direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijeveen - Ds. van Halsemastraat 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.VanHalsemastr14-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plan is opgevat om ter plaatse van het oude zwembad De Duker aan de Ds. Van Halsemastraat 14 te Nijeveen elf woningen te realiseren. Hiervoor wordt de huidige bebouwing ten behoeve van het zwembad gesloopt. Tevens worden groenvoorzieningen en parkeerplaatsen aangelegd.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Nijeveen. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen en realiseren is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt direct ten noorden van het centrum van Nijeveen. De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1 en betreft de gronden van het perceel Ds. Van Halsemastraat 14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.VanHalsemastr14-BPC1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Nijeveen, dat is vastgesteld op 3 september 2009. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarin oranje omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.VanHalsemastr14-BPC1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Nijeveen

In het plangebied zijn de gronden bestemd als 'Gemengd-Sport en Recreatie'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

Binnen de bestemming 'Gemengd-Sport en Recreatie' zijn de gronden bestemd voor sport en dagrecreatie, waaronder volkstuinen. Daarnaast zijn onder meer de daarbij behorende groen- en parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen en water toegestaan. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Voor het plangebied geldt daarbij de volgende maatvoering:

  • maximale bouwhoogte: 11 meter;
  • maximale goothoogte: 4 meter;
  • minimale dakhelling: 30 graden;
  • maximale dakhelling: 70 graden.

De functie wonen is binnen het plangebied niet toegestaan binnen deze bestemming. Daarom is het plan op voorhand in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Op deze gronden geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en met grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

1.4 Juridische vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Dit bestemmingsplan is volgens versie 2012 opgesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in een overgangszone van de dorpskern Nijeveen naar het aangrenzende woongebied, ten noorden van de meeste voorzieningen zoals de supermarkt en de bakker, aan de Ds Van Halsemastraat 14. Momenteel is in het plangebied de bebouwing van het voormalige zwembad De Duker aanwezig. Dit gebouw bestaan uit één bouwlaag met een kap en een uitbouw die onder meer als entree dienst deed. Aan de voorzijde van het perceel is een parkeerterrein ingericht. Rondom het gebouw staat veel beplanting in de vorm van bomen en struikgewas. Het perceel wordt ontsloten aan de Ds Van Halsemastraat.

Ten noorden van het plangebied zijn uitsluitend woningen aanwezig. Afwisselend betreffen dit voornamelijk rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen. Ten westen van het plangebied is woonzorgcentrum Het Kerspel aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied loopt een watergang, met daarachter woningen. Tot slot staan ten zuiden van het plangebied eveneens woningen en zijn voorzieningen zoals een bakker en een supermarkt aanwezig. Het plangebied ligt in feite in een traditioneel, planmatige opgezette wijk waarin vooral sprake is van woningen bestaande uit één of twee bouwlagen met een zadeldak.

In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.VanHalsemastr14-BPC1_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer heeft het plan om in het plangebied elf grondgebonden woningen te realiseren. De bestaande bebouwing van het zwembad zal worden gesloopt. Ook zal een deel van de bomen in het plangebied worden gekapt. Ter plaatste worden negen rijwoningen en twee twee-onder-één-kap woningen gerealiseerd. De rijwoningen worden verdeeld over een rij van vier woningen die met de voorzijde aan de Ds. Van Halsemastraat zijn gericht, en een rij van vijf woningen die centraal in het plangebied worden geplaatst. De twee-onder-één-kap woningen worden in het zuiden van het plangebied gerealiseerd. In het plangebied wordt aan de westzijde een ontsluiting aangelegd met parkeerplaatsen. Bij de twee-onder-één-kap woningen is op eigen erf eveneens ruimte voor het parkeren van één auto. De twee-onder-één-kap woningen en de hoekwoningen van de rijwoningen in het binnengebied zullen levensloopbestendig en rolstoeltoegankelijk zijn. De overige zeven woningen zullen gezinswoningen zijn. In figuur 2.2 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.VanHalsemastr14-BPC1_0004.jpg"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied

De twee blokken aan rijwoningen zullen bestaan uit twee bouwlagen met een kap. Elke woning wordt tevens voorzien van een berging op het achtererf. De twee-onder-één-kapwoningen worden voorzien van één bouwlaag met kap, een uitbouw en een berging.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Het plangebied staat in de overgangszone van de dorpskern van Nijeveen naar een woonwijk. Rond het plangebied staat veel woningen. Functioneel sluit de ontwikkeling daarom goed aan bij de omgeving. In de bestemmingsregels van dit bestemmingsplan worden woningen mogelijk gemaakt die uit één of twee bouwlagen met kap bestaan. Daarmee zijn de bouwregels afgestemd op verschijningsvorm van de woningen in de omgeving. Er zijn in nabijheid zowel woningen bestaande uit één bouwlaag met kap, als bestaande uit twee bouwlagen met kap aanwezig. Dit bebouwingsbeeld wordt in het plangebied voortgezet. De Nijeveense Grift is een belangrijk landschappelijk element in de ruimtelijke structuur van Nijeveen en is ook cultuurhistorisch van belang. Er dient dan ook een zorgvuldige inpassing en overgang van de woningen en de percelen naar de Nijeveense Grift gerealiseerd te worden. Onder andere door een (groen) pad over de gehele lengte langs de Grift ten een in één lijn gezamenlijk en zorvuldig mee ontworpen erfafscheiding.

2.4 Verkeer en parkeren

Verkeer

De woningen worden ontsloten aan de Ds. Van Halsemastraat. In westelijke richting wordt aangesloten op de Schuurmansweg. Dit betreft de doorgaande weg die in zuidelijke richting naar Meppel loopt en in noordelijke richting naar Steenwijk. Op deze manier is het plangebied op een goede wijze bereikbaar en ontsloten.

De Ds. Van Halsemastraat betreft een erfontsluitingsweg, via welke de doorgaande wegen in het dorp kunnen worden bereikt. De verkeersbewegingen ten behoeve van de nieuwe woningen gaan op in het huidige verkeersbeeld. Dit mede doordat deze gesaldeerd kunnen worden met de verkeersbewegingen ten behoeve van het voormalige zwembad. Per saldo zal de verkeersgeneratie in de huidige en voorgenomen situatie vergelijkbaar zijn. Daarom zal deze niet of nauwelijks toenemen. De bestaande wegenstructuur heeft voldoende tijd om dit op te vangen.

Parkeren

In het plangebied worden elf woningen gerealiseerd. Conform de Nota Parkeernormen van de gemeente Meppel ligt het plangebied in de zogenaamde 'Schil'. Voor middendure woningen geldt in dit gebiedstype een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per woning. in dit geval is daarom de totale parkeerbehoefte 18 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 18 parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd. Daarnaast is bij de twee-onder-één-kap woningen ruimte voor één parkeerplaats per woning op eigen erf. Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Het voornemen is om 11 woningen te realiseren. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied en is qua ligging daarmee in overeenstemming met het uitgangspunt van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast is in paragraaf 3.3 opgenomen dat het voornemen in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid. Daarmee is ook de behoefte aan de woningen aangetoond en is het voornemen in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe en de Provinciale omgevingsverordening.

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

Op 3 oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de komende periode. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

Kernkwaliteiten

De provincie zet in op het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Daarbij wordt uitgegaan van een aantal kernkwaliteiten. Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

Cultuurhistorie: Deelgebied 8 De Reest en Meppel

Het plangebied bevindt zich in de kern van Nijeveen. In Nijeveen is in noord-zuid richting de Nijeveense Gritft, een middeleeuwse grift, nog goed herkenbaar. De ambitie van dit deelgebied met betrekking tot het plangebied is het zichtbaar houden van deze middeleeuwse griften. De Nijeveense Grift loops langs de westzijde van het plangebied. Ter plaatse van de grift worden geen ingrepen voorgesteld en mogelijk gemaakt. De nieuwe woonpercelen lopen tot aan de grift. Daarmee wordt de cultuurhistorische waarde niet aangetast.

Archeologie

Het provinciaal beleid door de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en geldt als een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe. In paragraaf 4.4 is omschreven hoe met de archeologische waarden in het plangebied is omgegaan.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. De provincie wil daarnaast zorgvuldig gebruik maken van de ruimte. Om dit te stimuleren streeft de provincie naar het bundelen van wonen en werken en laat de provincie verdichting voor uitbreiding gaan. Aangezien het in dit geval gaat om een inbreidingslocatie in de dorpskern van Nijeveen, waarbij een voormalig zwembad plaats maakt voor elf woningen is bij deze ontwikkeling sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Wonen

Op het gebied van wonen vindt de provincie het van belang om te anticiperen op een veranderende bevolkingssamenstelling en de effecten hiervan op de leefomgeving en de woningmarkt. De demografische ontwikkelingen maken het nodig dat wordt geanticipeerd op een ouder wordende bevolking, toenemende vraag naar levensloopbestendig wonen en zorgwonen en een daling van het aantal huishoudens, in met name de buitengebieden. Woningbouwprojecten moeten in principe worden uitgevoerd binnen het bestaand stedelijk gebied.

Met dit project worden elf grondgebonden woningen gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Vier woningen hier van worden in de basis levenloopsbestendig en rolstoeltoegankelijk gebouwd. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de ambitie van de provincie ten aanzien van wonen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De laatste versie van de Provinciale Omgevingsverordening is vastgesteld in oktober 2018. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Vanuit de Provinciale Omgevingsverordening zijn de volgende artikelen relevant voor dit plan.

Artikel 2.17 Woningbouw

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied.

In dit geval ligt het plangebied binnen bestaand gebied. In paragraaf 3.3 is omschreven dat het voornemen past binnen de gemeentelijke woonvisie van Meppel. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met dit artikel.

Voor het overige is geen sprake van relevante artikelen vanuit de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Daarmee wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Daarbij gaat het onder meer om algemeen beleid van de gemeente Meppel.

3.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgesteld Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

Meppel werkt aan het behouden en versterken van de leefbaarheid in de binnenstad, wijken en dorpen. Dit acht de gemeente essentieel voor het welzijn en de welvaart van de inwoners van Meppel. Deze ambitie maakt dat de gemeente inzet op voldoende woningen en woningen die voldoen aan de gewenste kwaliteit.

Het plangebied valt binnen het gebied 'Nijeveen', evenals de gehele dorpskern van Nijeveen. Nijeveen was tot 1998 met omliggende dorpen een eigen gemeente. Nijeveen en Kolderveen vormen een landelijk gebied met een grote mate van openheid en weidsheid. Nog altijd vormen de oudste linten van de dorpen de cultuurhistorische dragers en beeldmerken van dit gebied. De 'dorpskom' van Nijeveen is vanaf de jaren '70 ontworpen. Driekwart van de woningvoorraad bestaat uit eengezins-koopwoningen. De voorraad sluit aan bij de vele gezinnen met kinderen.

In de dorpskern, dichtbij de voorzieningen, is behoefte aan woonruimte voor senioren. Levensloopbestendig maken, renovatie en vervangende nieuwbouw zal pluksgewijs worden gerealiseerd. Het aanwezige groen draagt bij aan de identiteit van Nijeveen en daarmee ook aan de ruimtelijke kwaliteit.

Door elf eengezinswoningen, waarvan in de basis vier levensloopbestendige woningen, in Nijeveen te realiseren wordt aangesloten bij de bestaande voorraad en ingespeeld op de vele gezinnen met kinderen die in het dorp wonen. Dit sluit daarmee aan bij de structuurvisie.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020 Gemeente Meppel

Het geldende woonbeleid van de gemeente Meppel is vastgelegd in de op 31 maart 2016 vastgestelde Woonvisie 2016-2020. Het doel van het woonbeleid is te komen tot een passend woningaanbod in wijken met een eigen karakter. De woningmarkt is daarin leidend. De rode draad in de woonvisie is “willen en kunnen in een veranderende woningmarkt”. Een goed voorbeeld daarvan is de woningbouwprogrammering die voor de gemeente maar beperkt maakbaar is. Uitgangspunt daarbij is een flexibel woningbouwprogramma waarbij flexibel kan worden ingespeeld op demografische en economische veranderingen met de daarbij behorende hoeveelheden en typen te bouwen woningen. Eén van de opgaven die wordt onderscheden is die van wonen en zorg. Het langer zelfstandig wonen is een belangrijke opgave voor de gemeenten, zorgpartijen en corporaties.

Dit vraagt om een flexibele opstelling om mee te kunnen bewegen met de markt. Door gebruik te maken van scenarioplanning en programmering in bandbreedten worden woningbouwprojecten zowel kwantitatief als kwalitatief op elkaar gestemd. Hiernaast streeft de gemeente naar een integrale afstemming van het woningbouwprogramma, zowel qua aantallen woningen, woningtypen als locaties.

Deze percentages zijn richtinggevend en worden niet als regel in het bestemmingsplan opgenomen. De bandbreedtes zijn bedoeld als middel om bij te sturen op passende huisvesting. De strategie is om partijen te verleiden om overeenkomstig de ambities van de gemeente te bouwen.

Woningaantallen

Het aantal te bouwen woningen in de gemeente Meppel wordt gebaseerd op de rapportage 'Actualisatie woningbehoefteraming gemeenten Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Westerveld en De Wolden', d.d. 13 maart 2020.

De uitkomst voor de gemeente Meppel is een woningbouwprogramma in bandbreedten met een netto woningbeheofte van 690 tot 1.310 woningen voor de eerste vijf jaar (2019-2024). Dit komt neer op afgerond 140 tot 260 woningen per jaar. Op het midden van die bandbreedte is dat exact 200 woningen per jaar.

Inbreiding versus uitbreiding

  • 2013 tot en met 2018: inbreiding naast uitbreiding

Op grond van ervaringen hanteren wij voor de jaren van crisis een richtpercentage voor inbreiding van 50%. Bij dit scenario passen inbreidingslocaties. Wij vinden het belangrijk dat naast nieuwbouw op uitleglocaties de lege vlekken in de stad in deze periode worden ingevuld. En hechten daarom grote waarde aan de bestaande stad.

  • Vanaf 2019: uitbreiding boven inbreiding

We nemen de kwaliteit van wonen als uitgangspunt. Om meer flexibel en kwalitatief de woningbouw te faciliteren, laten we het sturen op aantallen, programma en middelen los. Dat betekent dat we de voorgestelde verdeling (vanaf 2019) van 25% in de bestaande stad en 75% in Nieuwveense Landen willen loslaten en flexibiliteit voor woningbouw creëren.

Conclusie

De nieuwe woningen passen binnen de geactualiseerde woningen passen binnen de geactualiseerde woningbehoefte voor de periode 2019-2024. De gemeente zet vanaf 2019 nog voor 20 % in op inbreiding in plaats van uitbreiding. Dit project maakt deel uit van het deel dat nog voor inbreiding is gereserveerd. De ontwikkeling is hiermee passend binnen de woonvisie van de gemeente.

3.3.3 Archeologische beleidskaart Meppel

De gemeente Meppel heeft voor haar grondgebied een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Voor de gehele gemeente is in kaart gebracht waar en in welke mate naar verwachting archeologische waarden in de bodem voorkomen.

Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden in en in de omgeving van Meppel is een vlakedekkende verwachtingskaart opgesteld. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage, middelhoge en hoge verwachting. In paragraaf 4.4 is het plan getoetst op het aspect archeologie.

3.3.4 Cultuurhistorische inventarisatie en waardenstelling uitbreidingswijken en buitengebied

Voor de uitbreidingswijken van de stad Meppel en het buitengebied (inclusief dorpen die hier in liggen) heeft de gemeente een cultuurhistorische studie laten opstellen. Deze cultuurhistorische analyse heeft as doel om culturhistorie en ruimtelijke kwaliteit en potenties van uitbreidingswijken en het landelijk gebied van Meppel in samenhang met elkaar te onderzoeken.

Het plangebied valt binnen het deelgebied Nijveen en Kolderveen. Dit deelgebied kent een hoge cultuurhistorische waarde. Direct ten oosten van het plangebied loopt de Nijeveense Grift. Dit is een cultuurhistorisch waardevolle watergang. Om een zorgvuldige inpassing en overgang naar de woningen te realiseren wordt aan deze zijde onder andere een groen pad over de gehele lengte langs de Grift, aan de achterzijde en zijkant van de nieuwe woningen gelegd. Daarbij liggen de woningen in één lijn. De erfafscheidingen liggen eveneens in één lijn en worden zorgvuldig mee ontworpen.

In paragraaf 4.5 is omschreven hoe in en direct rondom het plangebied met cultuurhistorische waarden wordt omgegaan.

3.3.5 Duurzaam energieplan Meppel

De gemeente Meppel heeft de ambitie om op enig moment een CO2-neutrale gemeente te zijn. Het Duurzaam Energieplan Meppel beschrijft hoe de gemeente dat wil realiseren.

Ten aanzien van nieuwbouw ziet de de gemeente bij uitstek een mogelijkheid voor CO2-neutraal bouwen en wonen. Doordat de woning nog moet worden gebouwd kan aandacht worden besteed aan de bouwfysische- en installatie-eisen van het gebouw. In dit geval worden de woningen gasloos opgeleverd, wat bijdraagt aan de doelstelling om CO2-neutraal te worden.

3.3.6 Kadernotitie Zo doen we groen

De kadernotitie Zo doen we Groen! heeft de richting aan voor groen, natuur, landschap en water binnen de gemeente Meppel. De kadernotitie heeft een scope van 2015 tot 2030. Dit biedt houvast voor de inrichting en het beheer van de groene openbare ruimte.

De gemeente benut de huidige en potentiële waarden van het groen in Meppel. Er worden vier categorieën aan groen onderscheiden:

  • groene hoofdstructuur;
  • groene nevenstructuur;
  • buitengebied Reestdal
  • buitengebied.

Per categorie is in de kadernotitie omschreven welke rol de gemeente op zich neemt. Daarnaast wordt ingegaan op bomen en water in de openbare ruimte.

Het plangebied betreft een kavel in bestaand stedelijk gebied waar geen waardevolle groenvoorzieningen op staan. Herontwikkeling ten behoeve van woningbouw doet daarom geen afbreuk aan eventuele groenwaarden.

3.3.7 Nota parkeernormen

In de nota wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten en de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer te garanderen of verder te verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.

De nota richt zich vooral op het parkeren in de binnenstad en een zone daar direct om heen. Daarnaast geeft het beleid ook aanwijzingen voor het parkeren buiten dat gebied. Het is in alle gevallen van belang bij een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid te realiseren. Het beleid geeft aan dat voor (het gebied rond) het plangebied andere normen gelden dan voor de binnenstad en de zone daar direct om heen.

Op basis van de Nota Parkeernormen is vastgesteld wat de parkeerbehoefte is van de ontwikkeling in het plangebied. in paragraaf 2.4 is hier nader op ingegaan.

3.3.8 Welstandsnota Meppel

De welstandsnota bevat het welstandsbeeld voor het gehele grondgebied van de gemeente Meppel. Het plangebied valt binnen het deelgebied 10 'Na-oorlogse bebouwing'. Het beleid met betrekking tot dit deelgebied is grotendeels gericht op het beheer van de bestaande situatie. Het gebied toont geen opvallende kwaliteiten Vanuit de aanwezige waarden is dit gebied aangemerkt als een regulier westandsgebied waarbij vooral het respecteren van de onderlinge samenhang centraal staat. Het incidenteel veranderen dient bij voorkeur respect te tonen voor de inderlinge samenhang.

In de welstandsnotia zijn criteria opgenomen ten aanzien van ontwikkelingen in dit gebied. Het ontwerp van het plangebied zal moeten worden getoetst door de welstandscommissie. Zij geven vervolgens een welstandsadvies uit richting de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt door het bevoegd gezag op basis van een vormvrije m.e.r.-notitie heen besluit genomen of in het kader van dit plan geen MER noodzakelijk is. Hiervoor wordt een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen als bijlage 1.

4.2 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

De bodem is in het geldende bestemmingsplan geschikt bevonden voor sport- en dagrecreatie. Wonen is momenteel niet toegestaan in het plangebied en betreft een bodemgevoeligere functie dan wat nu is toegestaan. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er weliswaar lichte verontreinigingen zijn aangetroffen ter plaatse, maar dat gelet op de aard en mate van verontreiniging er geen reden bestat voor een aanvullend onderzoek naar de aangetoonde lichte verontreinigingen en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones, waarbinnen de geluidbelasting vanwege die weg aan de wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De Wgh kent een systeem met een voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB waarvan kan worden afgeweken middels het vaststellen van een hogere waarde.

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of lager zijn niet gezoneerd; de geluidbelasting vanwege deze wegen hoeft formeel niet te worden getoetst. Wel is het gebruikelijk om het (mogelijke) geluid vanwege 30 km-wegen nader te beschouwen in het kader van goede ruimtelijke ordening, waarbij het normenstelsel van de Wgh als richtwaarden worden gezien.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt midden in de kern van Nijeveen. Direct rondom het plangebied is uitsluitend sprak van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Voor deze wegen geldt geen zonering.

Ten westen van het plangebied, op een afstand van circa 170 meter loopt de Schuurmansweg/Nieuweweg. Voor deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Het plangebied valt daarom officieel in de geluidzone van deze weg (20 m). In dit geval is er echter sprake van een hoge mate van geluidafschermende bebouwing tussen de Schuurmansweg/Nieuweweg en het plangebied, met name het naastgelegen woonzorgcentrum. Vanwege de geluidafscherming en de afstand van 170 m kan zonder nadere berekening worden gesteld dat zonder meer aan de voorkeursgrenswaarde Lden = 48 dB wordt voldaan.

De kortste afstand van het plangebied tot de Ds. Van Halsemastraat (30 km-weg) bedraagt ca. 10 m. Vanwege deze afstand en de geringe verkeersintensiteit op deze weg, zal de geluidbelasting nooit meer bedragen dan Lden = 48-50 dB, wat als acceptabel kan worden gezien voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door te voldoen aan de minimale eisen uit het Bouwbesluit voor wat betreft de gevelgeluidwering, GA;k = 20 dB(A), zal ook binnen de woning sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij opgemerkt dat door gasloos bouwen met een hoog niveau van thermische isolatie en balansventilatie de geluidwering naar verwachting hoger is dan de minimaal vereiste waarde.

4.4 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De gemeente Meppel heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart beschikbaar. Daarmee heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingszones zijn in bestemmingsplannen doorvertaald naar archeologische dubbelbestemmingen.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied is in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Hiervoor is beleid geformuleerd, waarbij sprake is van een bepaalde mate van bescherming van mogelijke waarden en daaraan gekoppelde onderzoeksplicht. Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 100 m² een onderzoek plaatsvinden.

In dit geval is een groot deel van de gronden reeds geroerd ten behoeve van de bouw van het zwembad. De mogelijke archeologische waarden ter plaatse zijn daardoor reeds verstoord. Echter wordt door de ontwikkeling van de woningen de grenswaarde van 100 m2 alsnog overschreden. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat op basis van het uitgevoerde onderzoek een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. De kans op sporen van historische erfinrichting kan echter niet geheel uitgesloten worden. Daarom wordt aanbevolen om tijdens de graafwerkzaamheden waarnemingen te laten verrichten. Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

4.5 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het plangebied zelf is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Het gebied grenst echter direct aan de Nijeveense Grift uit de 13e of 14e eeuw. Het is één van de oudste veenkanalen in Drenthe en belangrijk als verwijzing naar de geschiedenis van de veenontginning. Daarnaast heeft het veenkanaal als zichtlijn landschappelijke waarde. Deze waarden brengen de noodzaak van een verantwoorde ruimtelijke overgang binnen het plangebied richting de Nijeveense Grift met zich mee. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

4.6 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijk plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta.

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Onderzoek en conclusie

Het plan is digitaal kenbaar gemaakt bij waterschap Drents Overijsselse Delta via de digitale watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is primair een procesinstrument. In dit proces ligt de nadruk op de wisselwerking tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterschap heeft in reactie laten weten dat het plan in aanmerking komt voor de korte procedure. Daarop is onderstaande waterparagraaf opgenomen in deze toelichting.

Standaard waterparagraaf korte procedure

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden slechts elf wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

In dit geval wordt hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd en afgevoerd naar omliggend oppervlaktewater. Voor de meest zuidelijke woningen geldt dat er kans is op wateroverlast bij een piekbui met een kans van 1 op 100. In overleg met het waterschap zal worden bekeken hoe hier in de uitvoeringsfase rekening mee wordt gehouden.

Het gebruik van uitlogende materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen niet gebruikt.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied of een gedeelte daarvan ligt in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op de verontreiniging van het grondwater.

Watervergunning (of melding) op grond van de Keur

Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Voorafgaand aan werkzaamheden zal, indien nodig, een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater

In het plan vindt afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater plaats. Voor lozingen op het oppervlaktewater geldt een vergunning- of meldingsplicht in het kader van de Waterwet.

Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien u grondwater gaat onttrekken tijdens de aanleg en u wilt dat lozen in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Hierover wordt te zijner tijd contact opgenomen met het waterschap.

Wetgeving grondwateronttrekking

Er vindt in het plan geen grondwateronttrekking plaats. Daarom is het niet noodzakelijk een melding te doen of een eventuele vergunning aan te vragen.

Primaire watergang

In het plan bevindt zich een primaire watergang. Primaire watergangen (A-watergangen) hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap door de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waterstaat' in het plan op te nemen. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd. Bovendien is langs de watergang in het plangebied een vrije ruimte opgenomen, die niet bebouwd mag worden. Deze ruimte wordt vrijgehouden voor smalspoor onderhoud.

Overige keringen

In het plan bevindt zich een overige kering. Overige keringen spelen een belangrijke rol bij het voorkomen van wateroverlast in het regionale watersysteem. De overige keringen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs een waterkering van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.

Overstroombaar gebied
Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan.

Het plan ligt niet in een overstroombaar gebied. Waardoor hier ook geen rekening mee gehouden hoeft te worden.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

4.7.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft 'De Wieden' en ligt op circa 2,8 kilometer afstand tot het plangebied. De Wieden betreft een stikstofgevoelig gebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1 kilometer ten noordoosten van het plangebied.

Toetsing

In het plangebied worden 11 woningen ontwikkeld. Tussen zowel het Natura 2000-gebied als het NNN-gebied en het plangebied is reeds bebouwing aanwezig. Bovendien wordt het voormalige zwembad uit het plangebied verwijderd. Gezien de relatieve kleinschaligheid van de ontwikkeling en het feit dat midden in bestaand bebouwd gebied wordt ontwikkeld is de kans dat de ontwikkeling significante gevolgen heeft voor deze natuurgebieden zeer klein. Desondanks is een stikstofonderzoek uitgevoerd, om aan te tonen of de stikstofdepositie als gevolg van het voornemen geen grenswaarden overschrijdt. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Hieruit is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er deralve geen relevant effect is.

4.7.2 Soortenbescherming

Toetsingskader en beleid

Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

Toetsing

In de huidige situatie is de bebouwing van het voormalige zwembad in het plangebied aanwezig. Deze bebouwing wordt gesloopt en tevens zullen er een aantal bomen worden gekapt ten behoeve van de voorgenomen woningbouw.

In het kader van dit plan is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 5). Hieruit is naar voren gekomen dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels, het noodzakelijk is om de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Drenthe. Het voorkomen van overige beschermde soorten kan worden uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt dat de NIBM-grenswaarde bij één ontsluitingsweg ligt op 1.500 woningen. Daarnaast dient de luchtkwaliteit ter plaatse geschikt te zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied worden 11 woningen gerealiseerd. Dit aantal woningen valt ruim onder de grenswaarde, waarmee het voornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit, waarbij de concentraties aan schadelijke stoffen ruim onder de grenswaarden blijven.. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Op basis van bovenstaande conclusies is aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen is gebruik gemaakt van de risicokaart. Hieruit is naar voren gekomen dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.10 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt in de overgangszone van de dorpskern naar omliggend woongebied. De dorpskern kan worden omschreven als gemengd gebied, terwijl het woongebied omschreven kan worden als een rustige woonwijk. Het plangebied valt hier min of meer tussen in. Omdat het plangebied grenst aan een woonzorgcomplex, woningen en een bakker en omdat in de directe nabijheid meer functies aanwezig zijn (kerk, school, supermarkt) kan het plangebied en de omgeving getypeerd worden als gemengd gebied. Voor de richtafstanden geldt daarom dat één stap terug kan worden gedaan.

Op het bedrijventerrein in het westen van Nijeveen zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. In gemengd gebied geldt maximaal een richtafstand van 50 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Het plangebied ligt op circa 190 meter afstand tot het bedrijventerrein. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.

Direct ten westen van het plangebied staat een woonzorgcentrum voor ouderen. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De voorgenomen woningen komen op meer dan 10 meter afstand tot het woonzorgcentrum te staan.

Ten zuidwesten van het plangebied staat de Gereformeerde Kerk van Nijeveen. Voor een kerk geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Ook hier wordt aan de richtafstand voldaan, omdat de dichtstbijzijnde woningen op circa 57 meter worden gebouwd.

Tot slot grenst aan de zuidoostzijde van het plangebied een detailhandelsbestemming. Hier is de lokale bakker gevestigd. Voor een dergelijke inrichting geldt conform de richtafstandenlijst behorend bij de brochure Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woning in het plangebied ligt op circa 20 meter tot de bakkerij. Door te voldoen aan de gestelde richtafstand kan er vanuit worden gegaan dat geen sprake is van hinder als gevolg van de bakkerij, ter plaatse van de voorgenomen woningen.

Daarnaast geldt dat de bakkerij aan het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling moet voldoen. Om geurhinder ten gevolge van het bakken te voorkomen is hierin opgenomen dat de afvoer van dampen ten minste 2 meter boven de hoogste daklijn van de binnen een afstand van 25 meter van het afvoerpunt gelegen bebouwing moet worden afgevoerd. Binnen het plangebied zullen de twee-onder-één kapwoningen in het zuiden binnen deze afstand vallen. De woningen worden maximaal 9,5 meter hoog. De afvoer van dampen van de bakkerij geschiedt echter op lagere hoogte. Desondanks kan wordt hier geredeneerd dat het in de bedrijfsvoering gaat om het bakken van brood en aanverwante producten. Hetgeen zorgt voor een geur met een hoge hedonische waarde. Dit houdt in, dat de geur van gebakken brood en aanverwante producten als zeer aangenaam wordt ervaren. Hoewel de geur ter plaatse van de woningen dus kan worden waargenomen, zal dit niet tot hinder leiden doordat het gaat om geuren met een hoge hedonische waarde. Daarom is het niet noodzakelijk om aanpassingen te verzorgen aan de bakkerij inzake mogelijke geurhinder.

Omdat voor alle bedrijven en andere inrichtingen in de omgeving wordt voldaan aan de richtafstand is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.11 Kabels en leidingen en zones

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing en conclusie

In (de omgeving van) het plangebied zijn geen leidingen en kabels aanwezig waar tijdens de uitvoering van de ontwikkeling rekening mee gehouden moet worden. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.3 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt daarom:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).
5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een (enkel)bestemming. De gronden met een bepaalde bestemming zijn begrensd door het bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aanvullend daarop kunnen de toegekende gebruiksmogelijkheden op twee manieren verder worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en daarnaast soms een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een vlak of een teken op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Bij het vlak kan het gaan om een functieaanduiding. Het teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden en/of beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing. De (on)mogelijkheden van aangeduide gebieden kunnen zijn geregeld in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels, maar ook in een eigen regel in de Algemene aanduidingsregels.

Een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen enkel- en dubbelbestemmingen en opgenomen aanduidingen staat in 5.3.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2012.
  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.
  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied .

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen en stortplaatsen.
  • Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven. In dit bestemmingsplan is geen afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
  • Wijzigingsbevoegdheid: In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming. In dit bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

5.3 Regels

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

Tuin

De gronden op de woonerven die grenzen aan het openbaar gebied, met name aan de voorzijde van de toekomstige woningen zijn conform de systematiek van gemeente Meppel bestemd als 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gebouwde hoofdgebouwen.

Verkeer - Verblijfsgebied

De ontsluitingsweg in het plangebied en de parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hier binnen zijn straten, pleinen en parkeervoorzieningen toegestaan. Omdat dit een openbare ontsluiting betreft, zijn deze gronden niet binnen de woonbestemming opgenomen.

Water

De bestemming 'Water' is ter plaatse van de Nijeveense Grift opgenomen om op die manier te waarborgen dat deze gronden uitsluitend bestemd zijn voor water en niet ontwikkeld worden in het kader van de voorgenomen woningbouw.

Wonen

De bestemming wonen is afgestemd op de gemeentelijke standaard die voor de woonbestemming wordt gehanteerd. Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogte en de dakhelling opgenomen.

Waarde - Archeologie

Ter plaatse van het plangebied is mogelijk sprake van archeologische waarden. Door toepassing van deze dubbelbestemming worden deze waarden beschermd. Het is conform de regeling bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren.

Waterstaat

De dubbelbestemming 'Waterstaat' is opgenomen om een beschermende regeling te bieden aan de cultuurhistorische watergang de Nijeveense Grift. De gronden zijn mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

5.4 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

  • De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. B- bedrijventerrein) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.
  • De schaal van de kaarten is 1: 1000.
  • Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, bebouwingspercentages).

In dit bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast. Dit bestemmingsplan biedt een nieuwe regeling waarbij de bestaande regeling in een nieuw jasje wordt gegoten. Daarbij worden het handboek en de SVBP2012 als basis voor de regeling aangehouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor het bestemmingsplan is het van belang om de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid aan te tonen.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

In het plangebied worden elf grondgebonden woningen gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat dit financieel haalbaar is.

6.1.2 Grondexploitatie

Tussen gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst afgesloten, omdat er binnen het plangebied nieuw openbaar gebied ontstaat. Deze wordt naar de gemeente overgedragen. In de overeenkomst worden eisen en kostenafspraken vastgelegd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het voorliggende bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Het plan heeft vanaf 28 september 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn tijdens deze inzageperiode geen inspraakreacties ingediend.

Voor het vooroverleg zijn er reactie ontvangen van de provincie Drenthe, Veiligheidsregio Drenthe en Waterschap Drents Overijsselse Delta. De Veiligheidsregio en de Provincie hebben aangegeven met het plan in te stemmen. Het waterschap heeft enkele opmerkingen ten aanzien van de afstand tot de watergang in relatie tot onderhoudsmogelijkheden. Hierop i besloten een strook met een breedte van 3,5 meter aan te houden waar geen bebouwing wordt toegestaan. Daarmee is voldaan aan de opmerking van het waterschap.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 maart 2021, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn was het mogelijk om zienswijzen in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Binnen deze termijn zijn wel reacties ontvangen van het Waterschap DO Delta en de Provincie Drenthe. Beide geven aan geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan, zoals het als ontwerp ter inzage is gelegd.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 17 juni 2021 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.