direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Zuideinde 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer is van plan om ter plaatse van het voormalige postkantoor aan het Zuideinde 28 te Meppel zorgappartementen te realiseren. Hiervoor wordt de huidige bebouwing gesloopt en worden, verdeeld over drie blokken, zorgappartementen gerealiseerd. Tevens worden groenvoorzieningen en parkeerplaatsen aangelegd.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Meppel - Centrumschil. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen en realiseren is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt direct ten zuiden van het centrum van Meppel. De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1 en betreft de gronden van het perceel Zuideinde 28.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Meppel - Centrumschil, dat is vastgesteld op 25 september 2014. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarin rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Meppel - Centrumschil

In het plangebied zijn de gronden bestemd met de bestemming 'Centrum'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Tot slot is sprake van twee gebiedsaanduidingen, te weten 'geluidzone - industrie' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Binnen de bestemming 'Centrum' zijn de gronden bestemd voor detailhandel, bedrijven in de categorieën 1 en 2, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, maatschappelijke voorzieningen op de begane grond en wonen en opslagdoeleinden op de verdiepingen. Ondergeschikt zijn bergingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen, wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afvalstoffen en openbare nutsvoorzieningen mogelijk. Een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. Wanneer een bouwwerk wordt gerealiseerd met een oppervlakte groter dan 50 m² is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn gebouwen. De status van het centrum van Meppel als beschermd stadsgezicht is hiermee juridisch vastgelegd.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van industrieterrein Oevers.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn tenslotte mede bestemd voor de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van een molen.

1.4 Juridische vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Dit bestemmingsplan is volgens versie 2012 opgesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuiden van het centrum van Meppel, te zuiden van de Keizersgracht. Het gebied ligt aan het Zuideinde en betreft het perceel Zuideinde 28. Momenteel is in het plangebied bebouwing ten behoeve van het voormalige postkantoor aanwezig. Dit gebouw staat centraal in het plangebied en bestaat uit één bouwlaag met een plat dak. Rondom zijn de gronden verhard en is er ruimte voor parkeerplaatsen.

Het plangebied is onderdeel van de schil rondom het centrum van Meppel. Aan de Zuideinde zijn verschillende functies aanwezig. Het gaat onder meer om detailhandel, horeca en woningen. Direct ten zuiden van het plangebied zijn een restaurant en een fysiotherapeut aanwezig. Ook is ten zuidwesten van het plangebied een autogarage aanwezig. Ten westen van het plangebied staan voornamelijk woningen.

In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van de huidige situatie

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer heeft het plan om in het plangebied 32 zorgappartementen te realiseren. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt de bestaande bebouwing van het voormalige postkantoor in het plangebied gesloopt. Er worden drie woongebouwen gerealiseerd, die samen één geheel vormen. Naast de drie woongebouwen worden onder meer groenvoorzieningen in de vorm van een binnentuin en parkeerplaatsen ten behoeve van de zorgappartementen op het terrein aangelegd. In figuur 2.3 is een situatietekening van de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0005.jpg"

Figuur 2.3 Situatietekening voorgenomen inrichting in het plangebied

De zorgappartementen worden gerealiseerd in een woongebouw dat bestaat uit drie vleugels, elk van drie bouwlagen hoog en voorzien van een plat dak. Het gebouw krijgt daarmee een maximale bouwhoogte van 10 meter. Omdat boven op het gebouw voor een deel de technische ruimte en bergingsruimte wordt gebouwd, zal het gebouw plaatselijk maximaal 13 meter hoog worden gebouwd. Deze verhoging wordt terugliggend boven op het dak toegepast, zodat deze vanaf de straat niet zichtbaar is. De hoofdingang komt aan de noordzijde van het perceel, aan de zijde van de binnentuin. In de opzet is het zo dat twee vleugels parallel aan het Zuideinde worden geplaatst, die worden verbonden door een vleugel die haaks hierop staat. Het binnenterrein wat hierdoor ontstaat wordt ingericht als binnentuin, waar mensen in een groene omgeving kunnen verblijven. In de oostelijke vleugel worden 15 zorgappartementen gerealiseerd, in het centrale deel 5 en in de westelijke vleugel komen 12 appartementen. Daarnaast worden een gemeenschappelijke woonkeuken en personeelsruimten gerealiseerd. In figuur 2.4 zijn impressies van het woongebouw weergegeven. Hoe het pand er definitief uit gaat zien zal nog nader worden bepaald en worden getoetst door de welstandscommissie in het kader van de vergunningsaanvraag. Door op dat moment te voldoen aan de eisen van welstand wordt een pand gerealiseerd dat past binnen de omgeving.

Aan het Zuideinde en aan de westzijde van het terrein worden de benodigde parkeerplaatsen aangelegd. Aan het Zuideinde staan twee monumentale bomen. Deze bomen zullen behouden blijven door de parkeerplaatsen om de bomen heen aan te leggen en het terrein ter plaatse van de bomen niet te verharden zodat de bomen voorzien kan blijven van voeding. De parkeerplaatsen zullen daarom naast de bomen aangelegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.BPZuideinde282019-BPC1_0009.jpg"

Figuur 2.4 Impressies van het voorgenomen woongebouw

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een bezonningsstudie uitgevoerd om na te gaan of sprake is van toenemende schaduwhinder op omliggende woningen. Deze bezonningsstudie is opgenomen als bijlage 4. Uit de bezoningsstudie is naar voren gekomen dat slechts een klein deel van het jaar er sprake zal zijn van extra schaduw op het gebouw ten westen van het plangebied. De toenemende schaduw is zeer beperkt en zorgt niet voor onevenredige hinder.

2.3 Verkeer en parkeren

Verkeer

De hoofdentree van het woongebouw wordt aangelegd aan het binnenterrein. Aan de achterzijde van het complex en aan het Zuideinde, worden parkeerplaatsen gerealiseerd. Het gebied is ontsloten op deze straten die aansluiten op de Stationsweg, die naar het treinstation van Meppel leidt. In zuidelijke richting kan via het Zuideinde, dat overloopt in de Werkhorst, de A32 worden bereikt. Op deze manier is het plangebied op een goede wijze bereikbaar en ontsloten.

Het Zuideinde en de Weerdstraat betreffen erfontsluitingswegen, via waar de ontsluitingswegen kunnen worden bereikt. De verkeersbewegingen ten behoeve van de zorgappartementen gaan op in het verkeersbeeld. De wegen hebben voldoende capaciteit om dit op te vangen.

Parkeren

In het plangebied worden zorgappartementen gerealiseerd. Voor deze speciale woonvorm wordt vanuit de Nota Parkeernormen van de gemeente Meppel uitgegaan van een parkeerbehoefte van 0,5 parkeerplaatsen per zorgappartement. Dit is gelijk aan de parkeernorm voor een aanleunwoning en een serviceflat. Voor 32 zorgappartementen komt dit neer op 16 parkeerplaatsen. Door aan het Zuideinde en aan het binnenterrein parkeerplaatsen aan te leggen, wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Het voornemen is om 32 zorgappartementen te realiseren. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied en is qua ligging daarmee in overeenstemming met het uitgangspunt van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast is in paragraaf 3.3 opgenomen dat het voornemen in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid. Daarmee is ook de behoefte aan de woningen aangetoond en is het voornemen in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe en de Provinciale omgevingsverordening.

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

Op 3 oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de komende periode. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

Kernkwaliteiten

De provincie zet in op het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Daarbij wordt uitgegaan van een aantal kernkwaliteiten. Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

Cultuurhistorie: Deelgebied 8 De Reest en Meppel

Het plangebied bevindt zich in de kern van Meppel. De ambitie van de provincie is het herkenbaar houden van de historische kern van Meppel als markt- en handelsstad, zowel bovengronds als ondergronds, met alle elementen die daaraan refereren, zoals bebouwingsstructuren, waterlopen, pleinen en parken. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan deze ambitie.

Archeologie

Het provinciaal beleid door de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en geldt als een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe. In paragraaf 4.3 is omschreven hoe met de archeologische waarden in het plangebied is omgegaan.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. De provincie wil daarnaast zorgvuldig gebruik maken van de ruimte. Om dit te stimuleren streeft de provincie naar het bundelen van wonen en werken en laat de provincie verdichting voor uitbreiding gaan. Aangezien het in dit geval gaat om een inbreidingslocatie nabij het centrum van Meppel is bij deze ontwikkeling sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Wonen

Op het gebied van wonen vindt de provincie het van belang om te anticiperen op een veranderende bevolkingssamenstelling en de effecten hiervan op de leefomgeving en de woningmarkt. De demografische ontwikkelingen maken het nodig dat wordt geanticipeerd op een ouder wordende bevolking, toenemende vraag naar levensloopbestendig wonen en zorgwonen en een daling van het aantal huishoudens, in met name de buitengebieden. Woningbouwprojecten moeten in principe worden uitgevoerd binnen het bestaand stedelijk gebied.

Met dit project worden 32 zorgappartementen gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt geanticipeerd op de veranderende bevolkingssamenstelling en is het voornemen in overeenstemming met de ambitie van de provincie ten aanzien van wonen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De laatste versie van de Provinciale Omgevingsverordening is vastgesteld in oktober 2018. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Vanuit de Provinciale Omgevingsverordening zijn de volgende artikelen relevant voor dit plan.

Artikel 2.17 Woningbouw

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied.

In dit geval ligt het plangebied binnen bestaand gebied. In paragraaf 3.3 is omschreven dat het voornemen past binnen de gemeentelijke woonvisie van Meppel. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met dit artikel.

Voor het overige is geen sprake van relevante artikelen vanuit de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Daarmee wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Daarbij gaat het onder meer om algemeen beleid van de gemeente Meppel.

3.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgesteld Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

Meppel werkt aan het behouden en versterken van de leefbaarheid in de binnenstad, wijken en dorpen. Dit acht de gemeente essentieel voor het welzijn en de welvaart van de inwoners van Meppel. Deze ambitie maakt dat de gemeente inzet op voldoende woningen en woningen die voldoen aan de gewenste kwaliteit.

Het plangebied valt binnen het gebied 'Centrumschil' en maakt deel uit van de Zuideinde. De Centrumschil is een gemengd gebied waar voornamelijk wordt gewoond. Het gebied herbergt naast woningen een diversiteit aan functies en voorzieningen waaronder een schouwburg, cultureel centrum, scholen, verzorgingstehuizen en kinderdagverblijven maar ook kleine bedrijvigheid. Daarnaast is ter plaatse van het plangebied sprake van een beschermd stadsgezicht. Een sterk punt van de bebouwing in de Centrumschil is het ontbreken van hoogbouw. Het voornemen sluit aan bij de uitgangspunten van het gebied doordat geen hoogbouw wordt ontwikkeld en er een woonfunctie mogelijk wordt gemaakt.

Meppel krijgt de komende jaren te maken met vergrijzing. De gemeente wil hier bij inbreidingsplannen op inspelen. De gemeente ziet de oplossing in multifunctioneel en levensloopbestendig bouwen. Daarbij stuurt de gemeente steeds meer op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners, maatschappelijke partners en op gelijkwaardig samenwerken. Het is de ambitie om toekomstige uitbreidingen van functies in Meppel voor een zo groot mogelijk deel in bestaand bebouwd gebied te realiseren.

Door zorgwoningen binnen bestaand bebouwd gebied te realiseren, wordt aangesloten bij de ambities uit de structuurvisie.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020 Gemeente Meppel

Het geldende woonbeleid van de gemeente Meppel is vastgelegd in de op 31 maart 2016 vastgestelde Woonvisie 2016-2020. Het doel van het woonbeleid is te komen tot een passend woningaanbod in wijken met een eigen karakter. De woningmarkt is daarin leidend. De rode draad in de woonvisie is “willen en kunnen in een veranderende woningmarkt”. Goed voorbeeld daarvan is de woningbouwprogrammering die voor de gemeente maar beperkt maakbaar is. Uitgangspunt daarbij is een flexibel woningbouwprogramma waarbij flexibel kan worden ingespeeld op demografische en economische veranderingen met de daarbij behorende hoeveelheden en typen te bouwen woningen. Eén van de opgaven die wordt onderscheden is die van wonen en zorg. Het langer zelfstandig wonen is een belangrijke opgave voor de gemeenten, zorgpartijen en corporaties.

Woningaantallen

Het aantal te bouwen woningen wordt gebaseerd op de meest recente provinciale bevolkingsprognose van de provincie Drenthe en de Verkenning prognoses Zuidwest Drenthe d.d. 23 januari 2016 uitgevoerd door Companen. In deze verkenning is de jaarlijkse woningbehoefte op korte en lange termijn per gemeente opgenomen. Voor de periode 2015-2019 is voor de gemeente Meppel een woningbehoefte berekend van 190 woningen

Inbreiding versus uitbreiding

  • 2013 tot en met 2018: inbreiding naast uitbreiding

Op grond van ervaringen hanteren wij voor de jaren van crisis een richtpercentage voor inbreiding van 50%. Bij dit scenario passen inbreidingslocaties. Wij vinden het belangrijk dat naast nieuwbouw op uitleglocaties de lege vlekken in de stad in deze periode worden ingevuld. En hechten daarom grote waarde aan de bestaande stad.

  • Vanaf 2019: uitbreiding boven inbreiding

We nemen de kwaliteit van wonen als uitgangspunt. Om meer flexibel en kwalitatief de woningbouw te faciliteren, laten we het sturen op aantallen, programma en middelen los. Dat betekent dat we de voorgestelde verdeling (vanaf 2019) van 25% in de bestaande stad en 75% in Nieuwveense Landen willen loslaten en flexibiliteit voor woningbouw creëren.

In dit geval is bovendien sprake van een specifieke vraag. In het belang van een cliëntengroep is Cosis al jaren bezig om woonhuisvesting te realiseren in of nabij het centrum van Meppel. Dit zijn (jong)volwassenen met een lucht tot matige verstandelijke beperking. De vragen naar hulp en ondersteuning kunnen erg divers zijn. Sommige cliënten hebben zeer veel nabijheid en begeleiding nodig, terwijl anderen behoefte hebben aan meer afstand en vooral begeleiding op afspraak. Het gaat om individueel maatwerk waarbij iedere cliënt ook ongepland een beroep kan doen op begeleiding, die 24/7 aanwexig is. De begeleiding die door Cosis wordt ingezet, heeft een activerende en stimulerende rol. Voor de cliënten is het namelijk van belang dat zij grip op hun leven krijgen en een woonomgeving hebben waar ze zich niet alleen veilig voelen, maar zich ook kunnen ontwikkelen. De cliënten willen graag, net als andere burgers, een zo gewoon mogelijk leven met werk of dagbesteding midden in de samenleving en om te kunnen ontdekken wat hun eigen mogelijkheden en talenten zijn. Voor hen is het belangrijk dat ze in hun eigen omgeving mee kunnen doen en gebruik kunnen maken van mogelijkheden, zoals zelfstandig boodschappen doen, fijn winkelen, ontspannen op het terras. De cliënten houden van gezelligheid, reuring en het ontmoeten van anderen. Na een lange zoektocht is de locatie Zuideinde voorgedragen. Cosis en in het bijzonder de toekomstige bewoners (lees cliënten) zijn hier heel erg blij mee. De locatie zoals aan de Zuideinde biedt namelijk voor hen de meeste kansen voor ontwikkeling, ontplooiing en ontspanning. Gezien het aantal cliënten die geplaatst dienen te worden in een dergelijke zorgwoning, is er vraag naar 32 van dergelijke zorgwoningen.

Conclusie

De nieuwe zorgwoningen passen binnen de woningbehoefte die voor de periode 2015-2019 is gesteld. De gemeente zet vanaf 2019 nog voor 25% in op inbreiding in plaats van uitbreiding. Dit project maakt deel uit van het deel dat nog voor inbreiding is gereserveerd. De ontwikkeling is hiermee passend binnen de woonvisie van de gemeente.Daarnaast wordt voorzien in een specifieke behoefte vanuit Cosis, die al jaren bezig zijn om woonhuisvesting te realiseren nabij het centrum van Meppel. De voorgenomen ontwikkeling voorziet hierin en voorziet daarmee in een directe behoefte.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

De bodem is in het geldende bestemmingsplan geschikt bevonden voor verscheidene functies die binnen de centrumbestemming vallen, waaronder wonen. Wonen is echter alleen toegestaan op de verdieping. Daarom is voor deze locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er sanering dient plaats te vinden. Hiervoor wordt een saneringsplan opgesteld. Voorafgaand aan de nieuwbouw zal de grond gesaneerd worden.

4.2 Geluid

Toetsingskader

In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

Onderzoek en conclusie

Ten westen van het plangebied ligt industrieterrein De Oevers. Dit betreft een geluidgezoneerd industrieterrein waarop een geluidzone van toepassing is. De geluidzone valt over het westelijke deel van het plangebied. Voor de woningen die binnen deze geluidzone worden gerealiseerd moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of dat een hogere waarde nodig is. Daarop heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Meppel en de RUD Drenthe. De RUD heeft hierbij aangegeven dat de geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein De Oevers ter plaatse van de voorgenomen woningbouw aan de Zuideinde 28 ruim voldoet aan de norm van 50 dB(A). Derhalve is geen hogere waarde ten gevolge van het industrielawaai nodig.

In de omgeving van het plangebied is vrijwel uitsluitend sprake van wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Voor deze wegen geldt geen zonering en daarmee geen onderzoeksplicht vanuit de Wet geluidhinder. Omdat reeds sprake is van woningen in de directe omgeving en woningen (op de verdiepingen) zijn toegestaan in het plangebied kan er vanuit worden gegaan dat ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden geredeneerd dat de 30 km/uur wegen niet voor hinder zorgen ter plaatse van de voorgenomen zorgwoningen.

Het plangebied ligt buiten de geluidzone van de spoorlijn die ten oosten van het plangebied loopt. Daarom is geen onderzoek naar spoorweggeluid noodzakelijk.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De gemeente Meppel heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart beschikbaar. Daarmee heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingszones zijn in bestemmingsplannen doorvertaald naar archeologische dubbelbestemmingen.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied is sprake van een hoge verwachtingswaarde voor archeologie. Voor dit gebied is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Hiervoor is beleid geformuleerd, waarbij sprake is van een bepaalde mate van bescherming van mogelijke waarden en daaraan gekoppelde onderzoeksplicht. Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 50 m² een onderzoek plaatsvinden.

Voor het plangebied is daarom in 2014 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit het bureauonderzoek dat is uitgevoerd is naar voren gekomen dat het plangebied zeer waarschijnlijk sterk verstoord als gevolg van graaf- en bouwwerkzaamheden in het verleden. Historisch onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied pas vanaf 1866 bebouwd is. In 1966 is alle bebouwing afgebroken. Vervolgens hebben er in 1980 en 1997 wederom bouwwerkzaamheden plaatsgevonden op het terrein. Dit alles maakt dat de kans minimaal is dat er intacte archeologische waarden in de ondergrond aanwezig zijn. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het plangebied is in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn gebouwen. Aan het Zuideinde komen deze tot uitdrukking in het lineair karakter, met uitzondering van het gedeelte ten noorden van de Weerdstraat, waar een overwegend a-symmetrische profielindeling heerst, waarbij in zuidelijke richting de rooilijn onregelmatiger wordt. En tot slot in verdichting in de richting van de binnenstad, door aaneengesloten bebouwing en smallere parcellering.

Het plangebied ligt ten noorden van de Weerdstraat. In het plangebied is in de huidige situatie een uitbouw van het postkantoor aanwezig, die in noord-zuid richting is gebouw. Het nieuwe woongebouw wordt aan deze zijde in dezelfde richting ontwikkeld, en valt ten opzichte van de naastgelegen gebouwen verder van de straat af. Daarmee blijft de a-symmetrische profielindeling behouden en blijft sprake van een verspringende gevellijn. Door zorgappartementen te realiseren en een gebouw te realiseren die hoger is dan de huidige bebouwing vindt bovendien verdichting plaats richting de binnenstad.

Direct naast het plangebied staat het historische hoofdgebouw van het postkantoor, dat is aangemerkt als Rijksmonument. Door het nieuwe gebouw, net als de uitbouw in de huidige situatie, naar achteren te plaatsen blijft het zicht op dit Rijksmonument behouden in de voorgenomen situatie. Bovendien wordt het nieuwe appartementengebouw los van het postkantoor gehouden door hier een onbebouwde ruimte tussen te bewaren.Op deze wijze wordt voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van het naastgelegen Rijksmonument. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming met de cultuurhistorische waarden uit het beschermd stadsgezicht.

4.5 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijk plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta.

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Onderzoek en conclusie

Het plan is digitaal kenbaar gemaakt bij waterschap Drents Overijsselse Delta via de digitale watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is primair een procesinstrument. In dit proces ligt de nadruk op de wisselwerking tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder waterschap Drents Overijsselse Delta. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2. Het waterschap heeft in reactie laten weten dat het plan in aanmerking komt voor de korte procedure. Onderstaande paragraaf is aangedragen door het waterschap Drents Overijsselse Delta.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen wordt een beperkt aantal wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseert het waterschap om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem.

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Het gebruik van uitlogende materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen, niet gebruikt.

Overstroombaar gebied

Het plan ligt in overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied worden gebieden verstaan die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers aan overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijk plan.

Het zorgcomplex bevindt zich ten zuiden van het centrum van Meppel. Hieruit blijkt dat het plangebied zich bevindt in overstroombaar gebied.

Risico-inventarisatie

De ernst van een overstroming wordt bepaald door:

  • de maximale waterdiepte tijdens een overstroming;
  • de kans op een overstroming;
  • de beschikbare tijd voor evacuatie/noodmaatregelen.

Maximale waterdiepte bij een kans op overstroming

Op de risicokaart komt naar voren dat het gebied potentieel overstroombaar is bij een scenario van een buitengewone gebeurtenis. Er geldt dus een zeer kleine kans op overstroming voor deze locatie. Voor de betreffende locatie geldt dat een waterdiepte van minder dan 0,5 meter mogelijk is bij een overstroming.

Evacuatie / noodmaatregelen

Het plangebied is op een goede wijze ontsloten en kan op deze manier dan ook snel worden geëvacueerd. Het gebouw wordt daarnaast meerlaags uitgevoerd, waardoor ook verticale evacuatie (op de verdiepingen) mogelijk is ten tijde van een overstroming. Verder wordt aangesloten bij de geadviseerde aanleg- en drempelhoogte.

Conclusie

In de uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met het advies van het waterschap. Tevens wordt het waterschap op de hoogte gehouden van de ontwikkeling. Hiermee voldoet het plan aan het advies van het waterschap en is nader onderzoek naar het aspect 'water' niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het of op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft 'De Wieden' en ligt op circa 2,4 kilometer afstand tot het plangebied. De Wieden betreft een stikstofgevoelig gebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1 kilometer ten noordoosten van het plangebied.

Toetsing

In het plangebied worden 32 zorgappartementen ontwikkeld. Tussen zowel het Natura 2000-gebied als het NNN-gebied en het plangebied is veel bebouwing aanwezig. Het plangebied ligt dan ook tegen het centrum van Meppel aan. Gezien de relatieve kleinschaligheid van de ontwikkeling en het feit dat midden in bestaand bebouwd gebied wordt ontwikkeld is de kans dat de ontwikkeling significante gevolgen heeft voor deze natuurgebieden zeer klein. Desondanks is een stikstofonderzoek uitgevoerd om aan te tonen of de stikstofdepositie als gevolg van het voornemen geen grenswaarden overschrijdt. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is van afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Voor dit plan geldt daarom geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming.

4.6.2 Soortenbescherming

Toetsingskader en beleid

Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

Toetsing

In de huidige situatie is een uitbouw van het voormalige postkantoor aanwezig in het plangebied. Deze uitbouw bestaat uit een staal en glas constructie. Aan de west- en oostzijde van dit pand zijn parkeerplaatsen aangelegd.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Omdat de bebouwing bestaat uit een staal- en glasconstructie is er geen mogelijkheid voor beschermde soorten om zich in spleten en/of gaten te vestigen. Die zijn in deze constructie niet aanwezig. Ook op de gronden rondom het pand, die als parkeerplaatsen in gebruik zijn, zijn niet geschikt voor beschermde soorten. Daarom is een onderzoek naar beschermde soorten niet noodzakelijk en ondervindt de ontwikkeling geen hinder vanuit de soortenbescherming.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt dat de NIBM-grenswaarde bij één ontsluitingsweg ligt op 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied worden 32 zorgappartementen gerealiseerd. Dit aantal woningen valt ruim onder de grenswaarde, waarmee het voornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen is gebruik gemaakt van de risicokaart. Hieruit is naar voren gekomen dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Onderzoek en conclusie

Het plangebied maakt deel uit van de centrumschil; een gebied waar sprake is van een hoge mate van functiemenging. Daarom kan voor de gebiedstypering uit worden gegaan van een gemengd gebied en kan voor richtafstanden een stap terug worden gedaan. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door centrumbestemmingen. Ter plaatse van deze bestemming is op de verdieping de functie 'wonen' al toegestaan. Daarnaast zijn onder meer detailhandel, lichte bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenende bedrijven toegestaan. Al deze functies zijn goed verenigbaar met de woonfunctie.

Ten zuidwesten van het plangebied is een bedrijfsbestemming aanwezig waar bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 is toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. De voorgenomen zorgappartementen vallen hier binnen. In de huidige opzet is wonen op de verdieping in het plangebied echter al toegestaan. Ook grenzen andere woningen aan de oostzijde van deze bedrijfsbestemming. Met de ontwikkeling van de zorgappartementen wordt deze bedrijfsbestemming daarom niet verder beperkt in haar bedrijfsvoering.

Aan de westzijde van het plangebied is vrijwel uitsluitend sprake van woningen.

Gezien het feit dat de woonfunctie al in het plangebied is toegestaan en de functies rondom het plangebied goed verenigbaar zijn met de woonfunctie in het plangebied is geen nader onderzoek noodzakelijk naar milieuzonering.

4.10 Kabels en leidingen en zones

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing en conclusie

In (de omgeving van) het plangebied zijn geen leidingen en kabels aanwezig waar tijdens de uitvoering van de ontwikkeling rekening mee gehouden moet worden. Wel ligt het plangebied in een molenbiotoop. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. De vrijwaringszone regelt een maximale toegestane bouwhoogte. Hoger mag niet gebouwd worden in verband met de windvang van de molen. In dit geval wordt voldaan aan deze maximale bouwhoogte.

Verder is aan de Weerddwarsstraat 2, ten westen van het plangebied een zendmast van KPN aanwezig. Voor een dergelijke zendmast geldt dat deze geen gezondheidsrisico vormt voor omgelegen gevoelige functies. Rondom de zendmast staan reeds woningen, op kortere afstand dan de afstand tot het plangebied. Bovendien is de zendmast geplaatst binnen een woonbestemming en daarmee als verenigbaar met de woonfunctie geacht. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.3 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt daarom:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).
5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een (enkel)bestemming. De gronden met een bepaalde bestemming zijn begrensd door het bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aanvullend daarop kunnen de toegekende gebruiksmogelijkheden op twee manieren verder worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en daarnaast soms een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een vlak of een teken op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Bij het vlak kan het gaan om een functieaanduiding. Het teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden en/of beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing. De (on)mogelijkheden van aangeduide gebieden kunnen zijn geregeld in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels, maar ook in een eigen regel in de Algemene aanduidingsregels.

Een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen enkel- en dubbelbestemmingen en opgenomen aanduidingen staat in 5.3.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2012.
  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.
  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied .

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen en stortplaatsen.
  • Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven. In dit bestemmingsplan is geen afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
  • Wijzigingsbevoegdheid: In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming. In dit bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

5.3 Regels

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

Maatschappelijk - Zorgcomplex

Binnen deze bestemming zijn zorgwoningen toegestaan. Dit is de hoofdfunctie in het plangebied. De toegestane bouwhoogte is weergegeven op de verbeelding. Ter plaatste van de opbouw voor de technische ruimte is een hogere bouwhoogte (13 meter) toegestaan, dan voor de rest van het gebouw (10 meter). Op die manier is de locatie van de dakopbouw vastgelegd op de verbeelding. Het beoogde gebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ondergeschikt zijn onder andere tuinen en parkeervoorzieningen toegestaan, omdat deze binnen het plangebied worden aangelegd. Om de verspringende gevellijn in het gebied te waarborgen is aan de zijde van het Zuideinde een gevellijn opgenomen waar de gevel van het pand op gebouwd moet worden.

Waarde - Archeologie 1

Het plangebied maakt deel uit van het centrum van Meppel en kent daarmee een lange bewoningsgeschiedenis. Daarom is een hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen ter plaatse van het plangebied. Dit is overeenkomstig de geldende planologische regeling.

Waarde - Beschermd stadsgezicht

Het plangebied maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht van Meppel. Om de waarden van het beschermd stadsgezicht te behouden en beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen.

Vrijwaringszone - molenbiotoop

In de regels is ter bescherming van de molenbiotoop voor de verderop gelegen molen een gebiedsaanduiding opgenomen die de maximale bouwhoogte van gebouwen regelt. Door een maximale bouwhoogte op te nemen wordt gegarandeerd dat de molen windvang heeft en daardoor in werking kan blijven.

Geluidzone - industrie

Industrieterrein De Oevers geldt als een geluidgezoneerd industrieterrein waarvoor een geluidzone geldt. Deze zone ligt deels over het plangebied. De regeling uit het geldende plan is daarom overgenomen in dit plan. Binnen de geluidzone geldt dat woningen uitsluitend kunnen worden gebouwd wanneer middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel dat een hogere waarde moet worden verkregen.

5.4 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

  • De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. B- bedrijventerrein) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.
  • De schaal van de kaarten is 1: 1000.
  • Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, bebouwingspercentages).

In dit bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast. Dit bestemmingsplan biedt een nieuwe regeling waarbij de bestaande regeling in een nieuw jasje wordt gegoten. Daarbij worden het handboek en de SVBP2012 als basis voor de regeling aangehouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

In het plangebied worden 32 zorgappartementen gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat dit financieel haalbaar is.

6.1.2 Grondexploitatie

In dit geval betreft het voornemen een particulier initiatief, dat volledig op kosten en risico van de initiatiefnemer wordt uitgevoerd. Voor de gemeente is geen sprake van verhaalbare kosten, anders dan aansluiting op de nutsvoorziening. Daarom is geen exploitatieplan noodzakelijk als bepaald in artikel 6.12, tweede lid van de Wro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het voorliggende bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Dit is gebeurd voor een periode van zes weken. Tevens zijn de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. De resultaten hiervan zijn aangegeven in bijlage 5.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hierop zijn twee zienswijzen ingediend, die zijn voorzien van een gemeentelijke reactie in de zienswijzennota (bijlage 6).

Als gevolg van de zienswijzen is het plan op de volgende punten gewijzigd:

  • De ligging van de het vlak met een maximale bouwhoogte van 13 meter is nader toegespitst op de voorgenomen dakopbouw. Daarmee is deze verkleind en verschoven.
  • In de toelichting zijn de meest recente impressies van het gebouw opgenomen.

Dit leidt tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.