direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Conform die wetgeving vervalt bij bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar het recht om leges te vorderen voor diensten verband houdende met het betreffende bestemmingsplan.

In het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro komt de actualisatie van bestemmingsplannen aan de orde. Artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wro bepaalt dat bestemmingsplannen, die voor 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wro, dus op 1 juli 2013, moeten zijn vervangen door bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld conform de Wro. Bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008, dienen te worden vervangen binnen 10 jaar na vaststelling, derhalve uiterlijk op 1 juli 2018.

De Wro en de bijbehorende wetgeving verplicht overheden ruimtelijke plannen te standaardiseren, digitaal op te stellen, uitwisselbaar en raadpleegbaar te maken. Sinds 1 januari 2010 moeten bestemmingsplannen digitaal gemaakt, vastgesteld en beschikbaar gesteld worden. De gemeente Meppel heeft een handboek bestemmingsplannen opgesteld om uniformiteit in de bestemmingsplannen te garanderen.

Uit het bovenstaande blijkt dat op 1 juli 2013 alle (oude) bestemmingsplannen van de gemeente Meppel moeten zijn vervangen door bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld conform de Wro. Deze verplichting geeft de gemeente de mogelijkheid om verouderde plannen te actualiseren, samen te voegen per kern, te standaardiseren en digitaal te maken. Om tijdig alle plannen te kunnen actualiseren is een actualisatietraject gestart.

Het vigerende bestemmingsplan voor de binnenstad van Meppel dateert uit 1991. In de periode daarna is een aantal partiële herzieningen en wijzigingsplannen vastgesteld en zijn diverse vrijstellingen verleend. Het is dan ook noodzakelijk dat er een nieuw bestemmingsplan opgesteld wordt. Het geldende bestemmingsplan is inmiddels ouder dan 20 jaar. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste actualisatie. In 2008 is een Binnenstadsvisie opgesteld die als basis dient voor het nu op te stellen bestemmingsplan. Datzelfde geldt voor een recentelijk opgestelde cultuurhistorische verkenning en analyse.

1.2 Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad wordt globaal begrensd door:

  • Noteboomstraat;
  • Vledderstraat;
  • Marktstraat;
  • Prinsengracht;
  • Keizersgracht ;
  • Zuideindigerpad;
  • Bleekerseiland;
  • Kleine Oever;
  • Grote Oever;
  • Eendrachtstraat.

Binnen dit gebied vormt het projectgebied Kromme Elleboog een herontwikkelingslocatie, die om deze reden dan ook buiten het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad wordt gehouden. Voor dat gebied wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied ten opzichte van de stad Meppel.

Afbeelding 1: Het plangebied van het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

De thans voor het plangebied Binnenstad vigerende planologische besluiten zijn onderstaand aangegeven, evenals de partiële herzieningen en wijzigingen. Op de contourenkaart is in tabelvorm een verwijzing naar deze documenten opgenomen. Het in onderstaande tabel met een * aangegeven plan heeft geen ruimtelijke consequenties (bijvoorbeeld omdat het alleen betrekking heeft op voorschriften/regels) en is daarom niet in de contourenkaart opgenomen.

Naam plan   Vastgesteld   Goedkeuring  
Bestemmingsplan Meppel Binnenstad (deelgebied I)   21-03-1991   22-10-1991  
Partiële herziening 1 (snookercentrum) *   01-12-1994   01-10-1995  
Partiële herziening 3   02-12-1999   23-05-2000  
- Wijzigingssplan Kerkplein 14   15-01-1998   03-02-1998  
- Wijzigingsplan Kerkplein 9   10-02-2000   14-03-2000  
- Wijzigingsplan Grote Kerkstraat 12   03-07-1997    
- Wijzigingsplan Groenmarkt 13   23-02-2000   14-03-2000  
- Wijzigingsplan Groenmarkt 10 / Grote Kerkstraat 18   24-03-2000   18-04-2000  
- Wijzigingsplan Kerkplein 6   28-07-2005   12-09-2005  
- Wijzigingsplan Kerkplein 18-20   16-09-2009   -  
- Vrijstelling Kruisstraat 13   25-03-2005    
- Vrijstelling Doorsteek Marktstraat - Kromme Elleboog   12-10-2007    
- Vrijstelling De Cruythoek   28-12-1998    
- Vrijstelling Woldstraat 30   06-10-2011    
- Vrijstelling Touwstraat   15 12-1998    
- Vrijstelling Prinsenplein 21   11-12-2007    
- Vrijstelling Kerkplein 19 en 20   04-12-1998    
- Vrijstelling Hoofdstraat 87   28-08-2012    

Afbeelding 2: Contourenkaart Binnenstad.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0002.jpg"

1.4 Juridische vorm

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) komen te vervallen.

Met de invoering van de Wro is ook de digitaliseringsverplichting in werking getreden. Ruimtelijke plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd moeten digitaal raadpleegbaar zijn (conform STRI 2008) en voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Het plan wordt digitaal beschikbaar gesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan komt aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is ten slotte een bespreking van de resultaten van de procedure opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De naam Meppel is mogelijk afgeleid van Möppelt (esdoornbos, vergelijk het Engelse "maple"). Dat suggereert dat de eerste bewoners droge zandgronden tegenkwamen toen ze het gebied moesten ontginnen. Dat kan al gebeurd zijn in 1141 als Meppel in een oorkonde wordt genoemd. Toen was er echter nog geen sprake van een (bewonings)kern en stond er mogelijk verspreid een boerderij. Het gebied rondom Meppel is vermoedelijk ontgonnen doordat het onderdeel uitmaakte van de goederen van het Bisdom van de Sint Pieter in Utrecht en op de plaats van Meppel boerderijen werden opgericht om de gronden te beheren.

In het gebied waar zich nu de oude kern van Meppel bevindt, ligt het zand (dekzand) hoger dan in de omgeving en is daarmee een logische vestigingskeuze geweest. De vroege kern kan beschouwd worden als esachtige nederzetting, vergelijkbaar met de hoeven die elders in de gemeente zijn ontstaan in de 15e eeuw.

Meppel is ontstaan op een punt waar verschillende waterwegen vanuit Noord-Nederland samenkomen, om vervolgens via het Meppelerdiep af te wateren op het Zwarte Water en het IJsselmeer.

In de middeleeuwen ontwikkelde Meppel zich tot een zelfstandige bestuurlijke en kerkelijke eenheid en groeide in ruimtelijke zin van een agrarische naar een meer stedelijke nederzetting. Door de goede ligging op een knooppunt van vaarwegen kon Meppel zich ontwikkelen tot een goederenoverslagplaats voor turf en hout uit Drenthe.

De 17e eeuw was voor Meppel een tijd van grote bloei, mede dankzij de verveningen in de omgeving van Smilde en Hoogeveen. Verbindingen over water en land werden sterk verbeterd. De aanleg van de Drentsche Hoofdvaart en de Hoogeveensche Vaart versterkte de positie van Meppel als knooppunt van vaarwegen.

In de 17e eeuw ontwikkelde zich een sterke ambachtelijke bedrijvigheid zoals de zeildoekweverijen. De meer hinderverwekkende ambachtelijke bedrijven, zoals leerlooierijen en scheepstimmerbedrijven werden gevestigd langs de rand van de stad. Door verdere stadsgroei kwamen ook deze bedrijven binnen de stedelijke bebouwing te liggen.

Ook in de eerste helft van de 19e eeuw vond verdere uitbreiding vooral plaats door verdichting. Na 1850 kwam de eerste planmatige uitbreiding tot ontwikkeling. Een andere verandering van waardevolle betekenis betrof de infrastructuur. Zeer bepalend was de aanleg van de spoorlijn in 1863. De eerste planmatige stadsuitbreiding van na 1850 betrof dan ook het gebied tussen het Zuideinde en de spoorlijn. Daarnaast moet worden genoemd de omlegging van de Hoogeveensche Vaart die niet meer door het stadscentrum maar via de Heerengracht verliep.

Tussen 1900 en 1950 breidt de stad op planmatige wijze verder uit. In het begin van de 20e eeuw krijgt Meppel er een aantal woongebieden bij, zoals de Stationsbuurt, de Oranjebuurt, de Indische buurt, Bleekerseiland en het Wilhelminapark. Het Wilhelminapark, naar ontwerp van Leonard Springer, werd aangelegd ten de noorden van de Reest. Het park moest niet alleen een aantrekkelijk groengebied vormen maar had ook tot doel om het waterpeil beheersbaar te krijgen. Rondom het park werd de bouw van herenhuizen en een villapark opgestart als uiting van de verworven rijkdom die samenhing met de toename van het belang van het vervoer over land. Toen vanaf de 19e eeuw het belang van het vervoer over land steeds sterker werd, kreeg Meppel een centrale positie door de aanleg en verbetering van vele wegverbindingen met omliggende plaatsen (waaronder de straatweg Zwolle-Groningen) en vooral ook door het verwerven van een halteplaats op de spoorlijnen Zwolle-Groningen en Zwolle- Leeuwarden. Dit gaf Meppel opnieuw een grote economische impuls, met als gevolg de vestiging van bedrijvigheid in de buurt van het station, maar ook de eerder genoemde herenhuizen en het villagebied.

Afbeelding 3: De historische kaart van Meppel anno 1927.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0003.jpg"

Een aantal infrastructurele veranderingen waren het dempen van een enkele grachten, zoals de Prinsengracht in het begin van de 20e eeuw en de gracht langs de Grote Oever in 1954. De uitbreiding van de stad geschiedde in deze periode met name aan de zuidkant van de stad.

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

De historische linten dragen de ruimtelijke structuur van Meppel en vormen herkenbare verbindingen tussen het stadscentrum en de omliggende buurten. De linten hebben een kleinschalig karakter en bepalen met hun kleinschaligheid het straatbeeld binnen en buiten het centrum.

Het historische centrum ligt op het kruispunt van oude invalswegen. Binnen de stedenbouwkundige structuur van het centrum is de noord/zuid lopende Hoofdstraat wellicht het belangrijkste element. Haaks op de Hoofdstraat en in het verlengde van de Prinsengracht is een serie stedelijke ruimten te onderscheiden. Deze “pleinenreeks” verbindt de verschillende stedelijke ruimten in het centrum onderling en verbindt tevens het centrum met het water.

De historische linten dragen ook de functionele structuur van de binnenstad van Meppel. De Woldstraat, Kruisstraat, Touwstraat, Prinsenplein en (buiten het plangebied) Zuideinde vormen met hun menging van centrumfuncties en woonfunctie belangrijke aanloopmilieus naar de Hoofdstraat.

De hoofdfuncties van het gebied zijn divers. Zoals het een centrumgebied betaamt bevinden zich naast de woonfunctie overwegend detailhandel, horeca, dienstverlening, maatschappelijke en culturele instellingen in het gebied. De openbare ruimte staat daarbij voornamelijk ten dienste van het winkelen en het verblijf (terrassen, recreatief wandelen).

Detailhandel is voornamelijk te vinden langs de Hoofdstraat en de overige oorspronkelijke uitlopers van de binnenstad (zoals bijvoorbeeld de Woldstraat en de Kruisstraat).

De maatschappelijke en culturele voorzieningen liggen verspreid over het gehele plangebied. Hierbij valt te denken aan kerken, musea (bijvoorbeeld het Drukkerijmuseum), het Joods Monument in het Slotplantsoen, verzorgingstehuizen en kinderdagverblijven. Ook kan het oude gemeentehuis van Meppel (Hoofdstraat 22) worden genoemd dat nog steeds in gebruik is als trouwzaal en als kunsthuis (Kunsthuis Secretarie)

Met name aan de randen van het plangebied bevinden zich een aantal (voornamelijk kleinschalige) bedrijven. Deze bedrijven passen in het heterogene karakter van de binnenstad en zijn verenigbaar met de woonfunctie, dus milieucategorie 1 en 2.

Horecabedrijven zijn ook veelal te vinden langs de uitlopers van de binnenstad (zoals de Grote Kerkstraat) en aan de pleinen binnen het plangebied (Kerkplein, Prinsenplein, de Wheem). Het gaat hierbij voornamelijk om cafetaria's, cafe's en restaurants. Bekend is ook het pannenkoekenschip aan de Stoombootkade.

Voor het overige zijn in het plangebied onder andere de gebruikelijke groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en kunstobjecten aanwezig.

Afbeelding 4: Het voormalige gemeentehuis, nu: Kunsthuis Secretarie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0004.jpg"

2.2.2 Verkeers- , water- en groenstructuurstructuur

Wegen
Meppel wordt ontsloten door de zogenaamde binnenring en de buitenring. Deze vormen de hoofdontsluiting van de kern Meppel. Voor het plangebied 'Meppel - Binnenstad' is de belangrijkste wegenstructuur de binnenring. De binnenring wordt gevormd door de Noteboomstraat, Vledderstraat, Marktstraat, Brouwersstraat, Kleine- en Grote Oever. Belangrijke verbindingen tussen de buiten- en binnenring zijn de historische uitlopers van de binnenstad. Het gaat dan om het Zuideinde, de Woldstraat, het Noordeinde/Molenstraat en het Oosteinde. Deze uitlopers vormden oorspronkelijk de verbinding tussen het landelijk gebied en de binnenstad.

Naast de hoofdverbindingswegen verbinden belangrijke routes voor langzaamverkeer het centrum met de omliggende woongebieden.

Spoorverbindingen
Ten oosten van het plangebied ligt de spoorlijn Zwolle - Groningen/Leeuwarden.

Hoewel het spoor geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is het een belangrijke verbinding die door zijn effecten van belang is voor nieuwe ontwikkelingen in het oostelijke deel van het centrum en dan met name vanwege het railverkeerslawaai.

Water- en groenverbindingen
In en om de binnenstad liggen 4 belangrijke waterverbindingen, namelijk de Wold Aa (ten noorden van het plangebied), de Reest (ten het zuiden van het plangebied) en het Meppelerdiep (aan de westzijde van het plangebied). Juist ten zuiden van het plangebied loopt de Hoogeveensevaart. Daarnaast is in 2008 een deel van de Gasgracht, ter hoogte van de Gasfabriek en net buiten het plangebied gelegen, weer open gegraven.

Ondanks de aanwezigheid van het water in de omgeving van de binnenstad, is deze aanwezigheid uitsluitend merkbaar in het zuidelijkste deel van de binnenstad. Hierbij kan worden gedacht aan de Keizersgracht, de Heerengracht, het laatste deel van de Prinsengracht (verlengde Gasgracht) en de omgeving van het Bleekerseiland (Sluisgracht).

In de Binnenstad van Meppel bevinden zich geen grote groenstructuren of groene elementen. De belangrijkste groene elementen zijn het Slotplantsoen en de bomen die op de pleinen staan (Prinsenplein, Kerkplein).

Afbeelding 5: Boegbeeld van de binnenstad.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0005.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen tot aan 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of er binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag er tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. Binnen het voorliggende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor zover nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien worden deze in een apart bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Te denken valt in dit verband aan de herontwikkeling van het Vledder en de Kromme Elleboog.

3.1.2 Nota wonen

Eén van de centrale boodschappen uit de Nota Wonen in de 21e eeuw is dat kwaliteit steeds belangrijker wordt. De woonconsument vraagt steeds meer kwaliteit en is ook bereid daarvoor te betalen. Daarom is er behoefte aan een kwaliteitssprong. Meer kwaliteit betekent doorgaans meer koopwoningen, meer grote woningen, meer woningen in een hoger prijssegment en vooral meer woningen in aantrekkelijke woonmilieus. Daarnaast wordt gewezen op het belang van differentiatie in de woningvoorraad en de daarmee samenhangende keuzemogelijkheden en leefkwaliteit binnen een wijk.

3.1.3 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk.

3.1.4 Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De kern Meppel behoort niet tot de aangewezen steden of gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat er in de kern geen cultuurhistorische waarden zijn).

De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988.

3.1.5 Kiezen voor karakter, Visie Erfgoed en Ruimte

In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte.

Het doel van deze visie is tweeledig. In de eerste plaats maakt het rijk duidelijk welke belangen hij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt, welke prioriteiten hij stelt en hoe hij wil samenwerken met publieke en private partijen. Het verhelderen van rijksbelangen en -prioriteiten draagt bij aan:

  • de focus van het rijk op cultuurhistorische opgaven van (inter)nationaal belang, mede ter uitvoering van internationale verdragen en verplichtingen;
  • het bieden van de mogelijkheid tot gebiedsgerichte prioritering van de inzet van subsidiemiddelen voor instandhouding, restauratie en herbestemming van monumenten;
  • het maken van keuzes ten aanzien van kennisaanbod en -ontwikkeling, waaronder de kennisagenda van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • het bewuster en gerichter opereren van de rijksoverheid t.a.v. cultureel erfgoed in haar rol als opdrachtgever, ruimtelijk investeerder en vastgoedeigenaar;
  • duidelijkheid over de agenda van het rijk als samenwerkingspartner en bevorderen van een complementaire inzet van overheden.

In de tweede plaats legt het rijk met deze visie een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Zo'n kader is nodig om effectieve samenwerking mogelijk te maken tussen overheden onderling en tussen overheid en particulier initiatief.

De formulering van een inspirerend referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer draagt bij aan:

  • het behouden van de leesbaarheid en beleefbaarheid van de culturele ontstaansgeschiedenis van Nederland, door aandacht te genereren voor de opgave om karakteristieke gebieden, structuren en objecten in samenhang te behouden en te ontwikkelen;
  • effectievere gebiedsgerichte samenwerking tussen verschillende overheden en tussen verschillende ruimtelijke sectoren.

Voor de Binnenstad, als onderdeel van de stad Meppel, geldt de uitdaging om bij alle stedelijke transformaties de bewonings- en verstedelijkingsgeschiedenis van Meppel herkenbaar en beleefbaar te houden, cultuurhistorische waarden en ontwikkelingspotentie in de gebiedsontwikkeling te betrekken, en het erfgoed van nationale betekenis op zorgvuldige wijze te behandelen bij verdichting en krimp.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoudt van bestaande kwaliteiten.

Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu die voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering).

Voor Meppel spelen twee specifieke uitdagende ontwikkelingen en kansen. Ten eerste is Meppel de belangrijkste plaats in Drenthe voor watergebonden bedrijvigheid (beroep- en recreatievaart). Meppel beschikt over de grootste binnenvaartcontainerterminal van Noord-Nederland. Daarnaast is Meppel de logische schakel voor netwerkvorming met de regio Zwolle-Kampen.

Meppel heeft het label 'waterpoort' gekregen (kaart 1, Visie 2020). Hiermee ondersteunt de provincie Drenthe de betekenis van Meppel als poort tot Drenthe en als kleinschalige stad aan en rond het water.

Afbeelding 6: Visiekaart 2020 behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe 2010.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0006.jpg"

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Met hoofdstuk 3 van de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf. De Wet ruimtelijke ordening kent de provincie een scala van instrumenten toe om haar beleid daarnaast extern te laten doorwerken. Vaststelling van een verordening ex artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening is een van die instrumenten.

Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd. Hetzelfde geldt voor een deel van het kaartmateriaal waaraan in deze verordening wordt gerefereerd. De kaarten voor Bestaand stedelijk gebied, Nationaal Landschap Drentsche Aa en die voor de ecologische hoofdstructuur zijn bijzonder precies. Op perceelsniveau is weergegeven of een locatie binnen de desbetreffende thematische begrenzing valt of niet. Dit geldt niet voor de andere kaarten, die uitwerking op gemeentelijk niveau behoeven.

Het plangebied voor het voorliggende bestemmingsplan ligt geheel binnen Bestaand stedelijk gebied.

3.2.3 Beleidsnota Wonen

Naar aanleiding van de nota Mensen, Wensen, Wonen van (december 2000) de toenmalige staatssecretaris (VROM), heeft de provincie Drenthe een Beleidsnota Wonen opgesteld. De provincie geeft hierin aan dat haar beleid gericht is op stimulering van de kwaliteit van het wonen in Drenthe, waarbij de eerste prioriteit op de herstructurering van bestaande woonwijken ligt.

Dit plan is consoliderend van aard en past derhalve binnen de kaders van het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030

Meppel neemt in de regio een centrale positie in, zowel op het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen als op het gebied van wonen. Het onderscheidende van Meppel is de combinatie van een stedelijke sfeer en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod in de binnenstad, en rust en ruimte in de omliggende wijken en kernen. In Meppel wonen circa 32.000 mensen. Meppel wil groeien tot circa 40 á 45.000 inwoners in 2030 en staat een beheerste groei voor. De gemeente hanteert dit aantal echter niet als harde doelstelling. De gemeente richt zich in de eerste plaats op (maar zeker niet uitsluitend) gezinnen en (actieve) senioren. Meppel kent een relatief sterke sociale cohesie. Dit vraagt om onder meer een adequaat voorzieningenniveau in de wijk of de nabijheid daarvan. De aandacht van de gemeente richt zich daarbij vooral op groepen die relatief weinig te kiezen hebben op de woningmarkt, zoals huishoudens met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte. Meppel hanteert als uitgangspunt dat ouderen en mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen wonen. De beleidsnota Wmo 2008-2011 beschrijft de opgave en de inzet van de gemeente. De gemeente heeft kwaliteit van het woonaanbod hoog in het vaandel staan. Met de ondertekening van het convenant Duurzaam Bouwen Drenthe heeft de gemeente

hiernaast het belang van duurzaam bouwen onderstreept.

3.3.2 Ruimtelijk programma 2020

Het Ruimtelijk Programma vormt een uitwerking van de Ontwikkelingsvisie 2030, de gemeentelijke visie die de koers voor de toekomst (lange termijn) vastlegt. Het Ruimtelijke Programma vormt een “vertaling“ van de ontwikkelingsvisie in een concretere programmatische aanpak. Het Ruimtelijke Programma kan hiermee onder meer dienen als afwegingskader voor de diverse projecten. Het Ruimtelijke Programma is primair een op de ruimtelijke aspecten per gebied toegespitste samenvatting van bestaand beleid. Het gemeentelijk beleid is gericht op het bereiken van een gedifferentieerd en compleet woningaanbod met alle bijbehorende voorzieningen. Meppel heeft hierbij met haar rijk geschakeerde en hoogwaardige voorzieningenniveau ook een regionale functie. Meppel kent een divers aanbod op het gebied van onderwijs tot en met HBO onderwijs met een regionale functie. De gemeente tracht de scholen in een goede ruimtelijke setting te accommoderen. De basisscholen zijn op wijk- en buurtniveau belangrijke voorzieningen die door de ontwikkeling naar de zogenoemde brede school alleen maar belangrijker worden voor wijk of buurt.

3.3.3 Binnenstadsvisie

De visie geeft een integraal beeld van de gewenste ontwikkelingen van de binnenstad van Meppel met de ruimtelijke en functionele dragers: toerisme, detailhandel, verkeer, water en stedenbouw. In binnenstadsvisie zijn "bekende" plannen verwerkt op het gebied van verkeer en vervoer, parkeren, detailhandel en citymarketing.

Het uitgangspunt voor het opstellen van de binnenstadsvisie was de gedachte dat de kwaliteit van de binnenstad moet verbeteren, waarbij de cultuurhistorie en het water een prominente functie hebben. Hierdoor zal de aantrekkingskracht van Meppel worden vergroot zowel voor de bewoners, de bezoekers als de bedrijvigheid.

Als onderlegger voor de binnenstadsvisie heeft een detailhandelsonderzoek van WPM Consultants gediend. Uit dit onderzoek kwam het volgende beeld naar voren.

Het winkelaanbod in Meppel is relatief groot en het historische karakter onderscheidt Meppel van veel plaatsen in de directe omgeving. Meppel heeft een sterke regiofunctie en de detailhandel trekt in het bijzonder veel bezoekers uit de landelijke omgeving in de richting van Steenwijk, Staphorst en Hoogeveen.

De consument is goed te spreken over de winkelvoorzieningen in Meppel. Meppel is allround als het gaat om aankoopmotieven - boodschappen (run), doelgericht - recreatief (fun). De dagelijkse sector is zeer dominant, zowel in aantal verkooppunten als in vloeroppervlak. De supermarkten in of aan de rand van de Meppelse binnenstad zijn belangrijke trekkers en bronpunten.

De sfeer, de kwaliteit van de winkels en het (dag)horeca-aanbod worden door zowel de inwoners als de regiobezoekers positief beoordeeld. In het centrum van Meppel vindt men het vooral gezellig en knus, ook maakt het cultureel historische karakter Meppel onderscheidend. Het aanbod van winkels en horecagelegenheden in de binnenstad van Meppel, en de verdeling daarbinnen, is goed. De filialisering binnen Meppel daarentegen is relatief laag, hierin zou een groei wenselijk zijn omdat de consument steeds meer waarde hecht aan merken en brandstores. Ook de samenhang van de branchering kan verbeterd worden zodat beter van elkaar geprofiteerd kan worden.

Het parkeren in de binnenstad wordt in kwalitatieve zin slecht beoordeeld. Er is sprake van een groot aantal kleine parkeerlocaties, veel bronpunten liggen uit de route en een goede bewegwijzering ontbreekt.

Uitwerking en realisatie van de centrumprojecten Het Vledder en Kromme Elleboog, als ook de initiatie van verdere vernieuwingen zijn van belang om de onderscheidende positie van Meppel als historische, gezellige winkelstad te waarborgen. Hierbij wordt niet gedacht aan grootschalige plannen, maar vernieuwing vanuit de Meppeler Maat. Er is onmiskenbaar potentie voor Meppel om haar relatief goede positie te behouden en te versterken. WPM heeft de totale uitbreidingspotentie tot 2012 voor het centrum van Meppel geraamd op circa 6.500 m2 bvo, waarvan circa 1000 m2 in de dagelijkse sector en 5500 m2 in de niet-dagelijkse sector. Vanuit het onderzoek zijn aanbevelingen gedaan die als bouwstenen zijn gebruikt voor de binnenstadsvisie, dit zijn:

  • Herontwikkeling en uitbreiding omgeving Swaenenborgh.
  • Optimaliseren planvorming voor Het Vledder en Kromme Elleboog.
  • Verbeteren van de ruimtelijke randvoorwaarden voor bereikbaarheid en parkeren.
  • Aanloopgebieden en horeca.

In de binnenstadsvisie worden de projecten beschreven die strategisch van betekenis, of essentieel zijn voor het realiseren van de ambities uit de binnenstadsvisie. Op de visiekaart zijn de 5 kenmerkende projectgebieden van de Meppeler binnenstad afzonderlijk weergegeven.

Afbeelding 7: Belangrijke projecten uit de binnenstadsvisie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0007.jpg"

Het Bleekerseiland
De binnenstadsvisie zet in op versterking van de waterstructuur door het Bleekerseiland te ontwikkelen tot een hoogwaardig verblijfsgebied met kwaliteitshoreca, een heringerichte openbare ruimte en een beperkt programma bijzondere woningen en maatschappelijke en/of dienstverlenende functies.

De Pleinenreeks
De binnenstadsvisie zet in op versterking van de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het historische centrum door een herkenbare pleinenreeks te maken, bestaande uit afzonderlijk vormgegeven en ingerichte binnenstadspleinen. De pleinenreeks loopt vanaf het Bleekerseiland tot en met de Gasgracht en voorziet in verschillende vormen van horeca, leisure, detailhandel en wonen.

De Swaenenborgh
De ruimtelijke en functionele kwaliteit van het historische centrum wordt in de binnenstadsvisie verder versterkt door het kernwinkelgebied uit te breiden en de stedenbouwkundige structuur te restaureren door herontwikkeling van de Swaenenborgh. Wandelroutes koppelen de Swaenenborgh aan het Kerkplein en de Hoofdstraat. Naast detailhandel zijn wonen en werken belangrijke functies en wordt de Swaenenborgh ook voorzien van een parkeeraccommodatie.

Het Mallegat
De betekenis van de historische linten voor de beleving en oriëntatie binnen de stad Meppel wordt beter benut door het knooppunt Molenstraat/Noordeinde en Mallegat te ontwikkelen tot een samenhangend herkenbaar (cultuurhistorisch) knooppunt met functies als wonen, werken en detailhandel.

De Tuinen van de stad
De binnenstadsvisie doet voorstellen om de stedenbouwkundige structuur van de centrumring te verbeteren. Rond het thema “tuinen van de stad”, dienen parken, pleinen en plantsoenen te worden hersteld en worden ruimtelijke randvoorwaarden gesteld aan nieuw te ontwikkelen bebouwing, zodat er meer ruimtelijke samenhang ontstaat langs de centrumring.

Hoewel het de bedoeling was dat de binnenstadsvisie als uitgangspunt voor het nu voorliggende bestemmingsplan zou dienen, is dat om verschillende redenen niet helemaal uitgekomen. Het uitgangspunt dat dit bestemmingsplan voornamelijk conserverend van karakter dient te zijn, heeft ervoor gezorgd dat reeds bekende ontwikkelingen, zoals het Vledder, in aparte bestemmingsplannen worden ondergebracht. Ook voor de Kromme Elleboog is de planvorming inmiddels concreet. Dat betekent dat dit projectgebied niet is opgenomen in dit bestemmingsplan en dat een aparte ruimtelijke procedure wordt doorlopen. Daarnaast zijn een aantal ontwikkelingen nog niet uitgekristalliseerd, hetgeen tot gevolg heeft dat zij in dit conserverende bestemmingsplan volgens het bestaande gebruik zijn bestemd. Indien dergelijke ontwikkelingen actueel worden kunnen zij via een aparte ruimtelijke procedure worden toegestaan. Het gaat hierbij onder meer om het Bleekerseiland, de Swaenenborgh en het Mallegat. De laatste is bovendien buiten de feitelijke Binnenstad gesitueerd.

Met name de ideeën over De Pleinenreeks en De Tuinen van de stad worden in dit bestemmingsplan opgenomen.

3.3.4 Cultuurhistorische inventarisatie en waardenstelling binnenstad en centrumschil (niet vastgesteld)

Voor de binnenstad en de centrumschil heeft de gemeente een cultuurhistorische studie laten opstellen. Deze studie zal dienen als onderlegger voor het opstellen van bestemmingsplannen en voor de aanscherping van het monumentenbeleid. Op deze wijze wordt uitdrukking gegeven aan de door de rijksoverheid gewenste “planologische monumentenzorg” waarbij ruimtelijke ordening en het sturen op ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving geïntegreerd plaatsvindt met cultuurhistorie en archeologie.

Het onderzoek is beschreven in paragraaf 4.3. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke wijze de kenmerken van het preïndustrieel weefsel (kenmerkende goot- en bouwhoogten, gevelrooilijnen e.d.) voor de gebieden met de waardering topkwaliteit worden vastgelegd in dit bestemmingsplan.

3.3.5 Beleidsnota Wmo 2008-2011

Aanleiding van deze beleidsnota is de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. De gemeente heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen. De beleidsnotitie beoogt het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven. Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografisch, maatschappelijke, sociaal -culturele, bestuurlijk en financiële ontwikkelingen ten grondslag, zoals de vergrijzing, individualisering, extramuralisering en een verschuiving van de verantwoordelijkheidsverdeling. De gemeente, samenleving en de uitvoerende instellingen zullen moeten inspelen op deze ontwikkelingen, zodat de meest effectieve

samenstelling aan ondersteuning ontstaat.

De beleidsnota Wmo sluit naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 'Mee(r) doen in Meppel':

  • Integraal: De gemeente Meppel investeert de komende jaren in het samenbrengen van de verschillende beleidsterreinen. Samenhang aanbrengen in de verschillende beleidsterreinen van wonen, welzijn en zorg versterkt de effecten van de ingezette maatregelen en vergroot de leefbaarheid binnen de gemeente Meppel.
  • Wijkgericht: Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Wil de gemeente de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden.
  • Interactief: De gemeente gebruikt veel verschillende instrumenten om interactief met de bewoners/burgers en de maatschappelijke instellingen beleid te formuleren en te toetsen.

De komende jaren zal door allerlei maatregelen extra ingezet worden op preventie en het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Hiermee wordt beoogd het huidige aanbod aan ondersteuning te verbeteren, de samenleving en de burger te faciliteren bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel te bevorderen.

Een belangrijk onderdeel bij het aspect 'leefbaarheid' is het accommodatiebeleid. Op basis van onderzoek uit 2007 heeft de gemeente een strategisch accommodatiebeleid opgesteld ('Beleidsnota accommodaties gemeente Meppel). Het vertrekpunt was dat de leefbaarheid en participatie de kaders zijn waarbinnen vorm en inhoud moet worden gegeven aan het accommodatiebeleid. Onder meer werd geconstateerd dat het aanbod steeds meer afwijkt van de vraag en dat er binnen alle sectoren (sport, onderwijs, welzijn en cultuur) sprake is van enig ruimtetekort. Gesteld wordt dat bij vervanging van oude accommodaties het bouwen van multifunctionele accommodaties een kans biedt om de bezettingsgraad te verhogen en de verschillende activiteiten zich met elkaar te laten 'besmetten'.

3.3.6 Woonplan Gemeente Meppel

Het Woonplan geeft uitwerking aan de woonaspecten uit de Ontwikkelingsvisie 2030. Dit woonplan geeft aan waar de gemeente Meppel op inzet om de ambities waar te maken. De prioriteiten en de uitgangspunten worden benoemd, op basis van inzicht op wat er op de woningmarkt gebeurt en een visie op hoe het wonen in Meppel eruit zou moeten zien. Meppel wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig en mogelijk verbeteren. In de Ontwikkelingsvisie 2030 gemeente Meppel is deze koers op hoofdlijnen voor de komende decennia vastgelegd. De ruimtelijke aspecten zijn neergelegd in het Ruimtelijk programma 2020. Dit zijn belangrijke kaders voor dit woonplan.

Het behouden van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen is en blijft voor Meppel een belangrijk uitgangspunt. Betaalbaar aanbod: beschikbaarheid vergroten. De kansen voor deze groep huishoudens kunnen op verschillende manieren worden vergroot: door de bouw van (middel-) dure huur, bouwen voor doorstroming en door het ontwikkelen van instrumenten die het gat tussen huur en koop helpen dichten.

Veel senioren die niet meer zo goed ter been zijn of mensen met een andere zorgvraag, willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Liefst in een vertrouwde omgeving. De gemeente Meppel wil deze huishoudens daartoe de kans geven. Tot 2020 is de behoefte aan 130 echter zorgwoningen op stedelijk niveau. De behoefte aan nultredenwoningen neemt in de periode tot 2020 totaal met 1000 woningen toe, waarvan de helft in Nieuwveense Landen zal worden gerealiseerd.

In de nieuwbouw wordt zoveel mogelijk levensloopbestendig gebouwd. In de projectgroep WelThuis worden de kansen en mogelijkheden voor woonservicezones geïnventariseerd. De eerste ideeën wijzen op Nieuwveense Landen en Koedijkslanden.

3.3.7 Detailhandelsvisie

Het beleid van de gemeente Meppel is gericht op versterking van de positie als regionaal koopcentrum. Dit beleid is vastgelegd in de ontwikkelingsvisie 2030: “een ambitieuze ontwikkeling in evenwicht”. In de gemeente Meppel zijn er op detailhandelsgebied diverse ontwikkelingen en initiatieven gaande. Hierbij gaat het om de versterking van het centrum van Meppel, de herontwikkeling van het Vledder en de ontwikkeling van de nieuwe wijk Nieuwveense Landen. Ook de verschillende wijk- en buurtcentra en de verspreid aanwezige perifere detailhandel vragen om een richtinggevende visie. Daarnaast spelen ook in de detailhandel diverse ontwikkelingen. Genoemd kunnen worden trends als het recreatief winkelen en schaalvergroting.

De gemeente Meppel ambieert een hoge koopkrachtbinding van de eigen bevolking en een sterke regionale verzorgingspositie voor de direct omliggende gemeenten. Deze ambitie is reeds in de Ontwikkelingsvisie 2030 vastgelegd. De nadruk van het gemeentelijke beleid ligt primair op de versterking van het centrum als recreatief winkelcentrum. Mede gezien de relatief beperkte uitbreidingsruimte op de korte en middellange termijn is het wenselijk dat eerst de kwaliteit van de winkelomgeving wordt aangepakt. Op de middellange termijn is er ruimte om verder te investeren in de uitbreiding van het winkelaanbod.

De boodschappencentra fungeren als ontmoetingscentra en 'hart' van de wijken en het dorp Nijeveen. De gemeente vindt het van groot belang dat het dagelijkse verzorgingsniveau in de buurten, wijken en dorpen op een goed niveau blijft.

Tenslotte biedt de gemeente Meppel ruimte aan detailhandel in volumineuze artikelen op perifere locaties. De hoofdlijnen van het bestaande PDV-beleid blijven gehandhaafd. De gemeente streeft naar concentratie van woonwinkels op de locaties Rogat en Blankenstein.

De ambitie is vertaald in een toekomstige ruimtelijke en functionele detailhandelsstructuur. Voor het centrum gaat de gemeente uit van een versterking van de kwaliteit en de bereikbaarheid van het winkelbestand. Daarmee zou Meppel dienst kunnen doen als winkelcentrum voor Meppel en de omliggende gemeenten.

3.3.8 Welstandsnota

Inleiding
Op 3 juni 2004 is de nieuwe welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Meppel. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden er zal altijd rekening moeten worden gehouden met, respectievelijk respect moeten worden getoond voor, de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.

Voor het grootste deel van de binnenstad geldt "Stadscentrum (bijzonder)"

Gebiedsgerichte welstandscriteria
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuren in de gemeente Meppel. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit, het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Daarnaast speelt ook het ruimtelijke kwaliteitsbeleid een belangrijk aspect bij het bepalen van de criteria. De criteria geven aan hoe een bouwwerk 'zich moet gedragen' om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

Afbeelding 8: Gebieden waarvoor gebiedsgerichte welstandscriteria gelden.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0008.jpg"

In deze toelichting wordt niet verder op de gebiedscriteria of objectgerichte criteria ingegaan die op het plangebied van toepassing zijn. De welstandsnota geldt als een toetsingsinstrument dat los staat van het bestemmingsplan en waaraan bij een bouwaanvraag eveneens getoetst moet worden. De welstandsnota kan hiermee worden beschouwd als een aanvulling op het bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan is niet strijdig met de welstandsnota.

3.3.9 Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen

De Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen is op 1 december 2005 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. In de oudere bestemmingsplannen, die bijna overal in Meppel gelden, is een strikt onderscheid gemaakt tussen de verschillende sociaal-maatschappelijke functies (onderwijs heeft een bestemming onderwijs, sport een bestemming sport etc.). In de nieuwste plannen zijn al deze functies onder één brede maatschappelijke bestemming gevoegd. De definitie van deze functie is: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Dit is bewust gedaan, om de bestemmingsplannen flexibeler te maken, zo kan in een vrijkomende school een kerk worden gevestigd en vice versa.

Binnen de stad Meppel is een aantal gebiedstypen te onderscheiden. Per gebied is omschreven welke maatschappelijke voorzieningen er nu zijn gevestigd, en welke in de toekomst gewenst zijn (evt. onder voorwaarden). Ook hierbij is weer gekeken naar de bovengenoemde criteria. Voor onderhavig plangebied geldt dat de volgende functies vallen onder de bestemming Maatschappelijke Voorzieningen:

Afbeelding 9: Maatschappelijke functies.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0009.jpg"

Het gehele plangebied wordt in deze gebiedsindeling onder het Centrum geschaard. Concreet betekent dit dat alle maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan in de binnenstad.

3.3.10 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015 met een doorkijk naar een langere periode, dat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid dient minimaal te worden behouden.

De bereikbaarheid binnen Meppel, vooral die van bestemmingen in de historische binnenstad is niet optimaal. Dit geldt zowel voor het gemotoriseerde als het langzaam verkeer. De gemeente Meppel wil daarom dat de bereikbaarheid van bestemmingen binnen Meppel, met name in de historische binnenstad in 2015 is verbeterd ten opzichte van de huidige situatie.

Daarnaast wil de gemeente de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie verder verbeteren, gebaseerd op de categorie indeling van het gemeentelijk wegennet.

Een van de belangrijkste knelpunten die voortvloeien uit het GVVP is dat met name de doorstroming van het autoverkeer op de straten rondom de binnenstad en het parkeren aan de zuidzijde van de binnenstad niet optimaal is. Als oorzaak hiervan kan de compactheid van de (historische) stad worden genoemd in combinatie met het ruime aanbod aan voorzieningen zoals grootschalige detailhandel.

De gemeente zet in op een optimale bereikbaarheid van de parkeervoorzieningen aan de rand van de binnenstad. Dit komt het verblijfsklimaat in de binnenstad ten goede en draagt bij aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Het aanbieden van voldoende parkeerplaatsen aan de randen van het centrum voorkomt zoekverkeer in de binnenstad en de omliggende woonwijken. Concreet houdt dit in dat de parkeervoorzieningen moeten worden geconcentreerd op grotere locaties rond de binnenring met duidelijk aangegeven looproutes naar de binnenstad en een adequaat bewegwijzeringssysteem. Om dit te bereiken is de aanleg van extra parkeerplaatsen nodig langs de binnenring of in de directe nabijheid daarvan. In het GVVP wordt de locatie achter Ogterop genoemd als potentieel parkeerterrein, aangezien deze locatie vanuit de wijken Koedijkslanden, Berggierslanden en vanuit het zuiden (Staphorst) goed bereikbaar is.

Inmiddels heeft de gemeente de voorbereidende werkzaamheden gestart voor het aanleggen van het parkeerterrein achter Ogterop. Op 24 november 2011 heeft de gemeenteraad het Bestemmingsplan Meppel - Parkeerplaats Ogterop vastgesteld. Dit plan is inmiddels in het bestemmingsplan Centrumschil opgenomen.

3.3.11 Herijking parkeerbeleid Meppel

In 2011 heeft een evaluatie van het parkeerbeleid plaatsgevonden. Een van de aanbevelingen vanuit de evaluatie was het parkeerbeleid gedeeltelijk te herzien. Met de nota parkeerbeleid Meppel wordt het parkeerbeleid, dat in 2009 in werking is getreden, geactualiseerd. In deze nota wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten en de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer garanderen of verder verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.

3.3.12 Beleidsnotitie Bed & Breakfast

De beleidsnota is het beleidskader voor het vestigen en exploiteren van een B&B. Uitgangspunt is dat dit soort activiteiten gelijkgesteld kunnen worden aan beroepen die aan huis verbonden zijn, dat wil zeggen: goed met de woonfunctie coëxisteren. Uitsluitend wanneer aan de genoemde randvoorwaarden wordt voldaan, is het exploiteren van een B&8 mogelijk In afwijking van de randvoorwaarden kan een B&B alleen worden gerealiseerd worden met afwijking van het bestemmingsplan omdat in dat geval strijd ontstaat met de woonbestemming. Deze beleidsnotitie is eveneens toetsingskader voor een dergelijk verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan. De B&B activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de, woonfunctie en plaatsvinden in het hoofdgebouw of eventuele aan- en/of uitbouwen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

Voor het nu voorliggende plangebied worden het geluid als gevolg van het wegverkeer, de spoorweg en de industrie hieronder beschreven.

4.1.1 Wegverkeer

Het voorliggende bestemmingsplan staat in beginsel geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe en ook worden er geen nieuwe wegen geprojecteerd. Dat betekent dat in afwijking van het bovenstaande bij de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd zijn in de zone van bestaande wegen niet getoetst behoeven te worden (artikel 76, derde lid Wgh). Een uitzondering hierop vormt een akoestisch relevante wijziging van een bestaande weg (reconstructie), daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake. Voor de toetsing van separate ruimtelijke ontwikkelingen zal per geval de akoestische situatie beoordeeld dienen te worden.

4.1.2 Industrie

Het aan de westzijde van het plangebied grenzende industrieterrein (Oevers A, B en C, Oude Vaart en Steenwijkerstraatweg) is gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder. De geluidszone Oevers is bij Koninklijk besluit van 15 juni 1993 vastgesteld. Bij besluit van 31 augustus 1998 is voor een groot aantal woningen rondom het gezoneerde industrieterrein Oevers, in het kader van een geluidsaneringsoperatie, maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) vastgesteld.

De cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein mag buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) bedragen. De individuele milieuvergunningen van de bedrijven op het industrieterrein worden getoetst aan de bijdrage die het betreffende bedrijf levert aan de geluidszone. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de totale geluidsbelasting buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) zal bedragen.

In onderstaande afbeelding is te zien dat deze 50 dB(A) contour zich over het westelijke deel van het plangebied uitstrekt. In dit gedeelte is woningbouw vanuit geluidoogpunt dus niet zonder meer mogelijk. Om in de toekomst woningen (of andere geluidgevoelige bestemmingen) te realiseren in de geluidzone moet een hogere grenswaarde worden verleend in het kader van een aparte ruimtelijke procedure. Dit bestemmingsplan staat immers geen nieuwe woningen toe. De eventueel benodigde toekomstige hogere waarden mogen op grond van de Wet geluidhinder maximaal 55 dB(A) mag bedragen. Het aanvragen van een hogere grenswaarde moet onderbouwd worden door middel van een akoestisch onderzoek.

Afbeelding 10: Geluidzone industrielawaai.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0010.jpg"

Indien (op basis van een aparte ruimtelijke procedure) woningbouw plaatsvindt buiten de zonegrens van het bedrijventerrein is ten aanzien van het aspect industrielawaai geen knelpunt te verwachten.

4.2 Archeologie

In opdracht van de gemeente Meppel is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. De gemeente kan daarmee, indien wenselijk, gemotiveerd van de landelijke en provinciale richtlijnen afwijken en een eigen visie op het archeologisch landschap ontwikkelen.

Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden in en in de omgeving van Meppel is een vlakdekkende verwachtingskaart opgesteld. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingswaarden geven op hoofdlijnen de verwachte dichtheid aan archeologische waarden weer (trefkans).

Afbeelding 11: Archeologische beleidskaart.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0011.jpg"

Uit bovenstaande afbeelding kan het volgende worden afgeleid.

Voor het plangebied geldt dat het behoud in situ het uitgangspunt is. Bodemingrepen moeten worden voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, dient nader onderzoek plaats te vinden. Bij ophoging geldt een dieptevrijstelling.

Binnen gebieden met een verschillende verwachtingswaarde gelden verschillende vrijstellingen. Dat wil zeggen dat bij een bepaalde omvang van het geroerde bodemoppervlak geen archeologisch onderzoek behoeft te worden verricht. Gemeenten hebben als richtlijn voor deze vrijstellingsgrens een omvang van 100 m2 uit de Monumentenwet 1988 en de gangbare vrijstellingen op basis van het provinciaal beleid van de afgelopen jaren; zij zijn vrij om daar beredeneerd van af te wijken. De verschillende door de gemeente Meppel gehanteerde ondergrenzen zijn gekozen om de informatiewaarde van het bodemarchief op een verantwoorde manier veilig te stellen. Voor de AMK-terreinen en de historische kern van Meppel is een ondergrens van 50 m2 gekozen. Voor oude dorpskernen geldt immers dat deze eigenlijk als vindplaats beschouwd moeten worden.

In de oude kern van Meppel bevinden zich de archeologische waarden niet alleen ondergronds, maar biedt de huidige bebouwing mogelijk ook informatie over de bewoningsgeschiedenis. Het is daarom aan te bevelen bij ontwikkelingsplannen in de oude kern, waar relevant, tevens een inpandig bouwhistorisch onderzoek uit te laten voeren. De resultaten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt in het karterend/waarderend archeologisch onderzoek dat eventueel daarna plaatsvindt.

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Cultuurhistorische waarden

Voor de binnenstad en de centrumschil heeft de gemeente een cultuurhistorische studie laten opstellen. Deze studie dient als onderlegger voor het opstellen van bestemmingsplannen en voor de aanscherping van het monumentenbeleid. Op deze wijze wordt uitdrukking gegeven aan de door de rijksoverheid gewenste “planologische monumentenzorg” waarbij ruimtelijke ordening en het sturen op ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving geïntegreerd plaatsvindt met cultuurhistorie en archeologie.

De deelgebieden zijn elk als geheel gewaardeerd, als somma van de verschillende aspecten waar cultuurhistorische kwaliteiten uit bestaan. Er worden vier waarderingsniveaus onderscheiden: top-, hoog-, midden- en basiskwaliteit. Deze waarderingsniveaus onderscheiden zich van elkaar op grond van de dichtheid van historische objecten en structuren, het historische en maatschappelijk belang ervan, de gaafheid en zeldzaamheid van de historische objecten en structuren, alsmede de gaafheid van het bebouwingsbeeld en de ruimtelijke kwaliteit ervan.

Afbeelding 12: Gebiedsindeling met waardering.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0012.jpg"

De bovenstaande waardering kent een beleidsmatige vertaling die in het rapport is weergegeven.

In het geval van de historische binnenstad zijn de ruimtelijke samenhang en de ruimtelijke kwaliteit sterk aangetast. De betekenis van het gebied voor de geschiedenis van Meppel is echter zo groot, en de waarden van meerdere objecten en deelgebieden zijn zo hoog, dat dit gebied toch is ingedeeld in de categorie topkwaliteit.

Het gaat om het volgende gebied:

  • Binnenstad (gebied 1).

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet geheel samen met de indeling in de cultuurhistorische verkenning. Het grootste deel van gebied 1 uit deze verkenning valt samen met het bestemmingsplan Binnenstad (zie het begrensde gebied in bovenstaande afbeelding). De overige delen van gebied 1 met de categorie topkwaliteit zijn binnen het bestemmingsplan Centrumschil gesitueerd. Het gaat dan om de omgeving van de Molenstraat, een deel van de Woldstraat, de omgeving grote/Kleine Oever, Bleekerseiland, Herengracht, Gasgracht en het noordelijke deel van het Zuideinde.

In onderstaande afbeelding is het gebied meer in detail weergegeven. Duidelijk te zien zijn de scherven die een aantasting zijn van de historische structuur.

Afbeelding 13: Gebied 1 met topkwaliteit en de scherven.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0013.jpg"

Typerend voor de historische binnenstad is de dominantie van het stedenbouwkundig principe van het gesloten bouwblok, in combinatie met de straat met gesloten gevelwanden, het basis-ruimtetype.

Belangrijke cultuurhistorische waarden van het historische centrum van Meppel, zijn op stedenbouwkundig niveau:

  • de structuurlijnen die duiden op de wijze waarop de stad Meppel is ontstaan en in de loop van de jaren is gegroeid. Deze structuurlijnen worden gevormd door de bebouwingswanden en de grachten. Waarbij de plaats, het beloop en het gesloten karakter van de gevelwanden van belang zijn.
  • de herkenbaarheid van het vroegere functioneren van de stad in de maatvoering van de openbare ruimte en de aanwezigheid van grachten en waterlopen;
  • de cultuurhistorische betekenis van de nog aanwezige historische panden.

Sinds 1991 hebben zich in de binnenstad en het gebied daaromheen enige ontwikkelingen voorgedaan. Door deze ontwikkelingen is de huidige begrenzing niet meer overeenkomstig de feitelijke situatie. Om die reden wordt onder andere in het kader van dit bestemmingsplan Meppel - Binnenstad een analyse gemaakt van de aanwezige cultuurhistorische waarden. De resultaten van deze analyse zullen vervolgens, middels een bestemming of een aanduiding, verwerkt worden in het bestemmingsplan. Bij de bestemmingen of aanduidingen zullen aanvullende voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van de massa en locatie van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of terreinen. Een voorbeeld hiervan is een verplichting om bij (vervangende) nieuwbouw van hoofdgebouwen in de oorspronkelijke voorgevelrooilijn te bouwen. Door het opnemen van dergelijke aanvullende criteria kan gestuurd worden op de ontwikkelingen in het historische deel van de binnenstad.

In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke wijze de kenmerken van het plangebied (kenmerkende goot- en bouwhoogten, gevelrooilijnen e.d.) voor de gebieden met de waardering topkwaliteit worden vastgelegd in dit bestemmingsplan.

4.3.2 Monumenten

In de Nota van uitgangspunten, dat voor dit bestemmingsplan is opgesteld, is voorgesteld om (rijks/provinciale/gemeentelijke) monumenten op de verbeelding aan te geven. Dit kan volgens de SVBP alleen als er een regeling wordt opgenomen in de regels. Voor de verschillende soorten zal dit dan een aparte regeling dienen in te houden, de verbeelding wordt "vervuild" en het heeft weinig zin omdat de monumenten een eigen wettelijke bescherming genieten. Daarom zijn de in het gebied opgenomen monumenten opgenomen op een Kwaliteitskaart opgenomen, die als bijlage bij het digitale bestemmingsplan wordt opgenomen.

4.4 Waterhuishouding

4.4.1 Europees beleid

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Implementatiewet is gepubliceerd in het Staatsblad 2005, nr. 303. De wet, een wijzigingswet, regelt dat stroomgebiedbeheerplannen en maatregelenprogramma's een plaats vinden in het planstelsel van de Wet op de waterhuishouding. Verder regelt de wet dat de milieudoelstellingen van de KRW zullen worden geconcretiseerd als milieukwaliteitseisen in het kader van de Wet milieubeheer. Het bindende karakter van de KRW-doelstellingen vereist vastlegging van de doelstellingen in wettelijke voorschriften. Het gaat daarbij om een algemene maatregel van bestuur en provinciale verordeningen op basis van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, waarin ook de doorwerking van de doelstellingen naar vergunningverlening en andere besluiten van overheidsinstanties wordt geregeld.

In de Europese Kaderrichtlijn Water is de Europese Unie opgedeeld naar de stroomgebieden van de grote rivieren. Eén daarvan is de Rijn. De EU heeft het lange traject van Rijn naar Noordzeedelta onderverdeeld in vier stroomgebieddistricten. Die zijn weer gesplitst in deelstroomgebieden, waarvan Rijn Oost er één is. In het Regionaal Bestuurlijk Overleg werken de gemeente Meppel en het waterschap Reest en Wieden samen met diverse andere overheden en bij het waterbeheer betrokken instanties.

4.4.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in het nationaal waterplan (2009). Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Het NWP bouwt voort op de nota Waterbeheer 21e eeuw. Hierin wordt gesteld dat aan het watersysteem meer aandacht moet worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden - bergen - afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat overtollig water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de "haarvaten" van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.

4.4.3 Regionaal beleid

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt:

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld. Het plangebied ligt gedeeltelijk in de zone van hydrologische beïnvloeding. De zone is bedoeld als signaal voor mogelijke knelpunten in het uitvoeren van het dagelijkse waterbeheer;
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. Het plangebied Centrumschil ligt in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van Reest en Wieden. In het beekdal kunnen extreme omstandigheden nadrukkelijk leiden tot wateroverlast en schade. Ook komen natuurlijke laagtes in het gebied voor waar plaatslijk wateroverlast een rol kan spelen;
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. In of in de nabijheid van het plangebied zijn enkele waterlichamen aanwezig waarop de doelen direct van toepassing zijn, dat zijn het Meppelerdiep, de Reest en de Wold Aa.

Afbeelding 14: Fragment beleidskaart water (bron: Waterschap Reest en Wieden).
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0014.jpg"

Conserverende plannen die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishouding. Het waterschap gaat akkoord met dergelijke plannen onder de volgende voorwaarden:

  • In de waterparagraaf wordt een goede omschrijving van de waterhuishouding (ook van het bestaan van huidige knelpunten) opgenomen, evenals van het huidige waterbeleid.
  • In geval van ontwikkelingsmogelijkheden d.m.v. een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsbevoegdheid wordt als uitgangspunt genomen dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling. Deze voorwaarde dient in de regels te worden opgenomen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkeling wordt het waterschap betrokken.
  • Alleen de belangrijkste waterlopen worden bestemd op de verbeelding.
4.4.4 Gemeentelijk beleid

Stedelijke wateropgave Meppel
De stedelijke wateropgave is een concretisering van het Waterplan van gemeente, waterschap en Vitens uit 2001. De wateropgave bestaat uit de aanpak van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, van de wateroverlast in relatie tot rioolcapaciteit en van grondwateroverlast. In het geactualiseerde Nationaal bestuursakkoord Water is afgesproken dat het waterschap en de gemeente de stedelijke wateropgave gezamenlijk in kaart brengen en afspraken maken over een maatregelenprogramma en bijbehorende financiering. Het waterschap is verantwoordelijk voor het regionale watersysteem en daarmee ook voor de wateroverlast door overstromend oppervlaktewater. De gemeente kent enkele zorgplichten ten aanzien van hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. Met betrekking tot de stedelijke wateropgave maakt de gemeente daarom inzichtelijk wat de riolerings- en grondwateropgaven is.

(Verbreed) gemeentelijk rioleringsplan
Het vGRP beschrijft de beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Meppel voor de periode 2011 tot en met 2015. Het vGRP vertaalt de voorgenomen maatregelen in een kostendekkingsplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing en de organisatie. In tegenstelling tot het voorgaande GRP is dit vGRP meer geschreven vanuit de beleidskaders in plaats van vanuit het operationele programma (de activiteiten).

4.4.5 Watersysteem

Het waterschap Reest en Wieden is verantwoordelijk voor het regionale watersysteem en daarmee ook voor de wateroverlast door overstromend oppervlaktewater. De gemeente Meppel kent enkele zorgplichten ten aanzien van hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. De gemeente Meppel en het waterschap Reest en Wieden hebben gezamenlijk besloten voor een integrale benadering van de stedelijke wateropgave waarbij de knelpunten op het vlak van oppervlaktewater, hemelwater en grondwater integraal worden opgelost.

Regionale watersysteem
In het gebied ten oosten van Meppel is door opstuwing van landijs een aaneengesloten keileempakket ontstaan, dat relatief hooggelegen is: het Drents Plateau. Regenwater infiltreert op het hoger gelegen Drents Plateau en komt als kwel ten westen van Meppel (De Wieden en Nijeveense Polder) weer omhoog. Daarnaast zijn er plaatselijke ondiepe systemen (regionale kwel). Bijvoorbeeld langs de rand van het beekdal van de Reest ligt een zandrug waar water infiltreert dat in het beekdal opkwelt. De Reest wordt zo vooral gevoed door kwelwater. Rondom de Wold Aa speelt regionale kwel nauwelijks een rol.

In Meppel komen verschillende beken en kanalen bij elkaar. De wateren stromen uit het noorden en oosten en komen bij Meppel samen. Het water wordt uiteindelijk afgevoerd via het Meppelerdiep in de richting van het Zwarte water, via het gemaal bij Zwartsluis. De wateroverlast in Meppel wordt onder meer veroorzaakt door een te geringe afvoercapaciteit in extreme situaties van met name de Wold Aa en het Meppelerdiep en door de opstuwing die plaats vindt in het Mallegat. Onder meer door de kanalisering van beken stroomopwaarts van Meppel en verharding van oppervlakken is de afvoer van regenwater versneld. Een specifiek knelpunt in Meppel is het Meppelerdiep, waar bij harde westenwind opstuwing kan plaatsvinden.

Om wateroverlast in het stedelijke gebied te voorkomen wordt Meppel op enkele punten beschermd met keringen. De hoogte van deze keringen worden afgestemd op de maatgevende hoogwaterstand. Deze is bij Meppel 70 cm boven NAP.

In Meppel komen enkele gebieden voor met puthoogtes lager dan de maatgevende hoogwaterstand van 70 cm boven NAP. Deze gebieden zijn Oevers D, Blankenstein en Slingenberg. Deze gebieden zijn buiten het nu voorliggende plangebied gesitueerd. Zoals op onderstaande afbeelding is te zien worden enkele van deze gebieden beschermd door een waterkering die op de legger van het waterschap Reest en Wieden is vastgelegd.

Afbeelding 15: Laag gelegen gebieden en waterkeringen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0015.jpg"

Stedelijk watersysteem
Het grondwater in stedelijk gebied wordt minder direct beïnvloed door oppervlaktewaterpeilen dan in het landelijk gebied. De grondwaterstand in Meppel ligt gemiddeld op ongeveer 1,00 meter onder maaiveld. Door plaatselijke omstandigheden, zoals het watersysteem, bodemsamenstelling of bouwwijze, komen hogere grondwaterstanden voor.

Afbeelding 16: Bestaande waterhuishouding.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0016.jpg"

Een groot deel van Meppel watert af op het waterpeil van het Meppelerdiep (73 cm boven NAP). Enkele deelgebieden, die buiten het voorliggende bestemmingsplan zijn gesitueerd, worden onderbemalen.

Het rioolstelsel van de kern Meppel bestaat uit 16 deelgebieden en is deels onder vrijverval aangesloten op het gemaal van de RWZI Meppel. In de kern komen allerlei stelseltypes voor; het grootste deel is gemengd.

4.4.6 Knelpunten

In mei 2008 is een knelpuntenanalyse uitgevoerd, die een globaal overzicht geeft van de knelpunten in het bestaande stedelijke gebied van de gemeente Meppel (Eerste uitvoeringsmodule Waterplan Meppel: Stedelijke wateropgave). De conclusie van deze analyse is dat in 14 deelgebieden in Meppel, Rogat en Nijeveen wateroverlast kan optreden in extreme situaties. Deze conclusie is gebaseerd op een quick-scan aan de hand van eenvoudige rekenmodellen. Wat betreft de waterketen en de afvoer van hemelwater is in veel deelgebieden met een gemengd stelsel de kans op water-op-straat in theorie aanwezig.

Voor het nu voorliggende bestemmingsplan Meppel - Binnenstad zijn de volgende deelgebieden van belang (van noord naar zuid): Centrum - Wold Aa en Centrum - oude Hoogeveensche Vaart. De genoemde gebieden hebben een oppervlaktewaterprobleem. Deels wordt dit veroorzaakt door te weinig ruimte voor waterberging of peilstijging, deels door het regionale watersysteem.

Ten aanzien van het grondwater wordt er binnen het plangebied geen probleem geconstateerd.

4.4.7 Oplossingen voor de knelpunten

In de eerste uitvoeringsmodule van het Waterplan heeft de gemeente een pakket van 5 maatregelen vastgesteld ten behoeve van de stedelijke wateropgave. Geen heeft betrekking op het plangebied Binnenstad.

4.4.8 Watertoets

Op 15 augustus 2011 heeft het waterschap een Watertoetsdocument opgesteld voor het gebied Centrum (dat zowel het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad als het bestemmingsplan Meppel - Centrumschil omvat), daarin wordt het volgende aangegeven.

Er bestaat tussen het waterschap Reest en Wieden en de gemeente Meppel een intensieve samenwerking op het gebied van water. In oktober 2008 is door het college van B&W gemeente Meppel en het Dagelijks Bestuur waterschap Reest en Wieden de “Eerste uitvoeringsmodule Waterplan Meppel: Stedelijke wateropgave” vastgesteld.

Binnen de kaders van het conserverende bestemmingsplan wordt vanwege de samenwerking en de documenten die beschikbaar zijn geen aanvullende informatie gevraagd. De problemen zijn bekend en de opgaven zijn onderkend (zie hierboven).

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het waterschap om een nadere reactie gevraagd. Het waterschap Reest en Wieden heeft een positief wateradvies gegeven.

4.5 Ecologie

Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van toepassing. Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de reeds bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen.

Doel van de EHS is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden door middel van natuurbehoud en natuurontwikkeling, waar de natuur (plant en dier) voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden.

Het voorliggend bestemmingsplangebied benadert in het zuidoosten de EHS tot op ongeveer 1200 meter. Het Natura2000 gebied De Wieden is gelegen ten zuidwesten van het plangebied op een afstand van circa 2.500 m (vanaf het Bleekerseiland). Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en oefent daarom geen invloed uit op de EHS en het Natura2000 gebied. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de ligging van de EHS.

Afbeelding 17: De ecologische hoofdstructuur .
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0017.jpg"

4.5.2 Soortenbescherming

Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen:

  • het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8);
  • het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).

De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep

worden beïnvloed. Kortweg kunnen drie beschermingsregimes worden onderscheiden:

  • beschermingscategorie 1:
    Een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten uit de Flora- en faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfsplaatsen van deze soorten worden aangetast;
  • beschermingscategorie 2:
    Voor beschermde soorten die minder algemeen zijn en extra aandacht verdienen, kan een vrijstelling (behalve voor het opzettelijk verontrusten) verkregen worden als de initiatiefnemer een goedgekeurde gedragscode heeft. Indien dit niet het geval is dient voor deze categorie een ontheffing aangevraagd te worden. Als wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode geldt deze naast de bovengenoemde soorten ook voor vogels. In zo'n gedragscode worden gedragslijnen aangegeven die men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Ontheffing is, als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, voor deze soorten alleen nog nodig als werkzaamheden afwijkend van de gedragscode worden uitgevoerd;
  • beschermingscategorie 3:
    Voor ongeveer honderd zeldzame soorten geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Ontheffingen voor deze groep soorten worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingrepen vanwege dwingende redenen van groot openbaar belang dienen plaats te vinden en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Deze uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten.

Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het plan in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen) van leefgebieden van meer strikt beschermde soorten, is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan een gunstige instandhouding van een beschermde soort in het plangebied.

4.6 Bodemgesteldheid

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de verlening van omgevingsvergunningen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

4.7 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer met de titel "Luchtkwaliteitseisen" staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor deze categorieën geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.

Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat kan worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Er is in dat kader een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd door TNO in de gehele gemeente Meppel (TNO rapport 2006-D-R0026/B). De luchtkwaliteit is gebiedsdekkend en met hoge mate van ruimtelijk detail in beeld gebracht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit in de Binnenstad geen belemmeringen zijn.

Afbeelding 18: Jaargemiddelde concentraties (worst case scenario) in 2020 voor Fijnstof

PM10 en NO2.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0019.jpg"

4.8 Laagvliegzone

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze laagvliegroute schamp het plangebied binnenstad nabij het Bleekerseiland. Het gebruik van laagvliegroute 10a is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen zal de knoop definitief worden doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

Zolang de evaluatie niet is afgerond is de gemeente verplicht deze laagvliegroute te beschermen in een bestemmingsplan. Dat betekent dat de minimum vlieghoogte niet door bebouwing mag worden beperkt en dat de veiligheid niet in gevaar mag komen.

Aangezien de bestaande bebouwing in het plangebied -en zeker bij het Bleekerseiland- (veel) lager is dan de minimum vlieghoogte van 75 meter en het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat, kan worden geconcludeerd dat de laagvliegzone geen hinder ondervindt van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied.

4.9 Externe veiligheid

Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich met name richt op het aantal mogelijke slachtoffers). Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico
Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een risicolocatie een groep van 10, 100 of 1.000 slachtoffers in één keer kan vallen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art.13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

4.9.1 Transport van gevaarlijke stoffen

Wegverkeer
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen doorgaande hoofdontsluitingswegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het is evenwel niet uitgesloten dat er incidenteel gevaarlijke stoffen vervoerd worden over de lokale wegen in het plangebied. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de lokale wegen in het plangebied levert geen onaanvaardbaar veiligheidsrisico op. Uit de inventarisatiestudie 'Anker' van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (november 2005) blijkt dat alleen bij doorgaande wegen (provinciale wegen en snelwegen) in dichtbevolkte gebieden soms niet aan de veiligheidsnormen kan worden voldaan. In de risicoatlas (2005) is het plangebied in Meppel niet als knelpunt geïnventariseerd. Uit nieuwe inventarisaties (2006/2007) ten behoeve van het opstellen van het “Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen” blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen rond Meppel nu en in de toekomst vooralsnog ook geen veiligheidsknelpunten oplevert.

De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen, niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed heeft op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico's en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving.

Railverkeer
De oostelijke begrenzing van het plangebied ligt (ter plaatse van de kruising Prinsengracht/Keizersgracht) op ongeveer250 meter afstand van de spoorlijn Leeuwarden - Zwolle. Over dit spoortraject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Railverkeer voor vervoer van gevaarlijke stoffen dient te voldoen aan hoge veiligheidseisen. Doorgaande transportroutes zorgen, sinds de saneringsoperatie van o.a. 'chloortreinen', in het algemeen voor weinig problemen voor wat betreft de veiligheid. Thans leveren voornamelijk rangeerterreinen en binnenstedelijke stationsgebieden nog knelpunten voor de veiligheid op. Op enkele plaatsen in Nederland wordt het plaatsgebonden risico 10-6 contour langs spoorbanen overschreden. Dit blijkt ook uit de inventarisatiestudie 'Anker' van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (november 2005). Dit is in Meppel echter niet het geval.

Ook in de risicoatlas spoor (2005) is de spoorlijn Meppel - Zwolle ter hoogte van Meppel niet als knelpunt geïnventariseerd.

Indien kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt nabij het spoor dient dit te geschieden met inachtneming van de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) van juli 2004 (ministerie van Verkeer en Waterstaat). Naar verwachting wordt deze binnen afzienbare tijd vervangen door regelgeving/normering welke is gebaseerd op het “Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen”.

Op basis van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt, zodat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van externe veiligheid.

Scheepvaart
Het Meppelerdiep is bevaarbaar voor schepen tot 2000 ton. Over deze watergang worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het Meppelerdiep bevindt zich op een afstand van ongeveer 350 meter van de westelijke begrenzing van het plangebied. De risicocontour voor waterwegen is beperkt tot maximaal 40 meter uit de oever. Deze bron hoeft dan ook niet onderzocht te worden.

Leidingen

  • Hoogspanningsleidingen
    In het plangebied is geen hoogspanningsleiding gelegen. Onderzoek naar blootstelling aan magneetvelden, is dan ook niet aan de orde.
  • Aardgasleidingen
    De regelgeving voor hoge druk aardgasleidingen is recentelijk gewijzigd. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is gepubliceerd (Bevb) in het Staatsblad en op 1 januari 2011 is het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Net als voor inrichtingen moet ook voor hoge druk aardgasleidingen getoetst worden aan de grenswaarde voor het PR en moet het GR verantwoord worden. Tevens bepaalt het Bevb dat in een strook van 5 meter langs de gasleiding niet gebouwd mag worden (de belemmeringenstrook). De inventarisatiezone waarbinnen het groepsrisico dient te worden berekend is afhankelijk van de bedrijfsdruk van de leiding en de diameter van de leiding.
    Binnen het plangebied, liggen geen hogedruk aardgas hoofdtransportleidingen.
    Aardgasleidingen van het distributienet hebben een veel beperkter risicocontour. De netbeheerder zal voor zorgdragen en erop toezien dat (bij de aanleg en tijdens eventuele bouwwerkzaamheden) aan de afstandsnormen wordt voldaan. De aanwezigheid van gasleidingen levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.
  • Brandstofleidingen
    In het plangebied bevinden zich geen brandstofleidingen. Dit behoeft dan ook niet nader te worden beschouwd.
4.9.2 Bedrijvigheid

Uit de Inventarisatie Externe veiligheid inrichtingen Gemeente Meppel [Oranjewoud, november 2007] en de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel [gemeente Meppel, april 2008], is gebleken dat er in het plangebied geen risicovolle bedrijven (Bevi-Revi/BRZO/vuurwerk) aanwezig zijn.

Ten westen van het plangebied zijn vier bedrijven aanwezig die een mogelijke invloed hebben op het plangebied. Deze bedrijven zijn op onderstaande afbeelding aangegeven: (van boven naar beneden) Greve BV, Agrifirm BV, Joontjes BV en Tamoil Groeneveld.

Afbeelding 19: Risicobronnen in relatie tot het plangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0020.jpg"

Greve BV
Het LPG tankstation van Greve ligt tegenover de huidige AOC school. Ten tijde van het opstellen van de Beleidsvisie was de gemeente Meppel voornemens medewerking te verlenen aan de nieuwbouw van een appartementencomplex op de AOC locatie. Tot op heden is daar echter geen sprake van. In dit bestemmingsplan is het handhaven van de AOC school het uitgangspunt.

De jaarlijkse doorzet van het LPG-tankstation was ten tijde van het opstellen van de Beleidsvisie niet in de milieuvergunning vastgelegd. In overleg met de inrichtinghouder is afgesproken de LPG doorzet te beperken tot 1000 m³ per jaar. Door de beperking van de jaarlijkse LPG doorzet in de milieuvergunning, neemt de PR 10-6 contour af van 110 meter naar 45 meter. Deze ligt geheel buiten het nu voorliggende plangebied.

Agrifirm BV
Voor deze inrichting is de provincie Drenthe het bevoegde gezag. Voor deze inrichting geldt geen minimum afstand voor het PR en de grens van het invloedsgebied voor de bepaling van het GR is niet relevant. Het bedrijf slaat nitraathoudende kunstmeststoffen op van het type c en verkoopt vuurwerk. Er gelden ten aanzien van externe veiligheid geen beperkingen.

Joontjes BV
Joontjes beschikt over een ondergrondse tank van 20.000 liter LPG. De jaarlijkse LPG doorzet is kleiner dan 1000 m3. Volgens de Beleidsvisie bedraagt het invloedsgebied (vanaf tank/vulpunt) 150 meter. De minimale afstand van het terrein van Joontjes tot de westelijke begrenzing van het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad bedraagt evenwel ongeveer 500 meter. Geconcludeerd kan worden dat het bedrijf geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan.

Tamoil Groeneveld
Binnen de gemeente Meppel bevond zich ten tijde van het opstellen van de Beleidsvisie één knelpunt. Onder knelpunt wordt daarbij verstaan een situatie, waarbij kwetsbare objecten zich binnen de plaatsgebonden risicoafstand (de “harde” grenswaarde uit de wet) bevinden. Dit knelpunt had betrekking op Tamoil Groeneveldin relatie tot het kampeerterrein van de gemeentelijke jachthaven. Deze laatste ligt echter ver buiten het voorliggende bestemmingsplan Meppel - Binnenstad, zodat er geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan Meppel - Binnenstad.

Conclusie
Binnen het plangebied wordt voldaan aan de eisen van de externe veiligheid en van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid. Ten slotte is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van belang. Deze komt nader aan de orde in paragraaf 5.1.4.

5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.

 

Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de planverbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2008.

Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.

Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2008.

5.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo.

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.

5.2 Dit bestemmingsplan

Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet
Door de gemeente Meppel is een (concept)handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan.

Hiernaast geldt als belangrijk uitgangspunt bij de inhoudelijke opzet van dit bestemmingsplan, dat het zoveel mogelijk probeert de bestaande situatie vast te leggen. Nieuwe ontwikkelingen worden niet toegestaan.

Wel biedt onderhavig bestemmingsplan voor de bestaande functies in het plangebied voldoende flexibiliteit. Zo is een ruime uitwisseling van functies binnen de bestemming Centrum mogelijk.

Regels
De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving:
    In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels:
    Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen:
    In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels:
    In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: 
    In dit onderdeel worden enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals bijvoorbeeld zelfstandige bewoning van bijgebouwen en prostitutie.
  • Afwijking van de gebruiksregels:
    In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.
  • Wijzigingsbevoegdheid:
    In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming. In dit bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
    Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding
Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. W- wonen) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008.

De schaal van de kaarten is 1: 1000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

In het onderhavige bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast.

5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven.

Dit bestemmingsplan kent de volgende specifieke bestemmingen:

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Cultuur en ontspanning
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Wonen - Garages en bergingen

Dubbelbestemmingen

Artikel 17 Waarde - archeologie 1
Artikel 18 Waarde - archeologie 3

Hierna gaan we specifiek op deze bestemmingen in.

Bedrijf (artikel 3)
Binnen het plangebied bevinden zich enkele bedrijven, die zijn opgenomen binnen deze bestemming. Het betreft enkele gevallen over het plangebied verspreide locaties, zoals Brouwerstraat 2 en een deel van het Bleekereiland.

Centrum (artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op het grootste gedeelte van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn alle in het gebied voorkomende functies op de begane grond van gebouwen mogelijk, namelijk detailhandel (supermarkten zijn op de huidige locaties vastgelegd), bedrijven in de categorie 1 en 2, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen horecabedrijven categorie 1, 2, en 4, maatschappelijke voorzieningen, ateliers en galerieën, ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep- en/of bedrijf. Bij een omgevingsvergunning kan het wonen op de begane grond worden toegestaan in de aanloopstraten naar de centrumwinkelstraten, indien dat geen nadelige gevolgen heeft voor het functioneren van het binnenstad als geheel en de centrumwinkelstraten specifiek. De centrumwinkelstraten zijn de Hoofdstraat (tot de Kromme Elleboog/Brouwersstraat) en de Kruisstraat.

Behoudens een enkele uitzondering zijn deze functies uitwisselbaar. Hierdoor kan een efficiënte uitwisseling van functies binnen het gebied plaatsvinden. De functies die niet uitwisselbaar zijn worden op de verbeelding aangegeven met een specifieke aanduiding. Dit geldt bijvoorbeeld voor de functies horecabedrijven 2 en 4. De horecabedrijven 2 zijn gesitueerd rond de pleinenreeks. De enige discotheek (Lord Nelson c.a.) is ingedeeld in horecabedrijf 4.

Voor de verdiepingen van de panden gelden in beginsel dezelfde regels met dien verstande dat daar ook opslag voor de overige functies is toegestaan en dat wonen niet aan een specifieke locatie is gebonden. Bedrijven zijn echter niet toegestaan op de verdiepingen.

Daarnaast is in verband met de recentelijk verleende omgevingsvergunning voor het pand Hoofdstraat 87 op de verdiepingen de functie kantoor toegestaan. Ter plaatse is dit aangegeven met de aanduiding 'kantoor'. Omdat binnen dit bestemmingsplan de woonfunctie op de verdieping (bestemming Centrum) wordt toegestaan is onderzocht of de milieu-aspecten zich hiertegen verzetten. Bij dit bestemmingsplan zijn in de bijlagen 4 t/m 6 de onderzoeksresultaten naar onder meer wegverkeerslawaai, industrielawaai en milieuzonering weergegeven. Geconcludeerd kan worden dat aan het realiseren van woningen geen beperkingen worden opgelegd.

Ondergeschikt aan de overige functies zijn toegestaan: parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, straten en paden en nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen.

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens (half)ondergrondse of bovengrondse parkeervoorzieningen toegestaan. Het gaat hier met name om de parkeergarage bij de Keizerskroon, het parkeerdek boven Swaenenborgh en de planologische mogelijkheid om op een deel van het open terrein aan de Vledderstraat een parkeergarage te realiseren.

In hoofdstuk 4 is aangegeven dat voor het plangebied een cultuurhistorische verkenning is opgesteld, deze heeft een vertaling gekregen in de algemene aanduidingsregels van het bestemmingsplan (artikel 23.4) omdat het werkzaam is binnen meerdere bestemmingen in het bestemmingsplan.

Voor alle gebieden die in de cultuurhistorische verkenning zijn gewaardeerd als “topkwaliteit” is een regel (23.4.1) opgenomen die bepaalt dat, in afwijking van, c.q. aanvulling op, het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen, ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorisch gebied - topklasse” rekening dient te worden gehouden met de historische stadsstructuur, zoals deze tot uitdrukking komt in:

  • profielen van de openbare ruimten en in zichtlijnen;
  • kleinschaligheid en bebouwingskarakteristieken zoals gevelindeling, detaillering en materiaalgebruik.

In de gehele binnenstad geldt een cultuurhistorische kwaliteit “topkwaliteit”. Voor de historische wegenstructuren die nog intact zijn, is een gevellijn aangegeven. Ter plaatse gelden de algemene bouwregels uit artikel 23.4.2. In afwijking van, c.q. aanvulling op, het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” de plaats en de karakteristieken van de historische bebouwing dienen te worden gefixeerd. Deze gebieden worden gewaardeerd als topkwaliteit en zijn van belang voor het instandhouden van de historische stedenbouwkundige structuur van de binnenstad van Meppel. De gevellijn komt onder meer voor aan de Kruisstraat, Hoofdstraat, Woldstraat, Grote Kerkstraat, Kerkplein, Prinsenplein en Prinsengracht.

In afwijking van de bovenstaande historische structuur is ter plaatse van de open plek aan de Vledderstraat eveneens een gevellijn opgenomen. Op deze wijze kan de eventuele toekomstige bebouwing, geheel volgend de aanbevelingen in de Binnenstadsvisie van Imoss, worden gerealiseerd met een gesloten gevelwand. Omdat het in dit geval niet gaat om het herontwikkelen van bestaande panden is in de randvoorwaarden een extra bepaling opgenomen die de historische parcellering zo veel mogelijk benaderd door deze te beperken tot een breedte van maximaal 7 meter.

Onderstaande afbeelding toont de historische wegenstructuur.

Afbeelding 20: Historische wegenstructuur.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Binnenstad-BPC1_0021.jpg"

Bij het bouwen van hoofdgebouwen dient aan de volgende regels te worden voldaan:

  • er dient in de aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  • bij het samenvoegen van bestaande panden dient de parcellering in stand te blijven, dan wel niet meer dan 7 meter te bedragen;
  • bestaande kapvormen en kaprichtingen dienen in stand te blijven;
  • de bebouwing mag nooit uit meer dan twee bouwlagen plus een kap bestaan.

Cultuur en ontspanning (artikel 5)
De twee binnen het plangebied gesitueerde musea hebben deze bestemming gekregen. Het gaat om het voormalige gemeentehuis aan de Hoofdstraat (Kunsthuis Secretarie) en het Drukkerijmuseum aan de Kleine Oever.

Detailhandel (artikel 6)
Hoewel praktisch alle detailhandel zich binnen de bestemming Centrum bevindt, is er aan de Keizersgracht 27 één detailhandelsvoorziening gevestigd die niet tot het centrumgebied behoort.

Dienstverlening (artikel 7)
Op het adres Bleekerseiland 7 is een uitzendbureau gevestigd. Deze locatie behoort niet tot het centrumgebied en is daarom specifiek bestemd voor Dienstverlening. Daarnaast heeft het bezoekadres van de Stichting Lokale Omroep Meppel gevestigd aan de Kromme Elleboog 11 deze bestemming gekregen.

Groen (artikel 8)
De bestemming 'Groen' is gelegd op enkele beeldbepalende groenvoorzieningen in de binnenstad. Het gaat daarbij met name om de kop van het Bleekerseiland en het Slotplantsoen met het Joods monument. Dit gedenkteken is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - gedenkteken". Binnen de bestemming 'Groen' zijn voorts parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, straten en paden alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

Horeca (artikel 9)
De meeste horecabedrijven zijn in het centrumgebied gesitueerd. Voor de wijze waarop deze zijn bestemd in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemming Centrum. Er zijn in feite twee uitzonderingen. De pannenkoekenboot aan de Stoomkade valt binnen de bestemming Water (zie aldaar). De enige horeca die in deze bestemming valt is het horecabedrijf aan de Stoombootkade 10/10a dat behoort tot categorie 2. Het bestemmingsplan maakt de beperkte uitbreiding van de horecafunctie op het perceel 10a mogelijk. Daarbij is in het plan bepaald dat er uitsluitend keukenactiviteiten mogen plaatsvinden en dat de terrasfunctie uitsluitend aan de zuidzijde (=waterzijde) mag plaatsvinden. Op deze wijze wordt overlast voor omwonenden uitgesloten. Dit wordt bevestigd door het verrichte akoestische onderzoek1.

Maatschappelijk (artikel 10)
Binnen deze bestemming zijn de drie kerkelijke voorzieningen in de Binnenstad opgenomen. De bestemming maakt meerdere functies mogelijk. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan: educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Gelet op het gewenste multifunctionele gebruik van deze gebouwen zijn alle functies mogelijk.

Tuin (artikel 11)
De bestemming “Tuin” is gegeven aan het achtergebied tussen de Wheem, de Woldstraat, de Vledderstraat en de Grote Kerkstraat. Dit gebied is één van de weinige open ruimten in de Binnenstad van Meppel. Ook in het oude bestemmingsplan diende dit gebied te worden gevrijwaard van bebouwing. De bestemming maakt het niet mogelijk gebouwen te realiseren en draagt op deze wijze bij aan het conserveren van het open (groene) gebied.

Verkeer (artikel 12)
Deze bestemming is van toepassing op alle openbare wegen in het plangebied en met name de wegen met een belangrijke verkeersontsluitende functie. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wegen en fiets- en voetpaden. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 13)
Deze bestemming is van toepassing op alle openbare wegen in het plangebied en met name die met een verblijfsfunctie. Het gaat dan met name om woonstraten, woonerven en hofjes. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor parkeren, wegen, pleinen en fiets- en voetpaden, maar ook tuinen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken, een bergbezinkbassin, terrassen en voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen in beginsel uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.

De enige uitzondering voor het oprichten van een gebouw is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kiosk, daar is een kiosk toegestaan, waarin detailhandel en informatievoorziening zijn toegestaan. Het gaat hier om de locatie Kerkplein 22.

Water (artikel 14)
Deze bestemming is specifiek gelegd op het enige oppervlaktewater binnen het plangebied (Stoombootkade). De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met de daarbij behorende groen-, speel- en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, alsmede voor kunstwerken. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor de Pannenkoekenboot, die tot horecacategorie 2 behoort.

Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Wonen (artikel 15)
Voor de bestaande woningen in het plangebied is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Ondergeschikt aan de functie wonen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, evenals de daarbij behorende tuinen, (achter)paden, verhardingen en bebouwing.

In de zuidoostelijke hoek van het plangebied betreft het voornamelijk gestapelde woningen die qua hoogte en beeldkenmerken afwijken van de historische bebouwing. Voor het overige gaat het voornamelijk om de historische grondgebonden woningen, langs met name de Keizersgracht en Bleekerseiland. Aan de Touwstraat is een kleinschalig woonproject gerealiseerd met functionele ruimten aan de straatzijde. In afwijking van de maatvoeringsvereisten voor aan-huis-verbonden beroepen/bedrijven (zie hieronder) is het ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' toegestaan om deze activiteiten in een grotere omvang uit te oefenen, dan wel deze ruimten te gebruiken als kantoor, dienstverlenend bedrijf, galerie of atelier.

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen de aanwezige bouwwerken gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen (tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 45 m2). In de Inleidende bepalingen is het begrip "aan huis verbonden beroep" gedefinieerd. Daarin is een belangrijke rol toegekend aan de vrije beroepen. Door de Kamer van Koophandel wordt onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek-, academisch-, dan wel HBO-niveau liggen'.

In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Voor de uitvoeringspraktijk van de Kamers van Koophandel is de volgende lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden. Dit zijn: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, medisch specialist, notaris, oefentherapeut Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect en verloskundige.

Een beroep dat niet in deze opsomming voorkomt, geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders aan kan tonen.

In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie "woondoeleinden". Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor bovengenoemde activiteiten is dus geen procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk, zolang deze activiteiten plaatsvinden in de woning (dus niet in de bijgebouwen) en voldoen aan het criterium dat het betrokken pand in overwegende mate zijn woonfunctie blijft behouden. De bestemming bevat een mogelijkheid om onder bepaalde criteria af te wijken van de gebruiksregels, onder meer voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf. De randvoorwaarden zijn opgenomen in 15.6.1 van de regels. Van belang daarbij is dat de aan huis verbonden bedrijven dienen te behoren tot maximaal categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij de regels is gevoegd. Op deze wijze is geborgd dat de activiteiten in de woonomgeving passen.

Voor het bouwen geldt dat hoofdgebouwen enkel zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Het maximaal aantal wooneenheden per bouwvlak is eveneens aangeduid op de verbeelding, waarbij van belang is dat alle bouwwijzen (vrijstaand, twee aaneen, geschakeld) zijn toegestaan. Daar waar geen aanduiding is aangegeven, is maximaal één woning per bouwvlak toegestaan.

De toegestane goot- en bouwhoogten van de woningen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Verder is een bepaling over een minimale breedte van het hoofdgebouw (5 meter) opgenomen en bevat de bestemming een regel over de toegestane dakhelling van het hoofdgebouw.

Bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming komen alleen voor bij de grondgebonden woningen. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag in principe niet meer dan 50% van het achtererfgebied tot een maximum van 70 m² bedragen, met dien verstande dat voor bestaande afwijkende situaties een uitzonderingsregel is opgenomen in de Algemene bouwregels. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zijn in de regels opgenomen en niet op de verbeelding aangegeven.

Tot slot zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het afwijken van de hierboven genoemde bouwregels, zoals de maximum bouwhoogte(n). Deze afwijkingen zijn enkel mogelijk indien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

Wonen - Garages en bergingen (artikel 16)
Op deze gronden zijn garageboxen en bergingen toegestaan ten behoeve van de opslag van huishoudelijke materialen en -apparaten, alsmede de stalling van voertuigen. De gebouwen dienen binnen de bouwvlakken te worden gerealiseerd.

Waarde - Archeologie 1 en 3 (artikel 17 en 18)
De archeologische waarden worden door middel van de aangegeven te beschermen gebieden op de verbeelding, gewaarborgd. Ter voorkoming van aantasting van waardevolle informatie in de bodem is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen (aanlegvergunningstelsel), evenals een afwijkingsprocedure middels een omgevingsvergunning voor bouwen. Alleen de gronden met hoge en middelhoge archeologische waarde zijn aangeduid, namelijk als 'Waarde - Archeologie 1' respectievelijk 'Waarde - Archeologie 3'. Voor de historische kern van Meppel geldt 'Waarde - Archeologie 1'.

Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geldt, dat in beginsel niet mag worden gebouwd, tenzij de oppervlakte van de bouwwerken kleiner is dan 50 m2. Indien voldoende duidelijkheid heerst over de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden, kan bij een omgevingsvergunning van dit bouwverbod worden afgeweken.

Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt, dat een afwijking bij een omgevingsvergunning alleen nodig is indien de te verrichten (bouw)werkzaamheden een oppervlak beslaan van meer dan 1.000 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld (zie ook § 4.2). Deze afwijking bij een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen dan wel het verrichten van werkzaamheden geen aantasting van de archeologische waarden van de gronden met zich mee brengt.

5.2.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in het bestemmingsplan worden hier verder niet toegelicht.

Onder de algemene aanduidingsregels zijn bepalingen opgenomen betreffende de geluidszone industrielawaai, de molenbiotoop, de cultuurhistorisch waardevolle gebieden, de evenemententerreinen en een wijzigingsgebied. Binnen dit wijzigingsgebied (Bleekerseiland) is het via een wijzigingsbevoegdheid om horecabedrijven uit categorie 2 toe te staan), mits aan alle wettelijke bepalingen wordt voldaan.

Met betrekking tot de evenementen kan het volgende worden opgemerkt.

Een evenement is een georganiseerde publieke activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt. Onder evenementen wordt in het kader van dit bestemmingsplan verstaan: "Een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water, met uitzondering van betogingen, samenkomsten en vergaderingen, jaar- en weekmarkten, bioscoop- en theatervoorstellingen".

Voor de incidentele evenementen (categorie A), die niet passen binnen het bestemmingsplan, kan in beginsel een beroep worden gedaan op de ontheffingsmogelijkheid uit het Besluit omgevingsrecht. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) staat in artikel 4, lid 8 bijlage II dat er een ontheffing van de geldende bestemming verleend kan worden voor evenementen met een maximum van drie per jaar en met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van de voorzieningen is hierbij inbegrepen.

In artikel 22.2 zijn evenementen uit categorie A binnen het bestemmingsplangebied toegestaan.

Indien evenementen "terugkerend" zijn dient er volgens de Raad van State een regeling te worden opgenomen in het bestemmingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de plekken waar evenementen kunnen worden gehouden aangewezen door middel van een gebiedsaanduiding "evenemententerreinen". Het aantal en het soort evenementen is in het sectorale beleid geregeld en zal bij de vergunningverlening worden nageleefd. In dit plangebied zijn de openbare ruimten van de historische binnenstad, evenals de Stoombootkade, de Grote/Kleine Oever en het Bleekerseiland, aangewezen als evenemententerrein. In artikel 23.3 is bepaald dat de categorieën B en C daar zijn toegestaan tot een maximum van 25 , respectievelijk 20, evenementen per jaar.

Daarnaast is nog een aantal algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Eén daarvan regelt, dat de opgenomen dubbelbestemmingen voor archeologie kunnen worden verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. De laatste algemene wijzigingsbevoegdheid ziet erop toe, dat de opgenomen gebiedsaanduiding (geluidszone - industrie,) verkleind of verwijderd kan worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand bebouwd gebied en heeft een conserverend karakter. Ontwikkelingen beperken zich tot kleinschalige particuliere initiatieven bij bestaande functies en bestaande bebouwing. Voor deze ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan nodig.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeenteraad dient inzake het al dan niet vaststellen van het bestemmingsplan te overwegen of de planologisch-juridische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Bij deze afweging zullen in ieder geval de inspraakreacties en zienswijzen een rol spelen.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg en inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 april 2013 tot en met 22 mei 2013 ter inzage gelegen in het Stadskantoor van Meppel, Grote Oever 26 te Meppel. Het plan (verbeelding, regels, toelichting en eventuele bijlagen) kon via www.ruimtelijkeplannen.nl of op de website van de gemeente Meppel worden ingezien.
Gedurende de bovengenoemde termijn kon een ieder op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn of haar zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar maken. Daarvan hebben 4 personen en/of instellingen gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota zienswijzen bestemmingsplan 'Binnenstad, gemeente Meppel, mei 2013. Deze reactienota is als bijlage 7 bij deze plantoelichting opgenomen.
Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld op 27 juni 2013.

7.2 Zienswijzen

Te zijner tijd worden eventueel ingediende zienswijzen op grond van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht in deze paragraaf of in een aparte bijlage verwerkt.

Hoofdstuk 8 Bijlagen

Bijlage 1: Onderzoek Externe Veiligheid - Risicoanalyse Actualisatie bestemmingsplan “Meppel - Centrumschil”,
Steunpunt externe veiligheid Drenthe, 14 augustus 2011.

Bijlage 2: Reactienota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Meppel - Binnenstad, gemeente Meppel, maart 2013.

Bijlage 3: Akoestisch onderzoek Stoombootkade, Stroop raadgevend ingenieurs, 28 februari 2013.

Bijlage 4: Onderzoeksrapport milieuaspecten, Adviesburo De Haan bv, 6 december 2012.

Bijlage 5: Onderzoeksrapport haalbaarheid geluidswering, Buijvoets bouw- en geluidsadvisering, 4 maart 2013.

Bijlage 6: Onderzoeksrapport industrielawaai (industrieterrein Oevers), Stroop raadgevend ingenieurs, 10 februari 2012.

Bijlage 7: Reactienota zienswijzen bestemmingsplan Meppel - Binnenstad, ge-meente Meppel, mei 2013.