direct naar inhoud van 3.3 Water
Plan: Stadscentrum, wijzigingsplan De Kaap 2011
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BPW20118017001-VG02

3.3 Water

Het centrumgebied is met betrekking tot de waterhuishouding een complex gebied. Er is veel verharding en relatief weinig ruimte voor water. Dit is ook in de stedelijke wateropgave gesignaleerd. In combinatie met het economische belang van het centrumgebied maakt dit de wateropgave alleen maar complexer. Het is moeilijk exact aan te geven hoeveel ruimte voor water in het centrumgebied moet worden gerealiseerd  Het is daarom belangrijk uit te gaan van het principe vasthouden-bergen-afvoeren en op projectmatige wijze onderzoeken wat dit betekent voor dit plangebied.

In het plangebied is sprake van aanleg van een ondergrondse parkeergarage met daarboven woningbouw. Aandachtspunten voor water in het plangebied is in dit geval de waterberging. De randvoorwaarde hier is dat er ten minste 25 mm water geborgd dient te worden in het plangebied. Bij de technische uitwerking moet deze eis meegenomen worden. De oplossingsinrichting wordt gezocht in het aanleggen van waterberging. in de openbare ruimte (binnengebied).

Hierbij wordt invulling gegeven aan het zoeken naar ruimte in het projectgebied door functiecombinatie.

Bestaande waterhuishouding
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Hoogeveensche Vaart. Er ligt een brandriool in het centrumgebied dat afwatert in de richting van de industriehaven. Het waterschap hanteert een waterpeil van +11,10m boven NAP. Dit waterpeil is gelijk aan het waterpeil van de Hoogeveensche Vaart in de industriehaven. De hoogte van het maaiveld varieert sterk en ligt gemiddeld op ongeveer +12,10m boven NAP. Er is geen duidelijk beeld van de bodemgesteldheid in het centrum. Wel komen er op meerdere plekken slecht doorlatende keileemlagen voor. Hierdoor kunnen er schijngrondwaterstanden tot dicht onder het maaiveld voorkomen. Volgens de gegevens uit het gemeentelijke grondwatermeetnet blijkt uit de meetgegevens van de dichtstbijzijnde peilbuis bij het plangebied dat de representatieve hoogste grondwaterstand (RHG) op +10m boven NAP ligt en de representatieve laagste grondwaterstand (RLG) ligt op +9,20m boven NAP. De maximale grondwaterstand ligt over het algemeen tussen 40 tot 80 cm onder het maaiveld. De Hoogeveensche Vaart is bestempeld als waterlichaam 'Drentse Kanalen' in de Kaderrichtlijn Water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BPW20118017001-VG02_0002.jpg"

Afbeelding 2: Bestaande waterhuishouding rond het plangebied

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt.

Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Dat doen we dus ook niet. We zorgen er voor dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.

Uitgangspunten voor het plan
Wat betreft de riolering: in het centrumgebied ligt een gemengd stelsel. In het kader van het project afkoppelplan/-kansenkaart is onderzocht welke delen van het centrum in de toekomst kunnen worden afgekoppeld. Gebieden waar ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden zijn in dit kader extra kansrijk. Om de kwaliteit van het water te waarborgen wordt bij nieuwe bouwprojecten gestimuleerd om niet uitlogende materialen te gebruiken.

De bodem biedt op basis van de bodemgeschiktheid in Hoogeveen Centrum Oost in beginsel goede mogelijkheden voor infiltratie. Afkoppelen wordt hier als kansrijk aangemerkt door de aanwezigheid of ontwikkeling van grote gebouwen.

Het regenwaterbeleid dat is verankerd in de Waterwet kan ook ruimtelijke consequenties hebben door de hierin uitgesproken voorkeursvolgorde:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat hiermee voor wat de biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een zuiveringstechnisch werk getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt zo nodig na zuivering bij de bron, hergebruikt;
  • f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu gebracht, en;
  • g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt naar een zuiveringtechnisch werk getransporteerd.

Als gevolg van de punten d en e uit deze voorkeursvolgorde moet er zoveel mogelijk naar worden gestreefd regenwater lokaal te benutten dan wel terug te brengen in het milieu. Dit laatste kan bijvoorbeeld met behulp van infiltratievoorzieningen.

Omdat er in het plangebied weinig ruimte is voor oppervlaktewater moet, zoals eerder aangegeven is, gezocht worden naar functiecombinaties.

Brandriool
In het centrumgebied van Hoogeveen ligt een brandriool. Dit brandriool staat in open verbinding met het oppervlaktewater. Het brandriool heeft tevens een functie in het afvoeren van hemelwater.

Gegevens ten behoeve van de nieuwe inrichting
Bij nieuwe ontwikkelingen mag het regenwater niet worden geloosd op het riool. Het dient ter plaatse te worden geïnfiltreerd of via een bermpassage te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de plaatselijk voorkomende slecht doorlatende lagen is het nodig bij infiltratie goed onderzoek te doen naar de opbouw van de ondergrond om grondwateroverlast te voorkomen. Bij de afwatering van het perceel moet daarmee rekening worden gehouden. Dat geldt ook voor het bouwpeil (vloerpeil) van de bebouwing.

Het aanwezige oppervlaktewater mag niet vervuild raken door de bouwactiviteiten. Het afstromende regenwater moet zo schoon mogelijk blijven.

Proces
De initiatiefnemer heeft het waterschap Reest en Wieden bij het opstellen van het moederplan ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen dat het plan. In dit plan was ook de ontwikkellocatie van De Kaap opgenomen. De uitgangspunten uit dat plan zijn vertaald in deze paragraaf en zullen bij de technische uitvoering verder worden uitgewerkt.