direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Marten Ottenlaan 21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de herontwikkeling van de voormalige wijkpost op het perceel Marten Ottenlaan 21 en de uitbreiding van het dierenverblijf in het Wilhelminapark past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig. Aanleiding voor de herontwikkeling van de locatie is het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2008 om onder andere de wijkpost Zuid af te stoten. Door het wegvallen van de wijkpost als locatie vervalt ook de mogelijkheid voor het opslaan van diervoerders in deze wijkpost. Daarom is het tevens noodzakelijk het bestaande dierenverblijf in het park enigszins te vergroten.

Als gevolg van dit bovengenoemde besluit zijn op 26 mei 2009 door het college stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld ten behoeve van de voorgenomen verkoop van het perceel Marten Ottenlaan 21 en het vergroten van het dierenverblijf.

Dit bestemmingsplan biedt een juridisch - planologische regeling voor de bouw van 3 woningen op het perceel aan de Marten Ottenlaan 21 te Meppel. Een enkele woning aan de Marten Ottenlaan en een dubbele woning aan de Leonard Springerlaan. Daarnaast biedt dit bestemmingsplan de mogelijkheid het bestaande dierenverblijf uit te breiden.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de binnenstad van Meppel. De Marten Ottenlaan en het dierenverblijf liggen in het Wilhelminapark. Afbeelding 1 illustreert de ligging van het plangebied ten opzichte van de stad Meppel.

Afbeelding 1: Locatie van het plangebied ten opzichte van Meppel.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0001.jpg"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan 'Meppel – Binnenstad (deelgebied VI)' vastgesteld door de raad op 7 februari 1991. Het bestemmingsplan is bij besluit van 23 april 1991 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd.

Het plangebied heeft op basis van dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Kwekerij' en de bestemming 'Park'. Artikel 9 en artikel 15 van de planvoorschriften zijn van toepassing.

Op basis van de bestemming 'Kwekerij' is het perceel Marten Ottenlaan 21 bestemd voor gebouwen ten behoeve van een kwekerij, tuinen met de daarbij behorende erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De beoogde herontwikkeling past niet binnen de kaders van dit bestemmingsplan.

In de voorschriften is bepaald dat voor deze bestemming uitsluitend een gebouw met een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale dakhelling van 70 graden mag worden gebouwd. Erfafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Overige andere bouwwerken mogen een maximale hoogte van 10 meter hebben.

Op basis van de bestemming 'Park' is het dierenverblijf bestemd voor wandel- en speelpark en in beperkte mate voor tuinen en erven, water met de daarbij behorende groenvoorzieningen, bebossing, verhardingen, paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de voorschriften staat aangegeven dat het college vrijstelling kan verlenen voor de bouw van gebouwen, mits de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 20m² zal bedragen, het gebouwtje niet hoger is dan 3 meter en het straat- en bebouwingsbeeld hierdoor niet onevenredig wordt verstoord.

Het voorgenomen plan om het dierenverblijf uit te breiden past niet binnen het huidige bestemmingsplan.

Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplankaart 'Meppel - Binnenstad (deelgebied VI)' voor perceel Marten Ottenlaan 21.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0002.jpg"

1.4 Juridische vorm

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) komen te vervallen.

Met de invoering van de Wro is ook de digitaliseringsverplichting in werking getreden. Ruimtelijke plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd moeten digitaal raadpleegbaar zijn (conform STRI 2008) en voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Het plan wordt digitaal beschikbaar gesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt de gewenste beeldkwaliteit beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de planologische juridische opzet van het plan behandeld. De uitvoerbaarheid van dit plan zal aan bod komen in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de binnenstad van Meppel aan de rand van het Wilhelminapark. Het Wilhelminapark is naar ontwerp van Leonard Springer in het begin van de 20e eeuw gerealiseerd. Het perceel Marten Ottenlaan 21 ligt ten oosten van het centraal gelegen park. Globaal wordt het plangebied omsloten door de Marten Ottenlaan en de Leonard Springerlaan. Direct grenzend aan het plangebied staat een aantal woningen en het hotel Meppel's Inn.

Het dierenverblijf ligt centraal in het Wilhelminapark aan de rand van de dierenweide. Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van de huidige situatie.

Afbeelding 3: De wijkpost aan de Marten Ottenlaan 21.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0003.jpg"

Afbeelding 4: Het huidige dierenverblijf.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0004.jpg"

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Algemeen

Het gebied Zuideinde – Stationsweg - Wilhelminapark in Meppel vormt een typerende weerspiegeling van de gevolgen van de grote infrastructurele ingrepen van de tweede helft van de 19de eeuw: door de positie langs nationale straatwegen en spoorlijnen kreeg de lokale economie een grote impuls. Dit kreeg tot in de eerste helft van de 20ste eeuw een ruimtelijk gezicht in eigentijdse stadsuitbreidingen en een park, vormgegeven met de ontwerpinstrumenten van deze tijd.

Het Wilhelminapark vormde een bijna logische vervolgstap: het combineerde de behoefte aan hygiëne, waterbeheersing, bouwkavels en wandelrecreatie door aanleg van een villa- en wandelpark met in het ontwerp gebruik makend van een natuurlijke waterloop, de Reest. De handelsgeest van Meppel weerspiegelt zich in de exploïtatieopzet: het park moest betaald worden uit de opbrengst van de bouwkavels. Door het aantrekken van een nationaal bekende tuinarchitect, L.A. Springer, wist men zich tevens verzekerd van een woonomgeving “op stand”.

De sterke samenhang tussen architectuur, groen en openbare ruimte die in de periode 1850-1940 heerste in de ontwerpstijlen, is in het hele gebied nog sterk herkenbaar en gaaf aanwezig: groen, hekwerken en muurtjes zijn de middelen waarmee overgangen tussen privé en openbaar worden gerealiseerd; dit wordt aan de Stationsweg doorgetrokken naar de profilering van trottoir en straat.

Het Wilhelminapark vertoont nog steeds de sterke samenhang tussen de bebouwing en het park uit het ontwerp, door de structuurelementen en de bouw- en tuinstijlen. Daarbij is de ontwerpstijl van Leonard Springer nog goed herkenbaar.

Het gebied bezit een bijzondere combinatie van verdichting, uitbreiding en tuin- en bouwstijlen op een relatief klein oppervlak. Het vormt daarmee een bijzonder ensemble in de ontwikkelingsgeschiedenis van Meppel. Bijzonder voor Drenthe is ook de aanwezigheid van een nog redelijk gaaf ontwerp van Leonard Springer, met daarin een staalkaart van bouwstijlen uit één periode.

2.2.2 Wilhelminapark

De historisch - ruimtelijke structuur van het Wilhelminapark wordt bepaald door het ontwerp van Springer, dat nog in goed herkenbare vorm aanwezig is. Centraal ligt het wandelpark dat opgebouwd is uit een sterke noord-zuid gerichte symmetrieas met daaromheen gebogen vormen. Om het park heen liggen de woonstraten. De noord-zuid as door het wandelpark vanaf de vijver wordt vormgegeven door een loper van gras, geflankeerd door wandelpaden, naar de Parklaan. De Parklaan vormt een voortzetting van deze as tot aan de Stationsweg en is daardoor de belangrijkste ruimtelijke verbinding tussen deze hoofdonderdelen. Een andere karakteristieke zichtas vanaf de vijver wordt gevormd door het graslaantje geflankeerd door geknotte bomen, met zicht op de molenstomp, direct achter de bebouwing aan het Wilhelminapark gelegen.

De overige straten volgen de gebogen vormen van vijver en park. Een aantal wandelpaden en straten zijn geasfalteerd, hetgeen enige afbreuk doet aan het materiaalgebruik van de oorspronkelijke parkinrichting. Belangrijker is echter de kenmerkende profielindeling met een smalle rijbaan die aan beide zijden direct overgaat in een groene berm: trottoirs ontbreken en waar voetpaden voorkomen zijn deze vrijliggend. De inrichting van de woonstraten is gericht op het leggen van een ruimtelijke relatie tussen groen (van park naar tuinen) en bebouwing: tussen erfscheiding en straten zijn groenstroken gelegd, met daarin bomen; de tuinen zijn van de straten gescheiden door heggen, en in het oostelijk deel door lage bakstenen muurtjes.

De bebouwing van de villawijk stamt grotendeels uit de jaren 1920-1930 en staat op royale percelen. Er is een diversiteit aan bouwstijlen. Het zijn vrijstaande of dubbele woningen, opgetrokken in baksteen in één of twee bouwlagen met kap (veelal pannen, soms riet) en georiënteerd op de straat. Andere kenmerken zijn samengestelde plattegrondvormen en dakvlakken, en lichte dakoverstekken; de gevelornamenten zijn over het algemeen vrij sober, uitgevoerd in baksteen of gepleisterde vlakken. In sommige gevallen komen villa's met verwante kenmerken groepsgewijs voor, zoals het geval is met een aantal bijeengelegen panden met rietkappen aan de westzijde van de centrale vijverpartij. In het oostelijk deel van het Wilhelminapark zijn de kavels en woningen wat bescheidener van formaat, maar ze hebben wel dezelfde vormkenmerken. Hier zijn ook wat andere functies aanwezig: sociale woningbouw, de jeugdherberg en de restanten van de gemeentelijke kwekerij.

In het deel grenzend aan de woonbebouwing kenmerkt het park zich door veel open ruimten en visuele relaties; meer naar het zuiden wordt het park dichter, met minder zichtlijnen naar buiten, om tenslotte te eindigen met het beloop van de Reest.

De oostelijke begrenzing van het Wilhelminapark bestaat uit een strook buitenwaarts gerichte woningen langs de Leonard Springerlaan, overwegend in een kenmerkende 30er-jaren baksteenarchitectuur met grote dakvlakken en – overstekken. Door hun afwijkende stedebouwkundige opzet en gerichtheid onderscheiden deze zich van het parkgedeelte. De Leonard Springerlaan vormt een buffer tussen de historische bebouwing van het Wilhelminapark en de bedrijfspanden langs het spoor. Het oorspronkelijke beloop van de rijbaan langs de historische bebouwing is als ventweg gaan functioneren. De ventweg wordt van de huidige hoofdrijbaan gescheiden door een groenstrook met bomen (bron: Beschermd stadsgezicht Oud Zuid Toelichting, 2009).

Afbeelding 5: Het Wilhelminapark en omgeving.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0005.jpg"

2.3 Functionele structuur

In functioneel opzicht wordt de bebouwing in het Wilhelminapark voornamelijk gebruikt voor de woonfunctie. De wijkpost en de gemeentekas, aan de Marten Ottenlaan 21, vormen samen met het aan de noordzijde van de Leonard Springerlaan gelegen hotel Meppel's Inn de bijzondere functies in de buurt.

Inmiddels heeft het college besloten de wijkpost en de daarbij behorende kwekerij af te stoten. Op dit moment zijn de panden nog in gebruik als bergruimte en steunpunt, maar dit zal met de vaststelling van dit bestemmingsplan op korte termijn beëindigd worden.

Het dierenverblijf in het midden van het Wilhelminapark is eind 20e eeuw gerealiseerd en biedt onderdak aan de dieren van de dierenweide. Door het wegvallen van de wijkpost is uitbreiding noodzakelijk om de dieren te verzorgen.

2.4 Nieuwe situatie

2.4.1 Woningen

Op 26 mei 2009 zijn door het college van burgemeester en wethouders stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld voor de bouw van 3 woningen.

Aanleiding voor het opstellen van deze randvoorwaarden is de voorgenomen verkoop van het perceel Marten Ottenlaan 21 en aan het perceel een passende herbestemming te geven. De herontwikkeling bestaat uit een woning aan de Marten Ottenlaan en een dubbele woning aan de Leonard Springerlaan.

Met het herbestemmen van de wijkpost voor woningen wordt een nieuwe, passende invulling aan het gebied gegeven.

2.4.2 Tuinen en openbaar groen

De kracht van de buurt is het Wilhelminapark. Het park is gelegen aan de oevers van de Reest en is onderdeel van het beschermd stadsgezicht Meppel - Oud Zuid. De tuin aan de voorzijde van de woning aan de Marten Ottenlaan vormt een overgang tussen de bebouwing en het openbaar groen van het Wilhelminapark. Voor de beide woningen aan de Leonard Springerlaan wordt ook een zone opgenomen die als tuin gebruikt gaat worden. Dit om een functionele scheiding te creëren tussen de weg en de te realiseren woningen.

2.4.3 Verkeer

In de huidige situatie is er een paaltje aanwezig aan de zijde van de Marten Ottenlaan die de inIn de huidige situatie is er een paaltje aanwezig aan de zijde van de Marten Ottenlaan die de instroom van auto's aan deze zijde van het zijlaantje onmogelijk maakt. Aan de zijde van de Leonard Springerlaan geldt een inrijverbod (behoudens voor bestemmingsverkeer). Deze verkeerssituatie zal worden gehandhaafd. De toekomstige bewoners krijgen ontheffing voor gemotoriseerd verkeer om bij hun woning te kunnen komen.

Voor de Meppels Inn en de twee nieuw te realiseren woningen wordt in de berm voor de nieuwe woningen een opstelmogelijkheid gecreëerd voor hulpverleningsvoertuigen. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Ter plaatse van deze opstelgelegenheid krijgt het weggetje een verharde breedte van 3,5 meter. De doorgang voor hulpverleningsvoertuigen om tussen de woningen Marten Ottenlaan 19 en 17 door te rijden is met 3,25 meter voldoende.

2.4.4 Parkeren

Het parkeren wordt geheel op eigen terrein opgelost, eventuele garages tellen niet mee voor de parkeerberekening. De parkeernorm voor deze woningbouw is 2 parkeerplaatsen per woning. In alle gevallen is per woning 1 uitrit toegestaan.

De woningen aan de Leonard Springerlaan worden voor het autoverkeer ontsloten vanaf de fietsdoorsteek Leonard Springerlaan, net als Meppel's Inn.

2.4.5 Dierenverblijf

Het dierenverblijf in het Wilhelminapark wordt op termijn vergroot. In het dierenverblijf worden diervoeders opgeslagen. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is een bouwtekening opgenomen. Deze geeft een impressie van de beoogde uitbreiding.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ordening van Nederland. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies.

Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en veiligheid zijn de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven. Tevens is de verbetering van water – en bodemkwaliteit een streven. Dit plan past binnen de kaders van het rijksbeleid.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de Nota Ruimte uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of er binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag er tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. Het voorliggende plan past binnen het uitgangspunt tot intensivering en herstructurering van het stedelijke gebied.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoudt van bestaande kwaliteiten.

Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu die voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering).

3.2.2 Beleidsnota Wonen

Naar aanleiding van de nota Mensen, Wensen, Wonen van (december 2000) staatssecretaris Remkes (VROM), heeft de provincie Drenthe een Beleidsnota Wonen opgesteld. De provincie geeft hierin aan dat haar beleid gericht is op stimulering van de kwaliteit van het wonen in Drenthe, waarbij de eerste prioriteit op de herstructurering van bestaande woonwijken ligt.

Dit plan past binnen de kaders van het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030 gemeente Meppel

In 2000 heeft de gemeente Meppel een ontwikkelingsvisie vastgesteld. Hierin wordt ten aanzien van wonen gestreefd naar een stad waar aantrekkelijke en gedifferentieerde woonmilieus, met uiteenlopende woningtypen in verschillende marktsegmenten, worden aangeboden. Daarbij wordt de kwaliteit van de stad en het landschap ten volle benut en ingezet.

In de visie is onder andere aangegeven dat de gemeente streeft naar herstructurering en vernieuwing van bestaande wijken, ter versterking van de samenhang van de stad. Ook wordt ingezet op de koppeling van woonmilieus aan speciale landschappelijke elementen als bos, water of natuurgebied.

3.3.2 Woonplan Meppel

Het woonbeleid uit de Ontwikkelingsvisie 2030 is verder uitgewerkt in het gemeentelijk woonplan. Daarin wordt gesteld dat specifiek voor het Wilhelminapark sprake is van een buurt met een ruimtelijk concept dat is gebaseerd op een stedenbouwkundig ontwerp waarin een fraai, ruim opgezet park is omgeven door een villagebied met een royale parcellering. Zowel het park als de bebouwing heeft een aantal architectonische kwaliteiten. Het beleid is daarom gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van bestaande en/of gewenste kwaliteiten.

3.3.3 Welstandsnota

In 2005 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. Deze nota bevat het welstandsbeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente Meppel.

Voor dit gebied is de volgende ambitie geformuleerd: 'De welstandambitie voor dit gebied is gericht op het behoudt en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteiten. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan dit gebied is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend'.

In eerste instantie zijn algemene welstandcriteria opgenomen. Iedere (bouw)aanvraag in de gemeente wordt daaraan getoetst. Vervolgens zijn er ook gebiedsgerichte criteria, die alleen gelden voor een bepaald gebied binnen de gemeente.

Het Wilhelminapark heeft in de welstandsnota de gebiedsaanduiding 'Bijzonder gebied' gekregen. In de welstandsnota zijn voor de verschillende aanduidingen gebiedsgerichte criteria opgenomen. De criteria van gebied 7 Wilhelminapark zijn van toepassing.

In hoofdstuk 5 van dit bestemmingsplan zijn de criteria overgenomen en aangevuld met een aantal specifieke aspecten voor deze locaties. Dit hoofdstuk wordt ter aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota toegevoegd en door de gemeenteraad vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Geluid

Ten aanzien van de geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en de preventie van een toename van geluidhinder in de toekomst. In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbinnen aandacht aan geluidhinder moet worden besteed.

De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) enerzijds en niet geluidsgevoelige objecten anderzijds. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten.

In de gemeente Meppel is een aantal wijkposten aanwezig. Deze komen in de loop van 2011 vrij en specifiek voor de locatie aan de Marten Ottenlaan zijn begin 2010 stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld om deze vrijkomende locatie te herontwikkelen.

Door Stroop raadgevende ingenieurs bv is op 4 mei 2011 onderzoek verricht naar de geluidsbelasting in het kader van de Wet geluidhinder als gevolg van weg- en railverkeerslawaai. Het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

4.1.1 Wegverkeerslawaai

De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 42 dB (inclusief aftrek). Deze geluidbelasting is berekend op de oostgevel van de dubbele woning aan de Leonard Springerlaan. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde Leonard Springerlaan wordt niet overschreden.

4.1.2 Railverkeerslawaai

Uit de berekeningen is gebleken dat de maximale geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer van 55 dB. Deze geluidbelasting is berekend op de oostgevel van de dubbele woning aan de Leonard Springerlaan.

4.1.3 Cumulatie

Aangezien beide geluidbronnen geen overschrijding van de voorkeurswaarde kennen, is er geen aanleiding om de samenloop van de geluidbronnen inzichtelijk te maken.

Het Bouwbesluit stelt echter als eis dat alle woningen een maximale binnenwaarde mogen hebben van 33 dB. Uitgangspunt voor het berekenen van de binnenwaarde is de gecumuleerde gevelbelasting en de karakteristieke geluidwering van de gevelconstructie, zonder aftrek. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient hier aandacht aan besteed te worden.

Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen bezwaren tegen het plan.

4.2 Archeologie

De gemeente Meppel heeft een (concept) archeologische beleidsadvieskaart. Op basis van deze beleidsadvieskaart kan geconcludeerd worden dat er dat het plangebied is gelegen in een gebied met een lage verwachtingswaarde (natte laagte). Archeologisch onderzoek kan hierdoor achterwege blijven omdat het plangebied duidelijk kleiner is dan het criterium van 10 hectare dat voor deze verwachtingswaarde geldt.

Mocht er tijdens de uitvoering van werkzaamheden toch archeologische vondsten worden

aangetroffen, dan moet dit conform artikel 53 van de Monumentenwet aan zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog gemeld worden.

4.3 Cultuurhistorie en beschermd stadsgezicht

Het plangebied is gelegen in het door de Rijksdienst voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen beschermd stadsgezicht (1 juli 2011). Een beschermd stadsgezicht is een gebied dat van algemeen belang is voor de cultuurhistorische waarde van een stad.

Onder stadsgezichten worden in artikel 1 sub f van de Monumentenwet 1988 verstaan: 'Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden'.

Uitgangspunt is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de buurt te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de herontwikkeling van het plangebied. De ruimtelijke kwaliteit kan met name in dit gebied versterkt worden door een passende herbestemming te geven aan de restanten van de vrijgekomen gemeentelijke kwekerij. Het respecteren van de kwaliteit, zoals beschreven in hoofdstuk 2 staat daarbij centraal. Daarnaast zal het dierenverblijf in het park marginaal worden vergroot. Het materiaalgebruik en de detaillering zijn conform de huidige situatie.

4.4 Waterhuishouding

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor het opnemen van het aspect water in ruimtelijke plannen en besluiten.

 

4.4.1 Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft bovendien geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast

geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

De hemelwaterafvoer van de 3 woningen wordt, tot de perceelsgrens, afgekoppeld van het vuilwaterriool. Indien het hoofdriool wordt vervangen dan zal een gescheiden systeem worden toegepast. Het hemelwater stroomt vanaf het dak rechtstreeks naar de omgeving. Hier infiltreert het in de bodem.

 

4.4.2 Het gebruik van materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem. In dit plan worden geen materialen toegepast die een negatieve invloed kunnen hebben op het watersysteem.

 

4.4.3 Watertoetsproces

De gemeente heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

 De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.

4.5 Ecologie

Op grond van de Flora en Faunawet dient een ruimtelijke onderbouwing inzicht te bieden in de mogelijke effecten van het plan op de aanwezige ecologische waarden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedbescherming en soortenbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

In het kader van de gebiedsbescherming moet worden nagegaan of het projectgebied is gelegen in of nabij een gebied waarvoor een gebiedsbescherming geldt en/of een gebied waar in de ingreep een negatieve invloed heeft. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van waardevolle natuurgebieden en leefgebieden van soorten en schrijft voor, dat alle activiteiten met significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied, in beginsel niet zijn toegestaan. Daarom verplicht de Natuurbeschermingswet een initiatiefnemer van een plan of project te onderzoeken of er schadelijke gevolgen voor deze gebieden te verwachten zijn. De planlocatie is gelegen op een relatief geringe afstand van Natura2000-gebieden "De Wieden". Echter, gezien de ingesloten ligging binnen de reeds bestaande bebouwing van Meppel worden geen effecten verwacht van bouw- en sloopwerkzaamheden ter plaatse van deze locatie op het betreffende Natura2000-gebied.

De afstand tot het Natura2000-gebied bedraagt ten minste 2500 meter. Verstoring als gevolg van werkzaamheden lijkt dan ook uitgesloten.

De begrenzing van de EHS valt ter plaatse van het plangebied samen met De Reest. Er vindt geen ruimtebeslag plaats op de EHS. Omdat er op de planlocatie al bebouwing aanwezig is, worden hier geen negatieve effecten op de waarden en kenmerken van de EHS verwacht. Tijdelijke effecten door licht en geluid zijn gezien de afstanden tot de EHS, ook uit te sluiten.

4.5.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora en Faunawet gelden algemene verboden tot de verwijdering van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. In algemene zin geldt dat voor activiteiten die mogelijk worden gemaakt door middel van een uitwerking van een bestemmingsplan en die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde soorten, ontheffing moet worden aangevraagd.

4.5.3 Ecologisch onderzoek

Het bestemmingsplan heeft tot gevolg dat de aanwezige bebouwing gesloopt zal worden. Dit is van invloed op de eventueel aanwezige flora en fauna in het plangebied. In opdracht van de gemeente Meppel is voor het betreffende plangebied een Ecologische Quickscan uitgevoerd door EcoGroen Advies BV (18 maart 2011). Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd.

Uit dit verkennend ecologisch onderzoek is gebleken dat er een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van (verblijfplaatsen van) vleermuizen. Om dit in beeld te krijgen zal nader ecologisch onderzoek uitgevoerd worden. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind dit jaar afgerond. Dit neemt niet weg dat de bestemmingsplanprocedure reeds gestart kan worden.

Mocht uit het aanvullende ecologische onderzoek blijken dat in de reeds aanwezige bebouwing vleermuizen(verblijfplaatsen) voorkomen, dan zullen eventuele mitigerende maatregelen getroffen moeten worden om te zorgen dat geen schade aan de flora en fauna ontstaat.

Door EcoGroen Advies BV is vervolgens een vleermuizenonderzoek gedaan (5 oktober 2011). Binnen het plangebied zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen aangetroffen. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn in de onderzochte bebouwing niet aanwezig en niet te verwachten. Tijdens de veldonderzoeken is ook geen vliegroute van vleermuizen aangetroffen in of nabij het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat voor het slopen van de bebouwing een vervolgtraject in het kader van de Flora- en faunawet daarom niet noodzakelijk is.

4.6 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich met name richt op het aantal mogelijke slachtoffers). Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

4.6.1 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen. Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 PR contour als grenswaarde.

4.6.2 Groepsrisico

Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een risicolocatie een groep van 10, 100 of 1000 slachtoffers in één keer kan vallen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art.13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Afbeelding 6: Uitsnede van de professionele risicokaart.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0006.jpg"

Op de risicokaart is te zien dat in het plangebied en in de directe omgeving geen stationaire risicobronnen zijn gesitueerd. In of in de nabijheid van het plangebied zijn verder geen bedrijven gelegen die in het kader van de Bevi van belang zijn.

4.6.3 Onderzoek

In opdracht van de gemeente heeft Geofox - Lexmond en onderzoek uitgevoerd (d.d. 11 mei 2011) naar het plaatsgebonden– en groepsrisico, gerelateerd aan de spoorverbinding Zwolle - Groningen/Leeuwarden.

Het plangebied ligt volledig binnen de 200 meter zone van het spoor Zwolle – Leeuwarden/Groningen. Voor de spoorverbinding zijn RBMII modelleringen uitgevoerd. De modelleringen geven op basis van 2008 de situatie weer in 2020 met betrekking tot externe veiligheid waarbij de ontwikkelingen aan de Marten Ottenlaan en Leonard Springerlaan zijn opgenomen.

Uit onderzoek is gebleken dat nergens de 10-6 PR contour wordt overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor externe veiligheid.

Uit de modellering voor het jaar 2020 wordt een toename van het groepsrisico aangetoond. Het groepsrisico betreft echter een richtwaarde waar rekening mee gehouden dient te worden. De toename komt door een verhoging van de verkeersstromen op het spoor en de uitbreiding van de vervoerde stofcategorieën.

De ontwikkeling aan de Marten Ottenlaan 21 is in mindere mate van invloed op het groepsrisico. Door de beperkte invloed van de ontwikkeling op het aspect externe veiligheid worden hier geen knelpunten verwacht.

4.7 Bodemgesteldheid

Op 29 maart 2011 is door Outline Consultancy een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies toegelicht. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd.

4.7.1 Verkennend onderzoek

Voor het verkennend bodemonderzoek is op 25 januari 2011 een veldbezoek uitgevoerd. Tijdens dit veldbezoek zijn diverse boringen uitgevoerd en mengmonsters samengesteld.

Gebleken is dat in de mengmonsters van de bovengrond licht verhoogde gehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en polychloorbifenylen (PCB) gemeten zijn. In bebouwde omgeving worden regelmatig verhoogde gehalten aan PAK, PCB en zware metalen aangetroffen in de grond. Dit is vaak het gevolg van jarenlange activiteiten op en rond het terrein, waardoor verhoogde gehalten van een groot aantal stoffen, waaronder zware metalen, zijn ontstaan. Vaak gaan de verhoogde concentraties samen met de aanwezigheid van puin in de bodem. De hier aangetroffen concentraties moeten vermoedelijk in dit licht worden bezien en zijn dermate gering dat zij geen aanleiding geven voor nader onderzoek.

In ondiep grondwater worden zware metalen (waaronder barium) vrij regelmatig aangetroffen in gehalten die de toetsingswaarden overschrijden. Er is in deze gevallen doorgaans sprake van een van nature verhoogde achtergrondwaarde. Wij gaan ervan uit dat dat ook hier het geval is en de licht verhoogde concentratie barium behoeft derhalve niet nader te worden onderzocht.

Uit de analyseresultaten van het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat in de sporen puin bevattende ondergrond van boring 8 een sterk verhoogd gehalte aan zink en een licht verhoogd gehalte aan cadmium is gemeten. Hierdoor is het terrein ter plaatse van boring 8 verdacht geworden en is aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk

De overige gemeten overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarden zijn dermate gering en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong, dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek naar deze licht verhoogde waarden is daarom niet noodzakelijk.

4.7.2 Aanvullend onderzoek

Naar aanleiding van het sterk verhoogde gehalte aan zink is door Outline Consultancy een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Voor dit onderzoek is op 4 maart 2011 een veldbezoek uitgevoerd.

In de zwak puinhoudende veenlaag bij boring 8 (1,5 - 2,0 m -mv) is tijdens het verkennend onderzoek een sterk verhoogd gehalte aan zink gemeten. In de zandlaag erboven (1,05 - 1,5 m-mv) is geen verhoogd gehalte aan zink gemeten. In de veenlaag eronder (2,0 - 2,5 m -mv) is een matig verhoogd zinkgehalte aangetoond en in de eronder gelegen leemhoudende zandlaag (boring 104) is geen verhoogd gehalte aan zink aangetroffen.

In de vier afperkende boringen 7 en 101 t/m 103 is in de veenlaag bij boring 101 een matig verhoogd zinkgehalte aangetroffen en bij de overige drie boringen zijn geen verhoogde zinkgehalten aangetroffen.

In aanvulling op het bovengenoemde afperkende onderzoek is zekerheidshalve de gruishoudende grondlaag onder de veenlaag geanalyseerd op zink. In deze laag is geen verhoogd gehalte aan zink aangetoond. De aangetroffen gruissteentjes hebben derhalve geen relatie met de aangetroffen verontreiniging met zink.

Uit de resultaten is gebleken dat de veenlaag tussen 1,5 en 2,0 m -mv ter hoogte van boring 8 verontreinigd is met zink tot boven de interventiewaarde. De ondergrens van de verontreiniging bevindt zich op circa 2,5 m -mv. In horizontale richting is de omvang begrensd tot onder de interventiewaarde (boringen 7 en 101 t/m 103); de achtergrondwaarde is bij boring 101 niet bereikt (overschrijding tussenwaarde). Voor de omvangbepaling is ervan uitgegaan dat de gemeten afname richting boring 101 zich voortzet en dat de begrenzing van de zinkverontreiniging zich binnen enkele meters van boring 101 bevindt.

In totaal is de grond over een oppervlak van circa 50 m2 verontreinigd met zink. De interventiewaarde wordt in totaal over een oppervlak van circa 20 m2 overschreden. De totale hoeveelheid verontreinigde grond wordt op basis van de huidige gegevens geraamd op 40 m3 (bodemvolume), waarvan in circa 7,5 m3 (bodemvolume) de interventiewaarde wordt overschreden.

Volgens de systematiek van de Wet bodembescherming is er geen sprake van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”. Aangezien er geen sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging” ontbreekt de saneringsnoodzaak en is het bepalen van de termijn waarop gesaneerd dient te worden niet relevant. Bovendien is de verontreiniging met zink op een diepte van 1,5 tot 2,0 m -mv aangetroffen en is deze verontreinigde laag gelegen onder een afdekkende grondlaag van 1,5 meter dikte waarin maximaal licht verhoogde waarden voorkomen. Aanbevolen wordt om bij de uitgifte van de kavels en toekomstige graafwerkzaamheden rekening te houden met de aangetroffen verontreiniging met zink in de veenondergrond bij boring 8 (1,5 - 2,0 m -mv).

Uit bovengenoemd onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de bodemgesteldheid geen belemmeringen zijn.

4.8 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer met de titel "Luchtkwaliteitseisen" staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor deze categorieën geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.

Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige project slechts de realisering van 3 woningen omvat (en bovendien de huidige bestemming komt te vervallen), wordt gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Er is in dat kader een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd door TNO in de gehele gemeente Meppel. De luchtkwaliteit is gebiedsdekkend en met hoge mate van ruimtelijk detail in beeld gebracht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit in het projectgebied geen belemmeringen zijn.

In 2008 is, naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit (Wlk), een actualisatie uitgevoerd van het TNO onderzoek naar de huidige situatie. Daarnaast zijn de toekomstscenario's voor de scenariojaren 2010 en 2020 geactualiseerd. Het nieuwe rapport voldoet aan de eisen die in het kader van de Wet luchtkwaliteit gelden.

Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied geen belemmeringen zijn. De onderzoeken zijn als bijlage toegevoegd bij dit bestemmingsplan.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Om hinder tussen bedrijven en woningen te voorkomen is een goede afstemming noodzakelijk. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

De Vereniging van Nederlandse Gemeente doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn:
Categorie 1: grootste afstand 10 meter;
Categorie 2: grootste afstand 30 meter.

Meppel's Inn is een inrichting op grond van de Wet milieubeheer. Voor deze inrichting (SBI-2008 nummer 5510 - Hotels en pensions met keuken) geldt een richtafstand van 10 meter (Categorie 1). De woningen aan de Leonard Springerlaan worden gerealiseerd op een afstand van circa 23 meter (gemeten tussen de voorgevels) ten opzichte van het Meppel's Inn. Aangezien de richtafstand niet wordt overschreden bestaat er vanuit het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' geen bezwaar om nabij Meppels Inn twee woningen te realiseren.

Hoofdstuk 5 Beeldkwaliteit

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk heeft tot doel om de verschijningsvormen van de nieuw op te richten woningen te borgen. Zoals reeds aangegeven heeft het gebied een bijzondere kwaliteit. Deze kwaliteit wordt beschermd door de aanwijzing als beschermd stadsgezicht. Dit hoofdstuk is in dit bestemmingsplan opgenomen als aanvulling op de door het college vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden.

Daarnaast dient dit hoofdstuk als aanvulling op de welstandsnota die het formele toetsingskader vormt voor de welstandscommissie.

5.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden

De door het college vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn in deze paragraaf verwerkt. De bouwplannen voor de drie woningen moeten voldoen aan de onderstaande randvoorwaarden.

Het bestemmingsplan gaat uit van de bouw van maximaal 3 woningen op het voormalige perceel van de wijkpost. Eén woning is georiënteerd op de Marten Ottenlaan. Aan de Leonard Springerlaan wordt maximaal een twee-onder-een kapper gerealiseerd. Ter verduidelijking van de randvoorwaarden is een aantal schetsen toegevoegd.

Afbeelding 7: Overzicht van het plangebied, inclusief maatvoeringen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0007.jpg"

Algemeen:

  • het gaat om ontwikkeling van woningen volgens de standaard regeling die in de bestemmingsplannen in Meppel is opgenomen. Ook 'aan-huis-verbonden beroepen' zijn toegestaan, zoals ook elders in Meppel;
  • het parkeren wordt geheel op eigen terrein opgelost, eventuele garages tellen niet mee voor de parkeerberekening. De parkeernorm is 2 parkeerplaatsen per woning;
  • in alle gevallen is per woning maar 1 uitrit toegestaan;
  • het is mogelijk een strook grond te verkopen aan nummer 19;
  • regenwater moet gescheiden worden van rioolwater.

Woning aan de Marten Ottenlaan:

  • het bouwblok van de woning aan de Marten Ottenlaan ligt parallel aan de huidige perceelgrens met huisnummer 23;
  • het bouwblok ligt 7 meter uit de huidige perceelgrens met de woningen op huisnummer 19 en 23;
  • het bouwblok ligt met zijn voorste (zuidwestelijke) punt in de rooilijn zoals op de schets aangegeven;
  • het hoofdgebouw is maximaal 12 meter diep;
  • de maximale goothoogte is 6 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  • de kap van de woning heeft een dakhelling tussen 30o en 70 o;
  • bijgebouwen staan minimaal 3 meter achter de voorgevellijn en mogen niet geschakeld worden aan het hoofdvolume;
  • de woning is voor de auto ontsloten vanaf de Marten Ottenlaan, rekening houdend met de aanwezige bomen.

Afbeelding 8: Aanzicht van de Marten Ottenlaan na herontwikkeling.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0008.jpg"

Woningen aan de Leonard Springerlaan

  • het bouwblok van de woningen ligt parallel aan en 7 meter uit:
    • 1. de perceelgrens met de Leonard Springerlaan (ter plaatse van de woningen zal dit worden bereikt door een openbare groenstrook van 3 meter en een voortuin van 4 meter);
    • 2. de huidige perceelgrens met de naastliggende woningen;
  • in de nieuw aan te leggen groenstrook langs de Leonard Springerlaan zal een aantal bomen geplant worden om een laanstructuur te creëren;
  • het bouwblok van de woningen aan de Leonard Springerlaan is 12 meter diep, dit zijn de maximale afmetingen van de te realiseren hoofdgebouwen;
  • om het intieme karakter van het zijstraatje van de Leonard Springerlaan te behouden en om aansluiting te krijgen met het bouwvolume van Meppels Inn zal de maximale goothoogte aan de voorzijde van de woningen bij voorkeur 4 meter zijn. Aan de achterzijde mag de goot een maximale hoogte hebben van 6 meter. De maximale bouwhoogte mag maximaal 10 meter zijn;
  • de kap op de dubbele woning heeft een dakhelling tussen 30o en 70 o;
  • bijgebouwen staan minimaal 3 meter achter de voorgevellijn en mogen niet geschakeld worden aan het hoofdvolume;
  • de woningen worden voor het autoverkeer ontsloten vanaf de fietsdoorsteek Leonard Springerlaan, net als Meppel's Inn.

Afbeelding 9: Aanzicht van de Leonard Springerlaan na herontwikkeling.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0009.jpg"

Afbeelding 10: Dwarsprofiel Meppel's Inn, Leonard Springerlaan en nieuwbouw.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0010.jpg"

5.3 Beeldkwaliteit en materiaalgebruik

In deze paragraaf worden de beeldkwaliteitseisen beschreven. Tevens worden voorwaarden gesteld aan het gebruik van (bouw)materialen. Tot slot is een aantal referentiebeelden toegevoegd.

De reeds aanwezige bebouwing in het gebied is divers. Verschijningsvormen wisselen elkaar sterk af en er is een grote verscheidenheid aan gebruikte materialen. Juist deze diversiteit zorgt ervoor dat dit gebied een bijzondere waarde heeft. Ondanks de diversiteit is in het bebouwingsbeeld een sterke onderlinge samenhang. De samenhang is te herkennen aan traditioneel gebruik van kleuren en materialen. Dit in combinatie met een rijke detaillering en terugkeer van diverse specifieke kapvormen maakt het gebied uniek. De woningen staan in een ruime setting en sluiten aan op het Wilhelminapark.

De beoogde bouw van de drie woningen en de uitbreiding van het dierenverblijf moet naadloos passen binnen de bijzondere karakteristiek van dit gebied. De aansluiting wordt bereikt door als aanvulling op de welstandnota eisen op te nemen ten aanzien van ligging, hoofdvorm, gevels en detaillering. Hieronder volgt een opsomming van de randvoorwaarden:

Ligging:

  • Oriëntatie op de openbare weg;
  • Hoofdgebouwen staan ruim op de kavel;
  • Bijbehorende bouwwerken hebben een ondergeschikte positie;
  • Bijgebouwen staan los van het hoofdgebouw;
  • De voorgevel van de woning aan de Marten Ottenlaan moet aansluiten op de bestaande rooilijnen;
  • De woningen aan de Leonard Springerlaan moeten enigszins terugliggen.

Hoofdvorm:

  • Een tot twee bouwlagen met een duidelijk herkenbare kap;
  • Individuele uitstraling per bouwvlak.

Gevels:

  • Sterke en evenwichtige gevelcomposities refererend aan de traditionele architectuur;
  • Individuele uitstraling.

Detaillering:

  • De gevels zijn opgebouwd uit traditionele materialen en hebben een overwegend stenig karakter;
  • Een combinatie met andere traditionele materialen is mogelijk;
  • Daken met keramische pannen en/of riet;
  • Sterke detaillering zoals blijkt uit de maatvoering van kozijnen en daklijsten;
  • Traditionele kleurstellingen overheersen, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de kleurstellingen in de omgeving.

In- en uitritten:

  • In- en uitritten van de woningen dienen te worden voorzien van gebakken klinkers;
  • Deze in- en uitritten mogen een maximale breedte van 4 meter hebben.

Tabel: Overzicht randvoorwaarden

  Marten Ottenlaan   Leonard Springerlaan   Dierenverblijf  
Hoofdvorm:  
Maximale goothoogte   6 meter   4 meter   3 meter  
Maximale bouwhoogte   10 meter   10 meter   5 meter  
Dakhelling   30 – 70 graden   30 – 70 graden   30 – 70 graden  
       
Materiaal en kleurgebruik:  
Dak   Keramische dakpan of riet   Keramische dakpan   Keramische dakpan  
  Oranje of antraciet   Oranje   Oranje  
Gevels   Baksteen
Combinatie met hout is mogelijk  
Baksteen
Combinatie met hout is mogelijk  
Hout  
  Rood - bruin   Bruin   Donker/zwart  
In- en uitritten   Gebakken klinkers   Gebakken klinkers    
       
Erfafscheiding:   Groen/hagen, aan de voorzijde een ligusterhaag   Groen/hagen, aan de voorzijde een ligusterhaag   -  
       
Overig:   Rijke detaillering   Rijke detaillering   -  
  Kozijnen hoofdzakelijk in een wittint   Kozijnen hoofdzakelijk in een wittint   -  

Referentiebeeld 1: De lage gootlijn en hoge bouwhoogte van het hotel Meppel's Inn.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0011.jpg"

Referentiebeeld 2: Een of twee bouwlagen met een duidelijk herkenbare kap.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0012.jpg"

Referentiebeeld 3: Rijke detaillering.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.MartenOttenlaan-BPC1_0013.jpg"

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Per bestemming wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem.

6.1 Systematiek en techniek

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard, welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is, is verplicht op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet het SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan door onder andere:

  • standaardbenamingen van een bestemming en de daarin voorkomende bepalingen (bouwregels, nadere eisen, e.d.);
  • de alfabetische volgorde van de begripsbepalingen en bestemmingen;
  • een vaste volgorde van een indeling van een bestemming;
  • een aantal standaardbegrippen;
  • een standaardwijze van meten;
  • vaste kleuren en kleurcodes van een bestemming op de verbeelding;
  • standaardbenamingen van aanduidingen op de digitale verbeelding van het bestemmingsplan en in de regels.

In het kader van de huidige wet- en regelgeving is het plan in een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet het aan de RO standaarden 2008. Het vaststellen van een digitale versie is vanaf 1 januari 2010 overigens verplicht. Een bestemmingsplan bestaat uit drie vaste onderdelen, namelijk de regels, de verbeelding en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. In de toelichting volgt een onderbouwing van de gemaakte keuzes en de resultaten van eventueel uitgevoerde onderzoeken. De onderzoeken worden als bijlage toegevoegd. In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.

6.1.1 Regels

De regels geven inhoud aan de op de planverbeelding aangegeven bestemmingen. De regels zijn onder te verdelen in vier hoofdstukken, namelijk de inleidende regels, de bestemmingsregels, algemene regels en de overgang- en slotregels. De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin is per bestemming uitgewerkt voor welk doel de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving kunnen in de regels onder andere bouwregels en gebruiksregels worden opgenomen. In de bouwregels zijn, gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties, eisen gesteld met betrekking tot de toegestane bouwwerken. De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

6.1.2 Verbeelding

Op de bij de regels behorende verbeelding (voorheen de plankaart) wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven.

6.1.3 Toelichting

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een beschrijving van het plan, de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een aantal bestemmingen. Binnen het plangebied komen de bestemmingen recreatie, wonen, tuin en waarde - beschermd stadsgezicht voor. In deze paragraaf volgt een toelichting op de gebruikte bestemmingen.

Artikel 3 Groen
Aan de Leonard Springerlaan is een groenstrook met een breedte van 3 meter opgenomen. In deze strook kunnen bomen worden geplant waardoor de laanstructuur wordt versterkt.

Artikel 4 Recreatie - Dierenverblijf
Het dierenverblijf is ondergebracht binnen de bestemming 'Recreatie - Dierenverblijf'. Binnen deze bestemming ligt het dierenverblijf en de beoogde uitbreiding. Het nieuwe bestemmingsplan geeft de mogelijkheid om het dierenverblijf in het Wilhelminapark uit te breiden met circa 27m².

Artikel 5 Tuin
De bestemming 'Tuin' hangt in hoge mate samen met de bestemming 'Wonen'. De voortuin van de woningen aan de Marten Ottenlaan en de Leonard Springerlaan wordt bestemd als tuin, waarbinnen in beperkte mate gebouwd mag worden. Op de voor tuin aangewezen gronden mogen uitsluitend erkers en ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen ten dienste van de bestemming wonen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Dit om het huidige straat- en bebouwingsbeeld in stand te houden en de openheid tussen de hoofdbebouwing te waarborgen.

Artikel 6 Wonen
Binnen de bestemming 'Wonen' wordt de woonfunctie geregeld. Binnen deze bestemming is het mogelijk om 3 woningen op te richten. Het gaat hierbij om de vrijstaande woning aan de Marten Ottenlaan en een twee-onder-een-kap woning aan de Leonard Springerlaan. Binnen deze bestemming is het toegestaan om een 'aan-huis-verbonden beroep' uit te oefenen, mits passend binnen de in de regels opgenomen voorwaarden.

Tenzij anders op de planverbeelding is aangegeven, is maximaal één woning per bouwvlak toegestaan. De maximale goothoogte van de woning aan de Marten Ottenlaan is 6 meter voor woningen aan de Leonard Springerlaan is de maximale goothoogte 4 meter (aan de achterzijde kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de goothoogte tot ten hoogste 6 meter). De dakhelling dient tussen 30 en 70 graden te liggen. De maximale bouwhoogte voor de drie woningen is 10 meter.

Artikel 7 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming geldt voor het aangewezen beschermd stadsgezicht. Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen bestemmingen. Tevens bevat dit artikel een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende regels.

Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. De standaardregels in het bestemmingsplan worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

De gronden zijn geheel in eigendom van de gemeente Meppel. De kosten verbonden aan de uitwerking van het bestemmingsplan komen geheel voor rekening van de gemeente.
De eventuele bij de uitvoering behorende opstalontwikkeling komt geheel voor rekening van de aanvrager.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel - Marten Ottenlaan 21' is in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan diverse instanties. Van de veertien hebben er vijf gereageerd. De reactie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is via de VROM inspectie binnengekomen.

nr.   Instantie   Reactie ontvangen?  
1.   VROM Inspectie Noord   Reactie ontvangen  
2.   Provincie Drenthe   Reactie ontvangen  
3.   Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)   Reactie ontvangen (via Vrom Inspectie Noord)  
4.   Waterschap Reest & Wieden   Reactie ontvangen  
5.   Brandweer Zuid-West Drenthe   Geen reactie ontvangen  
6.   Hulpverleningsdienst Drenthe   Reactie ontvangen  
7.   KPN UTN Leidingsbeheer   Geen reactie ontvangen  
8.   Archeologische vereniging Meppel   Geen reactie ontvangen  
9.   NV Rendo   Geen reactie ontvangen  
10.   Vitens NV   Geen reactie ontvangen  
11.   Enexis BV   Geen reactie ontvangen  
12.   Stichting Welzijn Meppel Westerveld   Geen reactie ontvangen  
13.   Platform duurzaam Meppel   Geen reactie ontvangen  
14.   Stichting VAC Wonen Meppel   Reactie ontvangen  

Tabel 1. Verzendlijst overlegpartners

Hieronder is een samenvatting opgenomen van de binnengekomen reacties en zijn ze voorzien van een gemeentelijke reactie.

1. Vrom Inspectie Noord (mede namens RCE)
VROM-inspectie, per brief, 24 november 2011 (registratienummer 9229)

De VROM inspectie geeft de volgende opmerkingen op basis van het nationaal belang van het nationaal cultureel erfgoed conform de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid:

Opmerking 1:
Aan de Marten Ottenlaan is het van belang om de openbare groenstrook langs de rijweg door te trekken voor de nieuwe bebouwing langs en om de aanwezige erfafscheiding (ligusterhaag) te behouden dan wel te herstellen.

Reactie:
De openbare groenstrook langs de Marten Ottenlaan maakt geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Deze strook wordt in het nog te actualiseren bestemmingsplan 'Meppel – Centrumschil' bestemd voor 'Groen'.

In de bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsparagraaf wordt een toevoeging opgenomen dat de erfafscheidingen aan de voorzijde van de woningen moet bestaan uit een ligusterhaag.

Opmerking 2:
Aan de Leonard Springerlaan is het aan te bevelen de laanstructuur te versterken. Dwarsprofielen van de rijbanen kunnen worden opgenomen op de plankaart.

Reactie:
De laanstructuur van de Leonard Springerlaan wordt versterkt door het opnemen van een groenstrook langs de rijbaan. Hiervoor wordt de bestemming 'Groen' aan de regels toegevoegd. De rijbaan van de Leonard Springerlaan maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het is daarom niet mogelijk om hier een dwarsprofiel aan te koppelen.

In de beeldkwaliteitsparagraaf worden aanvullende voorwaarden opgenomen voor het versterken van de laanstructuur door het aanplanten van enkele bomen.

Opmerking 3:
De inritten aan de Marten Ottenlaan en de Leonard Springerlaan dienen ondergeschikt te zijn aan het groen en uit gebakken klinkers te bestaan.

Reactie:
In de beeldkwaliteitsparagraaf zijn eisen opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de inritten. Deze worden aangevuld met de opmerking dat de bestrating uit gebakken klinkers moet bestaan en een maximale breedte mag hebben van 4 meter. Hiermee wordt de ondergeschiktheid aan het groen geborgd.

In de beeldkwaliteitsparagraaf is reeds opgenomen dat er per woning maximaal 1 uitrit aangelegd mag worden.

Opmerking 4:
De nieuwe woningen zouden qua architectuur op zorgvuldige wijze ingepast moeten worden in het straatbeeld en aansluiting moeten zoeken met de omliggende bebouwing qua vorm, dak- en goothoogte, kap, kleur, materiaal, etc.

Reactie:
De beeldkwaliteitsparagraaf bevat eisen en referentiebeelden met betrekking tot de architectuur van de nieuw te realiseren woningen. Deze woningen dienen een individuele uitstraling te hebben en de gevels moeten een sterke en evenwichtige gevelcomposities weergeven refererend aan de traditionele architectuur van de buurt. Deze eisen zijn opgenomen in de beeldkwaliteitsparagraaf en op deze wijze dienen de nieuwe woningen qua architectuur ingepast te worden in het straatbeeld.

Conclusie:
Naar aanleiding van deze reactie zijn de beeldkwaliteitsparagraaf en de regels van het ontwerpbestemmingsplan aangepast. De bestemming 'Groen' is toegevoegd.

2. Provincie Drenthe
Provincie Drenthe, per brief, 23 november 2011 (registratienummer 9121)

Opmerking:
Herontwikkeling van de locatie sluit goed aan op het door de provincie voorgestane beleid als het gaat om zorgvuldig ruimte gebruik. Hiermee is, voor wat betreft de provinciale diensten, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Reactie:
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

3. Waterschap Reest & Wierden
Waterschap Reest & Wierden, per e-mail, 8 december 2011 (registratienummer 9360)

Opmerkingen:
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.

Reactie:
De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

4. Hulpverleningsdienst Drenthe
Brandweer Drenthe, per brief, 30 november 2011 (registratienummer 9185)

Opmerking 1:
Het plangebied ligt grotendeels binnen 200 meter van het spoortraject Hoogeveen -Meppel - Zwolle. Over deze transportas vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor het plangebied geldt dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is vanuit vigerende wetgeving.

Het plangebied voorziet in de ontwikkeling van drie nieuwe woningen. De invloed van deze woning op het totale groepsrisico is minimaal. Voor deze woningen worden aanvullende maatregelen geadviseerd. Deze maatregelen moeten bijdragen aan de verbetering van de zelfredzaamheid van de aanwezige personen in geval van een ernstige calamiteit op het spoor.

De volgende maatregelen worden geadviseerd in het kader van zelfredzaamheid:

  • Zorg voor een ventilatiesysteem in de woningen die met één handeling uit te schakelen is.
  • Zorg dat bewoners zich bewust zijn van hun handelingsperspectief. Dit kan bereikt worden door risicocommunicatie voor risico's van wonen in de nabijheid van het spoor.

Reactie:
De voorgestelde maatregelen in het kader van zelfredzaamheid kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Er is immers geen sprake van een ruimtelijke relevantie. Echter in het kader van het vergunningentraject worden aanvragers gewezen op de bovenstaande aspecten.

Opmerking 2:
De bereikbaarheid van de te realiseren vrijstaande woning aan de Marten Ottenlaan is voldoende. Voor de twee-onder-een-kap woning geldt dat deze in voldoende mate bereikbaar moet zijn voor hulpverleningsdiensten, wat momenteel niet het geval lijkt te zijn. Aanbevolen wordt om het bestaande fietspad te verbreden, zodat deze geschikt is voor brandweervoertuigen.

Reactie:
Wij benadrukken dat het hier niet gaat om enkel een fietspad, maar dat deze doodlopende straat in de huidige situatie al de toegang vormt tot de herberg 'Meppels Inn'. Een verbreding van het pad is niet mogelijk in verband met de aangrenzende percelen.

Navraag bij de regionale brandweer Zuidwest Drenthe heeft opgeleverd dat in de meest optimale situatie het toegangsweggetje een breedte moet hebben van 3,5 meter (verhard). In de huidige situatie heeft het weggetje een verharde breedte van 3,25 meter.

Voor de Meppels Inn en de twee nieuw te realiseren woningen wordt echter een opstelmogelijkheid gecreëerd voor hulpverleningsvoertuigen. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar omdat het weggetje op deze locatie aan beide zijden een groene berm krijgt 1 . Ter plaatse van deze opstelgelegenheid krijgt het weggetje een verharde breedte van 3,5 meter. De doorgang voor hulpverleningsvoertuigen om tussen de woningen Marten Ottenlaan 19 en 17 door te rijden is met 3,25 meter voldoende.

De geslotenverklaring wordt opgeheven en hier wordt eenrichtingsverkeer ingesteld. Hiermee wordt de bereikbaarheid voor hulpdiensten in voldoende mate gegarandeerd 2 .

Conclusie:
De eerste opmerking geeft geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. Naar aanleiding van de tweede opmerking is in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan een passage opgenomen over de verkeersituatie.

5. Stichting VAC Wonen Meppel
Stichting VAC-Wonen Meppel, per e-mail, 20 november 2011 (registratienummer 9072)

Opmerking 1:
De stichting vraagt zich af of in de toekomst ook weer dezelfde bomen, die nu langs de Marten Ottenlaan staan, worden gepland op dezelfde onderlinge afstand?

Reactie:
In het bestemmingsplan wordt niet gesproken over het kappen van bomen. Wel is het uitgangspunt dat de bestaande bomen zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. Een aantal kleinere bomen langs de Leonard Springerlaan zullen hoogstwaarschijnlijk moeten wijken voor het aanleggen van uitritten. Wel wordt in de groenstrook langs de Leonard Springerlaan een aantal bomen geplant om de laanstructuur te versterken.

Aan de zijde van de Marten Ottenlaan kan, na realisatie van de woning, gekeken worden naar eventuele aanplant van een extra boom. Deze strook maakt echter geen deel uit van dit bestemmingsplan.

Opmerking 2:
Daarnaast wordt gevraagd hoe de uitgifte van de grond voor de drie woningen georganiseerd wordt en of er al gegadigden voor de percelen zijn?

Reactie:
Wij hebben de afgelopen periode gemerkt dat er veel belangstelling is voor deze kavels. Het college heeft, gelijktijdig met het besluit om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, besloten de kavels in particulier opdrachtgeverschap uit te geven.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

7.2.2 Inspraakreacties

In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel - Marten Ottenlaan 21' vanaf 19 oktober tot en met 30 november 2011 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders.

Op 9 november 2011 is in de voormalige wijkpost (Marten Ottenlaan 21) een inloopavond georganiseerd voor omwonenden en belangstellenden.

Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 12 inspraakreacties ontvangen. In onderstaande tabel volgt een overzicht van de ingekomen reacties.

nr.   registratiedatum  
1.   11-11-2011  
2.   11-11-2011  
3.   11-11-2011  
4.   11-11-2011  
5.   11-11-2011  
6.   11-11-2011  
7.   11-11-2011  
8.   28-11-2011  
9.   29-11-2011  
10.   30-11-2011  
11.   30-11-2011  
12.   1-12-2011  

 

In de onderstaande tekst zijn de reacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Inspraakreactie 1:

Opmerking 1:
Inspreker geeft aan dat het voor hem van belang is dat het bouwvlak aan de zijde van de Marten Ottenlaan 21 ongewijzigd blijft. Hierbij is het van belang dat in het voorontwerpbestemmingsplan rekening is gehouden met het uitzicht vanuit zijn woning op het park. Een wijziging van het bouwvlak in zijn nadeel wordt nadrukkelijk afgewezen.

Reactie:

In het ontwerpbestemmingsplan is, ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan, de situatie ten aanzien van het bouwvlak ongewijzigd gebleven.

Opmerking 2:
Inspreker vraagt om de bedrijfsvoering vanuit de wijkpost zuid zolang mogelijk instant te houden om verloedering van het gebouw en terrein te voorkomen.

Reactie:
|Het beëindigen van de bedrijfsvoering vanuit de wijkpost zuid wordt om bedrijfstechnische redenen eerder doorgevoerd en staat los van de herontwikkeling van deze locatie. Met ingang van 1 januari 2012 zijn de medewerkers ondergebracht bij de gemeentewerf op bedrijventerrein Noord I.

Om verloedering en overlast te voorkomen wordt mogelijk eerder gestart met de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen.

Opmerking 3:
Inspreker wordt graag vroegtijdig op de hoogte gehouden van eventuele wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de ingediende inspraakreacties.

Reactie:
Alle insprekers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het besluit van het college met betrekking tot hun inspraakreactie. Dit hoofdstuk, met de daarin opgenomen beantwoording van overleg- en inspraakreacties, is als bijlage bij de uitgaande brieven gevoegd. Daarnaast wordt bij het ontwerpbestemmingsplan een overzicht met (ambtshalve) wijzigingen gevoegd. Via deze lijst kan men eventuele wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan achterhalen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

Inspraakreactie 2:

Opmerking 1:
Inspreker geeft aan dat de achterkant van de garage van de woning Leonard Springerlaan 17 niet de erfgrens is. Tijdens de bouw van de garage stonden er bomen, waardoor de garage ca. 50 centimeter binnen de erfgrens is gebouwd.

Reactie:
Uit de luchtfoto, in combinatie met de kadastrale kaart, is gebleken dat dit inderdaad het geval is. Voor dit bestemmingsplan is echter de kadastrale grens aangehouden op basis van de bij ons beschikbare gegevens. Deze gegevens worden maandelijks aangeleverd door het kadaster. Voordat met de bouw van de woningen wordt gestart, zal het terrein door het kadaster opnieuw worden uitgezet. De erfgrens wordt daarmee duidelijk in beeld gebracht en vormt daarmee de basis voor de begrenzing van de kavels.

Opmerking 2:
Inspreker geeft aan dat de Leonard Springerlaan te smal is voor auto's, zeker als auto's in het straatje blijven staan. Vanaf de Springerlaan in rijden naar de geplande woningen is vaak moeilijk, omdat de straat vol is met geparkeerde auto's tot strak op de hoek bij nummer 15 en 13.

Reactie:
De verkeersituatie wordt na vaststelling van dit bestemmingsplan gewijzigd. Het paaltje aan het eind van de weg komt te vervallen en hier wordt eenrichtingsverkeer ingesteld. Met de toegang aan de zijde van de Marten Ottenlaan en de uitgang aan de zijde van de Leonard Springerlaan. Hiervoor moet een afzonderlijk verkeersbesluit worden genomen.

Voor deze weg wordt vooralsnog geen afzonderlijk parkeerverbod ingesteld. Indien hier auto's gaan parkeren vormen deze een obstructie voor de doorgaande en openbare weg. Mocht dit tot problemen leiden dan kan als aanvulling een parkeerverbod ingesteld worden.

Ten aanzien van de toegang tot deze weg wordt opgemerkt dat geparkeerde auto's geen belemmering mogen vormen om deze openbare weg te verlaten. Nu deze weg formeel wordt opengesteld voor gemotoriseerd verkeer wordt hier nadrukkelijker de aandacht op gevestigd.

Opmerking 3:
Inspreker wil graag zien dat het paaltje dat de doorgang voor autoverkeer verhinderd wordt verplaatst, van de huidige locatie aan de zijde van de Marten Ottenlaan naar de zijde van de Leonard Springerlaan ter hoogte van nummer 15. Dit voorkomt dat auto's die overdag bij het park aan de Marten Ottenlaan staan geparkeerd, later op de dag naar de woningen worden gereden via Roelfsemalaan en Springerlaan tegen de verplichte rijrichting in wat gevaarlijke situaties kan opleveren.

Reactie:
Na realisatie van de dubbele woning aan de Leonard Springerlaan zal het laantje opnieuw worden bestraat. Het uitgangspunt hierbij is dat de geslotenverklaring wordt opgeheven en eenrichtingsverkeer ingesteld wordt. De ingang komt in dat geval aan de zijde van de Marten Ottenlaan. Hierdoor wordt de verkeersituatie aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de huidige situatie en wordt sluipverkeer voorkomen.

Het is echter niet toegestaan om tegen de verplichte rijrichting in te rijden, want dat is in strijd met de bepalingen van de Wegenverkeerswet. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurders om zich hieraan te houden. Eventueel lopen zij het risico op een proces verbaal op het moment dat er gecontroleerd wordt. Dit staat echter los van de planologische procedure voor de bouw van deze drie woningen.

Opmerking 4:
Inspreker heeft bezwaar tegen de maximaal toegestane bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken. Op basis van het voorontwerpbestemmingsplan is een maximale bouwhoogte van vijf meter toegestaan. Enkele jaren geleden was het slechts toegestaan om een garage met een plat dak te bouwen.

Reactie:
Het bouwen van bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen) bij de woningen in de omgeving van het plangebied is geregeld binnen het geldende bestemmingsplan 'Meppel – Binnenstad (deelgebied VI)'. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 februari 1991 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 7 mei 1991.

Binnen de bestemming 'Woondoeleinden' is bepaald dat een bijgebouw een maximale goothoogte mag hebben van 3 meter en een dakhelling van maximaal 60 graden. Dit is het toetsingskader voor bijgebouwen op het achtererf. Van andere, hiervan afwijkende maatvoering ten aanzien van de goothoogte en de dakhelling voor bijgebouwen, is dan ook geen sprake. In het geldende bestemmingsplan is geen maximale bouwhoogte voor bijgebouwen opgenomen.

In hoofdlijnen sluit de in dit bestemmingsplan opgenomen systematiek aan op de regeling voor bijbehorende bouwwerken (de nieuwe verzamelnaam voor aan-, uit- en bijgebouwen) binnen de woonbestemming van het nu geldende bestemmingsplan. Met dien verstande dat de maximale goothoogte is verhoogd tot 3,3 meter. Dit om aan te sluiten op de vigerende bouwregelgeving. De maximale bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken is binnen de woonbestemming gemaximaliseerd tot 5 meter.

Daarnaast is de maximale oppervlakte voor bijgebouwen vergroot van 60 m2 naar 70 m2. Dit is overigens de algemene beleidslijn in Meppel en zal, in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan Meppel – Centrumschil, ook voor het aangrenzende woongebied gaan gelden.

Op grond van het geldende bestemmingsplan was het overigens niet toegestaan om op het terrein van de voormalige kwekerij, buiten de bouwvlakken, bijbehorende bouwwerken te bouwen. Volledigheidshalve merken wij op dat een groot deel van de bijbehorende bouwwerken op het achtererf van een woning inmiddels vergunningsvrij kan worden gerealiseerd.

Opmerking 5:
Inspreker vraagt zich af of de gemeente de wijkpost nog wel goed gaat onderhouden als deze vanaf 1 januari 2012 niet meer in gebruik heeft en de plannen voor nieuwbouw onverhoopt zouden uitlopen.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 1 opmerking 2.

Opmerking 6:
Inspreker vraagt zich af of er wel rekening is gehouden met het feit dat de twee woningen op de Leonard Springerlaan tegenover Meppel Inn overlast zullen ervaren, omdat daar in de voortuin feesten en bijeenkomsten zijn.

Reactie:
Ja, hier is rekening mee gehouden. Het Meppel's Inn is namelijk een inrichting op grond van de Wet milieubeheer. Voor deze inrichting (SBI-2008 nummer 5510 - Hotels en pensions met keuken) geldt een richtafstand van 10 meter (bron: VNG brochure bedrijven en milieuzoneringen 2009). Volledigheidshalve willen wij hierbij vermelden dat het niet zondermeer toegestaan is om in de voortuin feesten en partijen te organiseren. In veel gevallen zal een vergunning noodzakelijk zijn op grond van de Algemene plaatselijke verordening en/of de Drank- en Horecawetgeving.

De woningen aan de Leonard Springerlaan worden gerealiseerd op een afstand van circa 23 meter (gemeten tussen de voorgevels) ten opzichte van het Meppel's Inn. Aangezien de richtafstand niet wordt overschreden bestaat er vanuit het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' geen bezwaar om nabij Meppels Inn twee woningen te realiseren.

De toelichting van het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze reactie aangevuld met een paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering'.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' en een paragraaf 'Verkeer'.

Inspraakreactie 3.

Opmerking 1:
Inspreker heeft de angst dat als de wijkpost zuid hier verdwijnt de kans op vandalisme of komst van hangjongeren zal toenemen. Hij vraagt zich af of het niet beter is als de wijkpost ter voorkoming van bovengenoemde problemen gebruik blijven maken van het perceel totdat er een definitieve beslissing is genomen met betrekking tot de herontwikkeling van de wijkpost.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 1 opmerking 2.

Opmerking 3:
De inspreker vraagt hoe de planschade is geregeld.

Reactie:
Indien er sprake is van waardevermindering van onroerende zaken door een planologische ingreep (bijvoorbeeld door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan) kan bij het college van burgemeester en wethouders een verzoek worden ingediend om tegemoetkoming in schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (voorheen planschade). Een dergelijk verzoek kan alleen worden ingediend als men eigenaar van het onroerende goed is en als de planologische maatregel onherroepelijk geworden is.

Door een onafhankelijke beoordelingscommissie zal vervolgens een advies aan het college worden uitgebracht. Het college zal vervolgens een besluit moeten nemen over het verzoek.

Opmerking 4:
De inspreker vraagt zich af of er geheid moet worden? En zo ja, op welke wijze dat gebeurt?

Reactie:
Dit is op dit moment nog niet bekend. Na bestudering van de bouwdossiers van de aangrenzende woningen hebben we geconstateerd dat bij de bouw van de omliggende woningen geen gebruik is gemaakt van heipalen. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat de woningen op een dusdanige wijze gebouwd worden waardoor heien achterwege kan blijven.

Conclusie:
De reactie vormt geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 4:

Opmerking 1:
De inspreker wordt graag op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.

Reactie:
De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. Iedereen die een inspraakreactie heeft ingediend ontvangt een schriftelijke bevestiging van het besluit van het college ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan en de beantwoording van zijn of haar inspraakreactie. De voortgang kan ook worden gevolgd via de gemeentelijke website www.meppel.nl.

Conclusie:
De reactie vormt geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 5:

Opmerking 1:
De inspreker geeft aan dat het personeel van de groenvoorziening het terrein verlaat m.i.v. 1-1-2012 en vraagt zich af het verstandig is het perceel onbeheerd te laten totdat er met de bouw wordt gestart.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 1 opmerking 2.

Conclusie:
De reactie vormt geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 6:

Opmerking 1:
Inspreker wordt graag op de hoogte gehouden van het vervolgtraject.

Reactie:
De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. Iedereen die een inspraakreactie heeft ingediend ontvangt een schriftelijke bevestiging van het besluit van het college ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan en de beantwoording van zijn of haar inspraakreactie. De voortgang kan ook worden gevolgd via de gemeentelijke website www.meppel.nl.

Conclusie:
De reactie vormt geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 7:

Opmerking 1:
De inspreker wordt graag op de hoogte gehouden van het vervolgtraject.

Reactie:
De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. Iedereen die een inspraakreactie heeft ingediend ontvangt een schriftelijke bevestiging van het besluit van het college ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan en de beantwoording van zijn of haar inspraakreactie. De voortgang kan ook worden gevolgd via de gemeentelijke website www.meppel.nl.

Conclusie:
De reactie vormt geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 8:

Opmerking 1:
De inspreker geeft aan dat hij de plannen ervaaart als een inbreuk op zijn directe woonomgeving, privacy, licht-/zoninval en het woongenot. Daarnaast wordt het uitzicht op de parkvijver en omliggende bomen vanuit de inspreker zijn huis ontnomen.

Reactie:
Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Meppel – Binnenstad (deelgebied VI)' heeft het perceel de bestemming “Kwekerij”. Ter plaatse van het perceel is nu een bouwvlak opgenomen waarbij de maximaal toegestane goothoogte is vastgesteld op 4 meter in combinatie met een dakhelling die tussen de 30 en 70 graden moet liggen. Een maximaal toegestane bouwhoogte is niet opgenomen. Deze maatgeving is ondergebracht binnen bouwklasse A. Dit bouwvlak ligt over een groot deel van het perceel (zie pagina 3), waardoor in theorie een gebouw kan worden opgericht die het uitzicht op het park weg neemt. In dat kader is er geen sprake van een verslechtering.

Het bouwvlak ligt op een afstand van 6 meter uit de erfgrens met het perceel Leonard Springerlaan 16. In het voorontwerpbestemmingsplan is het bouwvlak verkleind en een meter verder naar het westen verschoven. Hierdoor is het bouwvlak op een afstand van 7 meter vanuit de perceelgrens van het perceel Leonard Springerlaan 16 komen te liggen. Daarnaast is de maximaal toegestane bouwhoogte begrensd op 10 meter.

In die zin zal juist sprake zal zijn van een verbetering van de planologische situatie. Er is dan ook geen sprake van een verslechtering van het uitzicht op het park en de licht/zon inval.

Daarnaast is het perceel gelegen in een stedelijke omgeving die in hoofdzaak wordt gekenmerkt door de woonfunctie. De bedrijfsactiviteit van Meppels Inn vormt hierop de uitzondering.

De voormalige kwekerij kan op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' ondergebracht worden onder SBI-2008 nummer 016 - Plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven. In deze brochure zijn per bedrijfstak/branche richtafstanden opgenomen die bij de planologische inpassing in acht genomen dienen te worden. Voor bovenstaande bedrijfsactiviteit zijn de richtafstanden voor de milieuaspecten 'Geluid' en 'Geur' vastgesteld op 30 meter. De woonfunctie is echter het te beschermen woonmilieu en zal daardoor juist bijdragen aan een verbetering van het huidige leefklimaat.

Er zal echter wel sprake zijn van een intensivering van het gebruik van het terrein, maar dit zal niet zorgen voor een onacceptabel woon- en leefmilieu. Mede gelet op het feit dat de (zijdelingse) afstand tot de al bestaande woningen vele malen kleiner is, dan de afstand tot de met dit bestemmingsplan beoogde woningen, is deze intensivering nagenoeg te verwaarlozen.

Opmerking 2:
De inspreker geeft aan dat het plan niet past in de vigerende Omgevingsvisie Drenthe 2010. Met name kan er niet gesproken worden van het koesteren van kwaliteit en het behoud van bestaande kwaliteiten.

Reactie:
Er wordt in voldoende mate rekening gehouden en gebruik gemaakt van de aanwezige ruimtelijk kwaliteiten. De woningen zullen qua massa en verschijningsvorm aansluiten op de bestaande woningen. De borging van deze ruimtelijke kwaliteiten wordt geregeld via het aan dit bestemmingsplan gekoppelde gedetailleerde en stringente beeldkwaliteitsplan.

In het kader van het vooroverleg is de Provincie Drenthe op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevraagd om een reactie kenbaar te maken met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan. In hun reactie (zie vooroverlegreactie 2) geeft Gedeputeerde Staten van Drenthe aan dat in voldoende mate rekening is gehouden met de borging van de uit het provinciale omgevingsbeleid voortvloeiende belangen.

Ten aanzien van het behoud en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt in dit kader ook verwezen naar de vooroverlegreactie van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Deze is gezamenlijk ingediend met de VROM-inspectie. Hierin wordt aangegeven dat met het plan, indien een aantal aspecten in de beeldkwaliteitsparagraaf wordt benadrukt, in voldoende mate rekening is gehouden met het nationaal cultureel erfgoed (vooroverlegreactie 1). Er is dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een strijdigheid met het geldende provinciale beleid.

Opmerking 3:
Inspreker is van mening dat het plan in strijd is met het Woonplan Meppel. Het Woonplan Meppel spreekt van beleid dat is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van bestaande en/ of gewenste kwaliteiten. Het bestemmingsplan voldoet hier niet aan.

Reactie:
Het Woonplan Meppel 2005-2015 vormt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners in relatie tot het gemeentelijk woonbeleid.

Een van de kaderstellende uitgangspunten van het Woonplan is dat de beoogde groei van de gemeente vraagt om een uitbreiding van de woningvoorraad waarbij het accent ligt op het realiseren van kwalitatief hoogwaardige nieuwbouw. De nieuwe woningen zullen architectonisch aansluiten op de omgeving, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ruimtelijke kwaliteit van deze wijk. Deze kwaliteitsaspecten worden in het kader van dit bestemmingsplan geborgd in de beeldkwaliteitsparagraaf, welke als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota wordt vastgesteld.

Het Woonplan geeft echter geen kaders voor de esthetische inpassing van de woningen. Hiervoor kennen we het bestemmingsplan en de daarbij behorende beeldkwaliteitsparagraaf. Er is dan ook geen sprake van een strijdigheid met het gemeentelijke woonbeleid.

Opmerking 4:
Volgens inspreker is het plan in strijd met de Welstandsnota 2005, waarin de klemtoon ligt op handhaven en respecteren.

Reactie:
De gemeentelijke Welstandsnota is gemeente dekkend en voornamelijk geënt op het borgen en versterken van de bestaande kwaliteiten. Hierin is tevens ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen.

Voor projecten die een grotere impact op de omgeving hebben, wordt veelal een beeldkwaliteitsparagraaf opgesteld. Zo ook voor dit plan. De beeldkwaliteitsparagraaf wordt door de gemeenteraad als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota vastgesteld en vormt hiermee het toetsingskader voor de welstandscommissie.

Het feit dat de klemtoon ligt op het handhaven en respecteren van de aanwezige kwaliteiten wil overigens niet zeggen dat er geen ruimte is voor passende initiatieven. Wij zijn dan ook van mening dat deze ontwikkeling passend is en er geen sprake is van een strijdigheid met de Welstandsnota 2005.

Opmerking 5:
Op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeente in het kader van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan opstellen met als doel de “karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing dient op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Inspreker geeft aan dat hij niet inziet dat dit voorontwerp de huidige ruimtelijke kwaliteit van het gebied onderkent en tevens inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Reactie:
Op 1 juli 2011 is het gebied 'Meppel – Oud Zuid' door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, gelet op de aanwezige cultuurhistorische waarden, op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Doel van deze aanwijzing is het beschermen van de aanwezige waarden en waar mogelijk ruimte bieden voor het versterken van deze kwaliteiten.

Bij het besluit tot aanwijzing is bepaald dat de gemeente Meppel vanaf aanwijzing 2 jaar de tijd heeft voor het opstellen van een bestemmingsplan dat, op grond van artikel 36 Monumentenwet 1988 in voldoende mate bescherming biedt.

Op 19 oktober 2011 hebben wij de diensten die op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening de provinciale- en rijks belangen behartigen uitgenodigd om te reageren op dit voorontwerpbestemmingsplan. In hun brief van 23 november 2011 geeft de VROM-inspectie, mede namens de overige rijksdiensten, hun reactie op dit voorontwerpbestemmingsplan. Met inachtneming van enkele opmerkingen van de rijksdiensten voldoet het plan aan het gestelde in artikel 36 van de Monumentenwet 1988 en kan deze als “voldoende beschermend” worden aangemerkt. In dit kader wordt ook verwezen naar vooroverlegreactie 1 en de daarbij behorende beantwoording.

Opmerking 6:
Volgens inspreker is het plan in strijd met het beschermd stadsgezicht (“historisch- ruimtelijke karakter nog voldoende gaaf en herkenbaar”) waarin als uitgangspunt is gehanteerd “het onderkennen van de ruimtelijke kwaliteit als een zwaarwegend belang bij de herontwikkeling van het plangebied”. Van een passende herbestemming aan de restanten van de vrijgekomen gemeentelijke kwekerij is volgens de inspreker geen sprake.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar onze reactie bij opmerking 5 van deze inspraakreactie.

Opmerking 7:
Inspreker geeft aan dat de bouwhoogte van maximaal 10 meter wordt ervaren als een grote inbreuk op hun woongenot. Dit terwijl de huidige bebouwing in veel gevallen niet zo hoog is. Ook de maximale goothoogte van 6 meter is veel hoger dan de huidige goothoogtes van omliggende panden.

Reactie:
Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft het perceel een bouwvlak dat voorzien is van bouwklasse A. Deze bouwklasse staat een goothoogte van 4 meter toe met een minimale dakhelling van 30 graden en een maximale dakhelling van 70 graden. Op grond van dit bestemmingsplan is de bouwhoogte niet begrensd. In dit kader wordt ook verwezen naar de beantwoording van opmerking 1 bij deze inspraakreactie.

Dat de huidige bebouwing lager is, is in dit kader niet relevant. De geldende planologie staat immers een - met dit plan - vergelijkbare bouwmassa toe. Hierop wordt, voor wat betreft de woningen aan de Leonard Springerlaan, in het voorliggende bestemmingsplan aangesloten met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte die in dit bestemmingsplan begrensd is op maximaal 10 meter. Van een goothoogte van 6 meter is op grond van dit bestemmingsplan geen sprake.

Wel zit in de bouwregels de mogelijkheid om, onder voorwaarden, af te wijken van de bepalingen van het bestemmingsplan en de goothoogte aan de achterzijde van de woningen te verhogen tot 6 meter. Dit is echter niet bij recht toegestaan.

Dat hierdoor sprake is van een ernstige inbreuk op het woongenot wordt door ons niet gedeeld. De minimale afstand van het nieuwe bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens wordt met dit bestemmingsplan vergroot van 6 naar 7 meter. Dit is een aanzienlijk ruimere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan veelal bij de woningen in de directe omgeving het geval is.

Tot slot is uit dossieronderzoek gebleken dat de woningen aan de Leonard Springerlaan een bouwhoogte hebben van bijna 10 meter. Voor de dubbele woning Leonard Springerlaan 15/16 is op 30 oktober 1937 een bouwvergunning verleend voor een dubbele woning met een goothoogte van 5,45 meter en een bouwhoogte van 9,94 meter. In die zin is er geen sprake van een grote afwijking in goot- en bouwhoogten ten opzichte van de omliggende woningen.

Gelet op het bovenstaande delen wij de mening van inspreker, dat sprake zou zijn van een grote inbreuk op hun woongenot, dan ook niet.

Opmerking 8:
De inspreker begrijpt niet waarom de bouwhoogtes van bijgebouwen, garages, e.d. 5 meter hoog mogen zijn, waar de huidige garages slechts 2,5 meter hoog zijn.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 2 opmerking 4.

Opmerking 9:
Inspreker geeft aan sterk de indruk te hebben dat de eventuele nieuwe bewoners maximaal gefaciliteerd gaan worden in hun eventuele behoeftes en dat op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met de belangen van huidige huiseigenaren in de directe omgeving.

Reactie:
Dit bestemmingsplan is gedetailleerd vormgegeven en vormt samen met de beeldkwaliteitsparagraaf een relatief streng toetsingskader. Onder verwijzing naar de beantwoording op de overige inspraakreacties mag blijken dat het planologisch regime voor wat betreft de bouwmassa's wordt ingeperkt. Dat geen rekening gehouden is met de belangen van de direct aanwonenden wordt door ons niet gedeeld.

Opmerking 10:
De inspreker heeft het gevoel dat de woningen aan de Leonard Springerlaan dichter gebouwd zijn op de woningen aan de Leonard Springerlaan 15 en 16 dan op de woning aan de Marten Ottenlaan.

Reactie:
Het bouwvlak voor de dubbele woning aan de Leonard Springerlaan is in het midden van het perceel geplaatst. De afstand vanaf de grens van het bouwvlak tot aan de zijdelingse perceelsgrens is aan beide zijden 7 meter. Hierdoor worden twee gelijkwaardige kavels gecreëerd, waarmee dit woonbuurtje in ruimtelijk opzicht wordt afgerond. Verplaatsing van het bouwvlak naar de Marten Ottenlaan is hierdoor ongewenst.

Opmerking 11:
De woningen aan de Leonard Springerlaan zijn zo gelegen dat zij ca. 7 meter verwijderd zijn van de Leonard Springerlaan ic het “jeugdherbergstraatje”. Tijdens de mondelinge toelichting op 9 november jl. heeft de inspreker vernomen dat op deze manier gewerkt wordt aan “een soort hofje dan aan weerskanten van het jeugdherbergstraatje ongeveer even groot is”. Echter, de jeugdherberg is ca 15 meter verwijderd van dit straatje waar de geplande woningen slechts 7 meter van de straat staan. Hiermee wordt er niet voldaan aan de aangegeven afstand.

Reactie:
In de huidige situatie staat de bebouwing van de wijkpost nagenoeg op de perceelgrens. Dit geeft de doorgang van de Leonard Springerlaan naar het Wilhelminapark een besloten karakter. Met dit plan beogen we hier meer ruimte en openheid te creëren. Dit betekent overigens niet dat er een exacte spiegeling van de ruimte voor de jeugdherberg 'Meppels Inn' doorgevoerd wordt naar de voortuinen van de dubbele woningen aan de Leonard Springerlaan. In dat geval zouden de woningen namelijk te ver naar achteren worden geplaatst, waardoor een onevenwichtige verdeling van de kavels ontstaat.

Opmerking 12:
De inspreker heeft de indruk dat de waarde van ons onroerend goed achteruit gaat.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 3 onder opmerking 3.

Opmerking 13:
De inspreker geeft aan ernstige twijfels te hebben over de verkoopbaarheid van de kavels in deze crisistijd.

Reactie:
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen. Wij zijn de afgelopen periode herhaaldelijk benaderd door belangstellenden voor eventuele aankoop van deze kavels. Opgemerkt dient te worden dat deze drie woningen voorzien in een ander segment als de overige woningbouwplannen in Meppel. Wij voorzien hier, ondanks de crisistijd, dan ook geen problemen.

Conclusie:

Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering'.

Inspraakreactie 9:

Opmerking 1:
De inspreker geeft aan dat de vrijstaande woning aan de Marten Ottenlaan te ver naar achter is gesitueerd waardoor de parkbeleving aan de achterzijde wordt verstoord.

Reactie:
De vrijstaande woning aan de Marten Ottenlaan is dusdanig gepositioneerd dat de uiterste hoek van de gevel in de rooilijn van de twee aangrenzende woningen staat. Hiermee is aansluiting gezocht op de stedenbouwkundige setting van de woonbebouwing in het Wilhelminapark. Verplaatsing naar voren zou dit beeld ernstig verstoren.

Daarbij dient opgemerkt te worden dat de woning op het perceel Marten Ottenlaan 17 aan de voorzijde volledig georiënteerd is op het Wilhelminapark. Een verplaatsing van het bouwvlak naar de Marten Ottenlaan zou een minimaal voordeel qua uitzicht opleveren.

Daarnaast staat het de toekomstige bewoners vrij om hun achtererfgebied af te schermen door middel van bijvoorbeeld opgaande beplanting in de vorm van een haag. In dat geval is het uitzicht geheel weggenomen.

Opmerking 2:
Inspreker heeft de wens om het paaltje in de steeg naar de Meppel Inn voor het blokkeren van auto's te handhaven op de huidige plek. Dus de inrit t.b.v. de 2-kapper vanaf de Leonard Springerlaan plaats te laten vinden. Dit om onveilige situaties voor de kinderen te voorkomen.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 2 onder de opmerking 2 en 3.

Opmerking 3:
Inspreker wil voorkomen dat het terrein een rommel wordt in de periode dat er nog niet gebouwd wordt.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 1 opmerking 2.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'verkeer'.

Inspraakreactie 10:

Opmerking 1:
De inspreker heeft door het realiseren van de drie woningen het gevoel dat het groen, de ruimte en privacy wordt aangetast. Dit zal de gasten van Meppel's Inn weerhouden om hier te verblijven of hun feest te vieren. Het karakter van de ligging verliest haar kracht. Hiermee wordt de omzet van het bedrijf aangetast.

Reactie:
Zoals al aangegeven komt de bebouwing verder vanaf de perceelsgrens te staan dan in de huidige situatie het geval is. Hierdoor zou het zicht en lichttoetreding juist moeten verbeteren. In dit kader wordt ook verwezen naar de beantwoording van inspraakreactie 8 opmerking 1 en 7.

Opmerking 2:
De inspreker geeft aan dat de nieuwe inwoners overlast van de accommodatie/ gasten kunnen ondervinden.

Reactie:
Het uitgangspunt is dat de accommodatie moet voldoen aan de eisen van het Activiteitenbesluit. Indien dit niet het geval is zal de inrichting (Meppels Inn) maatregelen moeten treffen om de overlast op de omgeving binnen de daarvoor gestelde normen te houden. Indien dit het geval is zou ook bij de reeds aanwezige woningen sprake zijn van hinder. Dit zal bij de nieuwe woningen niet meer of minder zijn.

Opmerking 3:
De inspreker vindt dat het straatje te smal is voor nog meer verkeer.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 2 opmerking 2.

Opmerking 4:
De inspreker geeft aan dat zij door het realiseren van hoogbouw zicht, licht, rust en privacy verliezen.

Reactie:
De bouw van de dubbele woning met een goothoogte van 4 en een bouwhoogte van maximaal 10 meter is geen hoogbouw. Deze bebouwing sluit namelijk aan bij de bebouwing in de directe omgeving van het perceel. Officieel wordt overigens over hoogbouw gesproken als het pand/complex zo hoog is dat deze vanuit de bouwregelgeving moet zijn voorzien van een lift. In dit geval is hier geen sprake van.

Opmerking 5:
Het paaltje mag van ons blijven staan waar die staat. Het stopt gasten om gebruik te maken van deze weg en voorkomt klachten van de buurtbewoners.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 2 onder de opmerking 2 en 3.

Opmerking 6:
De inspreker maakt zich zorgen dat de bouw zal zorgen voor geluidsoverlast voor de gasten van Meppel's Inn. Ook hierdoor zal er winstderving ontstaan.

Reactie:
Het is niet te voorkomen dat tijdens de bouw enige overlast ontstaat door de activiteiten die op en rondom het terrein plaatsvinden. Ons streven is om de overlast tot een minimum te beperken en de toegankelijkheid van de inrichting te waarborgen. Door deze overlast tot een minimum te beperken zal volgens ons niet direct sprake zijn van een winstderving.

Opmerking 7:
Indiener wil de mogelijkheid van bezwaar maken als de plannen voor deze woningen tegenover Meppel's Inn / Marten Ottenlaan 21 verder zijn uitgewerkt.

Reactie:
In het kader van het ontwerpbestemmingsplan worden de aan deze procedure ten grondslag liggende stukken op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode wordt de mogelijkheid geboden om een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar te maken.

Daarnaast kan, los van deze planologische procedure, bezwaar gemaakt worden tegen de nog te verlenen omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze vergunning is nodig voor de uiteindelijke bouw van de drie woningen. De plannen zijn in dat stadium concreter, maar de planologische inpassing staat dan niet meer ter discussie.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' en een paragraaf 'Verkeer'.

Inspraakreactie 11:

Opmerking 1:
De inspreker geeft aan dat de plannen een directe en grote negatieve impact op zijn woongenot, privacy en lichtinval.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 8 opmerking 1.

Opmerking 2:
Het plan is zo ingericht dat de woningen onevenredig dicht bij het huis op de Leonard Springerlaan 15 komen te staan, terwijl de ruimte naar alle andere woningen in de directe omgeving vele mate groter is.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 8 opmerking 10.

Opmerking 3:
De inspreker geeft aan dat de nieuw te bouwen woningen de nodige geluidsoverlast met zich mee brengen in onze vrije tijd, waar nu enkel onder werktijden activiteiten plaatsvinden.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder inspraakreactie 8 opmerking 1.

Opmerking 4:
Het steegje tussen de Marten Ottenlaan en de Leonard Springerlaan wordt nu uitsluitend bereden met auto's van aanwonenden met garage aan het steegje en ontheffing van het rijverbod. De inspreker geeft aan dat dit steegje niet geschikt is voor een intensiever gebruik. Zij vinden een verdubbeling van de verkeersdruk die de woningen met zich meebrengen onacceptabel.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze opmerking wordt verwezen naar de reactie onder opmerking 2.2.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' en een paragraaf 'Verkeer'.

Inspraakreactie 12:

De inspraakreactie sluit (deels) aan bij inspraakreactie 8. Voor een antwoord wordt daarom verwezen naar de daarbij behorende reacties. De volgende opmerking is extra opgenomen in de inspraakreactie:

Opmerking 1:
De bouw van de twee woningen aan het “jeugdherbergstraatje” zal leiden tot een verdubbeling van het aantal verkeersbewegingen in dit nauwe, onoverzichtelijke straatje waar bewoners dagelijks door wandelen met kinderen en/ of honden. De inspreker vindt dit niet wenselijk.

Reactie:
Door het invoeren van eenrichtingverkeer zullen de verkeerintensiteiten aan de oostzijde van het weggetje (tussen de woningen aan de Leonard Springerlaan 13 en 15) nagenoeg gelijk blijven. In de huidige situatie wordt het weggetje namelijk gebruikt voor twee woningen en de jeugdherberg Meppels Inn (voor zowel de toegang als de uitgang). In de nieuwe situatie maken vier woningen gebruik van dit weggetje, alleen dan slechts éénmalig door het ingestelde eenrichtingsverkeer. In dat geval is dus sprake van een nagenoeg gelijkwaardige situatie. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 2 opmerking 2 en 3.

Conclusie
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een paragraaf 'Verkeer'.