Plannaam: Rhijnbeek
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00041-BP21
Type Plan: bestemmingsplan
Status: ontwerp

Regels

 

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

Artikel 4 Groen

Artikel 5 Verkeer

Artikel 6 Water

Artikel 7 Leiding - Riool

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Artikel 12 Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rhijnbeek van de gemeente Almelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.00041-BP21 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 algemene ruimten:

ruimten die zowel ten dienste van de bouwmarkt als het tuincentrum kunnen staan zoals sanitair, kantine, kantoor, scholingsruimte, portalen etc.;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

  1. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van dit ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwmarkt:

bedrijf waar het volledige assortiment aan (grove) bouw-en doe-het-zelf-producten (zoals materieel en gereedschap, sanitair, elektra, verlichting en ruwe materialen, zoals hout, verf, schroeven, inrichtings- en kant en klaarproducten, keukens, badkamers, tegels, vloeren, vloerbedekking en behang) aan zowel vakman als particulier en uitsluitend op de begane grond ter verkoop wordt aangeboden, met advisering over producten, toepassing en uitvoering, en aanvullende services waaronder verhuur van materieel en gereedschap, inclusief bijbehorende algemene ruimten;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 bruto-vloeroppervlakte (bvo):

de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van gebouwen, zowel op de begane grond als op de verdieping;

1.18 buitenopslag:

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van het perceel, daaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop;

1.19 buitenruimte:

het deel van de bouwmarkt of het tuincentrum dat niet verwarmbaar is, niet vrij is van weersinvloeden, waaronder ook luifels en overkappingen, niet valt onder de definitie van bruto-vloeroppervlakte en exclusief de ruimte voor parkeren en drive-in.

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 drive-in

al dan niet gebouwde detailhandelsvoorziening inclusief kassa- en serviceruimte, bedoeld voor de verkoop, het ophalen en het retourneren van (grove) bouw- en doe-het-zelfproducten en tuinmaterialen alsmede de verhuur van materieel en gereedschap, geschikt en ingericht om met een voertuig in te rijden en te verblijven, waar bezoekers producten kunnen inladen respectievelijk lossen.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met minimaal twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken in de volgende te onderscheiden categorieën:

 

 

1.24 luifel

een element bestaande uit een dak, dat met de ene horizontale kant aan de buitenzijde van een gebouw is gevestigd, terwijl de daar tegenoverliggende kant vrij-dragend is;

1.25 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, maximum aantal wooneenheden, etc.;

1.26 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.27 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.28 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.00041-BP21) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.30 toegangsweg

weg waarover je het terrein kunt bereiken en verlaten;

1.31 tuincentrum:

bedrijf waar een breed assortiment aan tuinplanten, bomen en kamerplanten met daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen (zoals snijbloemen, droogbloemen, kunststofplanten, plantenbakken, potten, vazen, bloembollen en zaden) aan zowel vakman als particulier ter verkoop wordt aangeboden. Ook worden artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen ter verkoop aangeboden alsook sfeerartikelen, seizoensgebonden artikelen (zoals kerstartikelen) en levende vissen en kleine huisdieren, niet zijnde honden en katten, alsook benodigdheden voor vissen en huisdieren, voor zover toegestaan op grond van de wet- en regelgeving over dierenwelzijn en natuurbescherming, inclusief bijbehorende algemene ruimten, waarbij de producten uitsluitend op de begane grond worden aangeboden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuur, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de bruto vloeroppervlakte

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de betreffende ruimte of groep van ruimten onthullen.

2.5 peil:

voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Detailhandel

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bouwmarkt met een oppervlakte van maximaal 9.600 m2 bvo en;

  2. een tuincentrum, met een oppervlakte van maximaal 5.500 m2, waarvaan maximaal 2.500 m2 bvo en maximaal 3.000 m2 buitenruimte en;

  3. algemene ruimten met een oppervlakte van maximaal 2.300 m2, waarvan maximaal 1.250 m2 bvo en maximaal 1.050 m2 buitenruimte en;

  4. een met de bouwmarkt/tuincentrum functioneel verbonden drive-in, met een oppervlakte van maximaal 2.000 m2.

  5. horeca categorie 6 met een oppervlakte van maximaal 100 m2;

  6. de toegangsweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg";

 

met de daarbij behorende:

  1. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  2. geluidswerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "geluidsscherm";

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. verhardingen;

  6. instructiezuilen, maximaal 8;

  7. vlaggenmasten, maximaal 40;

  8. reclamemast, maximaal 1, uitsluitend ten behoeve van de onder a bedoelde functies en uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast"

  9. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ten behoeve van het stallen van winkelwagentjes buiten het bouwvlak worden gerealiseerd mits:

  1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;

  2. de oppervlakte per gebouw maximaal 30 m2 bedraagt;

  3. de totale oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 100 m2 bvo bedraagt;

  1. gebouwen voor directe verkoop en welke vallen onder demonstratiemateriaal zoals tuinhuisjes alsook gebouwen ten behoeve van het stallen van winkelwagentjes worden niet meegerekend bij het bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in artikel 3.1;

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 meter;

  2. de bouwhoogte van lantaarnpalen bedraagt maximaal 12 meter;

  3. de bouwhoogte van instructiezuilen bedraagt maximaal 6 meter;

  4. de bouwhoogte van een reclamemast bedraagt maximaal 30 meter;

  5. de bouwhoogte van luifels en overkappingen bedraagt maximaal 7 meter;

  6. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 4 meter;

  7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter;

 

 

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Algemene gebruiksregel

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

3.3.2 Parkeren

  1. onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan dient ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Onder voldoende ruimte wordt minimaal verstaan:

  1. bouwmarkt 2,6 pp/100 m2 bvo

  2. tuincentum 2,8 pp/100 m2 bvo

  3. horeca 7 pp/100 m2 bvo

  4. overige ruimten 2,8 pp/100 m2 bvo

  1. in afwijking van het bepaalde in het begrip 1.17 wordt voor parkeren de oppervlakte van de buitenruimte van het tuincentrum in dit artikel aangemerkt als bruto-vloeroppervlakte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a wordt een drive-in geacht te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Voor een drive-in geldt geen parkeernorm;

  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;

  4. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en d:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder e wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.

 

3.3.3 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het ingebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 onder a opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:

  1. de oprichting en instandhouding van het geluidscherm zoals op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding "geluidscherm" alsook op de inrichtingstekening welke als bijlage 1 bij deze planregels is toegevoegd, waarbij de massa van het geluidscherm per eenheid van de oppervlakte tenminste 10 kg/m2 bedraagt en waarin zich geen grote kieren of opening ('akoestische lekken') bevinden,

  2. de aanleg en instandhouding van de geluidswal met de daarbij behorende geluidsvoorzieningen aan de oostzijde van het perceel, zoals is aangegeven op de inrichtingstekening welke als bijlage 1 bij deze planregels is toegevoegd, waarbij het geluidscherm minimaal de helft van de totale hoogte heeft;

  3. de aanleg en instandhouding van de toegangsweg zoals is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg" alsook op de inrichtingstekening welke als bijlage 1 bij deze planregels is toegevoegd;

  4. een waterberging van minimaal 30 mm/per m2 verhard oppervlakte en een vertraagde afvoer van 2,4l/s/ha.

 

3.3.4 Reclamemast

Tot een met een bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de in artikel 3.1, onder i genoemde reclamemast ten behoeve van reclamevoering welke geen onderdeel uitmaakt van de onder artikel 3.1, lid a genoemde functies.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.3, onder c indien op een andere wijze in de benodigde waterberging wordt voorzien.

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. geluidswerende voorzieningen;

  3. waterpartijen en waterlopen;

  4. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  5. een transformatorhuisje;

  6. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" een calamiteitenontsluiting.

 

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van 1 transformatorhuisje, die voldoen aan de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3 per gebouw.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten voet- en fietspaden;

  2. groen- en speelvoorzieningen;

  3. geluidswerende voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;

  7. bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  8. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 12 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 meter;

  3. de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;

  4. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de waterhuishouding, waterberging en waterlopen;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. oever- en onderhoudsstroken;

  4. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  5. recreatief medegebruik;

  6. groenvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of andere waterbouwkundige werken.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Leiding - Riool

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdrioleringen met de daar bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming bedraagt maximaal 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;

  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

  3. het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;

  4. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  5. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  6. het leggen van drainageleidingen;

  7. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

7.6.2 Uitzondering op het verbod

Het in artikel 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 

De in artikel 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoofdriolering.

 

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in de artikelen 7.3 en/of 7.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Het is verboden:

  1. opstallen – of delen ervan – en gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;

  2. gronden te gebruiken voor buitenopslag;

  3. voor zover dit niet door de bestemming expliciet is toegestaan, gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van horeca, prostitutie en/of als seksinrichting.

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Algemene ondergeschikte afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan:

  1. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m3;

  2. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast, dat belangen van derden niet in redelijkheid worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Rhijnbeek' van de gemeente Almelo.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van.................

 

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

.......................... ...................................