direct naar inhoud van 5.2 Archeologie en Cultuurhistorie
Plan: Fluitenberg, deelplan uitbreiding woningbouw 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118010002-VG01

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het plangebied ligt op basis van de IKAW voor het grootste gedeelte in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Een klein gedeelte van de locatie aan de Schuinedijk heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor het plangebied heeft het adviesbureau De Steekproef een inventariserend archeologisch onderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

De resultaten van de onderzoeken zijn vastgelegd in twee rapporten:

- 'Gemeente Hoogeveen, Locaties te Pesse, Nieuweroord, Fluitenberg en Stuifzand (Gemeente Hoogeveen, Dr.) (kenmerk: 2009-10/04) van december 2009 (Bijlage 3 Archeologisch onderzoek);
- 'Fluitenberg Fluitenbergseweg nr. 34-44; Gemeente Hoogeveen (Dr.) (kenmerk: 2010-01/10) van augustus 2010 (Bijlage 4 Archeologie Fluitenbergseweg 34-44) en (Bijlage 5 Appendix Fluitenbergseweg 34-44).

Het inventariserend archeologisch onderzoek is uitgevoerd voor de locaties 'Vijfhoek' en 'Schuinedijk'. Uit het inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat rondom deze gebieden een aantal archeologische waarnemingen bekend is. Minder dan een kilometer ten noorden van de locaties zijn twee waarnemingen bekend die betrekking hebben op een drietal grafheuvels. In het verleden zijn dit er aanzienlijk meer geweest: aan het eind van de negentiende eeuw zouden er nog 20 tot 22 grafheuvels verspreid over verschillende percelen zijn geweest en in de jaren '40 van de twintigste eeuw nog twaalf. Uit onderzoek in 1941 bleken zeven grafheuvels
brandheuvels te zijn met enkele bijzettingen in schachtgraven. Twee bijzettingen zijn gedateerd in de Romeinse tijd. Eén van de bijzettingen, waarin resten van een maliënkolder werden aangetroffen, bleek bij nader onderzoek uit de ijzertijd (vierde tot eerste eeuw v.Chr.) te dateren. Dit betekent dat het om een zeer vroege maliënkolder gaat. De oudste bekende maliënkolders uit Europa dateren uit de vierde eeuw v.Chr., maar ze zijn vooral bekend uit de Romeinse tijd. Twee grafheuvels zijn aangemerkt als (beschermd) terrein van zeer hoge archeologische waarde. Ongeveer een kilometer ten noordoosten van locatie Fluitenberg is een vuurstenen spits uit het laat-neolithicum tot de vroege bronstijd gevonden.

In het verleden heeft ARC te Groningen op enkele percelen een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Het gaat om de percelen direct ten westen van plangebied Begraafplaats Zevenberg en het tussenliggende perceel in het noorden van dit plangebied. Uit de resultaten bleek dat de archeologisch interessante laag in het plangebied vrijwel geheel verstoord is. Het ARC concludeerde dat op de onderzochte percelen geen sprake is van archeologische vindplaatsen en/of sporen.

Ten zuidoosten van Fluitenberg, op een afstand van 360 meter, heeft RAAP in 2004 een booronderzoek uitgevoerd. Er werden geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten. In een onderzoek van RAAP in 2008 op een klein terrein 650 meter ten westen van Fluitenberg, werden geen archeologische indicatoren aangetroffen.

In 2005 en 2006 zijn door De Steekproef twee plangebieden aan de Fluitenbergseweg onderzocht. Er werden geen archeologische indicatoren aangetroffen.

In 2007 heeft De Steekproef verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd voor enkele vlak bij elkaar gelegen terreinen ten noorden van Fluitenberg. De aanleiding hiervoor was de geplande aanleg van de nieuwe begraafplaats Zevenberg. Er zijn archeologische resten uit het mesolithicum en de ijzertijd aangetroffen. Voor het mesolithicum gaat het om 64 haardkuilen, 76 stukken bewerkt vuursteen en enkele gecalcineerde botresten. Deze vondsten zijn gedaan op de hogere delen van de begraafplaats Zevenberg. De begrenzing van de mesolithische vindplaats is niet aangetroffen en de kans is daarom groot dat deze zich voortzet op de hogere delen buiten het onderzochte gebied.
Wat de ijzertijd betreft gaat het om de paalgaten van acht grote structuren, 45 spiekers, een waterkuil, boomkuilen en verschillende palen- of stakenrijen. Mogelijk is sprake van een celtic field-structuur of raatakker, wat betekent dat de vindplaats zich in alle richtingen voorbij het onderzochte gebied kan voortzetten. Aangetroffen karrensporen behoren mogelijk eveneens tot deze periode, maar een oorsprong in de middeleeuwen kan niet worden uitgesloten. Het aangetroffen aardewerk dateert voornamelijk uit de vierde en derde eeuw v.Chr. Ook voor de
ijzertijdvindplaats geldt dat met name de diepere sporen bewaard zijn.

Fluitenberg is op de kaart van Huguenin al weergegeven als 'Fleutenberg'. De bebouwing concentreert zich in deze periode met name ten zuidwesten van het huidige dorp. Ten noorden van Fluitenberg bestaat het land uit heide en gras en is nog niet in cultuur gebracht. Ten noorden van het plangebied liggen heuvels die worden aangegeven met de naam "Meeig Goldenberg". Verder naar het noorden ligt een tweede groep heuvels, aangeduid met "Dreberge". Op de kaarten in de Grote Historische Atlas (1851-1855) is geen toename te zien van de bebouwing van Fluitenberg. Het stratenpatroon met de Schuinestraat en de Vijfhoek is al wel herkenbaar. Het land is in gebruik als akker- en grasland. In 1955-1965 lijken aan de noordzijde van de Schuinedijk, enkele huizen te staan. De locatie aan Vijfhoek is onbebouwd grasland. Pas in recente tijd is de locatie aan de Schuinedijk deels bebouwd en bestraat.

De locaties 'Vijfhoek' en de 'Schuinedijk' liggen op een dekzandrug. Uit het onderzoek van 2009 is gebleken dat de bodem van de locatie 'Vijfhoek' deels intact is. De bodem van de locatie aan de Schuinedijk is grotendeels verstoord. De kans op aanwezigheid van intacte archeologische waarden is hier dan ook klein. In beide locaties werden geen archeologische indicatoren aangetroffen. Er zijn op beide locaties geen vondsten of cultuurlagen aangetroffen. Zowel voor de locatie 'Vijfhoek' als aan de Schuinedijk geldt daarom dat nader archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht.

Gezien de vondsten ter plaatste van de begraafplaats Zevenberg, die ten noorden van de locatie aan de Fluitenbergseweg ligt, is ervoor gekozen om op deze locatie een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Uit dit onderzoek van 2010 is gebleken dat het terrein lijkt te zijn geëgaliseerd, waarbij de oorspronkelijk aanwezige podzolbodem grotendeels is verdwenen. Na de egalisatie is er een humeuze, vruchtbare bouwvoor opgebracht. De in de sleuven gevonden archeologische grondsporen bestonden uit karrensporen. Deze sporen liggen in het verlengde van of kruisen de karrensporen die in de opgraving in 2007 direct ten noorden van het plangebied zijn gevonden. Zij horen waarschijnlijk tot dezelfde doorgaande route.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118010002-VG01_0010.jpg"


Afbeelding 11: Karrensporen op de locatie Fluitenbergseweg ter hoogte van nrs. 34-44.

De zwarte onderbroken lijnen in het plangebied geven de mogelijke loop van de karrensporen aan. De zwarte onderbroken lijnen ten noorden hiervan geven de loop en ligging van de gevonden karrensporen tijdens de opgraving Zevenberg weer (Schrijer 2007).

Helaas is door het ontbreken van dateerbaar materiaal de ouderdom van de sporen niet vast te stellen. Naast deze sporen werden geen aanwijzingen gevonden voor menselijke bewoning in het
verleden. De karrensporen zijn van belang voor de kennis van het verleden, maar een opgraving van de rest van het plangebied zal weinig extra informatie aan het licht brengen. Andere sporen dan de karrensporen worden niet binnen het plangebied verwacht. Daarom hoeft geen vervolgonderzoek plaats te vinden.