direct naar inhoud van Regels
Plan: Meppel - Buitengebied herziening Broekhuizen 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Broekhuizen20-BPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Meppel - Buitengebied herziening Broekhuizen 20 ' van de gemeente Meppel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0119.Broekhuizen20-BPC1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw

een gebouw dat:

  • a. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  • b. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
  • c. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.9 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.13 bijgebouw

een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

  • a. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  • b. en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
  • c. en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.21 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang;

1.24 erker

een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

  • a. een hoekige of ronde vorm heeft;
  • b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;
  • c. en een overwegend transparante uitstraling heeft;
1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 kampeermiddel

een onderkomen dat helemaal of deels:

  • a. is bestemd voor recreatief nachtverblijf;
  • b. is opgericht voor recreatief nachtverblijf;
  • c. kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard;

1.28 nutsvoorzieningen

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang;

1.29 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.30 overkapping

een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden;

1.31 peil
  • a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. wanneer in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil ter plaatse;
1.32 prostitutie

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.33 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 standplaats

een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten;

1.35 uitbouw

een gebouw dat:

  • a. als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  • b. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.36 voorgevel

een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:

  • a. de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
  • b. de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;
  • c. de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;
  • d. de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;
  • e. de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen;
1.37 voorgevelrooilijn

de lijn die evenwijdig aan de openbare weg in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m2 niet meegerekend;

1.38 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

  • a. wegen of paden;
  • b. bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;
  • c. bermen, bermsloten en wegkanten;
  • d. parkeerterreinen;
1.39 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.40 zorginstelling

een instelling die zich richt op het verlenen van zorg, al dan niet in combinatie met wonen voor cliënten en personeel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', een zorginstelling met onder andere zorgappartementen, revalidatieruimte, gastenverblijven et cetera;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kades, oevers en schouwpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. verhardingen;
  • i. water en waterberging;
  • j. bruggen, dammen en duikers;
  • k. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen, met aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen geldt het volgende:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de oppervlakte van gebouwen, inclusief woning, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • c. voor de bestaande voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • d. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
  • e. overigens geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. opp.   max. goot-
hoogte  
max. bouw-
hoogte  
dakhelling  
bedrijfswoningen (inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen)   één   250 m2    4,5 m   12 m   20º-70º *  
overige gebouwen en overkappingen       4,5 m   12 m   20º-70º *  
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen  
     

1 m

2 m  
 
bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m    

* Indien ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0° toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder d teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    • 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
      • daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
      • de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfswoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande hoogte, oppervlakte, inhoud

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.

5.2 Bestaande afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

5.3 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

5.4 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de in het plan gegeven:
    • 1. maten;
    • 2. afmetingen;
    • 3. percentages;

en toestaan dat een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

  • b. de bestemmingsbepalingen voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;
    en toestaan dat:
    • 1. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
      wanneer: het niet gaat om een overkapping;
    • 2. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
  • c. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:
    en toestaan dat:
    de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;
    zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
    of bouwdelen van vergelijkbare aard;
    wanneer: de vergroting maximaal 20 m2 is per plaatselijke verhoging;
    en: de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is.
7.2 Extra woning/vergroten inpandige woning
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde één extra woning onder te brengen in een bestaande woning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de bestaande woning dient groter te zijn dan 250 m2;
    • 2. de extra woning moet worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale oppervlakte van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het toestaan van afwijkingen van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
8.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
9.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 9.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Meppel - Buitengebied herziening Broekhuizen 20 '.

25 september 2014.