direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Rogat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ordening van Nederland. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies.

Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en veiligheid zijn de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven. Tevens is de verbetering van water – en bodemkwaliteit een streven. Dit plan past binnen de kaders van het Rijksbeleid.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de Nota Ruimte uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. Binnen het voorliggende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor zover nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien worden deze in een apart bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

3.1.2 Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR)

De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte beschrijft de ladder voor duurzame verstedelijking. Om het proces van stedelijke ontwikkelingen op een gewenste wijze te laten plaatsvinden worden stappen voorgeschreven ('de treden van de ladder'). De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
3.1.3 Nota Wonen en Woonvisie

Eén van de centrale boodschappen uit de Nota Wonen in de 21e eeuw is dat kwaliteit steeds belangrijker wordt. De woonconsument vraagt steeds meer kwaliteit en is ook bereid daarvoor te betalen. Daarom is er behoefte aan een kwaliteitssprong. Meer kwaliteit betekent doorgaans meer koopwoningen, meer grote woningen, meer woningen in een hoger prijssegment en vooral meer woningen in aantrekkelijke woonmilieus. Daarnaast wordt gewezen op het belang van differentiatie in de woningvoorraad en de daarmee samenhangende keuzemogelijkheden en leefkwaliteit binnen een wijk.

Naar aanleiding van een motie van het Eerste-Kamerlid De Boer c.s. heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 1 juli 2011 een integrale visie op de woningmarkt aan de Tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt gesteld dat de huidige markt slecht functioneert, met als gevolg een inefficiënte inzet van publieke middelen, onvoldoende mobiliteit en keuzemogelijkheden voor burgers en een onvoldoende investeringsperspectief voor marktpartijen. De markt loopt vast in een steeds gedetailleerder ingrijpen van regelgeving en beleid. Heroriëntatie op de woningmarkt is nodig, waardoor meer evenwicht op de woningmarkt ontstaat, met meer keuzemogelijkheden door een betere marktwerking en meer eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap bij bewoners.

Het kabinet wil met deze Woonvisie dus het vertrouwen op de woningmarkt versterken. Hiervoor zijn drie doelen opgesteld:

  • Het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de huur- en koopmarkt.
  • Het verbeteren van de condities voor invensteringen op de woningmarkt.
  • Het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden.

Het eigenwoningbezit staat hierbij centraal. Het kabinet is van mening dat een eigen woning bijdraagt aan het opbouwen van eigen vermogen en daarmee aan de zelfredzaamheid van burgers. Daarnaast beïnvloedt het eigenwoningbezit in positieve zin de betrokkenheid bij de woonomgeving en de leefbaarheid van buurten en wijk. Met betrekking tot de huursector wil het kabinet naar een markt waar huurprijs en gewildheid beter op elkaar zijn afgestemd. Dit is in de huidige markt grotendeels niet het geval; de markt is gereguleerd, waardoor ontwikkeling van nieuw aanbod niet aantrekkelijk is.

3.1.4 Nota mobiliteit

Deze nota heeft samengevat de volgende beleidsdoelen:

  • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen;
  • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

Uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden en een vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke- en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.

3.1.5 Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op Rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De kern Rogat behoort niet tot de aangewezen steden of gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat in de kern geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn).

De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988.

In het kader van het project 'modernisering monumentenzorg' (MoMo) hebben per 1 januari 2012 een aantal wijzigingen in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Voor het bestemmingsplanproces is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de belangrijkste: gemeenten dienen in hun bestemmingsplan rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of cultureel erfgoed wordt geraakt. Zoals uit § 2.1 en § 2.2.1 blijkt, heeft de oude woonkern enige cultuurhistorische waarde.