direct naar inhoud van 5.8 Luchtkwaliteit
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118006006-VG01

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

Voor veehouderijen is met name fijn stof van belang voor de luchtkwaliteit. Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht, hoeft een project niet langer meer getoetst te worden aan de grenswaarden in de Wet luchtkwaliteit. Dit volgt uit artikel 5.16, lid 1, sub c, van de Wet milieubeheer. Het Besluit NIBM legt vast wat geldt als niet in betekenende mate bijdragen. Na inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009, is de definitie van NIBM 3% van de grenswaarde, dat is 1,2 µg/m3 (artikel 2, lid 1, Besluit NIBM in samenhang met Bijlage 1A van de Regeling NIBM).

In de Regeling NIBM is een lijst met categoriën van projecten opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtverontreiniging. Ook een aantal landbouwbedrijven is hierin opgenomen, echter niet de veehouderijen.

Voor dit bestemmingsplan is een globale luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd met behulp van de Handreiking fijn stof en veehouderijen van mei 2010. Om vast te stellen of dit plan wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit is gebruikt gemaakt van de vuistregels die zijn opgenomen in de Handreiking. Er zijn genoeg projecten die namelijk overduidelijk NIBM zijn en niet meer dan 3% van de grenswaarden voor de stoffen uit de Wet luchtkwaliteit bijdragen aan de luchtkwaliteit. De uitkomsten van deze projecten zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Afstand tot te toetsen plaats   70 m
 
80 m   90 m   100 m   120 m   140 m   160 m  
Totale emissie in g/jr van uitbreiding/oprichting
 
324000   387000   473000   581000   817000   1075000   1376000
 

Bron: ECN. Getallen op basis van berekeningen met STACKS, versie 2008.

In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee een veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekende mate bij te dragen. De getallen in de tabel zijn worst-case situaties inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in grammen hoger is dan de waarden in de tabel dan is het project mogelijk IBM en zal een uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd moeten worden. Om de totale emissie fijn stof van de melkrundveehouderij in het plangebied te bepalen is gebruik gemaakt van de emissiefactoren fijn stof veehouderijen 2010, die door het ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn vrijgegeven.

De huidige emissie fijn stof afkomstig uit de veehouderij bedraagt 26.916 gram/jaar. De emissie na uitbreiding bedraagt naar schatting 72.566 gram/jaar. Dit betekent een toename van 45.648 gram/jaar. De woningen Nijstad 11 en 13 liggen op ca. 200 meter van de stallen.

Aangezien de emissie uit de veehouderij aanzienlijk lager is dan de in de tabel opgenomen emissie bij 160 meter en de woningen op een nog grotere afstand liggen dan 160 meter mag er vanuit gegaan worden dat de ruimtelijke ontwikkeling, het vergroten van het bouwblok, als een project NIBM mag worden beschouwd. En toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.