direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Meppel - Nieuwveense Landen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsdoeleinden, uitgezonderd intensieve veehouderijen;
  • b. volkstuinen;
  • c. dagrecreatieve doeleinden;
  • d. de tijdelijke opslag van grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens een watergang;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bebouwing.
3.2 Bouwregels

Op of in de voor ' Agrarisch ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Opslag van grond

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet gerekend de tijdelijke opslag van grond die in het plangebied is vrijgekomen.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en vuil;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het opslaan van mest;
  • d. het aanplanten van bomen ten behoeve van de houtteelt;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van rijwiel-, voet- en ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 250 m²;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • e. het dempen of graven van sloten.
3.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 3.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergronde netwerken.
3.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).