direct naar inhoud van Regels
Plan: Nijeveen - uitwerking Energieweg 19
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Energieweg19-UWC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het uitwerkingsplan 'Nijeveen - uitwerking Energieweg 19' met identificatienummer NL.IMRO.0119.Energieweg19-UWC1 van de gemeente Meppel;

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 moeder-bestemmingsplan:

het bestemmingsplan 'Nijeveen' van de gemeente Meppel, op basis waarvan dit uitwerkingsplan is opgesteld;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.7 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 archeologisch waardevol gebied:

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onderdeel van de onderneming in de verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in loondienst is van het betreffende bedrijf of voorziening, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bestaand:

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's of bedrijven of instellingen van vergelijkbare aard en omvang;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.30 erker:

een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

  • a. een hoekige of ronde vorm heeft;
  • b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie; en
  • c. een overwegend transparante uitstraling heeft.
1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.34 huishouden:

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;

1.35 inrichting:

elke bedrijfsactiviteit, of overige activiteiten van bedrijfsmatige omvang, die binnen ruimtelijke grenzen wordt verricht;

1.36 kantoor:

Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en/of dienstverlening;

1.37 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals de winning en levering van gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, de afvoer en verwerking van rioolwater of

voorzieningen van vergelijkbare aard en omvang.

1.38 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.39 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.40 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 risicovolle inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.43 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privéhuis, een erotische massagesalon, of een seksbioscoop, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG zoals geldend ten tijde van vaststelling van het moeder-bestemmingsplan, als bijlage 1 onderdeel uitmakend van deze planregels;

1.45 voorkant:

de kant waarop de voorgevel is georiënteerd;

1.46 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.47 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 1, 2 en 3 van de Staat van bedrijven van de VNG zoals geldend ten tijde van vaststelling van het moeder-bestemmingsplan (bijlage 1);
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken per bedrijf;
  • c. kantoren;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. gebouwen en overkappingen;
  • i. overige bouwwerken;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tot de bouwperceelgrens aan de voorzijde bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de maatvoering voldoet aan onderstaand bouwschema:
goothoogte   bouwhoogte   dakhelling   dakhelling  
maximaal   maximaal   minimaal   maximaal  
8 m   14 m   30o   70o  

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tot de bouwperceelgrens aan de voorzijde bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 70o.

3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de verkoop van motorbrandstoffen (zonder LPG) en aanverwante artikelen;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 1.500 m²;
  • e. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • f. een bedrijfswoning door iemand anders laten bewonen dan de rechthebbende van het bedrijf;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden over een breedte van 3 m vanuit de bouwperceelgrenzen voor opslagdoeleinden;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een afhaalpunt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub b in die zin dat een overig bedrijf wordt toegestaan, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de categoriën bedrijven 1, 2 en 3 van bijlage 1.

3.5.2 Afwegingskader

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.

5.2 Bouwen buiten het bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde tot maximaal 1,5 m mogen worden overschreden door:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
  • c. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;

mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:

  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. een goede woonsituatie;
  • f. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de milieusituatie;
  • i. de sociale veiligheid.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Verboden gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bouwregels voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, en kan worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • b. de maximum hoogte van gebouwen, ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen of bouwdelen van vergelijkbare aard, mits de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer is dan 20 m2 en de verhoging niet meer bedraagt dan 25% van de maximum bouwhoogte van het gebouw;
  • c. de bouwregels en kan een vermeerdering van maximaal 10% worden toegestaan ten aanzien van de gegeven maten, afmetingen en percentages.
7.2 Toepasbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de nota Parkeernormen 2013 of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met maximaal 10%;
  • c. het lid onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Nijeveen - uitwerking Energieweg 19'.