. De aansluiting op de omgeving (stad, brug kanaal, Wolbeslanden) dient aan alle zijden goed en logisch te worden uitgewerkt.

Beeldkwaliteitsplan

  • Zoals al gezegd: voor stedenbouw en landschap ligt de nadruk op de ruimtelijke kwaliteit binnen de hoofdstructuur en de relatie met en de zichtbaarheid vanuit het omliggende landschap. Dat vertaalt zich door naar het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan kent de volgende zonering. De zonering is bepaald door de verschillende typen omgevingen waar het XL Businesspark Twente aan grenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0011.png"

Zonering voor Tranche 3

  • Het beeldkwaliteitsplan voor het geheel XL-Park heeft als kernwoorden
    • 1. XL-gedachte in vormgeving (grote gebaren, geen over-detaillering).
    • 2. Verschillen in vormgeving tussen de verschillende zones; Etalage, Venster, Corridor, Poort en Lint (zie tekening).
    • 3. Samenhang in situering en oriëntatie voor het gehele bedrijfspark.
    • 4. Extra hoge gebouwen situeren op markante plekken (zichtlocaties, zichtlijnen). Daarnaast te grote hoogtesprongen voorkomen.
    • 5. Terughoudend kleurgebruik en hoogwaardig materiaal gebruik.
    • 6. Aandacht voor groene inpassing aan de randen, grenzend aan landelijk gebied.
  • In overleg met de stedenbouwkundige van de gemeente en de stadsbouwmeester (welstand) zal elk nieuwe vestiging van een bedrijf resulteren in een eigen, duurzaam en aantrekkelijk plan voor de gebouwen en de terreininrichting, in aansluiting op de al bestaande bebouwing van aangrenzende kavels. Binnen de grove kaders van het beeldkwaliteitsplan is veel ruimte voor samenspraak, inspiratie en meedenken, bij voorkeur vanaf de eerste schetsen.
  • Het beeldkwaliteitsplan dient ook voldoende kwaliteitsborging te garanderen aan bedrijven die in het gebied willen investeren, en er al geïnvesteerd hebben.
  • Het beeldkwaliteitsplan voor het XL Businesspark maakt onderdeel uit van de welstandsnota van de gemeente Almelo en vormt hiermee het juridische kader voor de beeldkwaliteit, zowel voor de bouwwerken in als de inrichting van het gebied.

Hieronder enkele voorbeelden van bedrijven die zich al gevestigd hebben aan de snelweg A35. afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0012.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het vigerend bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. Per relevant beleidskader zijn conclusies getrokken met betrekking tot de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente, tranches 3a en 3b. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastuctuur en ruimte (2012)

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Toetsing

Op de ruimtelijke hoofdstructuurkaart is Netwerkstad Twente aangeduid als stedelijke regio met topsectoren, de regio valt daarmee dan ook onder het nationaal belang. De ambitie voor de regio is om een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat te bewerkstelligen met een concentratie van topsectoren. Het regionale bedrijventerrein XL Businesspark Twente geeft hier mede invulling aan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) (2012)

In artikel 3.1.6 lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing trede 1

Voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor de kennisintensieve maakindustrie en het mkb zijn vereist om te komen tot een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Daarnaast wil de regio ook voldoende en goede ruimte bieden aan de vestigingsmogelijkheden van andere typen bedrijvigheid in Overijssel, zoals voor transport, logistiek en zwaardere industrie. Doel daarbij is dat er in Overijssel voldoende vitale werklocaties zijn, die aansluiten bij de veranderende wensen en eisen van het bedrijfsleven. De ontwikkeling van XL Businesspark Twente moet hiervoor ruimte bieden, door de ontwikkeling van een hoogwaardig en grootschalig bedrijventerrein met een omvang van circa 125 hectare netto. Hiervoor is in 2006 in regionaal verband het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente “RBT” opgesteld dat door de gemeenteraad van Almelo is vastgesteld.

Om het aanbod aan bedrijfskavels aan te laten sluiten bij de marktomstandigheden wordt het bestemmingsplan in verschillende tranches ontwikkeld. Het oostelijk deel (tranche 1) en het noordwestelijk deel (tranche 3a) zijn inmiddels al uitgewerkt en deels uitgegeven. Tranche 2 is ook uitgewerkt, maar nog niet onherroepelijk. Daarnaast is de laad- en losplaats aan het Twentekanaal middels een wijzigingsbevoegdheid planologisch mogelijk gemaakt en nagenoeg gerealiseerd waarmee het bedrijventerrein beschikt over een multimodale ontsluiting.

De actuele regionale behoefte van dit multimodale bedrijventerrein wordt onderbouwd door de volgende rapporten:


In het rapport ‘Toegevoegde waarde kade XL Businesspark’ (8 september 2011) wordt geconcludeerd dat de ruimtevraag naar kadegebonden en kade gerelateerde kavels in Netwerkstad Twente tot en met 2020, 22 tot 30 hectare bedraagt. Daarvan is volgens het rapport circa de helft (11 tot 18 hectare) geschikt voor Twente aangezien het gaat om kavels groter dan 2 ha.


In het rapport ‘Marktstudie XLBusinesspark Twente’ (31 oktober 2012) wordt geconcludeerd dat XL Businesspark Twente voldoet aan alle kwaliteiten die nodig zijn om logistieke en industriële activiteiten te accommoderen. De totale ruimtevraag zal niet alleen op XL Businesspark Twente landen, maar ook elders in de regio Twente neerslaan. Gezien de omvang van de ruimtevraag per bedrijf vanuit de clusters Industrie & Bouw en Transport, Opslag & Distributie mag verwacht worden dat een belangrijk deel zich zal vestigen op XL Businesspark Twente. Zeker gezien de regionale afspraak dat bedrijven groter dan 2 hectare in principe geaccommodeerd moeten worden op XL Businesspark Twente.


In het rapport van Ecorys ‘Herijking bedrijventerreinenvisie Netwerkstad Twente, Actualisering ruimtebehoefte en programmering bedrijventerreinen" (9 juli 2013) is de toekomstige ruimtebehoefte naar bedrijventerreinen in de regio Twente tot 2040 in beeld gebracht. In de Netwerkstad Twente is het bestaand beschikbaar aanbod 327 hectare. Hiervan maakt XL Businesspark Twente met 112 hectare üitgeefbaar terrein een belangrijk deel uit. Uit de tabel op pagina 25/26 van de bedrijventerreinenvisie blijkt dat het grootste deel van het bestaande aanbod van 327 hectare, namelijk 284 hectare, tot 2020 kan voorzien in de vraag. Na 2020 is op het XL Businesspark Twente naar verwachting nog 28 hectare beschikbaar. Het rapport is als bijlage 4 opgenomen.


In het rapport is er van uitgegaan dat het gehele plangebied van XL Businesspark Twente is uitgewerkt, dus inclusief tranche 3a en 3b.

Tabel 3.1. Regionaal aanbod en toedeling aan de vraag

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0014.png"

Na de vaststelling van dit bestemmingsplan is het gehele bedrijvenpark uitgewerkt. Om ook invulling te kunnen geven aan de behoefte na 2020 is uitwerking van tranche 3a en 3b noodzakelijk. De planhorizon van dit bestemmingsplan is 2026.

In de Herijking Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente, 8 November 2013 is geconcludeerd dat van een overprogrammering aan harde plannen in de Netwerkstad geen sprake is. De kwalitatieve marktvraag is complex en niet exact in te schatten voor de langere termijn. Verder heeft het XL Business Park een bijzondere positie in Netwerkstad Twente. XL Businesspark Twente is geheel gericht op grote ruimtevragers en ook zeer geschikt voor (watergebonden) transport en logistieke bedrijven.

In het rapport 'Werklocaties in Overijssel, Trends, ontwikkelingen en prognoses (2015) wordt geconcludeerd dat bij gemiddeld of snel herstel het huidige aanbod onvoldoende is om in de vraag te voorzien. Inbreiding zou al voor een belangrijk deel een oplossing zijn voor de tekorten. Inbreidingslocaties kunnen echter niet voorzien in de behoefte van grote bedrijven. Regionale XL-locaties dragen bij aan de economische speerpunten van de provincie. Daarvoor worden ook acquisitie-inspanningen verricht. Op deze terreinen worden alleen grote bedrijven toegelaten op basis van de gemeenschappelijke regling 'RBT' uit 2003.

In het rapport 'Quick scan XL Businesspark (2016)' wordt geconcludeerd dat sprake is van een potentieel overaanbod van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit, maar dat XL markttechnisch gezien de beste plek is voor grootschalige bedrijvigheid in Twente. Dit betekent dat een groot deel van de vraag in potentie een voorkeur zal hebben voor vestiging op XL. Omdat kavels op andere bedrijventerreinen echter wel een alternatief vormen, is er een noodzaak om het plan te optimaliseren (waaronder het mogelijk maken van grotere en rechthoekige kavels) de overprogrammering terug te brengen. In Twente wordt nu een traject opgestart (gemeenten, provincie) om de regionale programmering van bedrijventerreinen te verbeteren. De overprogrammering van grote kavels (voor logistiek) moet daar verder worden besproken en teruggebracht. Daarnaast is commitment van deelnemende gemeenten essentieel.

Regionale afstemming

Eind 2013 is in regionaal verband door de betrokken gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal de ‘Herijking Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2013’ afzonderlijk vastgesteld. In deze herijking is een realisatiestrategie opgenomen, waarin de uitgifte van bedrijventerreinen is geprioriteerd. Het XL Businesspark Twente is hierin opgenomen als hard plan en past binnen de planning. In bijlage 4 van de herijking is het businesspark opgenomen als korte en middellange termijn.

Toetsing aan trede 2

Het plan bedrijventerrein XL Businesspark Twente voorziet in grote bedrijfskavels in de zwaardere milieu categorieën. Dergelijke kavels zijn vanwege de omvang en milieuregelgeving vrijwel niet in te passen in bestaand stedelijk gebied. De bestaande en in ontwikkeling zijnde lokale bedrijventerreinen in de regio voldoen niet aan de doelstellingen van het XL Businesspark Twente, aangezien deze terreinen te klein in omvang zijn, of niet multimodaal ontsloten, of bedoeld voor lokale bedrijven, of niet geschikt zijn voor grootschalige bedrijvigheid. In regionaal verband is daarom ook afgesproken dat de grote (natte en kade gerelateerde) ruimtevragers zich vestigen op het XL Businesspark Twente. Het XL Businesspark Twente is tevens reeds ingevuld als bestaand stedelijk gebied (Laad- en loskade, diverse bedrijven en infrastructuur).

Toetsing aan trede 3

Het bedrijventerrein wordt ontsloten door de Pastoor Ossestraat (N471) op de A35. Via de A35 is de A1 snel te bereiken. De A1 is één van de belangrijkste verkeersaders in Europa.

De bereikbaarheid speelt een grote rol bij de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente. De ontsluiting van het terrein via het water en de A35 en de nabijheid van de A1 maken deze locatie zeer geschikt voor de beoogde bedrijvigheid. Door de aanleg van de kade en containerterminal in 2014 wordt er naar verhouding minder vracht van en naar Rotterdam over de weg vervoerd ten gunste van transport over water. Langs de N471 staat het busstation, Almelo Businesspark Twente. Met de bus vanaf dit station is Centraal station Almelo binnen 15 minuten te bereiken. Het gebied is dus passend multifunctioneel ontsloten.

Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat dit plan voorziet in een actuele regionale behoefte die niet in het bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden opgevangen. Elders in de regio is geen plek voor zeer grote ruimtevragers, zeker niet in combinatie met een aansluiting op de binnenvaart. XL Businesspark Twente is door de regio specifiek aangewezen voor opvang van grote bedrijven. Door de multimodale bereikbaarheid is het terrein zeer geschikt om te voorzien in de vraag naar grotere (natte en kade gerelateerde) bedrijven.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerde versie oktober 2015)

De Omgevingsvisie is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • duurzaamheid;
  • ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid in de Omgevingsvisie luidt "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processsen dat de ruimte geschikt maakt voor wat voor de mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De provincie Overijssel zet met de Omgevingsvisie vooral in op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij de gebiedskenmerken van provinciaal belang als uitgangspunt dienen. De beleidsambities van de provincie voor Almelo zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven (Figuur 3.1). Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief bedrijventerrein. Dit betreffen bestaande bedrijventerreinen en harde plannen voor bedrijventerreinen.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de provincie behoefte heeft aan circa 1.315 ha nieuw bedrijventerrein voor de periode van 2010 tot en met 2020. Een deel van die behoefte kan worden gevonden via de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. De ruimtewinst die daarmee kan worden behaald is geraamd op circa 195 hectare. De netto behoefte aan nieuwe terreinen komt daardoor uit op ongeveer 1.120 hectare. In totaal gaat het in de provincie om ongeveer 810 hectare aan harde plannen en circa 400 hectare aan pijplijnplannen. Daarnaast is bij de provincie nog circa 605 hectare aan overige gemeentelijke planvorming bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0015.png"

Figuur 3.1: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Overijssel

Toetsing

De ontwikkelingen in het plangebied voldoen aan de provinciale ambitie van zorgvuldig ruimtegebruik. Het bedrijventerrein is van regionaal belang.

Door het ontwikkelen van een flexibele opzet in het bestemmingsplan, zal het voor bedrijven eenvoudiger worden om zich te vestigen. Hierdoor kan ingespeeld worden op de wensen vanuit de markt en kan het meebewegen met de veranderende vraag in de toekomst, waarmee het plan rekening houdt met de behoefte van zowel de huidige als de toekomstige generatie. Hiermee voorziet het plan in het thema duurzaamheid.

Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is in de Omgevingsvisie aangegeven als ontwikkelingsperspectief 'bedrijventerrein'. De voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, met tranche 3a en 3b als onderdelen daarvan, komt overeen met het beleid uit de Omgevingsvisie doordat het bedrijventerrein XL Businesspark Twente voorziet in de behoefte aan ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen in Overijssel. Dit is reeds planologisch onderbouwd in het kader van het geldend bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente.

Omgevingsverordening (geconsolideerde versie oktober 2015)

Het beleid is erop gericht dat geen aanleg van nieuw bedrijventerrein mag plaatsvinden als op bestaande terreinen nog voldoende ruimte beschikbaar is of naar verwachting door optimalisering van de bouw- en gebruiksmogelijkheden en herstructurering beschikbaar komt. In titel 2.1 is verder bepaald dat gemeenten uitsluitend mogen voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerrein. Een uitzondering daarop wordt onder andere gemaakt voor stedelijke netwerken die mogen voorzien in een bovenregionale behoefte.

Toetsing

De haalbaarheid, waaronder proces- en motiveringsvereisten, is al aangetoond in het geldend bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente. Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is in de Omgevingsvisie in zijn geheel als bestaand bedrijventerrein aangegeven. Het plan voorziet in een bovenregionale behoefte. Het bedrijventerrein ligt daarnaast buiten de EHS en andere aandachtsgebieden. De plannen zijn in lijn met de provinciale verordening.

Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011

De visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2011 is door de gezamenlijke gemeenten (Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal) in de netwerkstad opgesteld en vormt een analyse van de vraag en het potentiële aanbod aan bedrijventerreinen voor de periode 2010-2030 voor de Netwerkstad. Uit de analyse blijkt dat voor de genoemde periode er een grote vraag is naar bedrijventerreinen voor transport, logistiek en distributie en dat deze behoefte het grootste is in de gemeenten Almelo, Oldenzaal en Enschede.

Ook na 2020 wordt nog in Almelo en Oldenzaal ruimtevraag verwacht, terwijl voor de overige gemeenten dit vanaf die tijd niet meer het geval zal zijn. Hiermee is niet gezegd dat in de andere gemeenten geen nieuwe bedrijvigheid na 2020 ontstaat, maar op basis van de scenario’s wordt tussen 2020 en 2030 geen substantiële groei verwacht van de ruimtevraag naar bedrijventerreinen.

Toetsing

Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente wordt in de visie gesteld dat het bedrijventerrein een bijzondere positie in Netwerkstad Twente inneemt. Het bedrijventerrein kan uitstekend de toekomstige ruimtevraag accommoderen voor met name bovenregionale bedrijvigheid met een ruimtebehoefte van meer dan 2 hectare.

Marktstudie XL Businesspark Twente (2012)

In het rapport 'Marktstudie XL Businesspark Twente' wordt geconcludeerd dat XL Businesspark Twente voldoet aan alle kwaliteiten die nodig zijn om logistieke en industriële activiteiten te accommoderen. De totale ruimtevraag zal niet alleen op XL Businesspark Twente landen, maar ook elders in de regio Twente neerslaan. Gezien de omvang van de ruimtevraag per bedrijf vanuit de clusters Industrie & Bouw en Transport, Opslag & Distributie mag verwacht worden dat een belangrijk deel zich zal vestigen op XL Businesspark Twente. Zeker gezien de regionale afspraak dat bedrijven groter dan 2 hectare in principe geaccommodeerd moeten worden op XL Businesspark Twente.

Herijking Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente (2013)

In deze herijking wordt ingegaan op de huidige situatie van de bedrijventerreinen in de regio en is de ruimtevraag en het aanbod tot 2040 geactualiseerd. Daarnaast is in de visie een realisatiestrategie opgenomen, waarin de uitgifte van bedrijventerreinen is geprioriteerd. Door op basis van een gezamenlijke visie en programma te prioriteren wordt gebruik gemaakt van elkaars kennis, ontstaan kansrijke locaties en wordt voorkomen dat gemeenten elkaar onderling gaan beconcurreren.

XL Businesspark Twente wordt in de visie beschouwd als een hard plan waarbij uit wordt gegaan van een strategische programmering. Dit betekent dat er regionaal zorgvuldig geprogrammeerd wordt om het bestaande aanbod zo optimaal mogelijk voor de bedrijven in de Netwerkstad als geheel te kunnen inzetten. De Netwerkstad Twente heeft als geheel voldoende ruimte beschikbaar en gereserveerd in de diverse categorieën bedrijventerreinen (bestaand – herstructurering – harde plannen – zachte plannen) om in de verwachte vraag tot 2040 te kunnen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0016.png"

Figuur 3.3. Bedrijventerreinen Netwerkstad Twente 2013

Kwantitatief en kwalitatief programma

Inclusief de zachte plannen is er meer dan voldoende hectare aanbod aan bedrijventerreinen beschikbaar in de Netwerkstad (Figuur 3.4.). Als de zachte plannen niet meegerekend worden, is het aanbod net aan voldoende. Door het grote aanbod aan gemengde bedrijventerreinen in de Netwerkstad Twente, zijn de terreinen geschikt voor alle typen bedrijvigheid. De verwachte vraag en aanbod zijn goed op elkaar afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0017.png"

Figuur 3.4. Vraag en aanbod in netto hectare bedrijventerrein kwantitatief tot 2040 op basis van het TM-scenario

Voor de bedrijventerreinen in de Netwerkstad is onderzocht of er sprake is van overprogrammering, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit heeft geresulteerd in de vraag-aanbodanalyse, die als basis geldt voor de programmering. Uit deze herijking op basis van het TM-scenario, blijkt dat er een autonome vraag naar bedrijventerreinen is van ca. 350 ha tot 2040. Deze behoefte vormt wederom de basis voor strategisch (gezamenlijk) programmeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0018.png"

Figuur 3.5. Aanbod bedrijventerreinen kwantitatief tot 2040

Alle terreinen en plannen zijn ingedeeld in ‘bestaand aanbod’, ‘herstructurering’, ‘(harde) plannen’ (280 ha.) en ‘zachte plannen’ (130 ha.).


De eerste twee categorieën vallen niet onder gezamenlijk programmeren, zij zijn al grotendeels uitgegeven en bouwrijp. Het gaat hier om ca. 80 ha. netto van het totale harde aanbod. Bij de zgn. (harde) plannen gaat het om de terreinen waarvoor wel een bestemmingsplan is vastgesteld maar nog weinig of niets is uitgegeven.


Daarnaast is een korte termijn prognose op basis van een mix van de RC en SE-scenario’s opgesteld. Hierin is de verwachte uitgifte tot 2020 in beeld gebracht, als specificatie van de lange termijn vraagprognose. Uit de korte termijnanalyse volgt een behoefte van 50 ha. t/m 2015 en 110 ha. voor de periode 2016 t/m 2020. Voor de korte termijn is er meer voorraad dan vraag.


Bij de programmering wordt uiteraard rekening gehouden met de kwaliteit van vraag en aanbod. Zo is in de analyse heel specifiek gekeken naar onder meer locaties voor de logistieke sector zoals ‘natte kavels’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0019.png"

Figuur 3.6. De vraag op basis van de korte en langetermijnprognoses, toegedeeld naar periode in netto ha.

Op basis van bovenstaande is een schema opgesteld met de verwachte uitgifte naar periode.


Periode 2013 t/m 2015:

  • Uitgifte van 25 ha. van bestaande (overwegend binnenstedelijk) terreinen en herstructureringwinst;
  • Uitgifte van 27 ha. terreinen die vallen onder gezamenlijk programmeren.

Op de andere beschikbare terreinen wordt tot 2016 waarschijnlijk niets uitgegeven.


Periode 2016 t/m 2020:

  • Uitgifte van 36 ha. van bestaand aanbod en herstructurering. Daarmee is nagenoeg het gehele bestaande aanbod uitgegeven. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag
    zal er meer bestaand aanbod overblijven. Het gaat dan om een kwalitatieve mismatch in plaats van een kwantitatieve;
  • Uitgifte van ca. 70 ha. van die terreinen, die vallen onder gezamenlijk programmeren. Een opsomming van deze terreinen staat in het programmeringsvoorstel zoals in de Actualisatie van de bedrijventerreinenvisie (2013) is weergegeven. Deze lijst zal elke drie jaar geactualiseerd worden.


In de periode 2016 t/m 2020 zullen naar verwachting dus (nagenoeg) alle terreinen, die niet onder programmering vallen, uitgegeven worden. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag zal er aanbod overblijven. Het gaat dat om een kwalitatieve mismatch, in plaats van een kwantitatieve.


Periode 2021 en verder:

Na 2020 kan verder worden uitgegeven op die terreinen die dan nog beschikbaar zijn waaronder nog een klein deel van het bestaande aanbod en herstructurering.


Toetsing

Van een overprogrammering aan harde plannen is in de Netwerkstad geen sprake. De kwalitatieve marktvraag is complex en niet exact in te schatten voor de langere termijn. Verder heeft het XL Business Park een bijzondere positie in Netwerkstad Twente. Het terrein is bedoeld voor (boven)regionale bedrijvigheid met een ruimtebehoefte van meer dan 2 hectare.

Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente, Ontwikkelingsperspectief (2013)

De 'Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente' is een initiatief van Netwerkstad Twente (de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo, Oldenzaal) en de provincie Overijssel. Doel : zorgen voor een vitale samenleving in een aantrekkelijke omgeving, de basis leggen voor een vernieuwende top-kennisregio. Zorgen voor een regio van internationaal belang met brede werkgelegenheid in de sectoren hightechsystemen en materialen (HTSM), logistiek, recreatie en toerisme.


Belangrijkste onderwerpen

  • Versterken van het economisch klimaat
  • Verbeteren van de stedelijke kwaliteit
  • Binden van talent
  • Initiatief: Netwerkstad Twente

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0020.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0021.png"  

Figuur 3.7. Uitsnede ontwikkelingsperspectief Netwerkstad Twente 2040 vitaal en innovatief

In de visies op de kantorenlocaties en de bedrijventerreinen van de afgelopen jaren is gebleken dat er voldoende goede werklocaties zijn. Zelfs meer dan nodig. De Netwerkstadgemeenten hebben de afgelopen twee jaar forse stappen gezet om de omvang van de programma’s voor woon- en werklocaties te verminderen. Projecten zijn geschrapt en afgeschreven in de grondexploitaties.


Vraag naar bedrijventerreinen

Het uitgeefbare aanbod, dat wil zeggen: alle terreinen waarvoor een bestemmingsplan gereed is en die bouwrijp zijn of gemaakt kunnen worden, bedraagt 336 ha, met daarnaast nog 88 ha aan terreinen die zijn gefaseerd (in 2010) en als strategische voorraad kunnen dienen.


De vraag naar bedrijfslocaties bestaat grotendeels uit de categorie ‘Gemengd bedrijventerrein’. Ter ondersteuning van specifieke ambities en profilering kiezen we gezamenlijk voor enkele locaties met een eigen profiel, zoals XL Businesspark Twente; geheel gericht op grote ruimtevragers, ook zeer geschikt voor (watergebonden) transport en logistieke bedrijven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0022.png"

Figuur 3.8. Geprofileerde bedrijfslocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0023.png"

Figuur 3.8. Geprognosticeerde ruimtevraag tot 2040 in Netwerkstad, zonder vraag van buiten Twente in Twente (Afgerond op 5-tallen)

In het werkprogramma maakt de regio definitieve keuzes voor locaties en projecten maken. Voor zover het bij nieuwe specifieke locaties om toevoeging aan het aanbod gaat, staat hier een minstens gelijke afname van plancapaciteit elders tegenover. Bedrijvigheid moet in die gevallen aanvullend zijn op bestaande terreinen en niet concurrerend, juist door een scherp profiel. Voor andere eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt dat er een aantoonbare additionele (niche-)vraag moet zijn, die niet elders kan landen vanwege locatiespecifieke kenmerken. Voor kantoren is afgesproken op minder goede locaties nog meer te schrappen. Ook wordt er geen nieuwe plancapaciteit voor kantoren toegevoegd, tenzij er elders minstens evenveel wordt geschrapt.

In het werkprogramma ligt het accent op projecten die het ruimtelijke kader versterken en voldoen aan de onderstaande criteria. Projecten moeten:

  • bijdragen aan pijlers Twentehuis;
  • toegevoegde waarde leveren in regionaal verband;
  • het accent leggen op transformatie/kwaliteitsverbetering in bestaand stedelijk gebied (als motor van dynamische groei en brandpunten van cultuur);
  • inzetten op dynamiek rondom de economische zwaartepunten (innovatiedriehoek, XL business park, Twentekanalen als logistieke hotspots), stations, stadsassen, binnensteden;
  • bijdragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de Twentse bevolking (‘wij zijn Twente’);
  • passen binnen het ruimtelijk kader van dit ontwikkelingsperspectief :
  • sterke samenhang tussen de (onder)delen van Netwerkstad Twente: infrastructuur, landschap, samenspel stedelijk en landelijk gebied, economische interactie in Europa en met Randstad/havens, onderscheidende eigen identiteit en profilering per stad;
  • optimale externe bereikbaarheid in alle windrichtingen en met alle modaliteiten;
  • borging van de groene omgeving en tussengebieden van het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

De ontwikkeling van XL business park sluit aan op de regionale ambities en afspraken.

Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente, Werkprogramma (2013)

Kwantitatief en kwalitatief programma

Voor de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar bedrijventerrein is in 2010 onderzoek gedaan (door Ecorys).


Naar aanleiding hiervan is 27 hectare aan bedrijventerrein geschrapt en is afgesproken dat de ‘zachte’ plannen in Netwerkstad tot nader orde niet ontwikkeld worden. Iedere drie jaar vindt een herijking van het onderzoek plaats. Uit de herijking van 2013 blijkt dat er een autonome vraag naar bedrijventerreinen is van circa 350 hectare tot 2040. Deze behoefte vormt de basis voor (gezamenlijk) strategisch programmeren.


Voor de korte termijn is er meer voorraad dan vraag; uit de korte termijnanalyse volgt een behoefte van 50 hectare t/m 2015 en 110 hectare voor de periode 2016 t/m 2020. Voor de lange termijn is er nagenoeg geen overaanbod meer, hooguit nog een mismatch tussen vraag en aanbod qua locatie of terreinkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0024.png"

Met de SER-ladder als basis zijn alle terreinen en plannen ingedeeld in ‘bestaand aanbod’, ‘herstructurering’, ‘ (harde) plannen’ (280 hectare) en ‘zachte plannen’ (130 hectare). De eerste twee categorieën vallen niet onder gezamenlijk programmeren omdat zij al grotendeels zijn uitgegeven en bouwrijp gemaakt. Het gaat hier om ca. 80 hectare netto van het totale aanbod. Bij de zogenaamde (harde) plannen gaat het om de terreinen waar wel een bestemmingsplan voor is vastgesteld maar waar nog weinig is uitgegeven. Bij de programmering wordt uiteraard rekening gehouden met de kwaliteit van vraag en aanbod. Zo is in de analyse heel specifiek gekeken naar onder meer locaties voor de logistieke sector, zoals ‘natte’ kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0025.png"

Op basis van bovenstaande gaat de regio uit van de volgende verwachtingen:


Periode 2013 t/m 2015:

  • Uitgifte van 34 hectare van bestaand (overwegend binnenstedelijk) en herstructurering
  • Uitgifte van 27 hectare terreinen die vallen onder gezamenlijk programmeren.
  • Buren-De Veldkamp (Borne), Oosterveld (Hengelo), XL Businesspark Twente (Almelo), Jufferbeek Zuid (Oldenzaal).
  • Op de andere beschikbare terreinen wordt tot 2016 waarschijnlijk niets uitgegeven.


Periode 2016 t/m 2020:

  • Uitgifte van 36 hectare van bestaand aanbod en herstructurering. Daarmee is nagenoeg het gehele bestaande aanbod uitgegeven. Alleen als het aanbod kwalitatief niet past bij de vraag zal er meer bestaand aanbod overblijven. Het gaat dan om een kwalitatieve mismatch, in plaats van een kwantitatieve.
  • Uitgifte van circa 70 hectare van die terreinen, die vallen onder gezamenlijk programmeren. Een opsomming van deze terreinen staat in het programmeringsvoorstel, zoals in de Actualisatie van de bedrijventerreinenvisie (2013) is weergegeven. Deze lijst zal elke vier jaar geactualiseerd worden.

Na 2020 kan dan verder worden uitgegeven op die terreinen die dan nog beschikbaar zijn, of beschikbaar moeten komen op basis van geactualiseerde vraag aanbod prognose.


Juist vanwege het strategisch, meer op korte termijn programmeren, nemen we geen voorschot meer toekomstig te ontwikkelen terreinen. Op basis van regelmatige monitoring en programmering zullen de toekomstige ontwikkelingen in gang gezet worden. Als er voldoende vraag blijkt te zijn, zal in ieder geval Jufferbeek-Noord worden ontwikkeld.


Om op tijd de goede voorraad beschikbaar te hebben is monitoring en actualisatie van vraag aanbod analyses elke vier jaar zinvol, ten behoeve van een goede planning van uitgeefbare terreinen.

Toetsing

Het totale aanbod aan harde plannen is 360 ha. De vraag is geraamd op 350 ha. XL Businesspark Twente is ingedeeld als hard plan. Het aanbod aan harde plannen is in balans met de vraag.

XL-businesspark is opgenomen in de regionale planning en is specifiek bedoeld als (boven)regionaal bedrijventerrein.

Op het XL Businesspark Twente is uitgaande van de autonome vraag binnen de regio nog ruimte na 2020. Voor XL Businesspark Twente geldt ook de verwachting dat het terrein bovenregionale aantrekkingskracht heeft voor opvang van de behoefte aan watergebonden terrein.

Werklocaties in Overijssel, Trends, ontwikkelingen en prognoses (2015), opgesteld door Panteia

In het kader van planning en programmering van werklocaties zijn de gemeenten via de Omgevingsvisie (2009), destijds gevraagd om een bedrijventerreinenvisie op te stellen die de behoefte aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief onderbouwt, de mogelijkheden voor herstructurering bevat en is afgestemd met de buurgemeenten. Ook is toen afgesproken dat in 2015 een evaluatie plaatsvindt naar het functioneren van deze gemeentelijke bedrijventerreinenvisies en dan te bekijken of planontwikkeling en geraamde behoefte nog met elkaar in evenwicht zijn of bijgesteld moeten worden. Hiervoor heeft de provincie een evaluatieonderzoek en een prognoseonderzoek laten uitvoeren.

In dit rapport zijn de trends en ontwikkelingen in de periode 2008-2014 geschetst en is een prognose gemaakt van de te verwachten behoefte aan bedrijventerreinen (inclusief economische zones en zeehaventerreinen) in de periode 2015-2025. De prognoses zijn een actualisatie van de eerder gemaakte prognoses in 2008.

Uitgangspunt voor de prognoses vormt de studie 'Roads to Recovery' van het CPB uit 2014. Omdat de toekomst onzeker is en doorgaans niet langs één pad ontwikkelt, worden in deze studie ontwikkelingen geschetst van de economische ontwikkeling op middellange termijn voor een drietal scenario's:

  • Gemiddeld herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 1,5%
  • Versneld herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 2,5%
  • Vertraagd herstel: gemiddelde jaarlijkse groei BBP van 0,75%

De hoofdconclusie luidt dat voor de komende 10 jaar, ook als we versneld herstellen van de crisis, de planontwikkeling en geraamde behoefte niet in evenwicht zijn en het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief bijstelling behoeft. Gepleit wordt voor een flexibel aanbod passend bij de actuele vraag vanuit ondernemers met voldoende ruimte voor maatwerkoplossingen en met blijvend aandacht voor de kwaliteit van bestaande locaties.

De regionale bedrijventerreinenvisies dragen beperkt bij aan de economische speerpunten van de provincie. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door regionale XL-locaties. Daarvoor worden ook acquisitie inspanningen verricht (vooral door bestuurders). Op deze terreinen worden alleen grote bedrijven toegelaten.

Vraag naar bedrijventerreinen

In de periode 2008-2013 nam de vraag naar bedrijventerreinen per saldo toe met 198 ha. Dit is veel minder dan in 2008 werd gedacht. Ook naar de toekomst kijkend (2014-2025) is de ontwikkeling van de vraag hoogst onzeker. Dit kan worden afgemeten aan de grote bandbreedte die bestaat tussen de vraag naar bedrijventerreinen (scenario van versneld herstel versus vertraagd herstel): de vraag jaar bedrijventerreinen ligt voor de periode 2014-2025 naar verwachting tussen de 311 ha en de 801 ha. Wordt de vraag rekentechnisch geplaatst tegenover het direct beschikbare aanbod dan is er in Twente bij gemiddeld en versneld herstel een duidelijk tekort en bij vertraagd herstel een ruim overschot. Inbreiding zou al voor een belangrijk deel een oplossing zijn voor de tekorten. Rekening houdend met het nog niet-bouwrijpe aanbod, kan in alle drie de scenario's ruimschoots in de vraag worden voorzien. Op grond van deze becijfering is er dus geen noodzaak om 'zachte' plannen verder uit te werken (XL bedrijventerrein is hard aanbod).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0026.png"

Quick scan XL Businesspark (2016), opgesteld door STEC

De provincie Overijssel heeft een quick scan inzake XL Businesspark uit laten voeren omdat de provincie overweegt om haar positie in XL verder te versterken. Versterking van haar positie is onder meer nodig om de locatie te her- en doorontwikkelen, waaronder de locatie passend te maken voor grotere gebruikers.

Het aanbod bedrijventerreinen in de regio Twente is voor de komende 10-15 jaar groter dan de te verwachten vraag. In de regio Twente is een potentieel overaanbod van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit. We baseren ons hierbij op de provinciale raming (uitgevoerd door Panteia, 2015) naar de ruimtevraag in Twente tot en met 2030 en het (harde) planaanbod van bedrijventerreinen. De vraag naar bedrijventerreinen voor de periode 2015-2030 is circa 440 tot 515 hectare. Het betreft 27-32 hectare per jaar. In de Netwerkstad – waarbinnen XL Businesspark Twente gelegen is – zal een groot deel van deze toekomstige vraag naar bedrijventerreinen zich voordoen. Immers, hier is nu het grootste deel van de werkgelegenheid en bedrijfsvestigingen gehuisvest. De inschatting is dat dit circa 60% van de verwachte vraag betreft.


De vraag naar kavels is ongelijk verdeeld. Het gaat om zowel grote als kleine kavels. Het merendeel van de vraag in de toekomst (60% van de totale vraag) betreft logistieke vraag (groothandel en vervoer & opslag). Met name vanuit deze groep is – op basis van trends en ontwikkelingen - de verwachting dat de ruimtevraag hoofdzakelijk grootschalig van aard is. Op basis van diverse uitgangspunten, is de verwachting dat circa 45-50% van de vraag groter dan 2 hectare is, oftewel circa 210-240 hectare. Circa 30% (65 - 75 hectare) bestaat uit vraag naar bedrijfskavels groter dan 4 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0027.png"

XL Businesspark Twente richt zich op bedrijven groter dan 2 hectare. Planologisch gezien is echter ook in dit segment, bij ontwikkeling van XL Businesspark Twente, sprake van overaanbod, zo blijkt uit de analyse van Stec. Belangrijke kanttekening is echter dat XL markttechnisch gezien de beste plek is voor grootschalige bedrijvigheid in Twente. Dit betekent dat een groot deel van de vraag in potentie een voorkeur zal hebben voor vestiging op XL. Omdat kavels op andere bedrijventerreinen echter wel een alternatief vormen, is er een noodzaak om de overprogrammering terug te brengen.

De huidige opzet van het plan zorgt er voor dat XL Businesspark Twente zich moeilijk kan onderscheiden van het overig aanbod in de regio. Verkaveling en overige stedenbouwkundige eisen (bijvoorbeeld maximale hoogte van 10 meter op delen van het terrein) zorgen voor beperkingen voor grootschalige logistiek; beschikbare kavels zijn veelal te klein of ongunstig qua vorm. Hoewel nog ruim 100 hectare uitgeefbaar is op XL Businesspark Twente is het op dit moment lastig om (zeer) grootschalige bedrijven (voornamelijk logistiek) te huisvesten. Logistieke bedrijven zoeken over het algemeen grootschalige, rechthoekige kavels (vanaf 4 hectare) met een juiste verhouding (breedte en diepte). Als gevolg hiervan haken bedrijven af, investeren zij niet of op de verkeerde plekken.

Het huidige plan is markttechnisch niet optimaal. Dit heeft direct gevolg voor het uitgiftetempo en de grondprijs op XL Businesspark Twente. Indien de overprogrammering blijft bestaan en het plan niet wezenlijk anders wordt, is het irreëel te verwachten dat de uitgifte beter zal worden. Er blijft immers veel concurrentie en het onderscheidend vermogen blijft klein.

Een hoger uitgiftetempo en betere grondprijzen zijn reëel na marktoptimalisaties en terugbrengen overaanbod

Op basis van deskresearch, marktanalyse en gesprekken is geconcludeerd dat XL Businesspark Twente (in potentie) een sterk profiel heeft, zeker vergeleken met andere bedrijventerreinen in Twente. De markttechnische kenmerken van de plek zijn in orde. Het terrein ligt centraal in de regio Twente, aan de snelweg, heeft een eigen op- en afrit en beschikt over een laad- en losplaats aan het Twentekanaal. Bovendien is de segmentering ten opzichte van andere bedrijventerreinen (ondergrens van 2 hectare) sterk. De naam ‘XL’ is daarnaast (voor een bedrijvenpark) herkenbaar. De locatie heeft absoluut marktpotentie, getuige leads en prospects die op dit moment spelen.


Om deze potentie ook daadwerkelijk te verzilveren is het noodzakelijk om de belangrijkste beperkingen te ondervangen. Wil XL Businesspark Twente een substantieel deel van de vraag naar zich toe trekken dan zijn enkele aanpassingen aan het plan noodzakelijk:

  • Zorg dragen en beschikbaar hebben van grote kavels (oplopend tot 10-15 hectare aaneengesloten).
  • Zo veel mogelijk beschikbaar hebben van rechthoekige kavels.
  • Wegnemen belemmeringen in gebruik van kavels (bebouwingspercentage, bouwhoogte en milieucategorie marktconform).
  • Voorkomen onnodige stedenbouwkundige verplichtingen (bosjes en haagjes, bochtige wegenstructuur, eisen aan de gevels etc.).


Er is marktvraag voor grote(re) kavels

De provinciale vraagprognose laat zien dat een groot deel van de vraag in potentie past bij de markttechnische kwaliteiten van XL Businesspark Twente. Immers, het merendeel van de vraag zal zich voordoen in de Netwerkstad Twente en is grootschalig van aard. Dit betekent dat een groot deel van de zeer grootschalige vraag (>4 hectare) en een substantieel deel van de vraag groter dan 2 hectare in potentie op XL kan landen. We schatten in dat tot 2030 circa 90-100 hectare voor rekening kan komen van XL (mits alle randvoorwaarden kloppen en geoptimaliseerd zijn).

Uitgiftetempo tussen 4 en 6 hectare per jaar haalbaar na optimalisaties

Stec taxeert dat een afzettempo van 4 tot 6 hectare per jaar realistisch is voor (een geoptimaliseerd) XL Businesspark Twente. Een afzettempo van circa 4 hectare per jaar is mogelijk bij optimalisatie van het plan (vooral fysiek zoals verkaveling en stedenbouwkundige eisen beperken). Een uitgiftetempo van circa 6 hectare per jaar kan worden gehaald (na optimalisatie van het plan) bij een volledig commitment van betrokken partijen, een sterke en intensieve acquisitie en strakke regionale programmeringsafspraken.


Volledige commitment van betrokken partijen houdt in dat grote bedrijven (groter dan twee hectaren) daadwerkelijk op XL Businesspark Twente zullen landen. Het zorgen voor sterke en intensieve acquisitie kan onder meer worden bereikt door meer tijd en energie in de acquisitie te steken (meer fte’s) en acquisitie te verbreden naar een groter publiek.


Belangrijke voorwaarde: overprogrammering terug brengen en deelnemende gemeenten gecommitteerd houden

De provincie Overijssel en daarbinnen de regio Twente heeft te maken met een overprogrammering van bedrijventerreinen: het aanbod bedrijventerreinen is groter dan de vraag. We constateren dat in de regio Twente een potentieel overaanbod is van circa 100-150 hectare aan harde plancapaciteit, met bijbehorende grote druk op grondexploitaties. Een afzettempo van 6 hectare is alleen haalbaar wanneer – naast optimalisaties van het plan – ook afspraken gemaakt worden over het terugdringen van het overaanbod. Immers, voor bedrijven is het onderscheidend vermogen van plekken nu niet en onvoldoende zichtbaar. Bovendien zorgt overaanbod voor ongewenste concurrentie tussen gemeenten of binnen projecten. In Twente wordt nu een traject opgestart (gemeenten, provincie) om de regionale programmering van bedrijventerreinen te verbeteren. De overprogrammering van grote kavels (voor logistiek) moet daar verder worden besproken en teruggebracht. Daarnaast is commitment van deelnemende gemeenten essentieel.

Conclusie

Het planvoornemen past binnen het provinciaal en regionaal beleid. De locatie is provinciaal reeds aangeduid als uitbreidingsgebied voor bedrijven.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Almelo (2003)

De ruimtelijke hoofdstructuur van Almelo wordt gekenmerkt door vier groene lobben die vanuit het buitengebied tot aan de rand van het centrum reiken. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van deze lobbenstructuur. Nieuwe ontwikkelingen dienen de groene lobben structuur te respecteren.

Op de structuurplankaart is het RBT opgenomen als "werken-ontworpen". Henriet Roland Holstlaan wordt aangeduid als ontwikkelingsas. Voor de entree van het RBT wordt gedacht aan vestiging van kantoren, commerciële en andere dienstverlening, instellingen en bedrijven.

Een energie-hub zou daar best bij aansluiten, al is de bebouwingsmassa aanzienlijk minder als gedacht. Het kan wel bijdragen aan het vorm geven aan de entree van de stad en van het bedrijventerrein.

Masterplan Almelo (2004)

Het Masterplan vormt als visie de basis voor de ontwikkeling van Almelo tot 2030. Met het Masterplan wil de gemeente de stad in balans brengen; jongeren, hoger opgeleiden en gezinnen aan de stad binden. Daarnaast heeft het plan als doel de regionale positie van Almelo als centrumstad, met ruim 40.000 banen, te versterken en de voorzieningen in de stad te verbeteren. Deze uitgangspunten krijgen de komende jaren concreet vorm in verschillende projecten en plannen die voortkomen uit het Masterplan. Vanuit vijf grote opgaven wordt de visie gepresenteerd:

  • 1. stad in balans;
  • 2. binnenstad als brandpunt;
  • 3. betere aansluiting tussen vlinder (stad en land) en spin (verkeersstructuur);
  • 4. simultaan schaken (samenwerking met regio, netwerkstad Twente, buurgemeenten);
  • 5. slimme strategie.

Ingegaan wordt op diverse infrastructurele vraagstukken, op toekomstige locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en op zorg, welzijn en cultuur. Tot 2030 is het de bedoeling dat 280 ha binnen Almelo wordt vrijgemaakt voor bedrijven.

Toetsing

Het bedrijventerrein XL Businesspark Twente is ook in het gemeentelijk beleid verankerd. De gemeentelijke ambitie is om een hoogwaardig bedrijventerrein te realiseren, waarbij de zichtlocaties aan de snelweg en aan de Henriette Roland Holstlaan plekken zijn waar bedrijven zich kunnen presenteren. Zo krijgt Almelo een aansprekende entree van de stad.

Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018

Doel van de detailhandelsstructuurvisie is te komen tot een actuele en goed onderbouwde visie op de gewenste structuur van de detailhandel in Almelo voor de komende vijf jaar. Op basis van de gewenste winkelstructuur kunnen initiatieven van marktpartijen worden getoetst en kunnen besluiten worden gemotiveerd. De visie maakt keuzes en biedt de markt de benodigde kaders (structuur) om te kunnen investeren.

In hoofdstuk 5 zijn enkele beleidsregels opgesteld. Waaronder voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit. Als ondergeschikte nevenactiviteit buiten een pand met een winkelbestemming wordt detailhandel slechts zeer beperkt toegestaan en alleen onder alle drie de volgende voorwaarden:

  • Er sprake is van ter plaatse vervaardigde artikelen (bijvoorbeeld asperges bij de boer, meubelmakerij, etc.) en/of er is geen sprake is van een naar buiten toe zichtbare uitstraling als winkel (winkeltje in verzorgingshuis, verkoop van shampoo bij de kapper).
  • De detailhandelsactiviteit blijft beperkt tot direct aan de hoofdactiviteit gerelateerde artikelen (wel asperges bij de boer, geen ‘landwinkel’ met versproducten van elders).
  • De fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is voor consumenten beperkt zich tot maximaal 25 m² (het is immers een ondergeschikte nevenactiviteit).

Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

Bij een bestemmingplanprocedure zijn er verschillende afwegingsgronden waarop een MER of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling nodig is:

  • Indien een Passende Boordeling op grond van de Natuurbeschermingswet nodig is, is er sprake van een MER-plicht.
  • Indien het een kaderstellend (bestemmings)plan betreft, waarbij nog vervolgprocedures nodig zijn om toelating van de activiteit te toetsen (zoals bijvoorbeeld een omgevingsvergunning milieu voor een m.e.r. (beoordelings)plichting bedrijf), is sprake van MER-plicht.
  • Indien het (bestemmingsplan) niet kaderstellend voor mogelijke m.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven is en te beschouwen is als een besluit (het laatste besluit waarbij toelating van de activiteit wordt getoetst), is conform categorie D11.3 sprake van
    • 1. m.e.r.-beoordelingsplicht conform Wet milieubeheer bij een oppervlakte van 75 ha of meer
    • 2. vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht bij kleinere industrieterreinen.

Onderzoek

De realisatie van het XL Businesspark Twente is in het Programma Aanpak Stikstofdepositie (PAS) opgenomen als een prioritair project. Dit betekent dat er depositieruimte is gereserveerd voor de bedrijven op het XL Businesspark Twente. Het PAS is niet van toepassing op bestemmingsplannen, maar de onderbouwing van de ontwikkelingsruimte voor een prioritair project mag bij bestemmingsplanprocedures (en de daarbij behorende Passende Beoordeling) wel worden overgenomen. De daadwerkelijke toekenning van de depositieruimte/ontwikkelingsruimte zal bij de vergunningprocedures voor de individuele bedrijven plaatsvinden. Voor de beoordeling of een Passende Beoordeling nodig is, is de referentiesituatie echter de huidige, legale, feitelijke situatie. Alle nog niet uitgegeven en nog niet vergunde kavels zijn in dit geval te beschouwen als nieuwe ontwikkelingen.

Op grond van bovenstaande is er sprake van een planMER-plicht op grond van de noodzaak voor een Passende Beoordeling en op grond van het kaderstellend karakter van het bestemmingsplan. Er is echter al een planMER aanwezig voor dezelfde activiteiten in hetzelfde gebied én de uitkomsten van de Passende Beoordeling zijn op grond van het PAS ook al bekend. Het bestaande MER is ook al getoetst door de Commissie m.e.r.

Om deze redenen is er geen noodzaak een volledig nieuw MER op te stellen, het bestaande MER is goed bruikbaar indien deze wordt geactualiseerd. Deze actualisatie heeft plaatsgevonden in rapport “Aanvulling Milieueffectrapport; XL Businesspark Twente, Almelo” van augustus 2016, opgesteld door Rho Adviseurs, zie bijlage 1. Omdat tranche 3a en 3b niet los te zien zijn van het XL Businesspark Twente als geheel, heeft de aanvulling op het MER, net als het oorspronkelijk MER, betrekking op het gehele bedrijventerrein.

Conclusie

Uit de aanvulling blijkt dat de wijzigingen in uitgangspunten (met name ten aanzien van verkeer) en de wetswijzigingen niet leiden tot significant andere milieueffecten van het XL Businesspark Twente dan in 2006 reeds zijn beschreven en ook de beoordeling daarvan niet tot andere conclusies leidt. Met de actualisatie van het MER is voldaan aan de m.e.r.-plicht. Aangezien het MER in 2006 reeds is getoetst door de Commissie m.e.r. is geen nieuwe toetsing nodig.

4.2 Geur

Toetsingskader

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Tabel 4.1: Overzicht geurnormen Wgv

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³
   
max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Onderzoek

In juni 2012 is een onderzoek verricht naar de geurbelasting. Uit de berekening van de voorgrondbelasting ten gevolge van de veehouderijen Wolbes Landen 16, de Worker Landen 5 en 18, de Zomerdijk 2 en Hoeselderdijk 7 blijkt dat de norm van 3,0 ouE/m3 niet wordt overschreden op de rand van het onderzoeksgebied. Echter ten gevolge van de veehouderijen Keursweg 2 en Worker Landen 20 wordt de norm van 3 ouE/m3, welke geldt voor de bebouwde kom, wel overschreden. Alhoewel de geurcontour van 14,0 ouE/m3 van beide bedrijven niet het plangebied van tranche 3A en 3B overlapt, valt de 8,0 ouE/m3 geurcontour wel binnen het plangebied (Tranche 3A). De gemeentelijke geurverordening, vastgesteld op 18 juni 2013, maakte een afwijkende geurnorm mogelijk (tot 14,0 ouE/m3). Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de omliggende agrarische bedrijven niet in de bedrijfsvoering worden beperkt en kunnen geurgevoelige objecten (kantoren) in het businesspark gerealiseerd worden.

Conclusie

Op grond van de vastgestelde gemeentelijke geurverordening vormt het aspect geur geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L Day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.

Sinds 1 juli 2012 staan in hoofdstuk 11 Geluid, titel 11.3. 'Wegen en spoorwegen met geluidproductieplafonds' van de Wet milieubeheer regels over de geluidproductieplafonds (GPPs). Het geluidproductieplafond is de maximaal toegestane geluidproductie op een referentiepunt langs een hoofdspoorweg of rijksweg, berekend op basis van in het geluidregister vastgelegde brongegevens. Referentiepunten zijn virtuele punten die zich aan weerszijden van de weg bevinden. Elk referentiepunt ligt circa 50 meter van de buitenste rijstrook van de rijksweg, circa 100 meter van andere referentiepunten en vier meter boven het lokale maaiveld. De ligging van de referentiepunten is opgenomen in het openbare geluidregister waarin ook de geluidproductieplafonds zijn opgenomen.

Onderzoek

Het plangebied valt deels binnen de geluidszone van de A35. Echter, omdat er geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt zijn de wettelijke geluidsnormen van de Wgh niet van toepassing. Wel dient in het kader van de Wet milieubeheer voldaan te worden aan de geluidproductieplafonds (GPPs). Langs de A35 ten westen van de H.R. Holstlaan varieert het geluidsplafond aan de zuidkant van 64,9 dB tot 66,5 dB en aan de noordkant van 56,2 dB tot 58,7dB. De heersende waarde zit ruim 3 dB onder het geluidsplafond. Er is dan ook voldoende ruimte voor de toename van verkeer ten gevolge van het XL Businesspark Twente.

Conclusie

Het aspect “wegverkeerslawaai” staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Industrielawaai

Toetsingskader

Geluidszone industrielawaai

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidsnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidszone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk en in enkele gevallen zelfs tot 60 dB(A). Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Bij vaststelling van het bestemmingsplan in 2006 is rondom het gehele XL Businesspark Twente een geluidzone vastgesteld, zie figuur 4.1. Aan deze geluidzone moet worden voldaan. De zonebeheerder binnen de gemeente Almelo heeft berekend of met invulling van het bedrijventerrein met milieucategorie 4 aan de zone kan worden voldaan. Uitgezonderd een klein gedeelte binnen tranche 2 is dit mogelijk. In de regels is opgenomen dat alle bedrijven middels een akoestisch onderzoek moeten aantonen dat zij inpasbaar zijn in de zone en dat het gemiddeld bronvermogen (in dB/m2) overeenkomt met een milieucategorie 4 bedrijf (65 dB/m2). Dit geldt ook voor bedrijven in hogere milieucategorieën die middels een afwijkingsbevoegdheid toegelaten kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0028.png"

Figuur 4.1: Ligging geluidzone (blauwe contour)

Conclusie

Het plangebied maakt onderdeel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein XL Businesspark Twente. Door de bepalingen in het bestemmingsplan is geborgd dat de bedrijven die zich kunnen vestigen inpasbaar zijn in de geluidzone. Hiermee resulteert een goede woon- een leefklimaat ter plaatse van woningen.

4.5 Verkeer

Ontsluiting

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het nieuwe XL Businesspark Twente ten zuiden van de A35 in Almelo dient door middel van een goede verbinding aangesloten te worden op het regionale en nationale netwerk. Het hele XL Businesspark Twente wordt ontsloten door een openbare hoofdontsluitingsweg, die uitsluitend voor fietsers en calamiteitenverkeer een doorgaand karakter heeft. Deze openbare weg binnen het XL Businesspark Twente heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg en zorgt voor de afwikkeling van het verkeer met een herkomst of bestemming op het XL Businesspark Twente. Naast de hoofdontsluitingsweg worden meerdere zijwegen gerealiseerd die toegang bieden tot de kavels. Deze zijwegen hebben de functie van een erfontsluitingssweg en zorgen ervoor dat de kavels bereikbaar zijn.

De hoofdontsluitingsweg heeft een breedte van 30 meter, waarin onder meer een rijbaan van 7 meter is opgenomen, alsmede een watergang, een vrijliggend fietspad, een voetpad en een groenstrook. Omdat de definitieve verkaveling nog niet duidelijk is, is in de regels de eis opgenomen dat de hoofdontsluitingsweg op maximaal 200 meter afstand van de dichtstbijzijnde bedrijfskavel dient te liggen. Hierdoor wordt gewaarborgd dat alle bedrijfspercelen optimaal bereikbaar zijn. Het dwarsprofiel van de hoofdweg is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0029.png"

Figuur 4.2: Dwarsprofiel hoofdontsluitingsweg

De in- en/of uitritten van de bedrijfskavels worden via een erftoegangsweg aangesloten op de hoofdontsluitingsweg. Er mag geen rechtstreekse aansluiting plaatsvinden op de hoofdontsluitingsweg. Dit is om vertraging op de hoofdontsluitingsweg te voorkomen en de doorstroming optimaal te houden. Een erftoegangsweg is een openbaar toegankelijke weg met een wegbreedte van minimaal 7 meter en een weglengte van minimaal 25 meter tussen de hoofdontsluitingsweg en de in-/uitrit van het bedrijfskavel. Dit openbaar stuk weg voor de bedrijfstoegang kan worden gebruikt als buffer voor arriverend of vertrekkend verkeer. De in- en uitritten van de bedrijfskavels op de erftoegangsweg hebben een maximale breedte van 9 meter. Voor bedrijfskavels <5 ha is opgenomen dat deze maximaal vier in- en/of uitritten hebben op de erftoegangsweg. Voor bedrijfskavels >5 ha bedraagt het aantal maximaal 8 (lees: 4 gecombineerde in-/uitritten of 4 inritten en 4 uitritten). Om de doorstroming te bevorderen is het niet toegestaan om te parkeren op de hoofdweg en op de erfontsluitingsweg. Parkeren dient uitsluitend plaats te vinden op eigen terrein.

De enige verbinding tussen het XL Businesspark Twente en het overige wegennetwerk is de H.R. Holstlaan. De H.R. Holstlaan is een stedelijke invalsweg en verbindt Almelo aan de zuidzijde met de A35. De H.R. Holstlaan wordt verder doorgetrokken naar het zuiden waar deze aansluit op de openbare doorgaande weg op het XL Businesspark Twente. De H.R. Holstlaan geeft verkeer vanuit het XL Businesspark Twente directe toegang tot de A35 en het centrum van Almelo. De Pastoor Ossestraat, ten oosten van de H.R. Holstlaan, loopt ook door het XL Businesspark Twente maar heeft geen aansluitingen op de wegen binnen het XL Businesspark Twente (fietsers uitgezonderd). De exacte ligging van de wegen binnen het XL Businesspark Twente zal afhangen van de kavelgrootte en inrichting.

Langs de (verlengde) H.R. Holstlaan is, aan de westzijde, een 'Energy-Hub' voorzien. De geplande toegang naar deze Energy-Hub vanaf de openbare weg mag tevens gebruikt worden als toegang naar een toekomstig fastfood-restaurant. Het verkeer dat dit restaurant verlaat zal echter gebruik moeten maken van een uitrit op de hoofas. Het is verkeerskundig niet verantwoord op de afvoer van dit verkeer ook op de verlengde H.R. Holstlaan te realiseren.

Ontsluiting langzaam verkeer

De huidige fietsvoorzieningen op het XL Businesspark Twente blijven grotendeels in gebruik. Het fietspadennetwerk zorgt voor een verbinding over het Twenthekanaal in het westen (Hoeselderdijk), een doorgaande verbinding richting het oosten (Krikkenven) en twee doorgaande verbindingen tussen noord en zuid (Wolbes Landen en de Pastoor Ossestraat). Voor fietsers is er wel een aansluiting tussen de centrale as en de Pastoor Ossestraat. Op het gehele XL Businesspark Twente zijn of worden er vrijliggende fietspaden gerealiseerd langs de hoofdontsluitingsweg, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.

Ontsluiting bij calamiteiten

Omdat de H.R. Holstlaan de enige verbinding naar en van het XL Businesspark Twente vormt dienen er extra calamiteitenroutes aangelegd te worden zodat hulpdiensten altijd het XL Businesspark Twente kunnen bereiken. Een bedrijfsperceel moet op minimaal twee wijzen ontsloten zijn. Eveneens dient het XL Businesspark Twente meervoudig ontsloten te zijn.

Bij calamiteiten is het XL Businesspark Twente bereikbaar via het fietspad in het westen (Hoeselderdijk), het fietspad in het oosten (Krikkenven) en een nooddoorgang vanaf de Pastoor Ossestraat. Ook is het voor hulpdiensten mogelijk om vanuit de wijk Windmolenbroek via een bestaande fietstunnel onder de A35 op het XL Businesspark Twente te komen. De precieze wegenstructuur van het XL Businesspark Twente is nog niet vastgelegd omdat dit met name afhangt van daadwerkelijke verkaveling en de gewenste ruimte. Te allen tijde zal ervoor gezorgd worden dat de calamiteitendoorgangen goed aansluiten op de wegenstructuur van het XL Businesspark Twente en dat de openbare hydranten bereikbaar zijn.

Verkeersgeneratie

In het bestemmingsplan van 2006 is de verkeersgeneratie van het XL Businesspark Twente berekend voor het jaar 2020 en deze bedraagt 20.160 mvt/etmaal. Deze motorvoertuigen rijden in iedere geval allemaal op het wegvak H.R. Holstlaan-zuid (tussen A35 en XL Businesspark Twente). In 2011 heeft de gemeente Almelo een VMK laten opstellen door Goudappel Coffeng ('Opstellen multimodaal verkeersmodel regio Twente'). Hierin is de verkeersaantrekkende werking van het XL Businesspark Twente meegenomen in de berekeningen voor de jaren 2012 en 2020. Op basis van een toenemend aantal woningen en arbeidsplaatsen is het aantal motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) berekend voor de toegangsweg van het XL Businesspark Twente. Voor het jaar 2020 betrof de verkeersaantrekkende werking van het XL Businesspark Twente 1.696 mvt/etmaal, wat nog geen 10% is van de in 2006 berekende verkeersgeneratie.

De verkeersgeneratie ten gevolg van de volledige invulling van het bedrijventerrein is afhankelijk van de typen bedrijven die zich de komende jaren gaan vestigen op het terrein. Tot nu toe hebben een chemiebedrijf, een autosloperij, een metaalconstructiebedrijf en een distributiecentrum zich gevestigd op het XL Businesspark Twente. Het XL Businesspark Twente moet zich volgens de gemeente Almelo voornamelijk richten op grote ruimtevragers in de sector 'gemengd Plus' en 'Transport en Distributie' (Bestemmingsplan gemeente Almelo, 2006). Het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', publicatie 317) hanteert vijf verschillende typen bedrijventerreinen, waarvan er drie in aanmerking komen voor het XL Businesspark Twente. Uitgaande van het werkmilieu met de hoogste verkeersgeneratie, 'Hoogwaardig bedrijvenpark', bedraagt het kengetal voor de verkeersgeneratie 208 motorvoertuigen (mvt) per etmaal en per netto hectare bedrijventerrein. Het totale bruto oppervlakte bedraagt 125 hectare en voor de vertaling naar netto-oppervlakte hanteert het CROW de omrekenfactorfactor 0,77. Dezelfde berekening is gemaakt voor de andere twee type werkmilieus (gemengd terrein en distributieterrein).

Tabel 4.2: Verkeersgeneratie XL Businesspark Twente 2006

Type werkmilieu   Bruto-opp (ha)   Netto-opp (ha)   Kencijfer   mvt/etmaal  
Hoogwaardig bedrijventerrein   125   96,25   208   20.020  
Gemengd terrein   125   96,25   170   16.363  
Distributieterrein   125   96,25   158   15.208  

Uit tabel 1 blijkt dat naar de huidige inzichten de verkeersgeneratie van het XL Businesspark Twente tussen de 15.208 en 20.020 mvt/etmaal zal liggen. De verkeersgeneratie berekend in 2006 komt redelijk overeen met de maximaal mogelijke verkeersgeneratie berekend aan de hand van recente kentallen. De kleine afwijking ten opzichte van de in 2006 berekende verkeersgeneratie is te verklaren door het vernieuwen van de kencijfers en/of veranderingen in de inrichting waardoor de uitgeefbare oppervlakten van het bedrijventerrein ook veranderden.

In de praktijk zal de verkeersgeneratie lager uitvallen aangezien:

  • niet elk bedrijf een maximale verkeersgeneratie zal hebben;
  • niet alle bedrijven in de hoge categorie van 'Hoogwaardig bedrijventerrein' vallen;
  • het CROW waarschuwt dat deze kencijfers tot een overschatting kunnen leiden bij zeer grote oppervlakten bedrijventerrein;
  • een deel van het transport per schip zal worden aan- en afgevoerd.

Voor de huidige planontwikkeling wordt toch uitgegaan van het worst-case scenario om zo veel mogelijk opties open te houden wat betreft de invulling van het terrein. Daarom zal de verkeersgeneratie van 20.160 mvt/etmaal gebruikt worden in het vervolg van het onderzoek.

Het XL Businesspark Twente is opgedeeld in drie tranches waarvan tranche 1 en 2 zich ten oosten van de ontsluitingsweg (H.R. Holstlaan) bevinden en tranche 3A en 3B (onderhavig bestemmingsplan) zich ten westen van de ontsluitingsweg bevinden. De uitgeefbare oppervlakten van de oostelijke (1 en 2) en de westelijke tranche (3A en 3B) zijn ongeveer even groot. De verkeersgeneratie van beide delen zal daardoor ook ongeveer even groot zijn, als er wordt aangenomen dat verschillende typen bedrijven zich gelijkmatig over de delen van het XL Businesspark Twente verdelen.

Verkeersafwikkeling

Herberekening verkeersgegevens

Voor het verkeers- en luchtonderzoek wordt voor de toekomstige situatie gebruik gemaakt van de verkeersgegevens die volgen uit het meest actuele verkeersmodel van RoyalHaskoningDHV. De toegepaste waarden zijn berekend voor het jaar 2030 en betreffen de variant Primos.

In de verkregen verkeersintensiteiten is het XL Businesspark Twente slechts beperkt meegenomen, zoals blijkt uit de intensiteiten op de H.R. Holstlaan ten zuiden van de A35. Van de verkeersgeneratie van 20.160 mvt/etmaal zijn slechts 1.159 mvt meegenomen in het model. Er ontbreken dus 19.000 mvt/etmaal (20.160 – 1.159) die toegevoegd dienen te worden aan het model. Dit betreft op basis van de kencijfers de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag. Ter onderbouwing van het aspect verkeer dient de verkeersgeneratie op een werkdag aangehouden te worden. Omrekening naar een werkdag heeft plaatsgevonden op basis van een omrekenfactor van 1,33. De verkeersgeneratie bedraagt op een werkdag dan 25.271 mvt/etmaal. Dit verkeer verdeeld zich over het wegennet. Hiervoor is een verkeersverdeling gemaakt voor verkeer afkomstig van en richting het XL Businesspark Twente. Van de 25.271 mvt/etmaal gaat:

  • 5% richting het noorden ( H.R. Holstlaan), waarvan ter hoogte van het kruispunt H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder de volgende verdeling is toegepast:
      • a. 60% verder richting het noorden;
      • b. 35% richting het westen (Broekerheide);
      • c. 5% richting het oosten (Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat);
  • 30% richting het westen (A35 richting Zwolle);
  • 65% richting het oosten (A35 richting de A1 en Duitsland).

Als laatste wordt het gegenereerde verkeer opgeteld bij de waarden van het Primos-model.

Verkeersafwikkeling

De verkeersafwikkeling in de toekomstige situatie is beoordeeld op basis van de I/C verhouding op de wegvakken en de kruispuntafwikkeling op de kruispunten:

  • H.R. Holstlaan - zuidelijke op/afrit A35;
  • H.R. Holstlaan - noordelijke op/afrit A35;
  • H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat.

Wegvakken

In bijlage 2 is de berekening van de I/C verhouding voor de verschillende wegvakken opgenomen. Hieruit blijkt voor de A35 ten oosten van de aansluiting Almelo-Zuid in westelijke richting een I/C verhouding van 0,87 en op de A35 ten oosten van de aansluiting Almelo-Zuid richting het oosten een I/C verhouding van 0,86. Bij een I/C verhouding tussen de 0,8 en 0,9 bestaat kans op congestie. Een dergelijke I/C verhouding is op autosnelwegen tijdens een spitsperiode acceptabel. Bovendien is het maar de vraag, gezien de overschatting van de verkeersgeneratie door worstcase aannames, of een dergelijk I/C verhouding gehaald zal worden. Op de overige wegvakken ligt de I/C verhouding (ruim) onder de 0,8.

Kruispunten

De kruispunten zijn doorgerekend met behulp van het softwareprogramma Omni-X. De kruispunten zijn alle drie geregeld met verkeerslichten. In eerste instantie zijn de kruispunten doorgerekend op basis van de huidige kruispuntconfiguratie. Verkeersstromen die buiten de verkeerslichtenregeling om lopen, zijn hierin niet meegewogen.

Ten behoeve van de kruispuntberekeningen zijn de volgende aanvullende uitgangspunten gehanteerd:

  • Als basis voor de berekeningen zijn kruispuntstromen voor het toekomstjaar 2030 gehanteerd, zoals gegenereerd uit het regionale verkeersmodel. Deze gegevens zijn aangeleverd door RoyalHaskoningDHV. Het betreft kruispuntstromen tijdens een ochtend- en avondspitsuur;
  • De nog toe te delen verkeersgeneratie wordt verder verdeeld in aankomsten en vertrekken. Hiervoor is de volgende verdeling aangehouden:
      • a. Tijdens de ochtendspits rijdt 80% náár het XL Businesspark Twente en 20% verlaat het XL Businesspark Twente;
      • b. Tijdens de avondspits rijdt 20% náár het XL Businesspark Twente en 80% verlaat het XL Businesspark Twente;
  • Ten behoeve van de kruispuntberekeningen zijn alle verkeersbewegingen met personenauto's en vrachtauto's omgerekend naar personenautoequivalenten.

De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt dat bij de huidige kruispuntconfiguratie op met name de kruispunten tussen de H.R. Holstlaan en op-/afritten van de A35 knelpunten in de verkeersafwikkeling ontstaan. Op het zuidelijke kruispunt doet zich dit probleem alleen voor tijdens de ochtendspits en op het noordelijke kruispunt tijdens beide spitsperioden. Voor beide varianten is bepaald welke maatregelen getroffen kunnen worden waarmee het verkeer binnen een acceptabele cyclustijd kan worden afgewikkeld. Hieruit blijkt dat:

  • voor het zuidelijke kruispunt een extra opstelstrook nodig is voor:
      • a. recht doorgaand verkeer vanaf de noordelijke tak van de N349;
      • b. links afslaand verkeer vanaf de westelijke tak (afrit A35);
  • voor het noordelijke kruispunt een extra opstelstrook nodig is voor:
      • a. recht doorgaand verkeer vanaf de noordelijke tak van de N349;
      • b. links afslaand verkeer vanaf de westelijke tak (afrit A35).

Voor het kruispunt H.R. Holstlaan - Broekerheide - Kleine Bunder/Pastoor Ossestraat blijkt een relatief beperkte stagnatie in de verkeersafwikkeling. Er is een cyclustijd benodigd van 211 seconden in de avondspits. Het verkeer kan tijdens de ochtendspits wel worden afgewikkeld (cyclustijd van 104 seconden). Omdat de overschrijding van de maximale waarde (120 seconden) beperkt is, het verkeer de rest van de dag wel kan worden afgewikkeld en omdat bij het bepalen van de verkeersgeneratie worstcase is gerekend, kan overwogen worden voor dit kruispunt de huidige configuratie intact te laten. De verkeersstromen kunnen de komende jaren gemonitord worden. Indien noodzakelijk kan vervolgens worden bepaald of alsnog aanpassingen aan het kruispunt noodzakelijk zijn.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. Op wegvakniveau leidt de ontwikkeling van het gehele XL Businesspark Twente niet tot grote knelpunten. Enkel tijdens de spitsperioden bestaat een beperkte kans op stagnatie. Op kruispuntniveau ontstaan bij de huidige configuratie van de kruispunten met de op-/afritten van de A35 knelpunten. De realisatie van extra opstelstroken verhelpen deze knelpunten. Omdat tranche 3 onderdeel uitmaakt van het gehele XL Businesspark Twente leidt de ontwikkeling van dit deelgebied niet tot aanvullende knelpunten. In de exploitatie van XL Businesspark Twente is hierin voorzien. Indien de aanvullende verkeersvoorzieningen noodzakelijk zijn worden deze vanuit de exploitatie van XL Businesspark Twente bekostigd.

4.6 Bodemkwaliteit

Algemeen 

Voordat een ruimtelijk plan kan worden vastgesteld moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek 

Voor het geldende bestemmingsplan is een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd (figuur 4.3). Om deze onderzoeken en de resultaten daarvan te inventariseren is in september 2006 een kennisdocument bodemkwaliteit opgesteld. Het kennisdocument (versie 2006) is een dynamisch document, dat telkens met nieuw beschikbaar gekomen bodeminformatie wordt geactualiseerd. Concreet betekent dit dat van elke aankoop van percelen van derden in het plangebied een bodemonderzoek beschikbaar is of komt. Indien uit deze onderzoeken iets naar voren komt, waarvan in het kader van de Wet bodembescherming gesteld kan worden dat deze gesaneerd moet worden, worden hier de benodigde maatregelen getroffen om het perceel geschikt te maken voor de beoogde bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0030.png"Figuur 4.3: Uitsnede kaart met locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd (peildatum 15 juli 2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0031.png"

Figuur 4.4: Bodemkwaliteitskaart boven- en ondergrond, gemeente Almelo

De gemeente Almelo beschikt tevens over een bodemkwaliteitskaart (figuur 4.4). De bodemkwaliteitskaart is in 2010 geactualiseerd en in januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van de nieuwe indeling wordt het gebied gekwalificeerd als schoon voor de bovengrond en ondergrond. De nieuwe kaart biedt op basis van de beleidsnota bodembeheer mogelijkheden tot het verlenen van vrijstelling van onderzoek en geeft de mogelijkheden aan van grondverzet.

Ten behoeve van wijzigingsgebied beschreven in NL.IMRO.0141.00042-BP01 blijkt uit het dossier van de gemeente dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Onderzoek Archeologie

Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische “bodemarchief”. De Wet op de archeologische monumentenzorg is sinds 1 september 2007 van kracht en legt de verplichting op om de archeologische waarden van de grond te betrekken in de ruimtelijke planvorming.

Uit archeologisch onderzoek voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente blijkt dat de hoge zwarte enkeerdgronden corresponderen met de gebieden waarvan de mogelijke trefkans voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem het hoogst is (zie: Archeologische verwachtingskaart met verkennende veldinspectie, Regionaal Bedrijventerrein Twente, BAAC BV, augustus 2005) In het bestemmingsplan “RBT” wordt geconcludeerd dat in het kader van de uitwerkingsplannen archeologisch vooronderzoek wordt verricht. Figuur 4.5 toont de actuele stand van zaken met archeologisch onderzoek in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0032.png"

Figuur 4.5: Uitsnede archeologische verwachtingskaart (Bron: 2005 BAAC BV, met stand van zaken onderzoeken, juli 2016)

Onderzoek Cultuurhistorie

Op basis van de oorspronkelijke archeologische verwachtingskaart (BAAC B.V., Schorn, 2005) kent het vigerende bestemmingsplan “RBT” 17 oude erven / boerderijen verspreid over het bedrijventerrein. Na bureaustudie en sloopbegeleiding door het bevoegd gezag is dit aantal inmiddels bijgesteld. In het plangebied bevinden zich drie karakteristieke boerenerven. De wens van het XL Businesspark Twente is altijd geweest om de resterende karakteristieke boerenerven te handhaven/beschermen c.q. in ere te herstellen. In verband met een efficiënte verkaveling van het bedrijventerrein zijn twee boerenerven niet inpasbaar. Het erf / boerderij ter plaatse van Wolbes Landen 9, in figuur 4.6 is deze met een rode cirkel omlijnt, blijft wel behouden. Aan dit erf / deze boerderij wordt een hoge verwachting toegekend. Dit perceel maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan, maar ligt in het bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan RBT Tranche 3A'. Het perceel is hierin voorzien van een sloopverbod ten aanzien van de bebouwing en de erfinrichting.

Oude weggetjes met bomenrijen zijn tot op heden ook gehandhaafd gebleven. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is ruimtelijk niet mogelijk met behoud van alle aanwezige structuren en elementen. De waarde van deze erven en bijbehorende groenstructuren wegen niet op tegen het economisch belang om het plangebied zo efficiënt mogelijk te kunnen inrichten. Hierover is onder andere overleg gevoerd met IVN (Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid) en Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek. Er zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in een overeenkomst. Naar redelijkheid worden ook compenserende maatregelen genomen waar het gaat om het kappen van levensvatbare bomen. Compensatie vindt plaats op andere plekken. Op deze wijze wordt met respect voor bestaande waarden de ontwikkeling van een bedrijventerrein voor de regio ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0033.png"

Figuur 4.6: Archeologische verwachtingskaart. (Bron: BAAC B.V., Schorn, 2005)

Conclusie

Het hele gebied is archeologisch onderzocht. Gebleken is dat er geen vervolgacties nodig zijn.

4.8 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Normstelling

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • Natura-2000 gebieden.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • c. de bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of de EHS (ofwel NNN) (figuur 4.7 en 4.8). Binnen 15 kilometer liggen verschillende Natura 2000-gebieden. Op circa 2,9 km ten zuidoosten van het plangebied is gebied Heideterreinen Twickel gelegen, wat een beschermd natuurmonument is. Het dichtstbijzijnde EHS gebied ligt op circa 1,5 km ten zuidwesten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0034.png"

Figuur 4.7: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura-2000 gebieden (Bron: geo-loket provincie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0035.png"

Figuur 4.8 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. EHS (bron: geo-loket provincie Overijssel)

Omdat het voorkomen van significante effecten op beschermde natuur niet op voorhand is uit te sluiten, is een Passende Beoordeling uitgevoerd. Deze is opgenomen in de Aanvulling Milieueffectrapport, XL Businesspark Twente, Almelo d.d. juni 2016 (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat, omdat het XL Businesspark Twente reeds is opgenomen als prioritair project in het PAS (Programma Aanpak Stikstofdepositie dat in 2015 in werking is getreden), geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden zijn te verwachten.

Soortenbescherming

Sinds 2003 heeft divers ecologisch onderzoek plaatsgevonden in het plangebied ten behoeve van ontwikkeling van het Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT). Het RBT is voornemens om de uitwerking van gebied Tranche 2 en 3 op te pakken. Daarvoor is het bestaande onderzoek geactualiseerd in 2016 met specifieke aandacht voor vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nesten en grondgebonden zoogdieren. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 5.

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier-of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Wnb niet optreden. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • De provincie kan bij provinciale verordening vrijstelling verlenen van de verbodsbepaling die is opgenomen voor overige soorten, opgenomen in onderdelen A en B bij de Wnb. De vrijstelling voor 'overige' soorten is per provincie verschillend, maar komt over het algemeen overeen met de voormalige lijst tabel 1-soorten uit de Flora- en faunawet. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden op grond van de Wnb. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Er wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Uit het onderzoek blijkt dat er ontheffing dient te worden aangevraagd voor vleermuizen, eekhoorn, buizerd, huismus en steenuil. Voor zowel buizerd als huismus dient er voortijdig, in april – mei 2017, een omgevingscheck te worden uitgevoerd. Voor alle soorten dient daarnaast een activiteitenplan worden bijgevoegd bij de ontheffingsaanvraag, waarin staat beschreven welke mitigerende maatregelen worden genomen om schade aan de soort te voorkomen. Mogelijke mitigerende maatregelen worden beschreven in de rapportage (zie bijlage 5.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen soorten. Doordat het mogelijk is om maatregelen te treffen om overtreding van de nieuwe Wet natuurbescherming te voorkomen, vormt de nieuwe Wet natuurbescherming geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het is wel noodzakelijk om ontheffing aan te vragen voor vleermuizen, eekhoorn, huismus, steenuil en buizerd. Voor zowel buizerd als huismus dient er voortijdig, in april – mei 2017, een omgevingscheck te worden uitgevoerd. Voor alle soorten dient daarnaast een activiteitenplan worden bijgevoegd bij de ontheffingsaanvraag, waarin staat beschreven welke mitigerende maatregelen worden genomen om schade aan de soort te voorkomen.

Het uitvoeren van de benodigde omgevingscheck en de aanvraag van de ontheffingen dienen gecombineerd te worden met het bestemmingsplan dat het eerste in procedure gaat.

4.9 Externe veiligheid

Algemeen

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

Door de gemeente Almelo is tevens het externe veiligheidsbeleid 2015-2018 vastgesteld (maart 2014). Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.

De risicobronnen in en in de nabijheid van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook transportroutes over weg, rail of vaarwater en leidingroutes voor brandstoffen zoals gasleidingen.

Beoordeeld is of kan worden voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (BEVI), de regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) en de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen”, het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire “Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen” het RNGS, het Basisnet en het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes. Voor het beoordelen van eventuele risico's van gasleidingen is naar het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) gekeken.

Brandweer Twente is voor dit plan om advies gevraagd en dit advies (Advies XL bedrijvenpark Twente Tranche 3 met kenmerk 16002042) is meegenomen bij het opstellen van deze paragraaf externe veiligheid.

Getracht wordt de risicocontouren zoveel mogelijk op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. Het plan omhelst een gebied met een functie bedrijven. De mogelijkheden voor het vestigen van nieuwe risicobedrijven en kwetsbare objecten wordt in dit plan op voorhand ook uitgesloten. Slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen risicovolle inrichtingen of kwetsbare objecten zich in de toekomst vestigen.

Gemeentelijk beleidskader

Het landelijk beleid op het gebied van de externe veiligheid laat beleidsruimte open die ingevuld kan worden door gemeenten. De gemeente Almelo heeft invulling gegeven aan deze ruimte. De gemeente heeft haar beleid met betrekking tot externe veiligheid weergegeven in het beleidsdocument: 'Extern veiligheidsbeleid gemeente Almelo 2015-2018 (vastgesteld: 11 maart 2014). Deze beleidsnota Externe Veiligheid geeft daarbij de kaders aan waarbinnen de gemeentelijke afweging op het gebied van externe veiligheid dient plaats te vinden. Dit beleidsdocument vormt het gemeentelijk kader voor het invullen voor de verantwoordingsplicht.

In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo (2015-2018) is verklaard dat in gevallen waarbij er een (beperkte) wijziging in de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in aantallen personen, volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Gezien het plan niet voorziet in nieuwe ruimtelijke plannen en er in een eerder stadium al meerdere QRA's en groepsrisicoverantwoordingen hebben plaatsgevonden van de aanwezige risicobronnen, die allen voldeden aan het externe veiligheidsbeleid, kan worden volstaan met een beperkte invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico, waarbij aanvullend op bovenstaande informatie alleen ingegaan hoeft te worden op de punten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze punten zijn ingevuld in samenspraak met de veiligheidsregio.

Risicobronnen binnen het plangebied

Eurol

Eurol is een Nederlandse onafhankelijke producent van smeermiddelen. Als totaalleverancier heeft Eurol een full-service benadering met een zeer compleet producten assortiment. Naast smeermiddelen als oliën en vetten, omvat het assortiment ook onderhoudsproducten.

De inrichting heeft onder andere PGS 15-opslagen groter dan 10.000 kg waardoor het onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt.

Om zicht te krijgen op het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (Gr) is in 2015 een QRA opgesteld (QRA opgesteld door AVIV project: 152875,datum 20 oktober 2015). Uit deze QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour vrijwel geheel op eigen terrein is gelegen en dat er geen groepsrisico wordt berekend omdat het maximale aantal berekende slachtoffers kleiner is dan 10 (relatief maagdelijk gebied).

Gezien bovenstaande en het feit dat het plan conserverend van aard is, is nadere aandacht voor het groepsrisico daarom niet nodig.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is per 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt op vergelijkbare wijze als in het Bevi de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen.

Het Besluit is van toepassing op de vier buisleidingen die zijn gelegen in het plangebied. In de tabel hieronder zijn de specificaties van deze leidingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0036.png"

Als getoetst wordt het Besluit externe veiligheid buisleidingen, kan gezegd worden dat er een belemmeringenstrook dient te worden vastgesteld langs deze leidingen. Vanuit het Bevb geldt voor gasleidingen een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijden van de leidingen. Deze strook wordt vrij gehouden van bebouwing en zal worden opgenomen op de verbeelding.

Om zicht te hebben op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico dient een berekening met het programma “CAROLA” te worden uitgevoerd. CAROLA is het nieuwe rekenpakket voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Met CAROLA kan worden bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor de externe veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het besluit externe veiligheid buisleidingen.

De gemeente Almelo heeft in november 2011 een berekening (237002, 01-11-2011 Risicoberekening gasleidingen Almelo toetsing vigerende bestemmingsplannen aan het BevB) voor alle gasleidingen binnen haar gemeente uitgevoerd om zicht te krijgen in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Met betrekking tot het plangebied geeft het rapport aan dat alleen leiding A-508 een plaatsgebonden risicocontour heeft. (gele contour). De plaatsgebonden risicocontour ligt echter over bestaande bebouwing (figuur 4.9).

Met betrekking tot mogelijke toekomstige ontwikkelingen geldt dat er geen kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden binnen deze 10-6 contour en beperkt kwetsbare objecten alleen mits goed gemotiveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0037.png"

Figuur 4.9: Plaatsgebonden risicocontouren leiding A-508. Paars = 10-8/jaar, Groen = 10-7/jaar, Geel = 10-6/jaar. (Bron: Risicoberekening gasleidingen Almelo, Oranjewoud, 2011).

Groepsrisico

Voor de hoogte van het groepsrisico geldt voor het plangebied dat deze op de kilometer waar het groepsrisico het hoogst is, nog onder de oriënterende waarde ligt. De berekening is uitgevoerd inclusief de bestemmingsplancapaciteit.

  • Voor de leidingen N-531-30 en A-648 bedraagt de overschrijdingsfactor minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
  • Voor leiding A-508 bedraagt de overschrijdingsfactor circa 0,35 maal de oriëntatiewaarde;
  • Voor leiding A-528 bedraagt de overschrijdingsfactor op beide locaties circa 0,18 de oriëntatiewaarde;

Zie figuur 4.10 met de gr curve van het hoogste groepsrisico, leiding A-508

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0038.png"

Figuur 4.10: Curve groepsrisico, leiding A-508. (Bron: 237002, 01-11-2011 Risicoberekening gasleidingen Almelo toetsing vigerende bestemmingsplannen aan het BevB)

Gezien het feit dat het groepsrisico voor twee leidingen minder dan 0,1 de oriëntatiewaarde is en het feit dat het plangebied voor een groot deel buiten de 100% letaliteit afstand (110 m) is gelegen, kan volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht. Aansluitend op bovenstaande dient aandacht te worden gegeven aan bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Tot slot kan worden gesteld dat in 2018 het leidingtrace wordt verlegd naar de noordkant zoals dat in het verleden al is gebeurd voor de leidingen ten oosten van het plangebied. Hierdoor zal de situatie met betrekking tot externe veiligheid verbeteren.

Risicobronnen buiten het plangebied

Naast de risicobronnen binnen het plangebied, kunnen er ook risicobronnen buiten het plangebied liggen, die invloed hebben op het plangebied.

Vivochem

Vivochem is een BRZO bedrijf (Besluit risico zware ongevallen) en valt daarmee ook onder het Bevi. Vivochem is een voorraadhoudende distributeur van chemicaliën en gespecialiseerd in de opslag, handeling en distributie van chemische producten. Vivochem distribueert een breed pakket aan chemicaliën. Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten contouren voor het plaatsgebonden risico is gelegen. In 2010 is voor Vivochem een QRA uitgevoerd (QRA rapportage PGS 15 opslag Nieuwbouw Vivochem, 09.00071, 26 februari 2010, versie 2.5). Uit deze QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 op eigen terrein ligt. Tevens blijkt uit de QRA dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde van het groepsrisico ligt. Het groepsrisico is nadien voor zowel de omgevingsvergunning als voor het RO traject verantwoord. Veiligheidsafstanden van deze inrichting komen niet tot in het plangebied.

Weg (A35)

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg binnen de gemeentelijke grenzen van Almelo (en zoveel mogelijk aan de buitengrenzen van de stad) is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Transport van gevaarlijke stoffen dient gebruik te maken van de daarvoor vastgestelde route.

Aan de noordkant van het plangebied ligt de A35 die deel uit maakt van deze route.

Conform het Basisnet Weg is de hoeveelheid gevaarlijke stoffen welke over deze weg wordt getransporteerd zo gering dat er geen sprake is van risicocontouren (geen veiligheidszone, geen plasbrandaandachtsgebied en geen plaatsgebonden risicocontour 10-6) De 10-7 contour bedraagt 48 meter. Het groepsrisico voor dit wegvlak is < 0,1 van de oriënterende waarde.

Een deel van het plangebied valt echter wel binnen de 200 meter zone (aandachtsgebied groepsrisico) langs deze weg. Gezien bovenstaande, het plangebied geen nieuwe bestemmingen mogelijk maakt en de ambities het lokale externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo, is nadere aandacht niet nodig.

Wel dient er in het kader van het groepsrisico aandacht worden besteed aan het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Water (Twentekanaal)

Conform het Basisnet Water is de hoeveelheid gevaarlijke stoffen welke over dit water wordt getransporteerd zo gering dat er geen sprake is van risicocontouren en ruimtelijke beperkingen. Volgens het Basisnet Water is er geen toetsingsafstand aanwezig en hoeft er geen verantwoording groepsrisico plaats te vinden. Nader aandacht is dan ook niet nodig.

Bestrijdbaarheid en Zelfredzaamheid

Bestrijdbaarheid

Een adequate bluswatervoorziening is voornamelijk nodig bij brand in het gebied. Bij een buisleidingincident kan een bluswatervoorziening niet voor directe bronbestrijding worden ingezet. Wel kan met een adequate bluswatervoorziening worden opgetreden bij secundaire branden veroorzaakt door warmtestraling.

Hiervoor kan de Centrale Bluswatervoorziening en eventueel de retentievijvers gebruikt worden. Nabij het plangebied is door het Twentekanaal ook veel water aanwezig welke gebruikt kan worden als bluswatervoorziening. Daarmee zal in het plangebied voldoende water aanwezig zijn, maar het is van belang dat het open water ook daadwerkelijk bereikbaar en beschikbaar is.

Zelfredzaamheid

Het plangebied zal voornamelijk bestaan uit bedrijvigheid waarbij aangenomen kan worden dat deze groep mensen zelfredzaam is. Daarnaast staat het plan ontwikkeling van kwetsbare objecten in beginsel ook niet toe.

Aangezien in en in de nabijheid van het plangebied risicobronnen in de vorm van o.a. hogedruk aardgasleidingen aanwezig zijn, is de zelfredzaamheid van de mensen echter wel van belang. Er dienen daarom mogelijkheden te zijn om van de risicobron af te vluchten.

Conclusie

Als gekeken wordt naar de wet- en regelgeving en het huidige externe veiligheidsbeleid van de gemeente Almelo wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige risico's voor het plangebied worden veroorzaakt.

Het voldoen aan de wettelijke eisen en normen betekent niet dat er zich geen calamiteiten kunnen voordoen. Er blijft altijd een restrisico aanwezig waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

Gelet op bovenstaande overwegingen wordt onderhavige situatie verantwoord geacht mits aandacht wordt besteed aan de wegenstructuur waarbij vluchtroutes (zelfredzaamheid) en hulpdienstroutes (bestrijdbaarheid) inzichtelijk zijn.

Tot slot

Indien middels vrijstelling of anderszins medewerking wordt verleend aan functiewijzigingen of een nadere, nauwkeuriger uitwerking van het bestemmingsplan plaatsvindt (huidige plan is globaal van aard), zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan en met betrekking tot “een goede ruimtelijke ordening” een verantwoording van het groepsrisico dienen plaats te vinden. Gezien de flexibele opzet van het plan dient dan ook het aspect bereikbaarheid en zelfredzaamheid afzonderlijk te worden beoordeeld.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het plan beslaat een bedrijventerrein. Het totale bedrijventerrein heeft een oppervlak van 125 hectare. Het plangebied (Tranche 3a en 3b) heeft een oppervlak van circa 55 hectare. De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking voor een bedrijventerrein. Het XL Businesspark Twente is niet opgenomen in het NSL. Uit in het verleden uitgevoerde onderzoeken blijkt dat het wel in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat nader onderzoek noodzakelijk is.

Hiertoe is een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de invloed op de luchtkwaliteit van de ontwikkeling van het XL Businesspark Twente, zie rapport van 1 augustus 2016, kenmerk M.2016.0646.00.R002. Het onderzoek concludeert dat ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof in alle situaties voldaan wordt aan de eisen uit de Wet Milieubeheer.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse van beoordelingspunten direct langs wegen wordt aan de grenswaarden voldaan. Woningen van derden zijn op grotere afstand gelegen, zodat daar sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.11 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de meest recente VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is per milieucategorie een richtafstand aangegeven voor de afstand tussen bedrijven en gevoelige functies. Indien de afstand tussen deze functies kleiner is dan de richtafstand is nader onderzoek mogelijk of aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan. De afstanden zijn gebaseerd op de grootste afstand voor de milieuaspecten geluid, geur, externe veiligheid en stofhinder. Per bedrijfstype kan een ander aspect maatgevend zijn voor de afstand, maar heel vaak blijkt geluid maatgevend te zijn.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk en een gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen. De definitie van een rustige woonwijk/ rustig buitengebied is:

"Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven/kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied."

De definitie van een gemengd gebied is: "Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend."

Onderzoek

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (zie bijlage 1 'SvB' bij de Regels). Op dergelijke industrieterreinen wordt de geluidsbelasting van de bedrijven reeds uitputtende gereguleerd via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer (Wabo-vergunningen milieu of meldingen/maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit) en het zonebeheer van het bevoegd overheidsorgaan. Om te voorkomen dat voor geluid twee verschillende toetsingskaders worden geïntroduceerd op een gezoneerd industrieterrein, heeft de milieuzonering met behulp van de SvB 'gezoneerd industrieterrein' geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geur, stof en gevaar. Met de SvB 'gezoneerd industrieterrein' wordt zorg gedragen voor een milieuzonering ten opzichte van gevoelige functies (woningen) in de omgeving van het industrieterrein, die past bij de status als gezoneerd industrieterrein. De SvB 'gezoneerd industrieterrein' is net als de SvB 'standaard' gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, met uitzondering van het aspect geluid.

Voor de omgeving is uitgegaan van "rustige woonomgeving", omdat dit de standaard is en afwijking meestal op grond van geluidsaspecten plaatsvindt. Aangezien geluid bij de milieuzonering is uitgesloten is er geen aanleiding de richtafstanden te verlagen. Hoewel het buitengebied deels agrarisch is, is er voldoende aanleiding om bij woonfuncties in de omgeving ten aanzien van geur en gevaar vanwege het bedrijventerrein eenzelfde beschermingsniveau te hanteren als bij andere woongebieden.

Bij het bepalen van de toegelaten bedrijvigheid is uitgegaan van inwaartse zonering. Dit betekent dat op grond van de genoemde VNG-publicatie afstanden vanaf alle omliggende woningen zijn bepaald en op grond daarvan die delen van het bedrijventerrein zijn aangegeven waar de verschillende milieucategorieën mogelijk zijn. Hieruit blijkt dat op nagenoeg het hele plangebied vestiging van bedrijven uit maximaal milieucategorie 4.2 mogelijk is, behalve voor beperkte zones aangegeven in oranje en geel, daar is vestiging van bedrijven met maximaal milieucategorie 3.2 of 4.1 mogelijk. Hierbij worden de volgende regelingen opgenomen:

  • Het toestaan van bedrijven uit 1 à 2 hogere milieucategorieën is mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid, waarbij wordt aangetoond dat de aard en de milieu-impact op de omgeving van het betreffende bedrijf vergelijkbaar is met de maximaal toegestane milieucategorie (exclusief geluid).
  • Bedrijven uit milieucategorie 5 en 6 zijn niet toegestaan. afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0039.jpg"Figuur 4.11: milieuzonering zoals verwerkt op verbeelding

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering exclusief geluid, die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding wordt opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Voor de ontwikkeling van het businesspark is in overleg met de gemeente, het waterschap en Rijkswaterstaat een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Omdat het waterplan reeds is goedgekeurd is een aanvullende watertoets dan ook niet noodzakelijk. In deze paragraaf is het waterhuishoudingsplan kort samengevat.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (zowel kwalitatief als kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en gemeente nader wordt behandeld.

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. Op nationaal niveau zijn het Nationaal Waterplan (NW), het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Waterwet relevant. De provincie heeft het Provinciaal Waterplan, de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Dezezijn allen verwerkt in het waterplan.

Waterschapsbeleid (Waterschap)

In het waterbeheerplan (2016-2021) beschrijft het waterschap welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten met de partners gelegd worden. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Gemeentelijk beleid

Waterplan Almelo (2002)

Het Waterplan Almelo (vastgesteld in 2002) beschrijft de gezamenlijke, samenhangende visie op de waterketen en het integrale watersysteem in de omgeving. Uitgangspunt voor het Waterplan Almelo is de ambitieuze doelstelling van het Waterpact van Twente om de milieubelasting binnen de waterkringloop met factor 20 te verminderen. Het waterplan is een “parapluplan” voor andere plannen voor water in het stedelijk gebied, zoals het vGRP en het grondwaterplan. In het waterplan is voor de korte termijn (doorkijk tot 2008) een groot aantal projecten opgenomen waarbij een driedeling is gemaakt naar beheerprojecten, uitvoeringsprojecten en onderzoeksprojecten. Het waterplan zet via uitvoering van deze projecten in eerste instantie in op het verbeteren van de milieukwaliteit. Voor de langere termijn (doorkijk tot 2050) zijn maatregelen benoemd die naast een verdere verbetering van de milieukwaliteit ook in belangrijke mate inzetten op het vergroten van de belevingswaarde en het scheiden van waterstromen zowel in de waterketen als in het watersysteem.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016 t/m 2020 (vGRP) geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater, en de bekostiging hiervan. Daarnaast heeft de gemeente Almelo ook nadrukkelijk oppervlaktewater als onderdeel van het beheer van het stedelijk water gemaakt.

 

Het vGRP beschrijft de beleidskaders en de bekostiging voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater en het beheer van het oppervlaktewater in de gemeente Almelo voor de periode 2016 t/m 2020, en geeft de visie op de gemeentelijke

watertaken voor de lange termijn.

Grondwaterplan 2016-2020

Het grondwaterplan geldt als achtergronddocument bij het vGRP. Conform het Grondwaterplan streeft de gemeente Almelo een grondwaterstand na, welke geen structurele overlast veroorzaakt bij bewoners en bedrijven. Almelo wil de aanwezige structurele grondwateroverlast verminderen en daarnaast voorkomen dat toekomstige grondwateroverlast gaat ontstaan. Bij grondwateroverlast wil de gemeente waar mogelijk meewerken aan oplossingen. Ook wil de gemeente als aanspreekpunt dienen voor burgers en bedrijven betreffende grondwaterproblematiek. De gemeente heeft ten aanzien van het ondiepe grondwater een duidelijke regiefunctie.

De gemeente Almelo is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte van haar terrein. Daarnaast wordt bij de aanleg van een nieuw bedrijventerrein de voorkeur gegeven aan een systeem met drie typen afvoer: DWA, vervuild hemelwater en schoon hemelwater. Voor het schone hemelwater gaat de voorkeur uit naar directe afvoer op oppervlaktewater. Indien dit niet mogelijk is kan er ook gewerkt worden met een IT-riool (Infiltratie Transportriool, riool waarmee hemelwater kan worden geïnfiltreerd en / of kan worden afgevoerd afhankelijk van de intensiteit van regenbuien). Het DWA en het vervuilde hemelwater worden verwerkt middels een verbeterd gescheiden stelsel of een verbeterd gescheiden stelsel plus.

Waterhuishoudkundig plan

Uitgangspunten en randvoorwaarden

Voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente geldt het principe van een duurzame

inrichting van het stedelijk gebied. Dit leidt, aangevuld met specifieke doelen en randvoorwaarden

voor het bedrijventerrein XL Businesspark Twente, tot de volgende uitgangspunten

en randvoorwaarden:

  • voorkomen van grondwateroverlast;
  • voorkomen van piekbelastingen op ontvangende watergangen;
  • het scheiden van schone en vuile waterstromen;
  • voorkeur voor het volgen van de geografische ligging van het terrein;
  • minimale verstoring van geohydrologische relaties;
  • voorkeur voor ophogen boven draineren;
  • minimaal grondverzet en im- en export van bodemmateriaal;
  • duurzame waterhuishouding.

Systeemkeuze

Bij de aanleg van het Businesspark verandert de functie van het gebied van 'landelijk'

naar 'bedrijventerrein met verschillende categorieën'. De waterhuishouding van een

bebouwd gebied gedraagt zich anders dan in een landbouwgebied. Er is een toename

van het verharde oppervlak, waardoor de afstroming en infiltratie van neerslag verandert.

Door de toename van het bebouwde oppervlak komt neerslag veel sneller tot afvoer. Om

overbelasting van het bestaande waterhuishoudkundige systeem te voorkomen is berging

van neerslag in het plangebied vereist. De berging vindt plaats door de aanleg van oppervlaktewater. Het regenwater van daken voert rechtstreeks af naar watergangen rondom de percelen. Daar waar geen watergangen aanwezig zijn zorgt een schoonwaterleiding op openbaar

terrein voor de afvoer naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater (retentie). De percelen

gelegen aan het Twentekanaal voeren hun dakwater rechtstreeks af op het Twentekanaal.

Het regenwater van weg- en terreinoppervlakken voeren via een verbeterd gescheiden

stelsel af naar de watergangen en deels naar de rioolwaterzuivering. Een telemetriesysteem

moet er voor zorgen dat tijdens een overstorting geen water wordt verpompt naar

de zuivering. Na de regenbui wordt het stelsel weer leeggepompt naar oppervlaktewater

en deels naar de zuivering.

Vanuit de watergangen vindt een vertraagde afvoer plaats naar het stedelijk watersysteem

'De Wendel'(zie figuur 5.1). De afvoer van regenwater moet plaatsvinden

via debietregulerende kunstwerken die afvoeren op twee aanwezige duikers onder de

Rijksweg A35. De Hoeselder waterleiding wordt verlegd naar het noorden. Hierdoor kan

de huidige kwelsloot langs het Twentekanaal behouden blijven. Afhankelijk van de komst

van een laad- en losplaats zal de kwelsloot voor een deel worden vervangen door een

ondergrondse kwelleiding gelegen op openbaar terrein. De retentiezone ten noorden van de Doorbraak heeft een vijverpartij met een vast waterpeil op 9,30 m + NAP. Er zijn verschillende overloopgebieden op 9,50 m + NAP gerealiseerd. Tussen de overloopgebieden lopen eilandjes die onderling met elkaar verbonden zijn zodat een soort wandelroute ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0040.png"

Figuur 5.1 Afwateringswijze bedrijventerrein XL Businesspark Twente

Aanleghoogtes

In tabel 5.1 zijn per fase zoals gehanteerd in het waterhuishoudkundig plan de definitieve aanleghoogten weergegeven samen met de gehanteerde uitgangspunten. In figuur 5.2 is een overzicht gegeven van de deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0041.png"

Tabel 5.1 Definitieve aanleghoogten per fase uit het waterhuishoudkundig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00042-BP31_0042.png"

Figuur 5.2 Overzicht fases waterhuishoudkundig plan

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterhuishoudkundig plan voldoet aan de eisen van zowel de gemeente als het waterschap. Tevens is in de regels opgenomen dat moet worden voldaan aan het waterhuishoudkundig plan.

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'XL Businesspark Twente' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

6.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een flexibele invulling van tranche 3a en 3b van het XL Businesspark Twente mogelijk. Hierbij is bewust gekozen voor een globale wijze van bestemmen om flexibel in te kunnen spelen op de beoogde ontwikkelingen.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

Bedrijventerrein is de meest omvangrijke bestemming binnen het plan. De gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, waarbij de maximaal toegestane bedrijfscategorie is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ….’. Wel is het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning bedrijven mogelijk te maken in één categorie hoger dan ter plaatse is toegestaan mits het beoogde bedrijf qua hinder en overlast voor de omgeving gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie (na onafhankelijk onderzoek).

Bij het inwaarts zoneren tot individuele woningen en woongebieden is gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)', waarin richtafstanden zijn opgenomen welke tot woongebieden aangehouden dienen te worden.

Wanneer op een bedrijfsperceel meerdere categorieën van bedrijvigheid gelden, moet in principe worden uitgegaan van de laagst toegestane categorie als maximaal toelaatbaar.

Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is mogelijk (zie art. 1.22) Hierbij is aansluiting gezocht bij de detailhandelsstructuurvisie 2013-2018

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Bij de berekening van het maximum bebouwingspercentage wordt alleen bebouwing binnen het bouwvlak meegerekend.

Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 4 Groen

Aan de structurele groenvoorzieningen is de bestemming "Groen" toegekend. Groenvoorzieningen, tuinen, fiets- en voetpaden, sport- en speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden is 36 m³ toegestaan. Daarnaast zijn regels opgenomen voor overige bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer

Binnen de bestemmingen ‘Verkeer’ zijn toegestaan wegen en paden, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, viaducten en geleiderails en straatmeubilair. Deze bestemming geldt voor de gronden van de snelweg A35

Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden bedraagt 36 m³. In de regels zijn voorschriften opgenomen voor de maximale hoogten van de diverse bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 6 Water

De gronden binnen de bestemming 'Water' zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, fiets- en voetpaden, oever- en onderhoudsstroken, verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer, recreatief medegebruik en groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 7 Water - Waterweg

De bestemming “Water – Waterweg” is bestemd voor water ten behoeve van de scheep- en recreatievaart. Binnen de bestemming “Water - Waterweg” mogen geen gebouwen worden gebouwd. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing mogen worden gebouwd waarbij bruggen en viaducten een maximale bouwhoogte van 12 meter mogen hebben. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Ter plaatse van de aanduiding laad- en losplaats zijn laad- en losactiviteiten toegestaan.

Artikel 8 Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van de gasleiding. De dubbelbestemming schort de werking van de onderliggende (basis)bestemming in eerste instantie op. Een afwijkingsregeling maakt het echter mogelijk om toch binnen deze dubbelbestemming te bouwen ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming. De omgevingsvergunning om af te wijken kan alleen worden verleend, mits het functioneren van de leiding of verbinding niet in het geding komt en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De bestemming “Waterstaat – Waterstaatkundige functie” is, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.

Bij recht mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd ten behoeve van de onderliggende (basis)bestemmingen. Ten behoeve van deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Middels een afwijking is het mogelijk om toch binnen ten behoeve van de onderliggende (basis)bestemmingen te bouwen. De omgevingsvergunning om af te wijken kan alleen worden verleend, mits advies is verkregen van de beheerder van de watergang.

Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In deze algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor afwijkende maten en ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels  

De algemene aanduiding ‘Geluidszone’ is opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding op

de verbeelding zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. In de begripsbepaling is

opgenomen wat onder een geluidsgevoelige functie verstaan moet worden.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen voor geringe afwijkingen.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Hierin zijn de te volgen procedures beschreven bij nadere eisen en wijziging opgenomen.

Artikel 17 Overige regels

Hierin is een algemene parkeerregeling opgenomen, die borgt dat altijd voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Voldaan moet worden aan de richtlijnen van het CROW.

Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 19 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeente tot kostenverhaal bij ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een projectbesluit. Indien kostenverhaal aan de orde is, kunnen kosten worden verhaald op basis van een overeenkomst of een exploitatieplan.

Het voorliggend bestemmingsplan is gebaseerd op het geldend bestemmingsplan. In het kader hiervan heeft een toets van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan al plaatsgevonden. Met het GO-besluit hebben de betrokken gemeenten en de provincie in dit kader ingestemd met het gezamenlijk ter hand nemen van de ontwikkeling, exploitatie en beheer van het bedrijventerrein XL Businesspark Twente en hebben zij afspraken gemaakt over het aandeel in het eventueel tekort. Met dit besluit was de financiële haalbaarheid een feit geworden. Het GO-besluit is inmiddels gevolgd door de gemeenschappelijke regeling inzake het Openbaar Lichaam Regionaal Businesspark Twente. Ook hierin zijn garanties voor eventuele tekorten opgenomen. In het eindrapport over de haalbaarheid van 2004 is uitgebreid op alle aspecten van haalbaarheid ingegaan. De conclusies van de haalbaarheid zijn nog steeds van toepassing.

Voor dit bestemmingsplan geldt verder dat de gronden in het plangebied grotendeels in eigendom zijn van het Openbaar Lichaam Regionaal Businesspark Twente. Enkele van de gronden zijn momenteel verpacht. De gronden die nog niet in eigendom zijn worden via een minnelijke overeenkomst of onteigening geregeld. Het Openbaar Lichaam ziet toe op de verkaveling en uitgifte van gronden.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan voor de realisatie van een bedrijventerrein is al planologisch onderbouwd in het kader van het geldend bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Twente. Hiermee staat de locatie van het bedrijventerrein, alsmede de omvang niet meer ter discussie. In het voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geactualiseerd. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal het voornemen tijdens overleggen worden voorgelegd aan de overlegpartners. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan kan door belanghebbenden een zienswijze worden ingediend.

Hoofdstuk 8 Procedure

In het kader van het geldend bestemmingsplan heeft inspraak plaatsgevonden over het voorontwerpbestemmingsplan. Vervolgens zijn in het kader van de verdere bestemmingsplanprocedure een aantal formele reactiemomenten geweest. Nu de geldend bestemmingsplannen onherroepelijk zijn, ligt de bestemming van het plangebied vast. Onderhavig bestemmingsplan is gebaseerd op de vigerende bestemmingsplannen. In feite gaat het om aanpassing naar huidige vraag (flexibele opzet) van de keuzes die reeds zijn gemaakt. Derhalve is afgezien van een inspraakprocedure voor het voorliggend bestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan 'XL Businesspark Twente tranche 3' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen (5 oktober 2016 t/m 15 november 2016). Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze zijn van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzenreactienota die is opgenomen in Bijlage 6. (Bijlage 6 nog koppelen)