direct naar inhoud van 4.11 Water
Plan: Meppel - Nieuwveense Landen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1

4.11 Water

4.11.1 Inleiding

De gemeente Meppel heeft het voornemen aan de noordwestzijde van de stad Meppel de uitbreidingswijk Nieuwveense Landen te realiseren. De voorbereidingen hiervoor zijn in 2002 gestart. In 2007 heeft een heroverweging plaatsgevonden ten aanzien van het aantal woningen dat gebouwd gaat worden. Het aantal te bouwen woningen is bijgesteld van 5.300 naar 3.000. Dit nieuwe uitgangspunt is vertaald in de Gebiedsvisie Nieuwveense landen, dat in 2008 is vastgesteld. In de Gebiedsvisie zijn thematisch programmatische uitgangspunten benoemd en is een ruimtelijke ambitie verwoord. Deze Gebiedsvisie is een uitwerking van de beleidslijnen uit de Ontwikkelingsvisie 2030. Vanwege het belang van een duurzame wijkontwikkeling zijn begin 2009 duurzame ambities en uitgangspunten voor de wijkontwikkeling vastgelegd in "Nieuwveense Landen: aangenaam duurzaam". In 2009 is de Milieueffectrapportage Nieuwveense Landen opgesteld. Het MER is juridisch verankerd in onderliggend bestemmingsplan.

4.11.2 Watertoets

Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De m.e.r.-procedure heeft een vergelijkbaar doel als de watertoets: "het milieu een volwaardige plek geven in de besluitvorming". De watertoets is primair een procesinstrument. In dit proces ligt de nadruk op de wisselwerking tussen de initiatiefnemer gemeente Meppel en de waterbeheerder waterschap Reest en Wieden. De uitwerking van de randvoorwaarden en uitgangspunten van het waterschap en bijbehorend onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de m.e.r.-procedure (Achtergronddocument Water). Daarnaast is een aanvullend grondwateronderzoek Stedenbouwkundig plan (23 juli 2010) uitgevoerd, evenals een nieuwe bergingsberekening van het bestemmingsplangebied op basis van het Stedenbouwkundige plan (12 mei 2011).

Het waterschap Reest en Wieden krijgt met onderliggende waterparagraaf de mogelijkheid om de wijze waarop is of wordt omgegaan met de randvoorwaarden en uitgangspunten te toetsen. In deze waterparagraaf wordt een samenvatting gegeven van de normstelling en beleid (wateraspecten Handreiking Watertoets 3, Reest en Wieden Watertoets 2011) en de eventuele onderzoeken en conclusies (Achtergronddocument Water, Aanvullend grondwateronderzoek, nieuwe bergingsberekening).

Voor sommige aspecten is het gehele plangebied uit het MER (Gebiedsvisie) beschouwd. Voor andere onderdelen wordt specifiek ingegaan op de uitwerking daarvan binnen Fase 1.

4.11.3 Toekomstig watersysteem 1e fase

Indeling in peilgebieden

Het watersysteem Nieuwveense Landen wordt losgekoppeld van de landbouwpolder Nijeveen/Kolderveen. Het water van Nieuwveense Landen zal niet meer afvoeren richting de Boezem (De Wieden), maar via een nieuw gemaal afwateren op het Meppelerdiep. Het watersysteem Nieuwveense Landen wordt verdeeld in twee peilgebieden. De peilgebiedsgrens loopt juist ten oosten van de Nijeveense Grift. In het oostelijke peilvak wordt een peil nagestreefd van NAP -0,50 m, in het westelijke peilvak NAP -1,00 m. Deze peilen zijn flexibel, in droge periodes mag de waterstand uitzakken, tijdens natte periodes mag de waterstand iets stijgen (zie paragraaf 2.1). De waterstand in het oostelijke peilvak zal gestuurd worden met automatische stuw die peil- en debietgestuurd is.

Ten opzichte van de Gebiedsvisie die ten grondslag ligt aan de MER is de peilgrens iets naar het oosten verschoven en zijn de 2 westelijke peilvakken uit de gebiedsvisie (peilen NAP -0,90 m en NAP -1,10 m) samengevoegd. Door het verschuiven van de peilgrens worden de effecten op de grondwaterstand aan de Nijeveense weg beperkt. Het realiseren van twee in plaats van drie peilgebieden beperkt het aantal kunstwerken waardoor er een robuuster watersysteem ontstaat.

Locatie nieuwe gemaal

In het bestemmingsplan wordt de waterafvoer van Nieuwveense Landen naar een nieuw gemaal mogelijk gemaakt. Het nieuwe gemaal voor Nieuwveense Landen wordt gecombineerd met het opwaarderen van het bestaande gemaal Leenders ten westen van Nieuwveense Landen. Deze combinatie is efficiënter dan twee afzonderlijke gemalen. Daarnaast biedt dit de mogelijkheid het agrarisch gebied in en rond het plangebied aan te koppelen op dit nieuwe gemaal. De huidige waterhuishoudkundige knelpunten in dit gebied kunnen hiermee worden opgelost. De gemeente Meppel en het waterschap Reest en Wieden hebben daarom voor deze oplossing gekozen, in plaats van een apart gemaal voor Nieuwveense Landen op Oevers D.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1_0009.jpg"

Figuur 4.5: Voorstel toekomstig watersysteem fase 1 Nieuwveense Landen, met op nieuwe locatie gemaal

Beschrijving waterstructuur

In figuur 4.5 is het toekomstige watersysteem van de 1ste fase van Nieuwveense Landen weergegeven. De hoofdwaterstructuur binnen het plangebied bestaat uit brede watergangen die tevens bevaarbaar zijn. Daarnaast wordt water gecreëerd in de woonmilieus. In het westelijke deel zal dit grotendeels ingericht worden als verbrede kavelsloten, in het oostelijk deel zullen deze kavelsloten afgewisseld worden met andere vormen van water. De inrichting van de waterpartijen zal in een later stadium worden gedetailleerd.

Naast het watersysteem in de 1ste fase is ook rekening gehouden met de consequenties voor het omliggende gebied. Voor de afwatering van dit gebied wordt een nieuwe wateraanvoerroute vanaf de inlaat gecreëerd en worden er nieuwe verbindende watergangen gerealiseerd om de afwatering te waarborgen. De grondwaterinvloed van het plan Nieuwveense Landen moet beperkt worden. Om de effecten in beeld te krijgen is een Aanvullend grondwateronderzoek (Grontmij, 23 juli 2010) uitgevoerd op basis van het Stedenbouwkundige plan en de fasering van de 1e fase. Tot slot mag het plangebied niet meer afvoeren naar de omgeving in de huidige landbouwkundige situatie. In de Bergingsberekening Nieuwveense Landen (Grontmij, 12 mei 2011) is berekend hoeveel berging hiervoor in het plangebied gerealiseerd moet worden.

4.11.4 Wateroverlast

Oppervlaktewater

Het aspect Wateroverlast heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op het zoveel mogelijk vasthouden van water bovenstrooms, het vrij houden van waterlopen en de zorg voor het vrijhouden van ruimte voor het bergen van teveel water. Daarnaast heeft dit aspect betrekking op het voorkomen van wateroverlast in de toekomstige situatie en tijdens aanleg.

Bij de aanleg van elke nieuwe fase of deelfase wordt de waterstructuur in de bouwrijpfase gerealiseerd. De hoofdwaterstructuur wordt na realisatie direct overgedragen aan het waterschap, zodat het beheer vanaf de woonrijpfase goed wordt geregeld. Tevens wordt ervoor gezorgd dat het watersysteem van elke (deel)fase goed aansluit op het totale plangebied. Verder is het noodzakelijk dat ten behoeve van het nieuwe watersysteem het gemaal van Nieuwveense Landen in een vroeg stadium van het plan wordt aangelegd. Het waterschap en de gemeente maken hier samen afspraken over.

Het watersysteem is vastgesteld aan de hand van het principe vasthouden, bergen, afvoeren. Daarbij is uitgangspunt dat bij een extreme neerslagsituatie die zich 1x per 100 jaar voordoet geen water op maaiveld mag komen en dat bij een neerslagsituatie die 1x per 10 jaar voorkomt maximaal 30 cm peilstijging mag optreden. Daarbij wordt rekening gehouden met 10% neerslagtoename (middenscenario 2050) door klimaatverandering. Als plusmaatregel wordt er naar gestreefd om het watersysteem zo robuust in te richten dat ook bij een neerslagtoename van 20% (middenscenario 2100) voldoende berging plaats kan vinden.

In de huidige situatie is het plangebied in landbouwkundig gebruik. Hier hoort een landbouwkundige afvoer bij. Voor het plangebied is de landbouwkundige afvoer 1,2 l/s.ha. Door de aanleg van verhard oppervlak zal de afvoer vanuit het plangebied versneld plaatsvinden. Dit is ongewenst. Het regenwater moet daarom eerst in het plangebied geborgen worden en vervolgens gedoseerd afgevoerd worden (met maximaal debiet van 1,2 l/s.ha). In het plan worden twee peilgebieden ingesteld. Om de berging in het gestuwde peilvak effectief te kunnen benutten en wateroverlast in het bemalen peilgebied te voorkomen, dient de stuw voorzien te worden van een goede knijpconstructie.

Het stedenbouwkundige plan van april 2011 is doorgerekend ten aanzien van de benodigde oppervlakteberging die gecreëerd moet worden voor het middenscenario 2050 (+10% neerslag) en 2100 (+20% neerslag). Dit is samengevat in tabel 1. Voor de uitgangspunten en berekening wordt verwezen naar Bijlage 23 Notitie waterberging.

Tabel 4.1: Benodigd wateroppervlak van Stedenbouwkundig Plan 2011

  Oppervlak (ha)  
Bruto oppervlak (ha)   198  
Verhard* (ha)   68,6  
Open water   18,2  
Open water benodigd (middenscenario 2050)   16,9  
Open water benodigd (middenscenario 2100)   20,4  

Op basis van de bergingsberekening kan geconcludeerd worden dat in het Stedenbouwkundig plan, versie april 2011 voldoende open water aanwezig is om neerslag te bergen, rekening houdende met het klimaat middenscenario 2050. Voor het klimaat middenscenario 2100 zou er 2,2 ha extra waterberging gezocht moeten worden. In de woonmilieus en de parkzone lijkt dit goed mogelijk.

Grondwater

Om wateroverlast in bestaand en toekomstig stedelijk gebied te voorkomen dient naast voldoende ruimte voor het bergen van water ook rekening te worden gehouden met voldoende drooglegging. Waterschap Reest en Wieden hanteert daarvoor een minimale drooglegging van 80 cm. Onder de woningen is een ontwateringsdiepte nodig van ca 80 cm om kruipruimtes droog te houden. Uitgangspunt daarbij is dat een kruipruimte 60 cm is en de vloer 20 cm dik.

In juli 2010 is een Aanvullend grondwateronderzoek Stedenbouwkundig plan uitgevoerd. Dit om het hydrologisch onderzoek van de Gebiedsvisie (opgenomen in de MER) te actualiseren. Dit was nodig om:

  • de uitwerking van de Gebiedsvisie richting het Stedenbouwkundige Plan door te vertalen;
  • de effecten van de fasering voor het onderliggende bestemmingsplan in beeld te brengen;
  • nieuw verzamelde gegevens van waterpeilen, grondwater en bodemhoogtes en -samenstelling mee te nemen.

Het Aanvullend grondwateronderzoek is terug te vinden in Bijlage 24 Aanvullend grondwateronderzoek. Onderstaand worden de belangrijkste conclusies uit de notitie toegelicht.

Het westelijke deel van het plangebied ligt lager dan het oostelijke deel. Daarom is ervoor gekozen een peilscheiding tussen deze twee gebieden aan te brengen. Ten oosten van de Nijeveense Grift wordt het peil NAP -0,50 m uit de gebiedsvisie gehandhaafd. Ten westen van de grift wordt een peil voorgesteld van NAP -1,00 m. De ontwateringsdiepte die bij deze peilen optreedt, is weergegeven in figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1_0010.jpg"

Figuur 4.6: Ontwateringsdiepte in voorjaarssituatie Nieuwveense Landen, fase 1

In het plangebied zijn een aantal lagere gedeeltes aanwezig. In figuur 3 is weergegeven welke gebieden aan de gewenste ontwateringsdiepte van 80 cm voldoen en welke niet. Uit oogpunt van het realiseren van een duurzame situatie voor de woningbouw en veelvuldig voorkomende ondergrondse voorzieningen, wordt gekozen om lokaal op te hogen. Dit komt tevens tegemoet aan het streven naar een gesloten grondbalans. Integraal ophogen zonder respect voor het bestaande reliëf en structuren is niet aan de orde, zoals ook gesteld in de MER.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1_0011.jpg"

Figuur 4.7: Ontwateringsdiepte 1e fase uitgedrukt in meer of minder dan 80 cm.

Uit het Aanvullend grondwateronderzoek blijkt dat er géén effect wordt verwacht op de grondwatersituatie in het natuurgebied De Wieden. Het effect op bestaande belangen binnen en buiten het plangebied beperkten zich tot enige vernatting in het landbouwgebied direct ten noorden van het plangebied en vernatting van het gebied nabij de Algemene begraafplaats aan de Zomerdijk. Er vindt enige vernatting plaats in het bebouwde gebied langs de Nijeveense Weg, maar de minimale ontwateringsdiepte is hier niet in het geding.

In het MER is aanbevolen om grondwatereffecten in de directe omgeving (bebouwing, landbouw, begraafplaats) te voorkomen door aanpassingen van peilgebieden en/of de toekomstige waterpeilen. Deze aanbevelingen zijn zoveel mogelijk meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Er is ruimte beschikbaar om, indien nodig, aanvullend kwelsloten aan te leggen om effecten tegen te gaan. Eind 2009 heeft gemeente Meppel, samen met waterschap Reest en Wieden, de aanpak voor de stedelijke wateropgave vastgesteld. Hierin is aangegeven wat wordt verstaan onder 'structurele grondwateroverlast'. De gemeente Meppel heeft de zorgplicht om overlast die hieraan voldoet te voorkomen of te beperken.

4.11.5 Watervoorziening

Het aspect watervoorziening heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op de zorg voor voldoende water voor het omliggende landbouwgebied. Het huidige agrarische gebruik van het gebied ten noorden van Nieuwveense Landen maakt waterinlaat noodzakelijk. Het landbouwgebied wordt voor een groot deel van water voorzien door een inlaat van water vanuit het Meppelerdiep in de Nijeveense Grift. Onder normale omstandigheden voldoet de huidige waterinlaat, echter bij oostenwind zakt de waterstand in het Meppelerdiep en wordt het verval met het peil in met name de Nijeveense Grift te gering om voldoende water in te kunnen laten. Door de Nijeveense Grift op het voorgestelde vaste lage peil te handhaven is hier geen waterinlaat meer mogelijk voor het achterliggende landbouwgebied. Hiervoor wordt aan de oostzijde van het plangebied een nieuwe waterinlaatmogelijkheid gecreëerd vanuit het hoge pand van de Drentse Hoofdvaart. Door aansluiting op het hoge pand is de watervoorziening te allen tijde gewaarborgd.

De nieuwe inlaat zorgt voor zowel de waterinlaat van het achterliggende (landbouw) gebied, als de waterinlaat voor de Nieuwveense Landen. De inlaat van water in de wijk wordt zoveel mogelijk beperkt, er wordt hier een flexibel peil in gesteld. De verplaatsing van de waterinlaat voor de landbouw maakt het tevens mogelijk het watersysteem van de landbouw en de woonwijk goed te scheiden. Dit is positief voor de waterkwaliteit in de woonwijk en is ook waterbeheerstechnisch eenvoudiger.

4.11.6 Waterkwaliteit en volksgezondheid

Het aspect waterkwaliteit heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op het tegengaan van vervuiling van oppervlaktewater en grondwater. Hierbij speelt ook de aanwezigheid van De Wieden als waardevol natuurgebied een rol. In Nieuwveense Landen wordt het watersysteem van de woonwijk gescheiden van het landbouwwatersysteem. De woonwijk wordt afgekoppeld van het boezemwatersysteem waarop geloosd wordt via gemaal Broammeule en krijgt een eigen gemaal dat uitkomt op het Meppelerdiep. In het kader van het hydrologisch achtergronddocument voor de MER is tevens een onderzoek gedaan naar de waterkwaliteit. De in deze paragraaf genoemde punten komen voort uit dit onderzoek.

Waterkwaliteit in de wijk

Het scheiden van het watersysteem komt de waterkwaliteit in de woonwijk ten goede. De nutriëntenlast door landbouwkundige activiteiten zal zich niet in de woonwijk kunnen verspreiden. Daarnaast wordt in de woonwijk een flexibel peil gehanteerd. De ontwikkeling van waterflora verloopt het meest gunstig bij een natuurlijk peilbeheer. Dit betekent 's zomers een laag peil en 's winters een hoog peil. Door het langzaam wegzakken van het waterpeil krijgen zowel water- als oevervegetaties meer kans om tot ontwikkeling te komen.

De waterpeilen in het plangebied zijn vastgesteld op een 'jaarrond' vast peil. Echter het uitzakken van het peil en periodiek stijgen van het peil is in geringe mate toegestaan.

Vanuit waterkwaliteitsoogpunt is het beter de inlaat geleidelijk te laten verlopen dan in één keer het tekort aan te vullen. Een te plotselinge vermenging met grote hoeveelheden gebiedsvreemd water kan het ecologisch evenwicht verstoren. De kunstwerken in het watersysteem worden hierop afgestemd. Het instellen van een min of meer natuurlijk peilbeheer komt de waterkwaliteit ten goede. De kunstwerken worden flexibel uitgevoerd om een optimaal flexibel watersysteem te bevorderen. Voor een goede waterkwaliteit is doorstroming van belang. In het ontwerp wordt hiermee rekening gehouden door in de hoofdwaterstructuur geen doodlopend water te creëren en waterinlaat mogelijk te maken.

Bij het bepalen van de vormgeving van watergangen geldt dat variatie van belang is voor voldoende biodiversiteit. Het toepassen van flauwe taluds en voldoende waterdiepte in het plangebied zorgen tevens voor een hoge kwaliteit. In het plan wordt uitgegaan van profielen met taluds van minimaal 1:3. De oevers worden natuurvriendelijk ingericht wat een tevens zuiverende werking heeft. Een gebrek aan doorstroming en eutrofe omstandigheden kunnen gevaren opleveren voor de volksgezondheid in de vorm van bijvoorbeeld blauwalgengroei. De inrichting van het watersysteem is echter zo dat deze gevaren geminimaliseerd worden.

Waterkwaliteit in de boezem (De Wieden)

Het afkoppelen van de afvoer van Nieuwveense landen van de polder Nijeveen/Kolderveen betekent een zeer kleine afname van de fosfaatbelasting op de boezem als geheel. In de Bovenwijde is dit effect duidelijker omdat het uitgeslagen polderwater hier in belangrijke mate aanwezig is. Voor de Bovenwijde heeft het afkoppelen een positief effect. Voor de toevoer van calcium wordt geen (meetbaar) effect verwacht. Het uitgeslagen water heeft vergelijkbare concentraties als het water in de boezem. Voor de afname in de toevoer van ijzer wordt eveneens geen effect verwacht. Er is wat minder ijzer beschikbaar voor de verwijdering van fosfaat, maar er wordt ook minder fosfaat aangevoerd. Een directe, fysiologische relatie tussen kwetsbare vegetaties en fosfaat is niet waarschijnlijk.

De afname van het debiet door afkoppelen van een deel van de polder Nijeveen-Kolderveen is, in vergelijking met het totale debiet op de boezem, zeer gering. De kans dat hierdoor eerder (gebiedsvreemd) water in de boezem moet worden ingelaten, is zeer klein.

4.11.7 Duurzaamheid

Het aspect Duurzaamheid heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op het voornemen van de gemeente Meppel om een duurzame wijk te ontwikkelen. Deze ambities zijn vastgelegd in "Nieuwveense Landen: aangenaam duurzaam". In het planproces van Nieuwveense landen speelt duurzaamheid een grote rol. In de thematische uitgangspunten in de Gebiedsvisie zijn vele duurzame uitgangspunten benoemd, zoals water als drager voor groen. De thema's zijn verwerkt in de stedenbouwkundige typologie en hoofdstructuur van Nieuwveense Landen. Hiermee is het duurzame raamwerk van Nieuwveense Landen in het stedenbouwkundig plan verankerd.

In de uitwerking per fase zullen de duurzame uitgangspunten in relatie tot water verder worden geconcretiseerd. Bij de uitwerking zullen ook nadrukkelijk de gemeentelijke ambities uit 'Nieuwveense Landen, aangenaam duurzaam' worden betrokken. Daarnaast worden extra aangename duurzame maatregelen benoemd die mogelijk op uitwerkingsniveau (en in de beheersfase) kunnen worden gerealiseerd. Te denken valt aan:

  • groene daken;
  • gebruik van niet-uitlogende materialen;
  • geen gladheidsbestrijding met zout.

Ten aanzien van het verwerken van regen- en afvalwater zijn ook duurzame uitgangspunten geformuleerd. In 4.11.9 worden deze toegelicht.

4.11.8 Beheer en onderhoud

Het aspect beheer en onderhoud heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op de zorg voor de realisatie van een waterstructuur die door de beheer- en onderhoudsplichtige toegankelijk is voor beheer en onderhoud. De hoofdwaterlopen kunnen als watergangen beschouwd worden en komen daarmee in beheer en onderhoud bij het waterschap. Het waterschap Reest & Wieden heeft een aantal uitgangspunten ten aanzien van het onderhoud aangegeven. Zo kan er varend onderhoud worden uitgevoerd bij een doorvaarbare watergang met een wateroppervlak van minimaal 5 meter breed en een minimale diepte van 1,20 meter. De doorvaarhoogte van de bruggen dient dan minimaal 1,20 meter ten opzichte van het maximale waterpeil te bedragen.

Bij de inrichting dient daarnaast rekening te worden gehouden met laad- en losplaatsen van zowel schouwvuil als het onderhoudmaterieel. De hoofdwaterloop wordt zo ingericht dat varend onderhoud plaats kan vinden. Naast de hoofdwaterlopen wordt er binnen de woonvlakken overig water gerealiseerd, zoals kavelsloten en waterpartijen. Varend onderhoud is hier niet mogelijk, waardoor er onderhoud vanaf de kant zal plaatsvinden. Onderhoud komt te liggen bij de aanliggende eigenaar, in veel gevallen de gemeente. Bij de inrichting van het overig water wordt ruimte gereserveerd voor onderhoudsstroken.

4.11.9 Riolering

Het aspect riolering heeft voor Nieuwveense Landen betrekking op het op een goede manier verwerken van regenwater en vuil water volgens de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. In Nieuwveense Landen wordt een gescheiden systeem aangelegd voor regenwater en vuilwaterafvoer. Het regenwater wordt afgekoppeld op het oppervlaktewater in de wijk. Waar mogelijk wordt het regenwater oppervlakkig afgevoerd naar de waterlopen. Als de afstand te lang wordt om een goede afwatering te garanderen, zal dit via een hemelwaterleiding geschieden.

De gemeente Meppel heeft met het Waterschap Reest en Wieden de mogelijkheid van het toepassen van Nieuwe Sanitatie in de wijk onderzocht.

De gemeente heeft uiteindelijk besloten dit concept niet toe te passen, omdat het niet financieel haalbaar bleek voor de gehele eerste fase. Daarbij woog ook de stapeling van risico's mee. In de wijk wordt nu een traditioneel gescheiden stelsel aangelegd.

4.11.10 Juridische vertaling en advies

In het kader van de watertoets heeft op diverse momenten in het proces overleg plaatsgevonden met waterschap Reest en Wieden en de gemeente Meppel. Hierin is onder andere besproken op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de watertoets ten behoeve van het bestemmingsplan Nieuwveense Landen. De waterparagraaf is het resultaat van het overleg en is voorgelegd aan het waterschap ten behoeve van het wateradvies.