direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Berggierslanden 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Na de inwerkingtreding van nieuwste Wet ruimtelijke ordening in 2008 is de gemeente Meppel begonnen met een herziening van de verouderde bestemmingsplannen. Het gaat daarbij vooral om plannen die op 1 juli 2013 ouder zijn dan 10 jaar.

Het bestemmingsplan voor het gebied Berggierslanden is vastgesteld in 2002 en goedgekeurd in 2003 en daarmee verouderd. De plankaart (tegenwoordig ruimtelijke verbeelding van het plan) is partieel herzien. Deze partiële herziening wordt in 2017 ouder dan 10 jaar. De gemeente heeft gekozen om voor het gebied Berggierslanden een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Met dit bestemmingsplan heeft het gebied weer actueel juridische-planologisch kader.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het gebied Berggierslanden aan de zuidwestzijde van Meppel. Het plangebied wordt begrensd door de Europalaan, de Hesselingen, de Staphorster Grote Stouwe en de groenstrook ten noorden van de Omgelegde Hoogeveensche Vaart. De Omgelegde Hoogeveensche Vaart en Staphorster Grote Stouwe vormen daarnaast de provinciegrens tussen Drenthe en Overijssel. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0001.jpg"

Ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden het Bestemmingsplan Meppel - Berggierslanden (vastgesteld op 4 december 2002), het bestemmingsplan Zuidelijke ontsluitingsweg Berggierslanden (vastgesteld 8 maart 2007, in samenwerking met de gemeente Staphorst) en de Partiële Herziening Meppel - Berggierslanden (vastgesteld op 8 maart 2007). De gronden hebben in het bestemmingsplan met de daarin verwerkte partiële herziening verschillende bestemmingen en daaraan hangende regelingen.

Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit woongebied. In het noorden ligt een terrein dat bestemd is voor sport- en recreatieve doeleinden. Aan de westzijde ligt een strook waarin de natuur wordt beschermd. Het grootste deel van het gebied is inmiddels gerealiseerd. Vooral in het zuiden van het plangebied is nog sprake van braakliggend terrein waarop nieuwe woningbouw mag plaatsvinden.

Dit nieuwe bestemmingsplan geeft een regeling voor de actualisatie van de geldende regeling, maar geeft ook voldoende mogelijkheden om het braakliggende terrein nog in te vullen. De regeling van het geldende bestemmingsplan is een belangrijke basis voor het nieuwe plan. Inhoudelijk wordt daarbij rekening gehouden met de meest recente wensen voor het terrein.

1.4 Juridische vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Rsro 2012.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is ten slotte een bespreking van de resultaten van de procedure opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk vindt een beschrijving van het plangebied plaats. De bestaande situatie is het uitgangspunt voor de regeling die dit bestemmingsplan geeft.

Halverwege 2005 is begonnen met de bouw van de woonwijk. In de wijk is ruimte gemaakt voor 1150 woningen, hiervan is inmiddels 80 procent gerealiseerd. De woningen liggen aan de rand van een waterrijk natuurgebied. Het water is door de wijk getrokken.

Verder is aan de noordzijde van de woonwijk is een sport- en recreatieterrein gerealiseerd. Het gehele gebied wordt ontsloten via de Europalaan. Een ontsluitingsweg voor het doorgaande verkeer in Meppel. In de onderstaande luchtfoto is de huidige situatie op het gebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0002.png"

Huidige situatie Berggierslanden

2.1 Functies

Zoals aangegeven is een deel van het terrein nog in ontwikkeling. Wel zijn alle functies op dit moment al aanwezig. De grootste is de woningbouw. De woningbouw is in verschillende fasen gerealiseerd met verschillende woningtypen. Bij de woningbouw speelt het water een grote rol. Veel van de straten en/of tuinen zijn langs het water gesitueerd.

Aan de noordzijde van het plangebied is ruimte gemaakt voor sport- en recreatie faciliteiten. Hier is inmiddels een sportpark aangelegd, waar verschillende sport accommodaties aanwezig zijn voor veel verschillende sporten. De sportvelden zijn afgebakend met hekken. Hierbij is ook een parkeerterrein aangelegd. De sportaccommodaties liggen tegen de woonwijk aan, maar dusdanig dat deze geen overlast veroorzaken.

Het gebied ligt op de rand van Meppel. Aan de noordwestzijde is een natuurgebied aangelegd. Aan de zuidwestzijde, aan de zuidzijde van de Omgelegde Hoogeveensche Vaart, is sprake van weiland. Dit alles maakt de functie groen (inclusief water) goed vertegenwoordigd in en rond het plangebied. De woonwijk is ruim opgezet, waardoor het groen beter tot zijn recht komt.

2.2 Bebouwing

Een deel van de Berggierslanden mag nog bebouwd worden. De bebouwing voldoet daarbij aan de geldende regeling en het daarbij vastgestelde beeldkwaliteitplan. Het is van belang dat de nog te bouwen woningen qua regels aansluiten bij de inmiddels gerealiseerd woningen. Op die manier wordt gezorgd voor eenheid en rust in de woonwijk. Over het algemeen bestaan alle woningen uit twee bouwlagen met een kap. De regeling van het geldende bestemmingsplan is grotendeels overgenomen in dit bestemmingsplan. Het eerder vastgestelde beeldkwaliteitplan blijft naast dit bestemmingsplan gelden.

Zoals eerder aangegeven, is er sprake van verschillende typen woningen in het plangebied. Zo zijn er vrijstaande kavels uitgegeven, waarbij de keuze van de uitvoering van de woning vrij stond, maar ook rijwoningen, twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen die projectmatig zijn gebouwd. Een voorbeeld van een projectmatige bouw waarbij een speciaal type woningen is gebouwd, is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0003.png"

Woningen aan het water

In de afbeelding is te zien dat de woningen, inclusief veranda, deels over het water steken. Het bijzondere van dit project is dat de eigenaren voor dat deel eigenaar zijn van het water. Zij houden dan ook zelf de beplanting en begroeiing bij.

De woningen die het dichtst bij het aangelegde natuurgebied (westzijde) zijn gesitueerd, hebben een ruimer opgezette tuin dan andere percelen. Dit komt omdat deze zogenoemde 'natuurtuinen' zijn. De tuinen zijn zo ingericht dat de tuinen richting het natuurgebied aflopen. Zo hebben we bewoners vanuit de woningen een mooi uitzicht op het natuurgebied.

De bebouwing van de verschillende sportaccommodaties zijn afgestemd op de sporten die er uitgevoerd worden. Alle bebouwing bestaat uit één bouwlaag. De sporthal is daarbij qua afmetingen groter dan andere bebouwing. De maximale bouwhoogte hiervoor is 12 meter. Bij de sportaccommodaties is verder een parkeerterrein aangelegd.

De bestaande bebouwing blijft door een passende regeling mogelijk in dit bestemmingsplan. Het handboek is leidend voor de regeling.

2.3 Verkeer

In het plangebied zijn meerdere wegen en straten aanwezig. Deze hebben verschillende functies. Een belangrijke ontsluitingsweg door het plangebied is de Europalaan. Dit is een 50 km/uur weg voor het doorgaande verkeer in en uit Meppel. Voor deze weg geldt een geluidszone. Ter hoogte van de woningen zijn aan weerszijden van de Europalaan een geluidswal en -wand geplaatst die de geluidsoverlast van de weg vermindert.

Het deel van de woonwijk dat ten westen van de Europalaan ligt, is vanaf de Europalaan ontsloten via de Aak, de Roef en de Valeriaan. Zowel de Aak als de Valeriaan zijn door middel van een rotonde direct ontsloten op de Europalaan. Vanaf beide aansluitingen is het gehele gebied een 30 km/uur zone. Het deel van de woonwijk dat ten oosten van de Europalaan ligt, is ontsloten via de Aak en de Havixhorst. De Aak straat ligt namelijk haaks op de Europalaan. De rest van de wijk, aan weerszijden van de Europalaan, bestaat uit woonstraten.

Parkeren vindt over het algemeen op het eigen erf plaats. In straten waar rijwoningen zijn gebouwd en parkeren op het eigen erf niet mogelijk is, is voorzien in parkeerplekken in de openbare ruimte. Het parkeren bij de sportaccommodaties is, zoals eerder aangegeven, voorzien op een centrale parkeervoorziening bij de accommodaties.

2.4 Bijzonderheden

Voor de wijk Berggierslanden is voor de realisatie, samen met het bestemmingsplan, een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteit is indertijd vertaald in het bestemmingsplan door de groen en waterstructuur op te nemen. Deze groen- en waterstructuur zijn van ruimtelijk belang voor de uitstraling van het terrein en wordt daarom ook in dit bestemmingsplan voorzien van een passende regeling. Het handboek is hierin leidend.

Bijzonder is de golvende watergang centraal in Berggierslanden. Deze vorm is ingebracht door de ontwerper van de inrichting van het plangebied. Het is een kenmerkend element voor het plangebied, doordat het er dwars doorheen loopt en afwijkt van de rationele structuur van de rest van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0004.png"

Bijzondere watergang

Tot slot is de oude wegenstructuur van de Westerstouwe / Ketelhaarsweg en Bergiersweg bijzonder. Deze zijn ruimtelijk structurerend en hebben een cultuurhistorische waarde. De cultuurhistorische waarde wordt waar nodig beschermd.

2.5 Uitgangspunten

  • De bestaande- en nog te realiseren woningen worden mogelijk gemaakt, waarbij het van belang is dat de nog te bouwen woningen qua regels aansluiten bij de inmiddels gerealiseerd woningen.
  • In dit bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen wegen met een bestemming 'Verkeer', hier de Europalaan, en andere wegen. De andere wegen vallen binnen de bestemming 'Woongebied'.
  • Kleinere voet- en fietspaden zijn niet specifiek geregeld maar vallen onder het naastgelegen perceel of de openbare weg.
  • De cultuurhistorische structuur die behouden moet worden, wordt specifiek geregeld door middel van een dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie".
  • De groen- en waterstructuur van het eerder opgestelde beeldkwaliteitplan (in combinatie met het vigerende bestemmingsplan) is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen
  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De resterende invulling van de woonwijk in de Berggierslanden vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Verder gaat het in het bestemmingsplan, het noordelijk gelegen deel van de woonwijk en de sportaccommodaties, om de bestaande situatie. Dit past al binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Omdat het hier gaat om geldende rechten is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe 2010 en de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid.

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De provincie heeft inmiddels op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Inhoudelijk voorziet de Actualisatie in een beperkte inhoudelijke bijstelling van de teksten en kaarten. Een belangrijke verandering is dat de bedrijvigheid beter in de visie verwerkt is.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten.

Het hele plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Meppel. Op de visiekaart zijn de ambities van de provincie voor Meppel opgenomen. Meppel maakt deel uit van de "stedelijke netwerken". De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden. De ontwikkelingen moeten passen bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

  • 'landschap'; wegdorpen van de laagveenontginningen

Het beleid richt zich op het behoud en de versterking van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

  • 'aardkundige waarden'; generiek beschermingsniveau: respecteren

Het beleid richt zich hierbij op het bewaren van de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst. De gemeente bekijkt per plangebied of er sprake is van kenmerkende waarden en beschermen deze waar nodig via het bestemmingsplan.

  • 'archeologie'; generiek:

Het beleid schrijft voor dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) en nieuw ontdekte (behoudenswaardige) vindplaatsen niet ongezien verdwijnen. Bij nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar waarden vaak nodig. Eventueel moet het bestemmingsplan een beschermende regeling bieden.

  • 'cultuurhistorie'; respecteren.

Het beleidsuitgangspunt respecteren geldt voor de hele cultuurhistorische hoofdstructuur. Bij ontwikkelingen wordt ingezet op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.

Met de genoemde beleidsuitgangspunten is in dit bestemmingsplan waar nodig en mogelijk rekening gehouden. Dit staat onder meer beschreven in hoofdstuk 2 en paragraaf 4.3.

3.2.2 Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd.

Zoals in de vorige paragraaf aangegeven is voor een deel van het plangebied de aanduiding "Beekdal" van toepassing. Voor het gebied met die aanduiding geldt in alle gevallen dat ruimte voor water moet blijven bestaan. De waterhuishoudkundige inrichting niet mag leiden tot wateroverlast benedenstrooms en tot een vermindering van de grondwatervoorraad. Dit heeft geen directe gevolgen voor de regeling in dit bestemmingsplan. In de huidige situatie was hiermee namelijk al akkoord gegaan. In het vigerende bestemmingsplan is water een belangrijk element. Hierdoor heeft de toevoeging van de nog te bouwen woningen minder invloed. Er is namelijk voorzien in voldoende waterberging. Het plangebied voorziet in voldoende oppervlaktewater voor de opvang van afstromend regenwater.

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Hierbij zijn onder andere de Structuurvisie 2030, het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan en de Welstandsnota (2014) van belang.

3.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgesteld Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

3.3.2 Welstandsnota

Het beeldkwaliteitplan voor Berggierslanden is overgenomen in de welstandsnota. In deze nota vallen de woningen in het plangebied binnen de omschrijving van de na-oorlogse bebouwing. Gebieden die binnen deze omschrijving vallen zijn bij uitstek voor vernieuwend, afwijkend en/of experimenteel kleurgebruik. Omdat de bewoners van deze architectuur over het algemeen trendgevoelig zijn en hun individualiteit willen uitstralen, wordt vaker van kleur gewisseld worden op bijvoorbeeld de te schilderen bouwelementen.

Individuele architectuur hier laat ruimte voor een variatie aan kleuren en materialen: primaire kleuren, evenals pastel/basic, maar ook gedekte en donkere, zakelijk aandoende tinten. In de privé-sector is sprake van oorspronkelijke kleuren die door een architect/ontwerper zijn voorgesteld. Deze verdienen aandacht en bij het vervangen ervan is een motivatie wenselijk. Bij rijwoningen past een identieke kleursamenstelling per rij, eventueel met variatie binnen een cluster.

In gebieden die vallen binnen de omschrijving van de na-oorlogse bebouwing hoeven gevels en dakbedekking niet per se rustig en onverzadigd van tint te zijn.

Voor sport-, recreatie- en groengebieden zijn verschillende kleursamenstellingen vastgelegd. De kleuren bij sportaccommodaties zijn krachtig en helder. Deze kleuren zijn niet onderhevig aan een trend of de mode. De kleuren bij recreatiegebieden kunnen vrij individueel gekozen worden met een dominantie van lichte kleuren in een variatie van verzadiging. De kleuren van (bouw)objecten in groengebieden moeten passen naar de omgeving en naar de overige bouwwerken in een degelijk gebied. De kleuren moeten overwegend getemperd van aard zijn in termen van groen, rood, bruin, zandgeel of grijs(blauw).

3.3.3 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 (GVVP) vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015. Daarbij wordt een doorkijk gegeven naar een langere periode, wat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid blijft minimaal behouden.

De bereikbaarheid binnen Meppel, vooral die van bestemmingen in de historische binnenstad is niet optimaal. Dit geldt voor het gemotoriseerde en het langzaam verkeer. De bereikbaarheid van het plangebied daarentegen is goed en wijzigt na de realisatie van de ontwikkeling in het plangebied niet. Het behoud van de goede bereikbaarheid is belangrijk.

Daarnaast zet de gemeente in op de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie. De categorie-indeling van het gemeentelijk wegennet is hiervoor de basis. Voor Berggierslanden geldt dat in Meppel de routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zo zijn gekozen dat de wijk zoveel mogelijk wordt ontlast, waardoor de leefbaarheid wordt verbeterd. Ook is er een busverbinding naar de wijk, dat heeft geleid tot een hoger kwaliteitsniveau voor het openbaar vervoer.

3.3.4 Woonvisie 2015-2020

De rode draad in de woonvisie is “willen en kunnen in een veranderende woningmarkt”. Goed voorbeeld daarvan is de woningbouwprogrammering die voor de gemeente maar beperkt maakbaar is. Uitgangspunt daarbij is een flexibel woningbouwprogramma waarbij flexibel kan worden ingespeeld op demografische en economische veranderingen met de daarbij behorende hoeveelheden en typen te bouwen woningen. Dit vraagt om een flexibele opstelling om mee te kunnen bewegen met de markt. Door gebruik te maken van scenarioplanning en programmering in bandbreedten worden woningbouwprojecten zowel kwantitatief als kwalitatief op elkaar gestemd. Hiernaast streeft de gemeente naar een integrale afstemming van het woningbouwprogramma, zowel qua aantallen woningen, woningtypen als locaties.


Scenarioplanning

Een scenarioplanning biedt de nodige flexibiliteit in een onvoorspelbare woningmarkt. De mate van bevolkingsgroei en de mate van economische groei bepalen welke maatregelen op de woningmarkt nodig zijn, zie onderstaande afbeelding. De actualiteit bepaalt dus welk scenario het uitgangspunt van ons beleid moet zijn. En wanneer significante veranderingen in de lokale woningmarkt zich voordoen, kunnen we sneller schakelen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0005.png"

Scenarioplanning woonvisie


Programmering in bandbreedten

Met een flexibel woningbouwprogramma met bandbreedten voorkomt de gemeente Meppel dat alleen wordt gebouwd voor de vraag van het moment en bevordert een duurzame toekomstbestendige woningbouw. Alle bouwplannen moeten worden getoetst aan de volgende minimum- en maximumpercentages per woningcategorie.

Kwalitatief woningbouwprogramma in bandbreedten   min %   max %  
Eigendom      
Huur   25   50  
Koop   50   75  
     
Vorm      
Grondgebonden   60   80  
Appartement   20   40  
     
Koopprijs      
Starters: tot € 170.000   5   10  
Betaalbaar: € 170.000 - € 200.000   15   20  
Middelduur: € 200.000 - € 320.000   15   30  
Duur: € 320.000 - € 450.000   5   20  
Zeer duur: meer dan €450.000   0   5  
Bijzondere koop, zoals drijvend, minimaal 5 %      
     
Huurprijs      
Betaalbaar: tot € 618   20   30  
Middelduur: € 618 - € 710   5   10  
Duuur: meer dan € 710   0   5  
Bijzondere zorgwoningen      
Zorgwoningen, minimaal 30 op stedelijk niveau      
     
(C)PO   20   40  
     
Levensloopbestendig   40   60  


Integrale afstemming woningbouwprogramma

Om eenvoudiger te kunnen inspelen op schommelingen op de woningmarkt, is de gemeente bezig met de flexibilisering van Nieuwveense Landen. Ook het Berggierslanden Ontwikkelingsbedrijf (BOB) wil flexibel inspelen op de veranderde woningmarkt door het woningbouwprogramma en de realiteit beter op elkaar af te stemmen. Om concurrentie tussen deze nieuwbouwwijken in het starters- en betaalbare segment zoveel mogelijk te voorkomen, gaat de gemeente voor Nieuwveense Landen bij deze goedkopere segmenten uit van de maximumpercentages (de bovenkant van de bandbreedte) en bij Berggierslanden van de minimumpercentages (de onderkant van de bandbreedte). Voor de duurdere segmenten (twee-onder-één kappers en vrijstaande woningen) geldt momenteel het omgekeerde. Deze bandbreedtes zijn richtinggevend. Vanaf mei 2014 wordt in de ontwikkeling van Berggierslanden het “visiedocument Bergierslanden mei 2014” toegepast. Uitgangspunten daarbij zijn het beter op elkaar afstemmen van programma en realiteit met behoud van de karakteristiek van Berggierslanden en geen grote verdichting. Op het moment dat de woningmarkt herstelt, zal BOB weer opteren voor de oorspronkelijke opzet met duurdere woningen en kunnen in Nieuwveense Landen alle segmenten worden aangeboden.

3.3.5 Nota parkeernormen 2013

Met de wijziging van de wetgeving rond de ruimtelijke ordening heeft de gemeente beleid geformuleerd voor parkeernormen. Deze parkeernormen zijn van belang voor de nieuw op te stellen bestemmingsplannen, omdat dit voorkomt dat bij elk afzonderlijk bestemmingsplan discussie ontstaat over de toe te passen parkeernormen. De uitgangspunten voor het geformuleerde beleid zijn dat:

  • 1. de parkeercapaciteit voldoet aan de gestelde parkeernorm;
  • 2. de parkeercapaciteit op eigen terrein wordt gerealiseerd om te voorkomen dat de parkeervraag wordt afgewenteld op de openbare ruimte.

Het parkeerbeleid richt zich op alle mogelijke stedelijke In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen waarbij het parkeren geregeld is.

3.4 Waterbeleid

3.4.1 Europees beleid

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

De KRW is vertaald in de Nederlandse wetgeving via de Waterwet (2009). In de Europese Kaderrichtlijn Water is de Europese Unie opgedeeld naar de stroomgebieden van de grote rivieren. Eén daarvan is de Rijn. De EU heeft het lange traject van Rijn naar Noordzeedelta onderverdeeld in vier stroomgebieddistricten. Die zijn weer gesplitst in deelstroomgebieden, waarvan Rijn Oost er één is.

3.4.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in het nationaal waterplan (2009). Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Het NWP bouwt voort op de nota Waterbeheer 21e eeuw. Hierin wordt gesteld dat aan het watersysteem meer aandacht moet worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden - bergen - afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat overtollig water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de "haarvaten" van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.

3.4.3 Regionaal beleid

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's ten aanzien van oppervlaktewater waar het waterschap zich mee bezighoudt, vastgelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015:

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. Het plangebied ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van Reest en Wieden. Wateroverlast en schade zijn dan ook niet aannemelijk;
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. In of in de nabijheid van het plangebied is geen enkel waterlichaam aanwezig waarop de doelen direct van toepassing zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0006.jpg"

Fragment beleidskaart water (bron: Waterschap Reest en Wieden).

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen geen nieuwe bebouwde en verharde gronden mogelijk. Bovendien is in Berggierslanden veel oppervlaktewater aanwezig waarin afstromend regenwater opgevangen kan worden.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is een actualisering van het huidige bestemmingsplan waarin geen feitelijke functieveranderingen worden mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Ter plaatse van de nog te realiseren 200 woningen is reeds sprake van een woonbestemming. Hierdoor is nader onderzoek niet noodzakelijk. Tevens blijkt uit de informatie van het provinciale bodemloket dat er in het verleden reeds bodemonderzoek is uitgevoerd in het gehele plangebied. Hieruit blijkt dat er voor het plangebied geen nader onderzoek nodig is.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.2 Geluid

Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt deels binnen de geluidszone van industrieterrein Oevers. Binnen dit deel van het bestemmingsplan zijn uitsluitend sportvelden gelegen. Ter plaatse worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt. De locatie waar de overige woningen worden mogelijk gemaakt, ligt niet binnen de geluidszone. De geluidszone vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Rond het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor een wettelijk geluidszone geldt. Het gaat daarbij in ieder geval om de wegen waarop een snelheid van meer dan 30 km/uur is toegestaan. In de Wet geluidhinder zijn voor deze wegen inventarisatieafstanden met betrekking tot ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, opgenomen. Dit betekent dat, wanneer een nieuw geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt binnen een dergelijke inventarisatieafstand van de weg, hiervoor een geluidsonderzoek nodig is.

Onderzoek en conclusie

Een deel van het plangebied ligt in de geluidzone van de Zuidelijke Ontsluitingsweg. In een deel van de bestemming Woongebied is een zone opgenomen waar geen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Met omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als blijkt dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde.

Er is door de omgevingsdienst een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting ter plaatse. Voor zowel het hiervoor geldende bestemmingsplan als de partiële herziening voor Berggierslanden is een akoestisch onderzoek opgesteld. Hierin zijn maatregelen opgenomen als geluidreducerende wegdekken en afschermende maatregelen. Deze maatregelen zijn toegepast en overgenomen uit het onderzoek van 2007.


De contouren zijn in het huidige onderzoek zo bepaald dat enige flexibiliteit voor het bouwen binnen het plan mogelijk is. Hiermee wordt bedoeld dat wanneer een woning uit slechts één bouwlaag bestaat deze dichter naar de Europalaan gesitueerd kan worden dan een woning met drie bouwlagen met geluidgevoelige ruimtes aan de zijde van de Europalaan. Daarom wordt ook geadviseerd de drie contouren voor het jaar 2026 over te nemen op de verbeelding. Dit advies is vertaald in dit bestemmingsplan.


Het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de 48 dB Lden contour moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien er toch binnen de 48 dB Lden contour gebouwd gaat worden, dient er een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidbelasting van die ontwikkeling ten gevolge van wegverkeerslawaai en zal er een hogere waarde procedure gevolgd moeten worden. Dit kan dan in het kader van een omgevingsvergunningprocedure (waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan) uitgevoerd.


Indien er een uitbreiding met een geluidsgevoelige bestemming binnen de 48 dB Lden contour van een 30 km/h weg gaat plaatsvinden, hoeft hiervoor geen hogere waarde procedure te worden doorlopen. Een weg met een 30 km/h zone heeft immers geen zone in gevolge de Wet geluidhinder. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Bij het bestemmingsplan is het van belang om bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden in beeld te brengen. Het bestemmingsplan moet hiervoor waar nodig een bescherming bieden. Archeologie en cultuurhistorie zijn onder meer wettelijk verankerd in de Monumentenwet.

4.3.1 Archeologie

Beleid en normstelling

De gemeente Meppel heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart beschikbaar. Daarmee heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. In onderstaande afbeelding staat een fragment van de archeologische beleidskaart met daarop de verwachtingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0008.png"

Fragment beleidskaart archeologie

Zoals op het hiervoor opgenomen fragment te zien is, is in het plangebied geen sprake van archeologische verwachting. Dit heeft te maken met een onderzoek dat in het stadium voor de aanleg is gedaan. De resultaten van het onderzoek geven als resultaat dat de grond vrijgegeven is en daarmee is de archeologische verwachting vervallen. Een nadere regeling voor archeologie in dit bestemmingsplan is dan ook niet nodig.

4.3.2 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook karakteristieke panden zijn uitgesloten. In het gebied is een cultuurhistorisch waardevol pad aanwezig. Deze is specifiek bestemd en heeft een beschermende regeling in het bestemmingsplan.

4.4 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Reest en Wieden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 beschrijft het Waterschap beleid voor de periode 2010 tot en met 2015. Het waterbeheerplan bevat het integrale beleid van het waterschap met als hoofdthema's: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw. Het waterschap heeft voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten ook een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met 2015.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de waterrijke nieuwbouwwijk Berggierslanden en is gelegen aan de zuidzijde van Meppel.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengronden. In het plangebied is sprake van drie verschillende grondwatertrappen. In het westen en midden is sprake van grondwatertrap IIb. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 en 0,40 m onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 en 0,80 m onder maaiveld. In het noorden van het plangebied is sprake van grondwatertrap IIIb. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 en 0,40 m onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 en 1,20 m onder maaiveld. Daarnaast is er in het midden en oosten sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,40 m onder maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 en 1,20 m onder maaiveld. In onderstaande figuur zijn de verschillende grondwatertrappen in het plangebied weergegeven.

Water kwantiteit

In het plangebied is primair oppervlaktewater aanwezig. Het oppervlaktewater beschikt over een beschermingszone. De beschermingszone van de aanwezige watergangen in het plangebied bedraagt 5 m. Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszones van de aanwezige watergangen. Grenzend aan de westkant van het plangebied is een primair watergebied aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Ten zuiden van het plangebied is een regionale waterkering aanwezig. Het plangebied is gelegen binnen de keurzonering van deze waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gescheiden rioolstelsel. Het regenwater gaat via de weg richting de watergangen.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Hier worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

In het zuidoostelijk deel van het plangebied wordt wel de mogelijkheid voor de bouw van 200 woningen opnieuw mogelijk gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan is reeds uitgewerkt hoe met de toename in verharding door de bouw van de nieuwe wijk en de compensatieplicht als gevolg hiervan wordt omgegaan. Het opnieuw vaststellen van de mogelijkheid voor de bouw van de 200 woningen zorgt niet voor een extra toename in verharding, deze toename is in het vigerende plan reeds bij de compenserende maatregelen meegenomen. Vaststelling van voorliggende bestemmingsplan zorgt dan ook niet voor een verstoring van de waterhuishouding.

Als in de toekomst andere ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De waterbelangen zijn voldoende geborgd in het bestemmingsplan.

4.5 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient te worden onderzocht of deWet Natuurbescheming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natura 2000-gebied De Wieden, tevens EHS, ligt wel op zeer korte afstand van het plangebied. Daarom is voor dit bestemmingsplan een voortoets opgesteld (zie bijlage 2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0009.png"

Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000 (rood)

Uit de voortoets blijkt dat areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring niet optreden in de Natura 2000-gebieden De Wieden, Olde Maten & Veerslootlanden en Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht.

Op basis van de bepaalde verkeersgeneratie en –afwikkeling kan tevens worden uitgesloten dat significant negatieve effecten als gevolg van vermesting/verzuring door stikstofdepositie optreden in De Wieden, Olde Maten & Veerslootlanden en Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht.

4.5.2 Soortenbescherming

Zoals uit de afbeeldingen in hoofdstuk 2 blijkt is de wijk grotendeels ingericht. Op de vrije kavels worden nog woningen gerealiseerd. De vrije kavels bestaan uit intensief onderhouden gazons. Deze kavels zijn niet geschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De groenstroken en watergangen in het plangebied bieden wel leefgebied aan algemeen voorkomende licht beschermde vissen en amfibieën en broedvogels.

Op de vrije kavels komen geen beschermde soorten voor. Nader onderzoek is dan ook niet nodig. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met de zorgplicht en broedende vogels.

De Wet Natuurbescherming staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De ontwikkeling in het plangebied is met het opnieuw vaststellen van de mogelijkheid voor de bouw van 200 woningen dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Randweg en A32 (maatgevende doorgaande wegen nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de Randweg bedragen 15,8 µg/m³ voor NO2, 19,7 µg/m³ voor PM10 en 11,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7,5 dagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de A32 bedragen 21,7 µg/m³ voor NO2, 20,4 µg/m³ voor PM10 en 12,3 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 8,1 dagen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. In de volgende figuur zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2015 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Berggiersl2015-BPC1_0011.png"

Luchtkwaliteit 2015 op basis van NSL-monitoringstool

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de actualisatie van het voorliggende bestemmingsplan heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) een risicoanalyse uitgevoerd voor Berggierslanden (zie bijlage 3). Hieruit blijkt dat er binnen en in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het ruimtelijk plan. Tevens is er geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de weg dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Aardgastransportleiding

In het zuidoosten van het plangebied vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door een hogedrukaardgasleiding. De RUD heeft voor deze leiding een risicoberekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er zich binnen de PR 10-6 contour geen (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. De overschrijdingsfactor van het groepsrisico is in de huidige situatie <0,1 maal de oriëntatiewaarde. De ruimtelijke situatie leidt niet tot een significante toename van het groepsrisico, deze is en blijft zeer gering. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua hoogte van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Bij deze verantwoording wordt aandacht besteed aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt hierover advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

4.8 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Onderzoek en conclusies

Het bestemmingsplan continueert de mogelijkheid om 200 woningen te realiseren. In het plangebied, en in de directe omgeving daarvan, zijn geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied of die belemmerd worden in hun bedrijfsvoering door de mogelijke realisatie van 200 woningen. Geconcludeerd kan worden dat er ter plaatse van de huidige en beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.9 Laagvliegroute

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze route loopt over het plangebied. Het gebruik van de route is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen wordt de knoop definitief doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan (industrieterrein) "Oevers D" heeft het Ministerie van Defensie bij brief van 17 september 2009 aanwijzingen gegeven, die ook voor het plangebied van dit bestemmingsplan van belang zijn. Het ministerie geeft aan dat de gemeente Meppel in het bestemmingsplan rekening moet houden met deze bestaande militaire laagvliegroute. Uit veiligheidsoogpunt acht Defensie de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar.

In het plangebied is nergens een bouwhoogte toegestaan die hoger is dan 40 meter. De laagvliegzone ondervindt dus geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in dit bestemmingsplan.

4.10 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie 

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten woningbouwgebied van 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Het bestemmingsplan continueert de mogelijkheid om 200 woningen te realiseren. Dit blijft ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.11 Kabels, leidingen en straalpaden

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • straalpaden.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied is een waterleiding aanwezig die een ruimtelijk belang heeft. Deze waterleiding wordt in dit bestemmingsplan beschermd door een eigen bestemming. Over het plangebied is een straalpad aanwezig. Dit heeft echter geen gevolgen voor het bestemmingsplan, omdat de maximale bouwhoogte die in het plan wordt toegestaan veel lager is dan de hoogte van het straalpad.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Centraal in deze herziening staat de gewenste ontwikkeling op een beperkt gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. Het geeft namelijk uitleg over de achtergronden van deze herziening.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van het bestemmingsplan Berggierslanden en de partiële herziening zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied.

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

Bestemmingsomschrijving : In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.

Bouwregels : Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.

Nadere eisen : In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.

Afwijking bouwregels : In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.

Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen en stortplaatsen.

Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.

Wijzigingsbevoegdheid : In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden : Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogtes, eventueel bebouwingspercentages).

5.3 Regels

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

5.3.1 Groen

Deze bestemming ligt op de gronden met een ruimtelijk van belang zijnde groen- en waterstructuur. Het gaat daarbij om de gebieden die buiten de natuurgebieden liggen, maar voor de hoofdstructuur van de wijk wel van belang zijn. De gronden mogen binnen deze bestemming onder andere ook gebruikt worden voor onder andere speelvoorzieningen en wandelpaden. Bouwwerken ten behoeve van de bestemming zijn dan ook toegestaan, gebouwen echter niet. Hierdoor blijft de groen- en waterstructuur zo veel mogelijk behouden.

5.3.2 Natuur

In het noordwesten van het plangebied, achter de woningen aan de meest noordwestelijk gelegen straten, is een natuurgebied aangelegd. In de afgelopen jaren hebben deze gronden zich ontwikkeld tot natuur. Deze natuur wordt beschermd via deze bestemming. De natuur loopt bijna tot aan de achtergevel van de woningen. Een deel van het achtererf van de woningen valt daarmee binnen de natuurbestemming. De tuinfunctie wordt specifiek binnen de bestemming mogelijk gemaakt, maar binnen dit gebied mogen geen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de woonfunctie, ook niet vergunningvrij. Ter bescherming van de aanwezige natuurlijke waarden en de overgang daarvan op het natuurgebied is dat met deze bestemming expliciet uitgesloten. Het natuurgebied kan ook gebruikt worden voor extensief dagrecreatief medegebruik, daarvoor zijn in het natuurgebied bijvoorbeeld wandelpaden aangelegd. Bebouwing is in dit gebied niet toegestaan, zodat de natuur optimaal beschermd wordt.

5.3.3 Sport

In het noorden van het plangebied is een terrein gelegen dat inmiddels ingericht is voor sportaccommodaties en - faciliteiten. Hierbij is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid. Dit parkeerterrein valt niet onder een verkeerbestemming, omdat het nadrukkelijk bedoeld is voor de sportvoorzieningen. Bij de sportaccommodaties is bebouwing aanwezig, die specifiek in deze bestemming geregeld wordt.

5.3.4 Tuin

De voortuinen en naar de weg gekeerde tuinen bij de woningen vallen binnen deze bestemming. Hierbij zijn eisen gesteld aan de mogelijkheden en hoogtes van erf- en terreinafscheidingen. Wanneer sprake is van erkers voor de woningen dan zijn deze binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Deze erkers mogen buiten het bouwvlak gebouwd worden. De regeling voor de erkers is in dit plan ruimer dan in de standaardregeling van de gemeente Meppel. Dit heeft te maken met de gewenste flexibiliteit voor deze nieuwbouwwijk. Overige bebouwing in deze bestemming is kleinschalig en laag.

5.3.5 Verkeer

Deze bestemming is gelegen op de Europalaan, de 50 km/uur weg die door het plangebied loopt. Deze weg heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor Meppel en voor de wijk Berggierslanden en heeft om die reden deze bestemming gekregen. Naast de verkeersdoeleinden zijn ook aanverwante functies en voorzieningen mogelijk binnen deze bestemming. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de geluidswallen- en wanden langs de Europalaan.

5.3.6 Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen die niet in de bestemming Verkeer vallen, maar in deze bestemming, hebben naast de verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om de woonstraten in het plangebied. Onder anderen parkeerstroken, speelvoorzieningen, -groen- en waterstructuur liggen ook deels in deze bestemming. De bebouwing die daarbij hoort wordt mogelijk gemaakt.

5.3.7 Water

Alle sloten in het plangebied vallen binnen deze bestemming. De uitzondering is het natuurgebied dat in het noordwesten van het plangebied is gesitueerd. Voor dit gebied is een natuurbestemming opgenomen. In deze bestemming vallen de watergangen die ruimtelijk en/of waterhuishoudkundig van belang zijn. Het water is bevaarbaar voor kleinere boten. Het bouwen van kleinere steigers en aanleggelegenheid is dan ook toegestaan binnen de bestemming, de afmetingen hiervan zijn opgenomen in de regels. Aanverwante functies als voet- en fietsbruggen zijn binnen de bestemming toegestaan.

5.3.8 Wonen

Verreweg het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen deze bestemming. De bestemming ligt op de al gerealiseerde woningen. Het gaat daarbij om grondgebonden woningen (uitgangspunt) en appartementen (aangeduid). Binnen deze bestemming zijn verschillende woningtypen mogelijk gemaakt. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven zijn alleen onder voorwaarden mogelijk.

Standaarden voor de maatvoering van de verschillende woningtypen zijn opgenomen in de planregels. De bouwvlakken geven verder aanwijzingen over de locatie van de woningen. De begrenzing van de bouwvlakken is logisch en rechthoekig. Wanneer echter aan de voorzijde van een woning een uitbouw over meerdere verdiepingen heeft plaatsgevonden, is deze opgenomen in het bouwvlak. Het achtererf bij de woningen valt buiten het bouwvlak, maar hierop is het bouwen van andere bouwwerken bij recht toegestaan. In een zone gelegen nabij de Zuidelijke Ontsluitingsweg mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd. Hiervoor is de ligging van de bouwvlakken aangepast, zodat alleen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd binnen de 48 dB-contour (voorkeursgrenswaarde).

5.3.9 Woongebied

Voor de gronden met deze bestemming gelden in basis dezelfde regels als bij de bestemming Wonen. Het grote verschil met die bestemming is dat binnen Woongebied nog een groot deel van de woningen gerealiseerd kunnen worden. De regels in deze bestemming leggen daarom minder strikte voorwaarden aan de nieuw te bouwen woningen. De flexibele en globale regeling is grotendeels overgenomen uit het geldende plan. Maatschappelijke voorzieningen zijn echter niet meer in de hele bestemming toegestaan, maar in één gebied, in het noordwestelijke deel van het bestemmingsplan. In een zone gelegen nabij de Zuidelijke Ontsluitingsweg mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd. Hiervoor is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Door middel van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan is dit mogelijk, mits aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.

5.3.10 Leiding - Gas

In het zuidoosten van het plangebied loopt een hogedrukaardgasleiding. Het betreft een gasleiding die beschermd moet worden van bebouwing en diepwortelende beplanting. Dit vindt plaats via deze (dubbel)bestemming. De zone van de leiding is 10 meter breed; 5 meter aan weerzijden van het leidingtracé. Deze breedte is een standaardmaat voor gasleidingen met een druk vanaf 40 bar. Bebouwing en diepwortelende beplanting is binnen deze strook niet toegestaan, om zo de leiding maximaal te kunnen beschermen.

5.3.11 Leiding - Hoogspanning

Centraal door het plangebied loopt een hoogspanningsleiding onder de grond door. Deze hoogspanningsleiding behoeft bescherming. De bescherming vindt plaats door middel van deze (dubbel)bestemming. Bebouwing en diepwortelende beplanting is binnen deze strook niet toegestaan, om zo de leiding maximaal te kunnen beschermen.

5.3.12 Waarde - Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waardevolle routes hebben deze dubbelbestemming. De bestemming geeft een beschermende regeling voor het behoud van de paden. De regeling maakt bebouwing van de gronden niet mogelijk. Ook de wijziging van de structuur van de gronden van deze bestemming is niet zomaar mogelijk. Hiervoor is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en/of werkzaamheden (geen bouwwerken).

5.3.13 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Over het algemeen gaat het om min of meer standaardregels. Deze worden hier verder niet toegelicht. Enkele specifiek regels komen wel aan bod. De algemene regels gelden bovenop de regels van de onderliggende bestemmingen.

Vanaf 29 november 2014 is het noodzakelijk geworden een parkeernormbepaling voor het parkeren in bestemmingsplannen op te nemen. De grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is komen te vervallen. In artikel 21 Overige regels is daarom een parkeernormbepaling opgenomen.

Over het noordelijk deel van het plangebied ligt een deel van de geluidzone van het geluidgezoneerde bedrijventerrein Oevers. Hiervoor is in dit plan een gebiedsaanduiding opgenomen, waarbinnen de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies niet wordt toegestaan.

In het plangebied is een vrijwaringszone aanwezig, die beperkingen geeft in de bouwhoogte van gebouwen. Het gaat daarbij om een vrijwaringszone voor de laagvliegroute. Voor een optimaal functioneren hiervan mag bebouwing niet hoger worden dan de bij de aanduidingsregels opgenomen maximale bouwhoogte.

5.4 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

  • De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. B- bedrijventerrein) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.
  • De schaal van de analoge kaarten is 1:1000.
  • Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogtes, bebouwingspercentages).

In dit bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast. Dit bestemmingsplan biedt een nieuwe regeling waarbij de bestaande regeling in een nieuw jasje wordt gegoten. Daarbij worden het handboek en de SVBP 2012 als basis voor de regeling aangehouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

In het plangebied worden, ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen, over het algemeen geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

6.1.2 Grondexploitatie

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatieregeling opgenomen. Deze schrijft voor dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, voor het regelen van het (gemeentelijk) kostenverhaal, een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Voorwaarde daarbij is dat het bestemmingsplan een 'bouwplan' (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk maakt.

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen volgens het Bro mogelijk gemaakt. Hiervoor was in een voorgaand bestemmingsplan echter ook al sprake, in dit bestemmingsplan wordt de bestaande regeling overgenomen. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet nodig, omdat het kostenverhaal in overeenkomsten wordt vastgelegd. Bijvoorbeeld bij de uitgifte van de nog te ontwikkelen gronden. In deze overeenkomsten kunnen de gemeente en ontwikkelende partij onder meer afspraken maken over kostenverhaal voor (bovenwijkse) voorzieningen en planschade.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

6.2.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Meppel hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bestemmingsplan heeft van 17 september tot en met 28 oktober 2015 ter inzage gelegen voor inspraak. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op internet, de Staatscourant en andere geschikte manier. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

Het bevoegd gezag reageert op eventueel ingediende overleg- en inspraakreacties, deze worden waar nodig verwerkt in dit bestemmingsplan. In verband met de Wet bescherming persoonsgegevens is het mogelijk de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van indieners van inspraak niet in dit bestemmingsplan te vermelden.

6.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is opgesteld, na de behandeling van het overleg en de inspraak. Nadat dit gepubliceerd is in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier, heeft het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een antwoord. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan. Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.2.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vervolgens vastgesteld op 28 september 2017. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier plaats (over het algemeen) binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 17 september tot en met 28 oktober 2015 ter inzage gelegen voor inspraak. Tijdens deze periode zijn vier reacties ingediend. Het plan is daarnaast toegezonden aan verschillende instanties in het kader van het overleg volgens artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Van vier instanties is tijdens deze periode een reactie ontvangen.

De inspraak en overlegreacties zijn door de gemeente samengevat en beantwoord. Dit is opgenomen in de Reactienota inspraak en overleg in bijlage 4. Enkele reacties leiden tot aanpassing van dit bestemmingsplan. De gewenste aanpassingen zijn in dezelfde reactienota opgenomen.

7.2 Zienswijzen

Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het bestemmingsplan 'Meppel - Berggierslanden 2017' op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor een periode van zes weken (van 17 maart 2016 tot 27 april 2016) ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze met betrekking tot het ontwerp van het bestemmingsplan tijdig kenbaar maken bij de gemeenteraad. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht geldt een zienswijze als tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In totaal is er binnen de termijn één zienswijze binnengekomen. De samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in Bijlage 5 Reactienota zienswijzen. Naar aanleiding hiervan is een nieuw onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Deze is opgenomen als Bijlage 1 en vervangt de versie die was opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.