direct naar inhoud van Regels
Plan: Meppel-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Noord-BPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.2 plan

het bestemmingsplan 'Meppel-Noord' met identificatienummer NL.IMRO.0119.Noord-BPC1 van de gemeente Meppel.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.7 archeologisch deskundige

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.9 archeologisch waardevol gebied

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in loondienst is van het betreffende bedrijf of voorziening, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 bergbezinkbassin

een ondergronds bassin voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater.

1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bestaand

bij bebouwing: een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand is gekomen of tot stan kan komen krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen.

1.18 Bevi-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 dagrecreatie

recreatie in de open lucht, niet zijnde verblijfsrecreatie of een dagrecreatieve voorziening.

1.28 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.

1.33 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen twee of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.

1.34 erker

een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.

1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.38 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.39 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.40 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 huishouden

één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

1.42 internetverkoop

de uitsluitend via internet en/of andere media plaatsvindende bedrijfsmatige verkoop van goederen, waarbij ter plaatse geen toonruimte/showroom en afhaalmogelijkheid aanwezig is en geen verkoop en betaling van goederen plaatsvindt.

1.43 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.44 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen, dan wel het geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.45 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.46 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.47 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.48 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op grond van dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang, dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegen of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.49 onderkomen

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen gebouw zijnde, alsmede een tent.

1.50 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.51 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.

1.53 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.54 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.55 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.56 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.

1.57 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.58 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa.

1.59 risicovolle inrichting

inrichting waarbij een grenswaarde of richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.60 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.

1.62 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

1.63 trekkershut

een eenvoudig zomerhuisje, dat is ingericht op kortdurend verblijf;

1.64 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven.

1.65 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.66 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.67 Wgh-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.

1.68 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

1.69 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.70 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.71 woonschip

een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsdoeleinden, uitgezonderd intensieve veehouderijen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. bebouwing;
  • f. paden en (ontsluitings)wegen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 3.1 onder a genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten;
  • c. binnen het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw, alsmede het bebouwingspercentage van het bouwvlak ten hoogste de aangegeven waarde bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag ten hoogste 15° bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 12 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van grond, puin en vuil;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het opslaan van mest;
  • d. het aanplanten van bomen ten behoeve van de houtteelt;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van kavel-, rijwiel-, voet- en ruiterpaden en kuilplaten;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • c. het aanleggen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 250 m²;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • e. het dempen of graven van sloten.
3.4.2 Uitzondering op verbod
  • a. Het in 3.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netwerken.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens voor een zend-/ontvangstinstallatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. erven en terreinen;
  • h. bebouwing.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 4.1 onder a en b genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • d. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie mag ten hoogste 40 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie' uitsluitend bedrijven tot en met de aangegeven categorie zijn toegestaan;
    • 2. bestaande legale bedrijfsactiviteiten behorende tot een hogere categorie geacht worden te voldoen aan de bepalingen van dit bestemmingsplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', uitsluitend een waterzuiveringsinstallatie behorende tot ten hoogste categorie 4.2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' zijn evenementen en daaraan ondergeschikte horeca toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn ontsluitingswegen ten behoeve van het bedrijventerrein toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. restauratieve voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • f. ondergeschikte detailhandel tot ten hoogste 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. vaarwegen en andere waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • m. erven en terreinen;
  • n. bebouwing;

met inachtneming van het volgende:

  • o. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • p. nieuwe vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • q. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in 5.1 onder a en b genoemde bedrijven;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de bouwhoogte en het bebouwingspercentage ten hoogste de aangegeven hoogte en het aangegeven percentage bedragen;
  • e. er gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hijsinstallaties, silo's en schoorstenen mag ten hoogste 20 meter bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijking van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.2 sub c en kan worden toegestaan dat de afstand tussen vrijstaande gebouwen wordt verkleind tot 0 meter;
  • b. 5.2.2 sub d en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste anderhalf maal de bouwhoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is toegestaan.
5.4.2 Voorwaarden

De in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de verkoop van motorbrandstoffen en ondergeschikte detailhandel, zoals bedoeld in artikel 5.1 onder d en met dien verstande dat uitsluitend productiegebonden detailhandel is toegestaan;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 1.500 m²;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden over een breedte van 5 meter vanuit de bouwperceelgrenzen voor opslagdoeleinden;
  • e. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 en kunnen bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met de volgens 5.1 toegelaten bedrijven;
  • b. 5.1 en 5.5 en kan worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor:
    • 1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, mits het geen Bevi-inrichting betreft, noch detailhandel in vuurwerk met uitzondering van detailhandel tot 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • c. 5.1 en 5.5 en kunnen bedrijven ten behoeve van internetverkoop worden toegestaan.
5.6.2 Voorwaarden

De in 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen,
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein', tevens voor een hondendressuurterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn tevens ontsluitingswegen ten behoeve van het aangrenzende bedrijventerrein toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • l. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 6.1 onder d genoemde functie;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen.
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende bedrijfspercelen.

6.4.2 Voorwaarden

De in artikel 6.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de groenstructuur;
  • c. de verkeersdoorstroming;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven categorie 1 en 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en terreinen;
  • h. bebouwing
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens één bedrijfswoning.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 7.1 sub a genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', alleen voor een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen en terreinen;
  • g. bebouwing.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in lid 8.1 sub a genoemde voorziening;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen zijn niet toegestaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. et gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve activiteiten in de vorm van dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens voor verblijfsrecreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. verhardingen;
  • i. bebouwing.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de tot 'Recreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de onder 9.1 onder b genoemde voorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
9.2.2 Gebouwen

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. slechts één gebouw is toegestaan, waarvan het grondoppervlak ten hoogste 170 m2 mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte mag bedragen;
    • 3. ten hoogste 20 m2 aan ondergeschikte detailhandel, 25 m2 aan ondergeschikte kantoorruimte en vier slaapruimten ten behoeve van bed & breakfastactiviteiten is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 9.2.2 onder a zijn buiten het bouwvlak trekkershutten toegestaan, alsook één gebouw voor sanitaire voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal trekkershutten ten hoogste 10 mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 3,5 meter mag bedragen;
    • 4. de inhoud van een gebouw voor sanitaire voorzieningen ten hoogste 60 m3 mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen ten hoogste 4 meter mag bedragen;
  • c. per gebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen zijn niet toegestaan.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente bewoning van kampeermiddelen en/of recreatieverblijven;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. verhardingen;
  • h. bebouwing.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en ingangspartijen;
  • b. luifels, balkons en galerijen ten dienste van de bestemming wonen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Gebouwen

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter worden gebouwd.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de naastgelegen bestemming 'Wonen - Woonschepenligplaats' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan bijgebouwen per ligplaats ten hoogste 35 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4 meter mag bedragen.
10.2.3 Luifels en balkons

Voor het bouwen van luifels en balkons ten dienste van de bestemming wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing mag de (verlengde) bouwgrenzen over ten hoogste de halve gevelbreedte met ten hoogste 1,5 meter overschrijden;
  • b. de afstand tussen de bebouwing en gronden met een bestemming verkeer, verkeer en verblijfsgebied of groen mag niet minder bedragen dan 3 meter.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. overkappingen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 20 m2 mag bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bergbezinkbassin;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van gronden voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. wegen ter plaatse van spoorwegovergangen;
  • c. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bebouwing.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van infrastructurele voorzieningen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. oeververbindingen, zoals bruggen;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sluiswachtershuisje' is een sluiswachtershuisje toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mantelzorg' is bebouwing voor mantelzorg toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30 % van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en verhardingen;
  • l. bebouwing.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woonhuizen;
  • b. uitsluitend op het achtererfgebied, bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel niet minder dan 3 meter mag bedragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten, met dien verstande dat overkappingen alleen op het achtererfgebied zijn toegestaan.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. per hoofdgebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen en van een carport niet minder dan 1 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum oppervlakte' is aangegeven dat een grotere oppervlakte is toegestaan;
  • d. ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 5 meter bedragen.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of voor een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 14.2.2 onder d en kan worden toegestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met ten hoogste 2 meter;
  • b. 14.2.2 onder f ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  • c. 14.2.3 onder a voor het verkleinen van de afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. 14.2.3 onder c, ten behoeve van de vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan groter is dan 70 m2, door één bijbehorend bouwwerk met een overeenkomstige oppervlakte.
14.4.2 Voorwaarden

De in 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 14.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
    • 2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
    • 3. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 5. de activiteit niet vergunningsplichtig is en behoort tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 6. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt.
14.6.2 Voorwaarden

De in artikel 14.6.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Wonen - Woonschepenligplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ligplaatsen voor woonschepen ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30 % van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  • d. oeververbindingen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. bebouwing.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Wonen - Woonschepenligplaats' bestemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Woonschepen

Voor woonschepen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een woonschip mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden afgemeerd;
  • b. het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de hoogte van een woonschip mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • d. de breedte van een woonschip mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • e. de lengte van een woonschip mag ten hoogste 20 meter bedragen;
  • f. de woonschepen mogen uitsluitend worden afgemeerd in een enkele, de oeverlijn volgende rij en zodanig dat de langste zijde van het woonschip evenwijdig aan de oever is gelegen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat het oppervlak ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 95 bar met de daarbijbehorende belemmeringenstrook.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd

16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag ten hoogste 2 meter bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
16.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringen-strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
16.4.3 Toepasbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

16.4.4 Adviesprocedure

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 16.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de daarbij behorende;

  • d. bebouwing.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag ten hoogste 40 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 2 meter bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies verkregen van de leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
17.4.3 Adviesprocedure

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 17.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet evenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dien te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:

  • a. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2, indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 18.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

18.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en een diepte van 0,3 meter;
  • b. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter.
18.5.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  • c. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
18.5.3 Procedure

De in 18.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 18.5.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatskundige functie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige werken;

met daarbij behorend(e):

  • b. andere bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op of in de tot deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de waterstaatkundige werken worden gebouwd.

19.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande andere bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze bestemming, mag ten hoogste 6 meter bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de waterstaatkundige werken;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Met inachtneming van de waterstaatkundige werken, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. 19.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven en ophogen van gronden.
19.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 19.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. activiteiten die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.5.3 Voorwaarden

De in lid 19.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie. Voorafgaand aan de vergunningverlening zal hierover advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkering;

met daarbij behorend(e):

  • b. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op of in de tot deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering worden gebouwd.

20.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op (vervanging van) bestaande gebouwen.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op (vervanging van) bestaande andere bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze bestemming, mag ten hoogste 6 meter bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de waterkerende functie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Met inachtneming van de waterkerende functie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. 20.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven en ophogen van gronden.
20.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 20.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. activiteiten die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.5.3 Voorwaarden

De in lid 20.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk. Voorafgaand aan de vergunningverlening zal hierover advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • b. vanuit berekeningen kan worden aangetoond dat de stabiliteit van de waterkering voldoet aan een maximale belasting van 25 Kilo Newton per m² in het geval er sprake is van een waterkering in de vorm van een damwand.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Algemeen
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
  • b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
  • c. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
22.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
22.3 Bouwen buiten het bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken,(hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;

mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:

  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. een goede woonsituatie;
  • e. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de sociale veiligheid.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van het bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • e. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het opslaan van puin en/of afvalstoffen.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Geluidzone - industrie
24.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het industrieterrein.

24.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij bestemmingen, mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

24.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de bestemming, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

24.2 Veiligheidszone - bevi
24.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een Bevi-inrichting.

24.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij bestemmingen, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.

24.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

  • a. De aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. De aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels en kan worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de gebiedsaanduidingen worden verkleind, dan wel geheel worden verwijderd, indien blijkt dat de inrichting(en) ter plaatse is (zijn) beëindigd/ingeperkt met een omgevingsvergunning.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.
27.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Meppel-Noord'.