Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Meppel – Buitengebied, wijziging Broekhuizen 16
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0119.Broekhuizen16-WPC1
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 bestemmingsplan
het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Meppel bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.01190000BuitengebiedVG-.
  
1.2 wijzigingsplan
het wijzigingsplan ‘Meppel – Buitengebied, wijziging Broekhuizen 16’ van de gemeente Meppel, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0119.Broekhuizen16-WPC1, met de bijbehorende regels en bijlagen.   
 
1.3 planverbeelding
De planverbeelding van het wijzigingsplan ‘Meppel – Buitengebied, wijziging Broekhuizen 16’.   
 
1.4 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep dat:
  1. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij :e gebruiksoppervlakte van het beroep inclusief opslag- en administratieruimten maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van woning beslaat;
  2. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of musicus of beroepen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
1.5 archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
   
1.6 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.
  
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
  
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  
1.9 bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de ruimte die gebruikt wordt door bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
  
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.
  
1.11 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
 
1.12 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.
  
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  
1.15 bijgebouw
een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:
  1. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  2. niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
  3. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  
1.17 bouwgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
  
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
  
1.19 bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouwwerken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.
  
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  
1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
  
1.22 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
  
1.23 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
  
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  
1.25 erker
een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:
  1. een hoekige of ronde vorm heeft;
  2. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;
  3. en een overwegend transparante uitstraling heeft
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.27 hoofdgebouw
een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
  
1.28 kampeermiddel
een onderkomen dat helemaal of deels:
  1. is bestemd voor recreatief nachtverblijf;
  2. is opgericht voor recreatief nachtverblijf;
  3. kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.
 
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
  
1.30 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
  
1.31 neventak/nevenfunctie
onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.
  
1.32 nutsvoorzieningen
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
  
1.33 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
  
1.34 overkapping
een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.
  
1.35 paardenstalling
het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.
  
1.36 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.37 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.
  
1.38 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
  
1.39 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
  
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen en die tevens van toepassing is op deze regels.
  
1.41 (woonwagen)standplaats
een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten.
  
1.42 uitbouw
een gebouw dat:
  1. als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  2. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.43 verkoop streekeigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
  
1.44 agrarisch bedrijf
een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.
  
1.45 voorgevel
een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:
  1. de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
  2. de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;
  3. de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;
  4. de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;
  5. de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.
1.46 voorgevelrooilijn
de lijn die, evenwijdig aan de openbare weg, in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.
  
1.47 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:
  1. wegen of paden;
  2. bruggen, dammen, duikers en tunnels die in deze wegen op paden liggen;
  3. bermen, bermsloten en wegkanten;
  4. parkeerterreinen.
1.48 woning
een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 de dakhelling
De hellingshoek tussen het dakvlak en het horizontale vlak.   
 
2.2 (verticale) diepte van een gebouw
De diepte van een gebouw, vanaf het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de laagst gelegen vloer.
  
2.3 gebruiksoppervlakte van een ruimte of een groep ruimten
De oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven.
  
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van:
  1. de goot;
  2. de druiplijn;
  3. het boeibord;
  4. een bouwdeel van vergelijkbare aard;
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.
 
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwdelen zoals schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijkbare aard.
  
2.6 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.   
 
2.7 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen:
  1. de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
  2. de buitenkant van de daken en dakkapellen.
2.8 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
  
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
   
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de planverbeelding voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing
  2. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
  3. veearts/hoefsmederij;
  4. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
  5. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500m² bebouwing mag worden gebruikt;
  6. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200m² bebouwing mag worden gebruikt;
  7. kano-, boot- en fietsenverhuur;
  8. bed & breakfast;
met de daarbij behorende:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. tuinen, erven en terreinen;
  4. water
  5. gebouwen;
  6. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  7. overige bouwwerken.
3.2 Bouwregels
   
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. gebouwen mogen uitsluitend buiten een afstand van 3 m tot de zijerfafscheiding worden gebouwd;
  3. overigens geldt het volgende:
 
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
   
3.3.1 Afstanden zijerfafscheidingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2, sub b) teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
  1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
    1. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
    2. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. het gebruik van de gronden voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder b);
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
   
3.5.1 Nevenfuncties
In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Wonen na toepassing van een afwijking passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in 3.5.2.
  
 
3.5.2 Toepasbaarheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding A), met inachtneming van het volgende:
  1. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  2. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  3. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie en mag worden gebruikt;
  4. de in tabel 1 genoemde functies zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak binnen bestaande bebouwing; er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;
  5. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;
  6. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
  7. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
  8. voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  9. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
  10. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
3.5.3 Afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in 3.5.2.
  
Artikel 4 Waarde - Archeologie
   
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De gronden op de kaart aangewezen voor "Waarde-Archeologie" zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
  
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorschriften:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde onder b)1 en b)2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Aanlegregels
   
4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde-Archeologie" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatiekabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod als bedoeld in 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid B in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
4.4 Adviesprocedure
 
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.
  
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
   
6.1 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
 
Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan.
 
6.2 Afwijken ten behoeve van een kortere afstand
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
 
6.3 Voorgevelrooilijn
 
De op het tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag in geval van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden overschreden.
 
6.4 Bestaande afstanden en andere maten
  1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a) en b) uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
   
7.1 Algemeen
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. de in de regels en op de planverbeelding gegeven:
    1. maten;
    2. afmetingen;
    3. percentages;
en toestaan dat een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;
  1. de bestemmingsregels: en toestaan dat geringe aanpassingen worden gedaan in:
    1. het beloop of profiel van wegen;
    2. de aansluiting van wegen onderling;
wanneer: dit nodig is vanuit de verkeersveiligheid en/of de verkeersintensiteit;
  1. de bestemmingsregels:
  2. en toestaan dat worden gebouwd:
    1. openbare nutsgebouwtjes;
    2. wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
    3. telefooncellen;
    4. gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
    5. toiletgebouwtjes;
    6. (jongeren)ontmoetingsplekken;
    7. gebouwtjes van vergelijkbare aard;
wanneer: de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m³ is en de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;
  1. de bestemmingsregels: en toestaan dat bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    1. het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
    2. ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken; zoals ontluchtingspijpen of bouwdelen van vergelijkbare aard;
  2. de bestemmingsregels voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn; en toestaan dat:
    1. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m wanneer: het niet gaat om een overkapping;
    2. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
    3. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen: en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen of bouwdelen van vergelijkbare aard; wanneer de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke verhoging en de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;
  3. het bouwvlak: en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte; wanneer de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden en de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
    4. luifels, balkons en galerijen; wanneer de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Artikel 8 Overige regels
   
8.1 Werking wettelijke regeling
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
   
Artikel 9 Overgangsrecht
   
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde onder a) voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a)met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a) is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a) te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a), na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a) is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het ‘Meppel – Buitengebied, wijziging Broekhuizen 16’ van de gemeente Meppel